nr. 105
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 augustus 2006
Hierbij stel ik u op de hoogte van het advies dat de Gezondheidsraad op
29 juni heeft uitgebracht1 over de bijwerkingen
van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP).
Het RIVM verzorgt de registratie van bijwerkingen van vaccinaties die
gegeven worden via het RVP en rapporteert hierover jaarlijks. De commissie
Bijwerkingen Vaccinaties Rijksvaccinatieprogramma van de Gezondheidsraad heeft
een herbeoordeling uitgevoerd van een deel van de meldingen die in 2002 en
2003 hebben plaatsgevonden. Het betreft een selectie van meldingen van ernstige
of gecompliceerde bijwerkingen, waaronder de voorgekomen sterfgevallen.
De herbeoordeling betrof 74 meldingen waarvan 14 sterfgevallen, waarvan
twee na vaccinaties die buiten het RVP plaatsvonden. Van de sterfgevallen
concludeert de commissie in zeven gevallen dat een verband tussen vaccinatie
en overlijden onwaarschijnlijk is en in zes gevallen dat het verband niet
bestaat. In één geval wijzen de gegevens niet op een verband
maar waren niet voldoende gegevens beschikbaar voor een volledige beoordeling.
De commissie komt bij de herbeoordeling steeds tot dezelfde conclusie
als het RIVM.
Van de overige, niet dodelijk verlopen bijwerkingen acht de commissie
het bij 20 meldingen mogelijk dat er een verband was tussen vaccinatie en
het ontstaan van (ernstige) ziekteverschijnselen.
De commissie wijst er op dat de 20 meldingen plaatsvonden op een totaal
van 2,8 miljoen vaccinaties die naar schatting 1,6 miljoen kinderen hebben
beschermd. Zij vindt dat het aantal van 20 meldingen dan ook zeker niet opweegt
tegen de baten van het RVP: het op grote schaal voorkómen van ernstige
ziekte en complicaties.
De commissie concludeert dat er in de verslagperiode geen verschuivingen
van betekenis zijn opgetreden in de aantallen en ernst van de gerapporteerde
bijwerkingen en ziet geen aanleiding voor wijzigen van het RVP.
Op basis van de rapportage van de commissie en de eerder ontvangen uitgebreide
bijwerkingenregistratie van het RIVM concludeer ik dat we in Nederland beschikken
over een goede registratie van bijwerkingen van de vaccinaties gegeven in
het RVP.
De resultaten van de rapportages geven geen aanleiding tot wijzigingen
in het RVP. Ik onderschrijf dan ook de conclusies van de commissie dat het
aantal ernstige bijwerkingen relatief gering is ten opzichte van het totaal
aantal gegeven vaccinaties en dat de baten van het vaccinatieprogramma hier
ruimschoots tegen opwegen.
De commissie vindt dat het voor een goede beoordeling van de bijwerkingen
wenselijk zou zijn dat bij alle meldingen van overlijden obductie wordt uitgevoerd.
Dit was nu niet gebeurd bij zes van de twaalf gevallen binnen het RVP. Zij
pleit daarom voor uitgebreid postnataal onderzoek, inclusief obductie, bij
het onverwachte overlijden van kinderen. Voor een reactie op de wenselijkheid
en mogelijkheden voor obductie bij overleden kinderen verwijs ik naar het
voorstel tot wijziging van de Wet op de lijkbezorging dat binnenkort aan uw
kamer zal worden gezonden.
De commissie uit waardering voor de gedegen verslaglegging en de overzichtelijke
weergave van de resultaten van de registratie van bijwerkingen van het RVP
door het RIVM. Ook concludeert ze dat zij alle relevante meldingen van het
RIVM heeft ontvangen.
De commissie Bijwerkingen Vaccinaties Rijksvaccinatieprogramma van de
Gezondheidsraad had tot taak het toetsen van de registratie en beoordeling
van de individuele meldingen over bijwerkingen door het RIVM. Dit was zo georganiseerd
omdat het RIVM vroeger zelf zowel producent van vaccins als beoordelaar van
bijwerkingen was en een extra onafhankelijke toets wenselijk werd geacht.
Bij de vorming van het NVI zijn de verschillende taken gescheiden en vindt
de hele bijwerkingenregistratie al onafhankelijk plaats door het RIVM. Wel
wordt het wenselijk gevonden om de herbeoordeling van ernstige of gecompliceerde
bijwerkingen te handhaven. In overleg met de Gezondheidsraad is besloten om
deze taak in de toekomst uit te laten voeren door een klankbordgroep van onafhankelijke
deskundigen onder verantwoordelijkheid van het RIVM.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J. F. Hoogervorst