22 894
Preventiebeleid voor de volksgezondheid

nr. 99
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2006

Aanleiding

Afgelopen week hebben de gezamenlijke Europese vaccinfabrikanten, verenigd in de zogenaamde «group of European Vaccine Manufacturers (EVM)», melding gemaakt van vertraging in de productie van griepvaccins1. Naar aanleiding van deze berichten heb ik het Nederlands Vaccin Instituut (NVI) gevraagd hoe het gesteld is met de leveringsbetrouwbaarheid van het griepvaccin voor het Nederlandse vaccinatieprogramma. Het NVI heeft overleg gevoerd met de twee fabrikanten die het griepvaccin leveren voor het nationale griepvaccinatieprogramma. Met deze brief informeer ik u over het resultaat hiervan en de activiteiten die ik heb ondernomen om de beschikbaarheid van voldoende griepvaccin voor de risicogroepen zo goed mogelijk te kunnen garanderen.

Achtergrond

Organisatie griepvaccinatieprogramma

In Nederland worden jaarlijks ruim 3 miljoen mensen uit risicogroepen programmatisch gevaccineerd tegen griep. Dit gebeurt op rijkskosten. Dit nationale vaccinatieprogramma vindt plaats in het najaar, wanneer het griepseizoen in onze regio zich weer aandient. De Gezondheidsraad heeft gedefinieerd welke mensen een verhoogd risico lopen op complicaties als gevolg van het doormaken van griep en dus tot de risicogroep behoren.

Beschikbaarheid vaccins 2006/2007

Om een griepvaccin te kunnen produceren maken alle fabrikanten gebruik van, door de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) aangeleverde, stammen van griepvirussen. De WHO selecteert de stammen waarvan verwacht wordt dat zij het komende najaar de grootste kans maken griep te veroorzaken. De fabrikanten kweken vervolgens de virusstammen om er vaccin van te kunnen maken.

De EVM heeft nu melding gemaakt van het feit dat één van de drie geselecteerde griepstammen langzamer blijkt te groeien dan gewenst, een situatie die zich een enkele keer voordoet. Het gevolg hiervan is dat er minder griepvaccins gemaakt kunnen worden in de periode totdat de vaccinatieprogramma’s van start moeten gaan. Aangezien alle fabrikanten gebruik maken van dezelfde griepstammen van de WHO, zal dit in principe voor alle fabrikanten van griepvaccins in meer of mindere mate problemen opleveren.

Het Nederlands Vaccin Instituut (NVI) verzorgt de inkoop van de ruim 3 miljoen vaccins bij verschillende vaccinfabrikanten. Voor het seizoen 2006/2007 heeft het NVI een contract gesloten met twee vaccinfabrikanten. Specifiek voor Nederland geven de beide fabrikanten aan dat zij verwachten voldoende vaccin te kunnen leveren om de doelgroepen van het griepvaccinatieprogramma te kunnen vaccineren. Wel geeft één van de twee fabrikanten aan dat er rekening gehouden moet worden met enkele weken vertraging in de vaccinlevering. Hierdoor zou de vaccinatiecampagne dit jaar wellicht een paar weken later van start moeten gaan. Dit zal waarschijnlijk weinig problemen opleveren voor Nederland, omdat de vaccinaties normaliter ruim enkele weken voor het begin van het griepseizoen worden gegeven.

Tevens is gemeld dat een deel van de private markt niet beleverd zal kunnen worden. Het gaat hier vooral om vaccins voor gezonde mensen/werknemers, die door hun werkgever beschikbaar worden gesteld. Daarnaast gaat het ook om mensen die, volgens de definitie van de Gezondheidsraad, tot de risicogroep behoren. Dit zijn mensen die geen huisarts hebben en om die reden niet via het nationale vaccinatieprogramma beleverd worden. Hierbij moet vooral gedacht worden aan verpleeghuispatiënten. Voor deze mensen koopt de instelling het vaccin normaal gesproken rechtstreeks op de private markt. Tot nu toe heeft deze gang van zaken nooit problemen opgeleverd, omdat er altijd voldoende vaccin beschikbaar was.

Maatregelen

Bovenstaande berichtgeving was voor mij aanleiding om een aantal maatregelen te treffen. Die zijn te verdelen in maatregelen voor de vastgestelde risicogroepen en maatregelen voor de niet-risicogroepen.

Risicogroepen

Hoewel er nu geen sprake is van een dreigend tekort aan griepvaccin voor de Nederlandse risicogroepen, heb ik besloten om toch alvast een buffervoorraad vaccins aan te leggen. Dit doe ik door maximale benutting van de met de fabrikanten gesloten contracten. Op deze manier kan een eventuele verhoogde toename van vaccinaties opgevangen worden. Ik verwacht deze week formele bevestiging van de fabrikanten dat deze extra bestellingen worden gehonoreerd.

Wat betreft de verpleeghuisbewoners hebben de fabrikanten aangegeven dat het grootste deel van de benodigde vaccins gewoon geleverd kan worden. Daarnaast zal ik via de buffervoorraad zorgen dat voor de mensen uit deze groep voldoende vaccin beschikbaar is. Voor de toekomst overweeg ik om ook deze risicogroepen voor de vaccinvoorziening in het nationale programma onder te brengen, zodat een probleem zoals het zich dit jaar voordoet, in de toekomst niet meer kan voorkomen.

Met de totale hoeveelheid beschikbaar vaccin kan een vaccinatiegraad van circa 80% gegarandeerd worden. Ter vergelijking; tot op heden is de vaccinatiegraad van risicogroepen nog nooit hoger geweest dan 77,7%. Wanneer blijkt dat er na de belevering van de risicogroepen nog vaccins over zijn, zal ik deze door laten verkopen aan de Nederlandse particuliere markt.

Hoewel de situatie er voor Nederland relatief gunstig uitziet, vind ik het belangrijk om ook plannen achter de hand te hebben voor het geval dat er onverhoopt toch schaarste op mocht treden. Doordat het griepvaccin een kwetsbaar product is, kunnen onverwachte tegenvallers ontstaan in het productieproces. Dit was twee jaar geleden nog het geval bij één van de fabrikanten die vaccin levert aan het Amerikaanse vaccinatieprogramma.

Het Centrum voor Infectieziekten (CIb) zal mij daarom binnen enkele weken adviseren over de vraag in welke volgorde de risicogroepen gevaccineerd zouden moeten worden in een situatie van schaarste.

Niet-risicogroepen

Ik ben niet direct verantwoordelijk voor het veilig stellen van vaccins voor personen die niet tot de vastgestelde risicogroepen behoren. Wel laat ik het CIb ook voor deze groep scenario’s ontwikkelen om een prioritering aan te brengen binnen de groepen die normaal gesproken via de private markt beleverd worden, daar waar dit van belang zou zijn voor de volksgezondheid. Het CIb zal mij binnen enkele weken van advies voorzien.

Conclusie

Zoals het er nu naar uitziet kunnen de Nederlandse risicogroepen goed beschermd worden tijdens het griepseizoen 2006/2007, ook bij een relatief hoge vaccinatiegraad. Dit is mede te danken aan de anticiperende opstelling van het NVI en de goede samenwerking met de vaccinfabrikanten. Ik ga ervan uit dat ik u met deze brief voor dit moment voldoende geïnformeerd heb.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven