23 147
Regels ter bescherming van in het wild levende planten- en diersoorten (Flora- en faunawet)

nr. 13
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 7 juli 1997

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In de tekst van de wet worden de woorden «produkt» en «produkten» alsmede samenstellingen daarmee telkens vervangen door onderscheidenlijk «product» en «producten», wordt het woord «voor zover» telkens vervangen door «voorzover» en wordt het woord «plantesoort» alsmede samenstellingen daarmee telkens vervangen door «plantensoort», behalve in de citeertitel «Wet bedreigde uitheemse dier- en plantesoorten» en in de citeertitel «Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantesoorten».

B

In artikel 1, eerste lid, komt de begripsbepaling van «jachtvogel» te luiden:

jachtvogel: vogel met behulp waarvan de jacht krachtens artikel 48, eerste lid, mag worden uitgeoefend;.

C

Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:

1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen als beschermde uitheemse plantensoort of beschermde uitheemse diersoort worden aangewezen plantensoorten onderscheidenlijk diersoorten die niet van nature in Nederland voorkomen en die:

a. in hun voortbestaan worden bedreigd of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd, dan wel die zodanige gelijkenis vertonen met bedoelde soorten dat aanwijzing ervan noodzakelijk is ter bescherming van die soorten, of

b. niet noodzakelijkerwijs in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, doch ter bescherming waarvan maatregelen noodzakelijk zijn ter voorkoming van overmatige benutting, dan wel die zodanige gelijkenis vertonen met bedoelde soorten dat aanwijzing ervan noodzakelijk is ter bescherming van die soorten.

D

In artikel 6, eerste lid, wordt de zinsnede «beschermde inheemse plantesoorten en beschermde inheemse diersoorten» vervangen door: in ons land van nature voorkomende planten- of diersoorten.

E

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

1. Het is verboden planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse of beschermde uitheemse diersoort, te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, te huren of te verhuren, te ruilen of in ruil aan te bieden, uit te wisselen of ten toon te stellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben.

2. Met uitzondering van het verbod op het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen, gelden de in het eerste lid bedoelde verboden noch ten aanzien van planten of producten van planten, noch ten aanzien van dieren of eieren, nesten of producten van dieren behorende tot een beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde uitheemse diersoort, die is aangewezen om redenen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, indien kan worden aangetoond dat zij:

a. overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde in Nederland zijn gebracht of

b. overeenkomstig de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantesoorten zijn verworven voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel.

F

In artikel 13, tweede lid, wordt de zinsnede «in vrije natuur» vervangen door: in de vrije natuur.

G

In artikel 15, tweede lid, wordt de zinsnede «de bestrijding van schade of overlast als bedoeld in de artikelen 63 en 65» vervangen door: in verband met beheer en bestrijding van schade als bedoeld in de artikelen 63, 65 en 65a.

H

In artikel 20 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In het tweede lid wordt «artikel 3.4.3, eerste lid» vervangen door: artikel 3:12, eerste lid.

b. In het derde lid wordt «artikel 3.4.4, eerste lid» vervangen door: artikel 3:13, eerste lid.

I

In artikel 25 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «hebben meegedeeld» vervangen door: schriftelijk hebben meegedeeld.

b. In het vijfde lid wordt de zinsnede «Het derde en vierde lid zijn ten aanzien van die handelingen van toepassing» vervangen door: Het tweede tot en met het vierde lid zijn ten aanzien van die handelingen van toepassing.

J

In artikel 27b, eerste lid, wordt na «de goedkeuring van gedeputeerde staten» toegevoegd: , gehoord het Jachtfonds.

K

In artikel 33 wordt «beperkt goederenrechtelijk recht» vervangen door: beperkt recht.

L

In artikel 37, eerste lid, onderdeel b, vervalt de zinsnede «dan wel artikel 63, tweede en zesde lid,».

M

In artikel 39, derde lid, wordt «artikel 69, tweede lid» vervangen door: artikel 69, derde lid.

N

Artikel 40, vierde lid, komt te luiden:

4. Tegen beschikkingen van de korpschef als bedoeld in het eerste en tweede lid staat administratief beroep open bij Onze Minister van Justitie indien de jachtakte is geweigerd of ingetrokken om redenen als bedoeld in artikel 37, eerste lid, aanhef en onderdeel e, onderscheidenlijk artikel 39, eerste lid, aanhef en onderdeel c.

O

In artikel 43 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Onder vernummering van het tweede tot derde lid, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, dat komt te luiden:

2. Een akte als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend indien de aanvrager genoegzaam aantoont dat hij gerechtigd is te jagen in het land waarin hij zijn woon- of verblijfplaats heeft.

b. In het tot derde lid vernummerde tweede lid wordt «De in het vorige lid bedoeld akten» vervangen door: De in het eerste lid bedoelde akten.

P

In artikel 44, derde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In onderdeel c wordt het leesteken puntkomma vervangen door een punt.

b. De onderdelen d en e vervallen.

Q

Na artikel 49 wordt een nieuw artikel 49a ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 49a

Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de artikelen 63 tot en met 65b en 68, is het de houder van een jachtakte of valkeniersakte slechts toegestaan gebruik te maken van geweren of jachtvogels voor het uitoefenen van de jacht of het schieten van kleiduiven.

R

In artikel 50, eerste lid, wordt in onderdeel b de zinsnede «onverminderd het bepaalde in artikel 63» vervangen door: onverminderd het bepaalde in artikel 68.

S

In artikel 52, eerste lid, vervalt de laatste volzin.

T

In titel II van hoofdstuk V komt het opschrift van afdeling 1 te luiden:

AFDELING 1. BIJZONDERE VRIJSTELLINGEN, ONTHEFFINGEN EN VERGUNNINGEN.

U

Artikel 57 komt te luiden:

Artikel 57

1. Voorzover naar het oordeel van Onze Minister de belangen van natuurbehoud zich daartegen niet verzetten, kan Onze Minister een periode liggende tussen 1 maart en 9 april vaststellen, waarbinnen gedeputeerde staten aan samenwerkingsverbanden van weidevogelbeschermers die overeenkomstig het tweede lid zijn erkend, ontheffing kunnen verlenen van het verbod van artikel 11 ten behoeve van het zoeken en rapen van eieren van de kievit (Vanellus vanellus).

2. Gedeputeerde staten kunnen samenwerkingsverbanden van weidevogelbeschermers erkennen indien zij voldoen aan bij ministeriële regeling gestelde regels. Deze regels betreffen in ieder geval:

a. de rechtsvorm van de samenwerkingsverbanden en

b. de omvang en begrenzing van het gebied waarover zich de zorg van het samenwerkingsverband kan uitstrekken.

3. Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt het voorschrift verbonden dat degene die eieren zoekt en raapt, de nesten en legsels van weidevogels beschermt, dan wel ervoor zorgdraagt dat deze worden beschermd. Overige voorschriften en beperkingen kunnen in ieder geval inhouden:

a. het voorschrift dat het zoeken en rapen van kievitseieren op eens anders grond buiten tegenwoordigheid van de gebruiker van die grond slechts is toegestaan indien de gebruiker van de grond hiervoor schriftelijk toestemming heeft verleend en

b. de beperking dat het zoeken en rapen van kievitseieren slechts gedurende een deel van de in het eerste lid bedoelde periode is toegestaan.

4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot voorschriften en beperkingen waaronder de in het eerste lid bedoelde ontheffingen kunnen worden verleend.

5. Het is verboden zich bij het zoeken en rapen van kievitseieren door één of meer honden te doen vergezellen.

V

In artikel 58, eerste lid, wordt «artikel 12, eerste en derde lid» vervangen door: artikel 12, eerste lid.

W

In afdeling 1 van titel II van hoofdstuk V vervalt paragraaf 2.

X

In artikel 61, eerste lid, wordt «artikel 12, eerste, tweede en derde lid» vervangen door: artikel 12, eerste lid.

Y

In artikel 63 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In het eerste lid vervalt in de onderdelen a en b telkens de zinsnede «of overlast bezorgen».

b. In het vierde lid wordt de zinsnede «kan Onze Minister de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, doen» vervangen door: kan het krachtens het tweede en derde lid worden toegestaan de in die leden bedoelde handelingen te verrichten.

c. Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde lid vervalt het oorspronkelijke vijfde lid.

d. In het tot vijfde lid vernummerde zesde lid wordt in de tweede volzin na de zinsnede «aan een houder van een jachtakte» ingevoegd «of valkeniersakte» en wordt «bedoeld in het vijfde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 68, eerste lid.

Z

In artikel 65 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In het eerste lid wordt na de zinsnede «Wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en» ingevoegd: , voorzover het beschermde inheemse diersoorten betreft,.

b. Onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot derde tot en met vijfde lid vervalt het oorspronkelijke derde lid.

c. In het tot derde lid vernummerde vierde lid en het tot vierde lid vernummerde vijfde lid wordt «Gedeputeerde Staten» telkens vervangen door: Gedeputeerde staten.

AA

In artikel 65a worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In de aanhef van het eerste lid wordt na de zinsnede «voor zover niet bij of krachtens enig ander artikel van deze wet vrijstelling is of kan worden verleend,» ingevoegd «ten aanzien van beschermde inheemse diersoorten» en wordt «het bepaalde bij of krachtens de artikelen 8 tot en met 17, 48, 49, 50, 66 en 67, derde lid» vervangen door: het bepaalde bij of krachtens de artikelen 8 tot en met 17, 44, derde lid, 48, 49, 50 en 68, vijfde lid.

b. In het eerste lid, onderdeel c, wordt het woord «of» vervangen door een puntkomma.

c. In het eerste lid, onderdeel d, wordt het leesteken punt vervangen door: of.

d. In het eerste lid wordt na onderdeel d een nieuw onderdeel e toegevoegd, dat komt te luiden:

e. met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen.

e. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid toegevoegd, luidende als volgt:

4. Gedeputeerde staten maken besluiten als bedoeld in het eerste en derde lid bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze. Een afschrift van deze besluiten sturen zij aan Onze Minister.

BB

In artikel 65b wordt de zinsnede «de artikelen 44, zesde lid, 65 en 65a» vervangen door: de artikelen 44, vijfde lid, 65 en 65a.

CC

Na artikel 65b wordt een nieuw artikel 65c ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 65c

Gedeputeerde staten verschaffen Onze Minister desgevraagd alle inlichtingen met betrekking tot het nemen van besluiten als bedoeld in de artikelen 63, 65 en 65a.

DD

De artikelen 66 en 67 vervallen.

EE

Artikel 68 komt te luiden:

Artikel 68

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden, voorzover noodzakelijk in afwijking van artikel 14, de middelen aangewezen waarmee, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 63 tot en met 65b, dieren mogen worden gevangen of gedood. Als middelen worden slechts aangewezen middelen die geen onnodig lijden van dieren veroorzaken.

2. Bij de maatregel, bedoeld in het eerste lid, worden tevens de middelen aangewezen waarmede de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis mogen worden bestreden. Naast middelen als bedoeld in het eerste lid zijn tevens toegelaten middelen die krachtens de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 zijn toegelaten.

3. In de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid worden regels gesteld met betrekking tot het gebruik van de in het eerste en tweede lid bedoelde middelen. Deze regels betreffen in ieder geval:

a. de soorten waarop de middelen betrekking hebben;

b. de afmetingen van de gronden waarop de middelen gebruikt mogen worden en

c. de vaardigheden waarover bij het gebruik van de middelen beschikt moet worden.

4. In de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kan tevens worden bepaald dat het gebruik van middelen afhankelijk kan worden gesteld van de toestemming daartoe van gedeputeerde staten.

5. Het is verboden dieren te vangen of te doden met andere dan de in het eerste en tweede lid bedoelde middelen of in strijd met de regels die op grond van het derde lid worden gesteld.

6. Voorzover het bij of krachtens het eerste tot en met het derde lid is toegestaan gebruik te maken van het geweer, is het bepaalde in de artikelen 51 en 52 van overeenkomstige toepassing.

FF

In artikel 68a wordt de zinsnede «bij of krachtens de artikelen 63 tot en met 67» vervangen door «bij of krachtens de artikelen 63 tot en met 65b» en vervallen de woorden «zoveel mogelijk».

GG

In titel II van hoofdstuk V komt het opschrift van afdeling 2 te luiden: AFDELING 2. OVERIGE VRIJSTELLINGEN EN ONTHEFFINGEN.

HH

In titel II, afdeling 2, van hoofdstuk V vervalt de aanduiding «Paragraaf 1. Algemeen».

II

Artikel 69 komt te luiden:

Artikel 69

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, voorzover niet bij of krachtens enig ander artikel van deze wet vrijstelling is of kan worden verleend, vrijstelling worden verleend van de bij of krachtens de artikelen 7 tot en met 17 bepaalde verboden.

2. Indien een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid strekt tot uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties, kan de vrijstelling bij ministeriële regeling worden verleend.

3. Onze Minister kan, voorzover niet overeenkomstig artikel 65a van deze wet door gedeputeerde staten ontheffing is of kan worden verleend, ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 7 tot en met 17, 48, 49, 49a, 50, 55, 56, tweede lid, 62, tweede lid, en 68, vijfde lid.

4. Vrijstellingen en ontheffingen worden, tenzij uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties noodzaakt tot het verlenen van vrijstelling of ontheffing om andere redenen, slechts verleend wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige instandhouding van de soort:

a. ten behoeve van onderzoek en onderwijs, repopulatie en herintroductie, alsmede voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten;

b. teneinde het onder strikt gecontroleerde omstandigheden mogelijk te maken op selectieve wijze en binnen bepaalde grenzen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal van bij die maatregel aan te wijzen soorten te vangen, te plukken of in bezit te hebben of

c. met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen.

5. Vrijstellingen kunnen in ieder geval verschillend worden vastgesteld naar gelang de soorten of categorieën van soorten en handelingen welke de vrijstelling betreffen. Voorts kan onderscheid worden gemaakt naar wilde of gekweekte planten of producten van die planten, en naar wilde of gefokte dieren dan wel eieren, nesten of producten van die dieren.

JJ

Na artikel 69 vervalt de aanduiding «Paragraaf 2. Verdere bepalingen inzake vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen».

KK

De artikelen 70 tot en met 75 worden vervat in een nieuwe afdeling 3, waarvan het opschrift komt te luiden:

AFDELING 3. VERDERE BEPALINGEN INZAKE VRIJSTELLINGEN, ONTHEFFINGEN EN VERGUNNINGEN.

LL

In artikel 72 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In onderdeel b wordt «de artikelen 59, vierde lid, 60, eerste lid en 61, vierde lid» vervangen door: de artikelen 60, eerste lid, en 61, vierde lid.

b. Onderdeel c komt luiden:

c. op grond van vrijstellingen als bedoeld in de artikelen 61 en 69 benodigde documenten, ringen, merken of merktekens.

c. Onderdeel d vervalt.

MM

In artikel 73 wordt, onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid, een nieuw eerste lid ingevoegd, dat komt te luiden:

1. Aan vrijstellingen, ontheffingen of vergunningen kunnen voorschriften worden verbonden. Zij kunnen onder beperkingen worden verleend. De voorschriften en beperkingen kunnen worden gewijzigd. Vergunningen en ontheffingen kunnen worden ingetrokken.

NN

In artikel 74, onderdeel b, vervalt de zinsnede «of de Wet dierenvervoer».

OO

Na artikel 74 vervalt de aanduiding «Paragraaf 3. Overige bepalingen inzake de uitvoering».

PP

Na artikel 75 wordt een nieuw artikel 75a ingevoegd, luidende als volgt:

Artikel 75a

1. Er is een Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten, verder te noemen commissie, die tot taak heeft de regering en de beide kamers der Staten-Generaal te adviseren over het beleid inzake de uitvoering van deze wet en de afstemming met de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de totstandkoming en uitvoering van besluiten van organen van de Europese Unie verband houdende met in het wild levende dier- en plantensoorten.

2. De commissie fungeert als wetenschappelijke autoriteit als bedoeld in artikel IX van de op 3 maart te Washington tot stand gekomen Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantesoorten (Trb. 1975, 23).

3. De commissie bestaat uit ten minste vijf en ten hoogste negen leden, de voorzitter daaronder begrepen, die ook deskundigheid bezitten op het gebied van natuurbescherming, welzijn van dieren en de opvang van dieren.

QQ

In artikel 76 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In het eerste lid, onderdeel a, wordt het woord «en» vervangen door een puntkomma.

b. In het eerste lid, onderdeel b, wordt het leesteken punt vervangen door: en.

c. In het eerste lid wordt na onderdeel b een nieuw onderdeel c toegevoegd, dat komt te luiden:

c. gedeputeerde staten van de provincies van advies te dienen over de uitvoering van taken, hen bij of krachtens deze wet opgedragen.

d. In het derde lid worden de woorden «is rechtspersoon» vervangen door: bezit rechtspersoonlijkheid.

RR

In artikel 77 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Het tweede lid vervalt.

b. Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid wordt in dat lid na het woord «kunnen» ingevoegd: , in overeenstemming met gedeputeerde staten van de provincies,.

SS

Artikel 78 komt te luiden:

Artikel 78

1. Het bestuur van het Jachtfonds bestaat uit negen leden, waaronder de voorzitter.

2. De leden van het bestuur hebben op persoonlijke titel zitting in het bestuur en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

3. De leden bezitten deskundigheid op het gebied van de jacht, de landbouw en de natuurbescherming, in het bijzonder ten aanzien van het beheer van soorten en de bestrijding van schade.

TT

Na artikel 78 worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidende als volgt:

Artikel 78a

1. Onze Minister benoemt in overeenstemming met gedeputeerde staten van de provincies de leden van het bestuur.

2. Ten minste zes leden van het bestuur zijn afkomstig uit de kringen van de jacht, de landbouw en de natuurbescherming.

3. Onze Minister en gedeputeerde staten van de provincies gezamenlijk kunnen ieder één adviseur benoemen die de vergaderingen van het bestuur van het Jachtfonds kan bijwonen.

Artikel 78b

1. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van vier jaren. Zij kunnen eenmaal worden herbenoemd.

2. De leden van het bestuur worden op eigen verzoek ontslagen door Onze Minister in overeenstemming met gedeputeerde staten van de provincies. Zij kunnen voorts worden geschorst of ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

3. Degene die wordt benoemd in de plaats van een lid van wie de zittingsperiode van vier jaren nog niet is verstreken, wordt benoemd tot het einde van die periode.

4. Onze Minister kent aan de leden van het bestuur een vergoeding toe volgens door hem in overeenstemming met gedeputeerde staten van de provincies te stellen regels.

Artikel 78c

1. Het Jachtfonds stelt een bestuursreglement vast.

2. Het bestuursreglement voorziet in ieder geval in een regeling van de openbaarheid van de vergaderingen van het Jachtfonds.

3. Het bestuursreglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister en gedeputeerde staten van de provincies.

UU

Artikel 79 komt te luiden:

Artikel 79

Aan de voorafgaande goedkeuring van Onze Minister zijn onderworpen besluiten van het Jachtfonds tot:

a. het doen van investeringen;

b. het verwerven van onroerende zaken;

c. het sluiten van huur- en lease-overeenkomsten;

d. het oprichten of mede-oprichten dan wel ontbinden van privaatrechtelijke rechtspersonen of het deelnemen in een vennootschap.

VV

Artikel 80 komt te luiden:

Artikel 80

1. Het Jachtfonds stelt voor 1 september een begroting vast voor het volgende boekjaar.

2. De begroting behoeft de goedkeuring van Onze Minister en gedeputeerde staten van de provincies.

WW

Artikel 81 komt te luiden:

Artikel 81

1. Het Jachtfonds brengt jaarlijks aan Onze Minister en gedeputeerde staten van de provincies voor 1 mei een financieel verslag uit dat vergezeld gaat van een verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

2. Het Jachtfonds stelt de in het eerste lid bedoelde stukken algemeen verkrijgbaar.

XX

Artikel 82 komt te luiden:

Artikel 82

Onze Minister kan, in overeenstemming met gedeputeerde staten van de provincies, regels stellen over de inrichting van de begroting, het financieel verslag en aandachtspunten voor de accountantscontrole.

YY

Na artikel 82 wordt een nieuw artikel 82a ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 82a

Het Jachtfonds stelt jaarlijks voor 1 mei een verslag op van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar. Het verslag wordt aan Onze Minister en gedeputeerde staten van de provincies toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

ZZ

Aan artikel 85 wordt een nieuw derde lid toegevoegd, luidende als volgt:

3. De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, strekt tot vergoeding van de kosten van het Jachtfonds voorzover de bijdrage van gedeputeerde staten van de provincies, bedoeld in het tweede lid, daarop geen betrekking heeft.

AAA

Na artikel 85 worden vijf nieuwe artikelen ingevoegd, luidende als volgt:

Artikel 85a

Het Jachtfonds verstrekt desgevraagd aan Onze Minister of aan gedeputeerde staten de voor de uitoefening van hun taak benodigde inlichtingen. Onze Minister en gedeputeerde staten kunnen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voorzover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 85b

Indien het Jachtfonds zijn taken, voortvloeiend uit artikel 76, naar het oordeel van Onze Minister of gedeputeerde staten van de provincies verwaarloost, kan Onze Minister, na overleg met gedeputeerde staten van de provincies, de noodzakelijke voorzieningen treffen.

Artikel 85c

Voorzover in dit hoofdstuk is voorzien in besluiten van Onze Minister en gedeputeerde staten van de provincies, neemt Onze Minister die besluiten indien niet binnen drie maanden overeenstemming is bereikt over gelijkluidende besluiten.

Artikel 85d

1. Onze Minister voegt aan het Jachtfonds een secretariaat toe ten behoeve van de werkzaamheden van het bestuur.

2. De leden van het secretariaat zijn voor de uitoefening van hun taak uitsluitend verantwoording schuldig aan het bestuur van het Jachtfonds.

Artikel 85e

1. Onze Minister zendt, na overleg met gedeputeerde staten van de provincies, binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet en vervolgens telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van het Jachtfonds.

2. Onze Minister zendt afschrift van dit verslag aan gedeputeerde staten van de provincies.

BBB

Paragraaf 2 van Hoofdstuk VI vervalt.

CCC

In artikel 93, eerste lid, wordt de zinsnede «dieren als bedoeld in artikel 59» vervangen door: beschermde inheemse diersoorten.

DDD

Aan artikel 103 wordt een nieuw vierde lid toegevoegd, luidende als volgt:

4. Indien niet tot terugzending of tot invrijheidstelling in de natuurlijke leefomgeving als bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid wordt besloten, kunnen de kosten van verzorging, huisvesting of opslag binnen Nederland geheel of gedeeltelijk in rekening worden gebracht bij de eigenaar, vervoerder, importeur of diens gemachtigde, bedoeld in het eerste lid. Bij ministeriële regeling kunnen terzake nadere regels worden gesteld.

EEE

In artikel 108 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In het eerste lid wordt «de Flora- en faunawet, artikel 12, eerste, tweede en derde lid» vervangen door: de Flora- en faunawet, artikel 12, eerste lid.

b. In het derde lid wordt «de Flora- en faunawet, de artikelen 9, 15, 35, eerste lid, 36, eerste lid, 48, eerste en tweede lid, 49, 50, 51, eerste lid, 57, tweede, derde en vierde lid, 59, eerste lid, 60, eerste lid, 61, eerste lid, 62, tweede lid, 65, zesde lid, 66, 67, derde lid, 73, eerste lid, 75, eerste lid, en 101, eerste lid» vervangen door: de Flora- en faunawet, de artikelen 9, 15, 35, eerste lid, 36, eerste lid, 48, eerste en tweede lid, 49, 49a, 50, 51, eerste lid, 57, zesde lid, 60, eerste lid, 61, eerste lid, 62, tweede lid, 65, vijfde lid, 68, vijfde lid, 73, tweede lid, 75, eerste lid, en 101, eerste lid.

TOELICHTING

De motivering voor de voorgestelde wijzigingen is voor de onderdelen J, O, P, Q, Y, Z, AA en QQ tot en met BBB aan te treffen in het algemeen deel van de nota naar aanleiding van het eindverslag. De onderdelen G, M, R, V, X, BB, FF, LL, CCC en EEE behelzen aanpassingen van verwijzingen. De overige onderdelen worden hieronder toegelicht.

Onderdeel A

Met het oog op de nieuwe spelling is in dit onderdeel voorzien in integrale aanpassing van de wettekst ten aanzien van de woorden «voor zover», «produkt» of «produkten» en «plantesoorten». Voor wat betreft dit laatste woord is een uitzondering gemaakt voor de citeertitel van de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantesoorten en van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantesoorten. Zowel de wet als de Overeenkomst zijn immers onder die naam bekend.

Onderdeel B

In dit onderdeel wordt de begripsomschrijving van jachtvogel aangepast. Voor een toelichting zij verwezen naar hoofdstuk 3, paragraaf 2, onderdeel h, van het algemeen deel van de nota naar aanleiding van het eindverslag.

Onderdeel C

Dit onderdeel betreft een redactionele wijziging.

In artikel 4, eerste lid, is het oude onderdeel c thans opgegaan in de onderdelen a en b. De in het oude onderdeel c bedoelde dier- en plantensoorten, zijn soorten die sterk lijken op ernstig bedreigde soorten (onderdeel a) of minder ernstig bedreigde soorten (onderdeel b) en waarvoor derhalve eenzelfde beschermingsregime in de rede ligt. Dit uitgangspunt heeft tot gevolg dat wanneer een vrijstelling voor soorten geldt, deze vrijstelling tevens van toepassing zal moeten zijn op de sterk gelijkende soorten.

In artikel 12 is – ter uitvoering van internationale regelgeving – een vrijstelling opgenomen van het bezits- en handelsverbod voor minder ernstig bedreigde uitheemse soorten. Om er voor te zorgen dat ook hun zogenaamde «look-alikes» onder deze vrijstelling vallen, worden ze thans samen in één categorie van soorten ondergebracht, namelijk die bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b. Vanwege de eenduidigheid in de systematiek is ook artikel 4, eerste lid, onderdeel a, in gelijke zin aangepast.

Op deze wijze wordt bij de aanwijzing van beschermde uitheemse soorten tevens duidelijker dat het onderscheid tussen de categorieën bedoeld in de onderdelen a en b, eveneens ziet op de «look-alikes» van deze soorten.

Onderdeel D

Tot dusverre was in artikel 6, eerste lid, bepaald dat het opstellen van Rode Lijsten slechts betrekking kan hebben op beschermde inheemse dier- of plantensoorten. Het is echter de bedoeling dat ook andere in ons land voorkomende soorten, die met uitroeiing bedreigd worden of die speciaal gevaar lopen op de Rode Lijst geplaatst kunnen worden. Het onderhavige onderdeel bevat daarom een wijziging van artikel 6, eerste lid.

Onderdeel E

Zoals in de artikelsgewijze toelichting in de nota naar aanleiding van het eindverslag is aangegeven, is artikel 12 van het wetsvoorstel thans eenvoudiger geredigeerd. In het oude artikel 12 waren het bezitsverbod, het in- en uitvoerverbod, en het handelsverbod in afzonderlijke artikelleden opgenomen.

In deze leden werd bovendien veel gebruik gemaakt van verwijzingen. Alle verboden zijn thans samengevat in artikel 12, eerste lid. In het tweede lid wordt – in de daar beschreven gevallen – een uitzondering gemaakt op het bezits- en handelsverbod voor minder ernstig bedreigde beschermde uitheemse dier- en plantensoorten.

Onderdeel F

Dit onderdeel betreft het herstellen van een schrijffout.

Onderdeel H

Met dit onderdeel worden de verwijzingen naar de Algemene wet bestuursrecht gecorrigeerd. De in artikel 20 genoemde artikelen van die wet zijn inmiddels vernummerd.

Onderdelen I, K en L

Voor een toelichting op deze onderdelen verwijs ik naar de artikelsgewijze toelichting bij respectievelijk de artikelen 25, 33 en 37 in de nota naar aanleiding van het eindverslag.

Daarbij merk ik voor de goede orde op, dat onderdeel I, onder b, ertoe strekt buiten twijfel te stellen dat gedeputeerde staten in de situatie bedoeld in artikel 25, vijfde lid, tevens bevoegd zijn voorschriften als bedoeld in het tweede lid van artikel 25 te stellen. In de oude redactie van het vijfde lid werden slechts het derde en vierde lid van artikel 25 van overeenkomstige toepassing verklaard.

Onderdeel N

In artikel 40, vierde lid, is voorzien in een beroepsmogelijkheid bij de Minister van Justitie tegen beschikkingen van de korpschef met betrekking tot de verlening en intrekking van jachtakten.

Overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht dient deze vorm van beroep te worden aangeduid met de term administratief beroep, ter onderscheiding van het instellen van beroep bij de rechter.

Tevens strekt dit onderdeel ertoe expliciet tot uitdrukking te brengen dat van beroep bij de Minister van Justitie slechts sprake kan zijn indien de korpschef de primaire beschikking heeft genomen. Ingevolge het derde lid is het immers ook mogelijk dat de Minister van Justitie zelf de jachtakte intrekt.

Onderdeel O

In dit onderdeel wordt geregeld dat houders van jachtakten of valkeniersakten slechts gebruik mogen maken van het geweer of van jachtvogels, voor het uitoefenen van de jacht of het schieten van kleiduiven. Dit om te voorkomen dat deze jachtmiddelen voor ongewenste doeleinden worden gebruikt.

Dit neemt niet weg dat het gebruik van het geweer of jachtvogels ook kan worden toegestaan voor het doden van dieren ter bestrijding van schade. Dit wordt echter al geregeld in artikel 68 van het wetsvoorstel.

Onderdeel S

Voor een toelichting op dit onderdeel wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 52 in de nota naar aanleiding van het eindverslag.

Onderdeel T

Titel II van hoofdstuk V is omwille van de duidelijkheid thans in drie afdelingen verdeeld, te weten een afdeling bijzondere vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen, een afdeling overige vrijstellingen en ontheffingen en een afdeling verdere bepalingen inzake vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen. De onderdelen GG, HH, JJ en KK hebben betrekking op ditzelfde punt.

Onderdeel U

Dit onderdeel wijzigt artikel 57 van het wetsvoorstel. Het behelst het vastleggen van de bevoegdheid voor gedeputeerde staten tot het afgeven van ontheffingen voor het zoeken en rapen van kievitseieren, en de bevoegdheid voor de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij om ter zake van de afgifte van deze ontheffingen nadere regels te stellen. Voor de inhoudelijke achtergronden van de wijziging wordt verwezen naar hoofdstuk 3, paragraaf 4, onderdeel a, van het algemeen deel van de nota naar aanleiding van het eindverslag.

Ontheffingen kunnen worden verleend aan samenwerkingsverbanden van weidevogelbeschermingsorganisaties die door gedeputeerde staten zijn erkend. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij kan ter zake van deze erkenning regels stellen. Het nieuwe artikel 57 geeft de minister tevens de bevoegdheid tot het stellen van regels inzake aan de ontheffing van gedeputeerde staten te verbinden voorschriften en beperkingen. Deze voorschriften en beperkingen kunnen inhouden dat – binnen de door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij vastgestelde raaptijd – een nadere beperking in tijd plaatsvindt en dat aan de ontheffing het voorschrift wordt verbonden dat voor het zoeken en rapen schriftelijke toestemming van de grondgebruiker moet worden gevraagd.

Onderdeel W

Met dit onderdeel vervalt paragraaf 2 van hoofdstuk V, titel II, afdeling 1 van het wetsvoorstel en daarmee artikel 59. Vrijstellingen die op basis van dit artikel zouden kunnen worden afgegeven, kunnen namelijk evenzeer worden verleend op grond van artikel 69. Op dit punt zij verwezen naar hoofdstuk 3, paragraaf 4, onderdeel b, van het algemeen deel van de nota naar aanleiding van het eindverslag inzake de handel en het bezit van beschermde inheemse soorten.

Onderdeel CC

Op grond van met name de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn is de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in bepaalde gevallen gehouden rapportages op te stellen, onder meer over verleende ontheffingen en vergunningen. Hiervoor dient hij te kunnen beschikken over alle relevante gegevens.

Onderdeel EE

Dit onderdeel heeft betrekking op de middelen waarmee en de voorwaarden waaronder dieren mogen worden bestreden. Ik heb gemeend de verschillende in het wetsvoorstel opgenomen bepalingen samen te voegen in één artikel. Hierdoor wordt naar mijn oordeel de systematiek van het wetsvoorstel vereenvoudigd en verhelderd. Als gevolg van dit voorstel kunnen de artikelen 63, vijfde lid, 65, derde lid, 66 en 67 vervallen. Hierin wordt voorzien door respectievelijk de onderdelen Y (onder c), Z (onder b) en DD.

Het eerste lid van het nieuw voorgestelde artikel 68 biedt de basis om de middelen aan te wijzen, waarmede het is toegestaan dieren te bestrijden om redenen van beheer en bestrijding van schade.

Het tweede lid ziet op de aanwijzing van middelen voor de bestrijding van de onbeschermde soorten zwarte rat, bruine rat en huismuis en vervangt daarmee het oude artikel 67.

In het derde lid is de mogelijkheid opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen omtrent het gebruik van de toegelaten middelen. Nu veel soorten, waarop voorheen de jacht kon worden geopend, nog slechts om redenen van beheer en bestrijding van schade mogen worden bestreden, bestaat behoefte aan een dergelijke mogelijkheid. Immers, de in het wetsvoorstel opgenomen bepalingen met betrekking tot de afmetingen van jachtvelden en het hebben van de vereiste kwalificaties om bijvoorbeeld gebruik te mogen maken van het geweer, hebben slechts betrekking op de uitoefening van de jacht op wild. Zij zien derhalve niet op het verrichten van ingrepen in populaties van diersoorten omwille van het beheer. Met de voorgestelde bepaling wordt in deze lacune voorzien.

Het vierde lid is ingevoegd opdat gedeputeerde staten bij het verlenen van ontheffingen het gebruik van bepaalde aangewezen middelen kunnen beperken. De omstandigheden van het individuele geval van schadebestrijding kunnen dit vereisen. In het vijfde lid is een verbodsbepaling opgenomen, terwijl het zesde lid tot slot overeenkomt met hetgeen in het oude artikel 68 werd geregeld.

Inzake dit onderwerp wordt voorts verwezen naar hoofdstuk 3, paragraaf 3, van het algemeen deel van de nota naar aanleiding van het eindverslag.

Onderdeel II

De redactie van artikel 69 is verduidelijkt. Het oude eerste lid is thans gesplitst in een eerste en tweede lid. In het nieuwe eerste lid is bepaald dat vrijstelling bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden verleend. In het nieuwe tweede lid is bepaald dat wanneer een vrijstelling strekt tot uitvoering van internationale verplichtingen, deze bij ministeriële regeling kan worden verleend. De oude derde en vierde leden zijn samengevoegd in een nieuw vierde lid. De verwijzingen in het oude tweede lid waren door het vervallen van enkele van de aldaar genoemde artikelen niet meer actueel. In het nieuwe derde lid is dit aangepast.

Onderdeel MM

Dit onderdeel is omwille van de duidelijkheid voorgesteld. Toegevoegd is de algemene bepaling, dat aan vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden en dat deze kunnen worden gewijzigd. Tevens is bepaald dat vergunningen en ontheffingen kunnen worden ingetrokken.

In de oude redactie volgde de bevoegdheid tot het stellen van voorschriften en beperkingen slechts impliciet uit de in het oude eerste lid opgenomen verbodsbepaling. Mede gelet op de Aanwijzingen voor de regelgeving meen ik echter dat een expliciete bepaling niet kan worden gemist. Logischerwijs dient de nieuw voorgestelde bepaling vooraf te gaan aan de overige bepalingen van het artikel. Daartoe zijn het oorspronkelijke eerste en tweede lid vernummerd en is de nieuwe bepaling als eerste lid ingevoegd.

Onderdeel NN

Op dit punt wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 37 in de nota naar aanleiding van het eindverslag.

Onderdeel OO

Dit onderdeel hangt samen met de voorgestelde verdeling van titel II van hoofdstuk V in drie afdelingen.

Onderdeel PP

Dit onderdeel verschaft een wettelijke basis aan de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten.

In het kader van de herziening van adviesstelsel is ervoor gekozen om naast een op te richten Raad voor het landelijk gebied, die zal adviseren over strategische aangelegenheden met betrekking tot de functies van het landelijk gebied, tevens in te stellen een afzonderlijk adviescollege dat kan fungeren als wetenschappelijke autoriteit als bedoeld in artikel IX van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantesoorten. Hiertoe is een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantesoorten bij de Tweede Kamer ingediend (kamerstukken II, 1995/96, 24 801, nrs. 1–2). Hierbij is voorzien in de instelling bij wet van een Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten. Aangezien het onderhavige wetsvoorstel de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantesoorten zal vervangen, dient het wetsvoorstel een soortgelijke voorziening te bevatten.

Hiertoe wordt een nieuw artikel 75a voorgesteld.

Onderdeel DDD

Dit onderdeel strekt ertoe om te voorzien in de mogelijkheid om de kosten voor de verzorging, huisvesting of opslag binnen Nederland van in beslag genomen dieren en planten die in strijd met de wet binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht, te verhalen op de eigenaar, vervoerder of importeur van die dieren en planten. Tot dusverre bevatte artikel 103 van het wetsvoorstel alleen een mogelijkheid tot kostenverhaal voor het terugzenden of in de natuurlijke omgeving in vrijheid stellen van in beslag genomen dieren of planten. Artikel 7, derde lid, van de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantesoorten kent een vergelijkbare bepaling als thans in het nieuwe vierde lid wordt voorgesteld.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Naar boven