22 894 Preventiebeleid voor de volksgezondheid

28 286 Dierenwelzijn

Nr. 277 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juli 2010

De Gezondheidsraad heeft mij op 1 juli jl. geadviseerd over het vaccineren van mensen tegen Q-koorts1. Ik heb u in het Algemeen Overleg van 1 juli jl. (kamerstuk 28 286, nr. 424) toegezegd u over mijn standpunt te informeren. Het advies is helder: een grootschalige vaccinatiecampagne van mensen in Nederland tegen Q-koorts is niet nodig en onverstandig. Gezien de concentratie van Q-koorts in bepaalde regio’s van het land en de beperkte gegevens over effectiviteit en veiligheid van de vaccinatie is de commissie van oordeel dat vaccinatie van de gehele Nederlandse bevolking niet is aangewezen. Wel adviseren de deskundigen om het vaccin aan te bieden aan mensen met zeer specifieke hart- en vaatziekten. Bij deze specifieke doelgroep is de potentieel te behalen gezondheidswinst zodanig groot, dat het de toepassing van dit vaccin rechtvaardigt, ondanks de relatieve onbekendheid met dit vaccin. Uiteraard dient er een zorgvuldige afweging tussen de patiënt en de behandelend arts plaats te vinden.

Ik heb besloten het advies van de deskundigen in principe over te nemen. De uitvoering van dit advies behelst twee nevengeschikte aspecten. Ten eerste de keuze om te vaccineren als verlengde van de zorg voor individuele patiënten. Ten tweede de organisatie van een goed georganiseerd aanbod, dat zorgvuldige screening van patiënten, veilige toediening van het vaccin en adequate nazorg (o.a. bijwerkingenregistratie) waarborgt.

De keuze voor de arts om een specifieke patiënt al dan geen vaccinatie aan te bieden en de keuze van een patiënt om zich al dan niet te laten vaccineren vindt plaats in de spreekkamer. Daarom zal ik het Centrum Infectieziektebestrijding van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) vragen de betrokken beroepsgroepen en de Nederlandse Hartstichting te informeren over het advies van de Gezondheidsraad. De beroepsgroepen kunnen hun leden informeren en waar nodig en gewenst hun behandelrichtlijnen aanpassen. Ook zal ik het RIVM verzoeken in samenwerking met relevante partners zorg te dragen voor toegankelijke informatie, zodat patiënten een goed geïnformeerde keuze kunnen maken om zich al dan niet te laten vaccineren.

Om het vaccin op een correcte wijze (na een serologische test en huidtest) aan patiënten aan te bieden en de gegevens rondom effectiviteit van het vaccin en potentiële bijwerkingen correct te registreren is specifieke expertise vereist. Ik zal daarom het RIVM opdracht geven om het advies van de Gezondheidsraad te analyseren qua uitvoering door met alle relevante partners een plan van aanpak te formuleren conform de aanbevelingen van de deskundigen van de Gezondheidsraad. Zodra ik dit voorstel van het RIVM-CIb heb ontvangen zal ik u daarover opnieuw in kennis stellen.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven