nr. 236
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 september 2009
Op verzoek van uw Kamer informeer ik u hierbij over de positie van prof.
dr. Osterhaus bij de totstandkoming van adviezen aan de regering over Nieuwe
Influenza A (H1N1) in relatie tot zijn (financiële) belangen in het bedrijf
ViroClinics, dat meewerkt aan de ontwikkeling van onder meer griepvaccin door
het doen van testen.
Mijn besluit om vaccins tegen Nieuwe Influenza A (H1N1) aan te schaffen
heb ik, naast informatie die tot mij kwam vanuit onder andere de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO), mede genomen op basis van het advies van de Gezondheidsraad van 8 mei
2009. In dit advies, dat ook aan uw Kamer is gestuurd1, geeft de Gezondheidsraad mij adviezen en overwegingen over vaccinatie
tegen influenza A (H1N1), die ik heb meegenomen in mijn besluitvorming.
De Gezondheidsraad is een onafhankelijk wetenschappelijk adviesorgaan
dat als taak heeft om regering en parlement te adviseren op het gebied van
de volksgezondheid en het gezondheids(zorg)onderzoek. Leden van een commissie
van de Gezondheidsraad moeten deskundig en onafhankelijk zijn. Daarnaast kunnen
in een commissie adviseurs plaatsnemen die geen stemrecht hebben in de commissie.
Het betreffende advies van de Gezondheidsraad is tot stand gekomen in
de reeds bestaande commissie Vaccinatie bij een grieppandemie die voor dit specifieke advies is uitgebreid met gastdeskundigen.
Bij de instelling van deze commissie heeft de Gezondheidsraad zoals gebruikelijk
een belangenverklaring gevraagd aan alle beoogde leden van de commissie. Prof.
dr. Osterhaus heeft toen aangegeven een relatie te hebben met ViroClinics
en ook financiële belangen te hebben in het bedrijf. Die informatie was
al langer breed bekend en was door hem ook in eerdere belangenverklaringen
opgevoerd bij de Gezondheidsraad. Op basis van die verklaring heeft de voorzitter
van Gezondheidsraad, volgens de regels van de raad, besloten om
prof. dr. Osterhaus niet als lid toe te laten treden tot de commissie, maar
als niet-stemhebbend adviseur.
De voorzitter van de Gezondheidsraad heeft geconcludeerd dat de betrokkenheid
van prof. dr. Osterhaus, gelet op zijn expertise, een meerwaarde heeft voor
de advisering van de raad, zodat een adviseurschap zonder stemrecht gewenst
was. Ik merk daarbij op dat de adviezen van de Gezondheidsraad over Nieuwe
Influenza A (H1N1) en vaccinatie daartegen, tot stand zijn gekomen met betrokkenheid
van een groot aantal leden en adviseurs, waaronder hoogleraren van verschillende
universiteiten die ieder een vooraanstaande positie innemen in hun vakgebieden.
Zoals voor veel onderzoek geldt, is diepgaand en grootschalig onderzoek
op het gebied van ontwikkeling van vaccins alleen mogelijk samen met het bedrijfsleven.
Ook vaccinonderzoek dat door de overheid zelf wordt verricht, gebeurt in samenwerking
met het bedrijfsleven. Wetenschappers in dit veld hebben dus vrijwel altijd
samenwerkingsprojecten met bedrijven. Juist daarom heeft de Gezondheidsraad
heldere procedures om belangen van leden en adviseurs in beeld te krijgen,
zodat de voorzitter de verantwoordelijkheid kan nemen voor de weging en besluitvorming
van benoemingen.
Tot slot wijs ik u erop dat ik mij breed laat adviseren. De Gezondheidsraad
heeft daarin een belangrijke rol, maar ook is de informatie die de WHO aan
lidstaten verschaft van groot belang. In de media, maar ook in uw Kamer, wordt
prof. dr. Osterhaus met regelmaat dè adviseur van de regering genoemd
wanneer het gaat om griep. Ik kan mij voorstellen dat de vele media-optredens
van prof. dr. Osterhaus die indruk kunnen geven, maar dat is een onjuist beeld.
Ik vertrouw erop uw Kamer afdoende te hebben geïnformeerd met deze
brief.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink