22 977
Toetsing van ontslag

nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 20 maart 1995

In het algemeen overleg van de vaste Commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Justitie op 31 januari jl. (22 977, nr. 5) over aanpassing van de preventieve ontslagtoets heb ik op een tweetal punten de toezegging gedaan de commissies nader schriftelijk te informeren. Bij deze doe ik deze toezegging gestand.

Allereerst heeft de heer Boogaard van het AOV gevraagd om een reactie op een suggestie van mevrouw I.P. Asscher-Vonk, zoals opgenomen in De Gelderlander van 26 januari jl. (bijgevoegd),1 ter vereenvoudiging van de geldende ontslagprocedure.

Blijkens dat artikel is mevrouw Asscher voorstander van afschaffing van de preventieve ontslagtoets door de RDA en bepleit zij een preventieve toets door de rechter.

Allereerst zij opgemerkt dat het vervangen van de ontslagtoets door de regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorziening door een preventieve toets door de rechter op zichzelf niet leidt tot vereenvoudiging, noch bekorting van procedures. Voorts ken ik aan het argument dat mevrouw Asscher hanteert, nl. dat de RDA «niet meer dan een verlengstuk van de overheid is» een ander gewicht toe: zoals in de aan de Tweede Kamer gezonden notitie inzake de voorgestelde aanpassingen van de ontslagtoets is aangegeven, is een belangrijk argument om de preventieve ontslagtoets te handhaven, het feit dat op die wijze door de overheid ontslagbeleid gevoerd kan worden. Juist met het oog op de slechte arbeidsmarktpositie van bepaalde groepen, met name arbeidsongeschikten en ouderen, acht ik de preventieve ontslagtoets een goed instrument om de overheidsverantwoordelijkheid terzake te realiseren. Tenslotte zij vermeld dat het toetsen van ontslagverzoeken door de rechter tot een ongewenste belasting van het gerechtelijk apparaat zou leiden.

Voorts heb ik toegezegd Europese gegevens te sturen over het aandeel van werknemers in tijdelijke dienst. De meest recente cijfers die ik beschikbaar heb zijn uit 1992 en zien er als volgt uit:

België4,9%
Denemarken11,9%
Duitsland10,3%
Griekenland10,2%
Spanje33,5%
Frankrijk10,4%
Ierland8,7%
Italië7,5%
Luxemburg2,7%
Nederland9,7%
Portugal10,8%
Gr.-Brittannië5,4%
EG-1210,7%
EG-12 (excl. Spanje)8,7%

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven