nr. 231
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 augustus 2009
Hierbij bied ik u het advies aan van de Gezondheidsraad van 14 mei
2009, kenmerk 2009/04WBO over de «Wet bevolkingsonderzoek: knelpunten
in de toepassing»1,2
Aanleiding
Op 4 juli 2008 heb ik de «kaderbrief screening» (Kamerstukken
2007–2008, 22 894, nr. 179) aan de Tweede Kamer gezonden.
Deze brief was een reactie op verschillende adviezen over de ontwikkelingen
in de voorspellende geneeskunde in relatie tot bevolkingsonderzoek, screeningen
en de rol van de overheid. De belangrijkste adviezen waren «Screening,
tussen hoop en hype» van de Gezondheidsraad, «Screening en de
rol van de overheid» van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ)
en het rapport «Toezicht op preventief medisch onderzoek» van
de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ).
De kern van mijn kaderbrief en screeningsbeleid is autonomie en kwaliteit.
Mensen hebben belang bij een goede gezondheid en daarin hebben zij ook
een eigen verantwoordelijkheid. Het zichzelf testen of laten testen is daarbij
een vrije keuze. Maar, willen mensen echt in staat zijn een goed geïnformeerde,
verantwoorde keuze te maken, dan moet het aanbod wel aan minimale kwaliteitseisen
voldoen. De kaderbrief formuleert twee doelen: een goed geïnformeerde
keuze van de consument mogelijk maken (vraagzijde) en de kwaliteit van alle
screeningen garanderen (aanbodzijde).
In deze kaderbrief heb ik aangekondigd de Wet op het bevolkingsonderzoek
(WBO) ter bescherming van de consument tegen risico’s van bevolkingsonderzoek
voorlopig te handhaven en te verbeteren. Pas als er voldoende algemene waarborgen
aan de aanbodkant beschikbaar zijn, kan overwogen worden de vergunningplicht
voor risicovolle categorieën bevolkingsonderzoek uit de WBO
te beperken of los te laten. Bij de wijziging van de WBO zal ik gebruik maken
van bovenstaande adviezen.
Eén van de aanbevelingen uit het inspectierapport was het vragen
van een reikwijdteadvies om helderheid te krijgen over de toepassing van de
WBO op preventief medisch onderzoek dat zich richt op het opsporen van meerdere
aandoeningen of risicofactoren. Hierover heb ik de Gezondheidsraad op 18 december
2008 om nader advies gevraagd. In meerdere adviezen staat de aanbeveling om
de categorie-indeling voor de vergunningplicht op grond van de WBO te flexibiliseren
in een algemene maatregel van bestuur.
De huidige WBO kent een vergunningplicht voor drie, in de wet omschreven,
categorieën: onderzoek met behulp van straling, naar kanker of naar aandoeningen
waarvoor geen behandeling of preventie mogelijk is. Is er op korte termijn
de noodzaak tot een inperking dan wel uitbreiding van de vergunningplicht
te verwachten? Ook hierover heb ik de Gezondheidsraad om nadere onderbouwing
gevraagd.
Advies
Op 14 mei heb ik het advies «WBO: knelpunten in de toepassing»
ontvangen. Het advies is tweeledig en gaat in op de definitie van bevolkingsonderzoek
en de categorie-indeling.
Definitie van bevolkingsonderzoek
De definitie van bevolkingsonderzoek is in de huidige wet toegespitst
op onderzoek naar bepaalde ziekten of risico-indicatoren.
Steeds vaker vinden preventieve medische onderzoeken oftewel «health
checks» plaats zonder dat vooraf wordt aangegeven waarop precies wordt
gescreend.
Bij ongerichte screening bestaat bovendien een gerede
kans dat ernstige ziekten of afwijkingen aan het licht komen. De
Gezondheidsraad vindt dat burgers hiertegen moeten worden beschermd vanwege
de psychische of fysieke (door ingrijpend en soms riskant vervolgonderzoek
of riskante therapie) schade die dit bij betrokkenen kan veroorzaken. De Gezondheidsraad
adviseert om ongerichte screening met een gerede kans dat ernstige afwijkingen
aan het licht komen eenduidig onder de bescherming van de WBO te brengen.
Hetzelfde geldt voor de getrapte screening met behulp van vragenlijsten.
Volgens de Gezondheidsraad is een vragenlijst die leidt tot een screeningstest
onderdeel van die screening en daarmee bevolkingsonderzoek volgens de WBO.
Categorie-indeling
De Gezondheidsraad is verder van mening dat de huidige vergunningplichtige
categorieën gehandhaafd kunnen blijven. Wel acht de raad het van belang
dat er flexibeler kan worden ingespeeld op wetenschappelijke ontwikkelingen
en knelpunten dan nu het geval is onder de huidige WBO. De mogelijkheid om
de huidige vergunningplicht eventueel in te perken of uit te breiden, acht
de raad dan ook noodzakelijk.
Reactie
Ik ben de Gezondheidsraad zeer erkentelijk voor dit advies en neem het
mee bij mijn beslissing over het voorstel tot wijziging van de WBO. Hierbij
betrek ik ook de hierboven genoemde adviezen van de RVZ, de IGZ, het evaluatierapport
van ZonMw en de reikwijdteadviezen die de Commisie WBO van de Gezondheidsraad
eerder uitbracht. Zoals toegezegd in de kaderbrief screening zal
ik een voorstel tot wijziging van de WBO nog dit jaar voorleggen aan de ministerraad.
Ik hoop dit voorstel begin 2010 met uw kamer te kunnen bespreken.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink