nr. 149
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2007
Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, mevrouw Bussemaker, mijn inhoudelijke reactie op het inspectierapport «Geen
vrouwenbesnijdenis in klinieken aangetroffen». Het rapport treft u bijgaand
aan1.
Naar aanleiding van signalen die daarover in de pers verschenen, heeft
de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een onderzoek ingesteld bij vijf
klinieken die mogelijk betrokken zouden zijn bij vrouwenbesnijdenis, een vorm
van vrouwelijke genitale verminking (VGV). In het rapport doet de Inspectie
verslag van haar onderzoek. Tevens gaat IGZ in op de vraag welke handhaving
aangaande vrouwelijke genitale verminking mogelijk is. Meisjesbesnijdenis
geldt in Nederland volgens het Wetboek van Strafrecht als delict. Het onderzoek
van de IGZ naar handhaving is dus met name gericht op ingrepen die bij volwassen
wilsbekwame vrouwen zouden worden uitgevoerd.
Uitkomst van het onderzoek
Het onderzoek van de IGZ beperkte zich tot de vraag of vrouwenbesnijdenis
door plastisch chirurgen in Nederland mogelijk is. IGZ beantwoordt deze vraag
ontkennend. Er zijn wel onduidelijkheden te benoemen in het handelen van chirurgen
die tot deze misvatting hebben geleid. Zo kan de bereidheid van plastisch
chirurgen om in een consult op een vraag naar clitorisreductie in te gaan,
tot de verkeerde conclusie leiden dat een dergelijke ingreep mogelijk is.
De chirurgen hebben aangegeven nooit tot deze ingreep te besluiten en voeren
deze dan ook niet uit. Eén plastisch chirurg zou bereid zijn de voorhuid
van de clitoris geheel of gedeeltelijk te verwijderen of de clitoris te laten
verzinken om cosmetische redenen. Dit zou – indien tot uitvoering gebracht –
een overschrijding van normen impliceren.
Standpunt IGZ aangaande handhaving
De inspectie beschouwt ingrepen aan de voorhuid van de clitoris én
clitorisreductie als een overschrijding van normen en is van oordeel dat slechts
in zeer uitzonderlijke situaties tot een dergelijke ingreep kan worden besloten.
De Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) heeft hierover
expliciet een negatief standpunt ingenomen. Alle klinieken ontkennen dat zij
bereid zijn om op verzoek de clitoris van een wilsbekwame volwassen vrouw
geheel of gedeeltelijk te verwijderen.
Wel worden verzoeken om de voorhuid van de clitoris geheel of gedeeltelijk
te verwijderen niet overal duidelijk afgewezen. Dit is – gelet op de
WHO definitie – een vorm van vrouwenbesnijdenis en zal – indien
tot uitvoering gebracht – tot een overschrijding van normen leiden.
Het handhavingsinstrumentarium van de IGZ is in die gevallen niet verschillend
van andere situaties waarbij geen sprake is van verantwoorde zorgverlening,
namelijk de kwaliteitswet zorginstellingen en de wet BIG.
Vervolgacties
De IGZ zal de Nederlandse Vereniging van Plastische Chirurgie (NVPC) vragen
om aan te sluiten bij het standpunt van de NVOG. Ook de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst zal verzocht worden een nader
standpunt in te nemen over vrouwenbesnijdenis.
Deze acties strekken ertoe om het domein van wat geoorloofd is langs alle
wegen helder te krijgen, iets waaraan ik een groot belang aan toeken. Met
een circulaire van de IGZ zal dit onder de aandacht van de beroepsbeoefenaren
worden gebracht.
Beleidsreactie
Ik ben blij dat de IGZ op korte termijn duidelijkheid heeft verschaft
over deze signalen die ook mij grote zorgen baarden. Ook op de vraag waar
we thans in handhavende zin staan, is met dit IGZ rapport een duidelijk antwoord
gekomen. Met een aangekondigde steekproef van de IGZ kan op de langere termijn
worden vastgesteld of de normen worden nageleefd.
Nu zo duidelijk bepaald is wat de kaders voor zorgverleners zijn en deze
kaders ook op geëigende wijze onder de aandacht worden gebracht, zijn
de systeemwaarborgen voor verantwoorde zorgverlening aanwezig. Indien normen
desondanks overschreden worden, kan met gepaste juridische middelen opgetreden
worden.
Tot slot verwijs ik u voor de aanpak van VGV naar de brief die u voor
het eind van dit jaar van mijn collega, staatssecretaris Bussemaker ontvangt.
Hierin zal zij een stand van zaken van de lopende maatregelen geven en melden
welke aanvullende acties zullen worden ondernomen in de aanpak van VGV.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink