22 831 De Hoorn van Afrika

Nr. 106 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 juli 2015

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 8 mei 2015 inzake de Nederlandse inzet in Zuid-Sudan (Kamerstuk 22 831, nr. 105).

De vragen en opmerkingen zijn op 5 juni 2015 aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 17 juli 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De adjunct-griffier van de commissie, Wiskerke

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de regering over de Nederlandse inzet in Zuid-Soedan. De leden van de VVD-fractie hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie danken de Ministers voor de uitgebreide kabinetsbrief over de stand van zaken in Zuid-Soedan en de Nederlandse inzet voor stabiliteit, vrede, ontwikkeling en noodhulp in het land. Zij hebben enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de GroenLinksfractie hebben met belangstelling kennis genomen van de brief van de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking inzake de Nederlandse inbreng in Zuid-Sudan.

Vredesproces

De leden van de VVD-fractie kijken met grote zorgen naar het uitblijven van een duurzame oplossing voor het conflict in Zuid-Soedan, een land dat 40 van de afgelopen 60 jaren in staat van oorlog verkeerde. Het valt te betreuren dat vredesonderhandelingen in maart wederom niet hebben geleid tot een akkoord. Kan de Minister meer vertellen over de rol van de Europese Unie (EU) in relatie tot de IGAD en in het bijzonder de rol die Nederland speelt in het onderhandelingsproces?

VVD: De Minister schrijft dat China sinds het begin van dit jaar een sterker profiel heeft gekozen door, in overleg met IGAD, in Khartoem een extra overleg tussen de strijdende partijen te organiseren. Kan de Minister vertellen hoe afstemming plaatsvindt met China? Hoe is coördinatie op dit gebied ingericht? Denken China, de IGAD-landen en het trojka van de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen hetzelfde over voorwaarden die gesteld worden aan de strijdende partijen? Zo nee, waar bevinden zich afwijkingen?

De Minister deelt eveneens mee dat er een voorstel is gedaan om het vredesproces te verbreden met andere actoren. De leden van de VVD-fractie horen graag wat de gedachte achter deze verbreding is. Dreigt daarmee niet juist een verlies aan focus binnen onderhandelingen? Welke voor- en nadelen ziet de Minister op dit terrein?

De leden van de PvdA-fractie betreuren ten zeerste dat de vredesbesprekingen tussen de strijdende partijen zijn vastgelopen. Het is onacceptabel dat bij zowel regerings- als oppositieleiders de politieke wil ontbreekt het conflict te beslechten en de weg naar vrede dichterbij te brengen.

De leden van de PvdA-fractie steunen daarom het regionale initiatief onder de vlag van IGAD. Zij vragen de Ministers nader toe te lichten door welke uiteenlopende individuele belangen van landen binnen het regionale samenwerkingsverband IGAD geen garantie geboden kan worden voor een gezamenlijk optrekken van de regio bij de oplossing van dit conflict en welke belangen van welke landen met name een gezamenlijk optreden in de weg (kunnen) staan. Verder constateren de leden van de PvdA-fractie dat China, de EU, de VS, het Verenigd Koninkrijk (VK), en Noorwegen een belangrijke rol hebben gespeeld bij het vredesproces. Zij vragen op welke wijze de Nederlandse regering onze relatief grote betrokkenheid bij het ontstaan en de ontwikkeling van Zuid-Soedan reeds heeft ingezet om druk uit te oefenen op het welslagen van het vredesproces en op welke wijze Nederland mogelijk betrokken zal gaan worden als het proces verbreed zal worden met andere actoren zoals in de kabinetsbrief beschreven.

Reactie van het kabinet:

Om meer druk te leggen op het door IGAD geleide vredesproces, zal de AU door middel van het AU Ad Hoc High Level Panel (met deelname van Algerije, Nigeria, Rwanda, Tsjaad en Zuid-Afrika) en de recent aangestelde Speciale Vertegenwoordiger voor Zuid-Sudan, de voormalig president van Mali Alpha Oumar Konaré, in nauw overleg met IGAD meer worden betrokken. De bredere internationale gemeenschap zal het proces politiek blijven ondersteunen. Overigens zijn diverse landen uit de bredere internationale gemeenschap, waaronder Nederland, ook betrokken door hun deelname aan de IGAD Monitoring and Verification Mission (MVM), die toeziet op de naleving van het staakt-het-vuren en schendingen daarvan in kaart brengt.

De inspanningen van de EU zijn gericht op het ondersteunen van het proces. Zo investeert de EU in capaciteitsversterking van IGAD en draagt het financieel bij aan het werk van de IGAD MVM. Daarnaast probeert de EU, in de persoon van Alexander Rondos als Speciale Gezant voor de Hoorn van Afrika, door zijn contacten in de regio het succes van de onderhandelingen te beïnvloeden. Om druk te leggen op de strijdende partijen heeft de EU in juli 2014 persoonsgerichte sancties opgelegd tegen twee militaire leiders.

Nederland speelt geen directe rol in het onderhandelingsproces. Wel levert Nederland politieke en financiële steun aan IGAD en is een Nederlander gedetacheerd bij de IGAD MVM. Nederland draagt zelfstandig en via contacten met Rondos en zijn team actief bij aan internationaal overleg en probeert op die manier een constructieve uitkomst dichterbij te brengen. Vanuit de overtuiging dat Afrika de leiding moet hebben bij de oplossing van dit Afrikaanse probleem, is de Nederlandse inzet erop gericht om IGAD te ondersteunen in zijn bemiddelende rol en het proces via politieke en diplomatieke druk te beïnvloeden.

China is evenals Nederland en de internationale gemeenschap van mening dat Afrikaanse leiders, via IGAD met een sterkere inzet van de AU, een oplossing moeten vinden voor de crisis, met ondersteuning van de internationale gemeenschap. Ook China vindt dat spoilers van het vredesproces moeten worden aangesproken en verantwoording moeten afleggen voor hun daden. Hoewel er zeker op lokaal niveau in Juba en in VN-verband overleg plaatsvindt met China, heeft het land de in juni 2014 overeengekomen donor principles, waarmee de internationale gemeenschap een gemeenschappelijke lijn overeen kwam ten aanzien van de Zuid-Sudanese regering, tot op heden niet onderschreven.

Een gezamenlijke inzet van IGAD in Zuid-Sudan wordt vooral bemoeilijkt door uiteenlopende belangen tussen Uganda en Sudan. Uganda heeft grote economische belangen in Zuid-Sudan, dat inmiddels zijn belangrijkste handelspartner is. Ook beschouwt Uganda Zuid-Sudan als een buffer tegen Sudan. Om deze redenen, en ook ter bescherming van de vele Ugandezen en Ugandese bedrijven in Zuid-Sudan, besloot Uganda in te gaan op het verzoek van president Kiir om militair te interveniëren.

Ook Sudan heeft grote politieke en economische belangen in Zuid-Sudan. Zo verdient Sudan geld aan het doorgeleiden van Zuid-Sudanese olie via pijpleidingen op Sudanees grondgebied. Sudan wil zijn invloed in Zuid-Sudan behouden en beschouwt de Ugandese militaire aanwezigheid in Zuid-Sudan als een bedreiging van zijn nationale veiligheid.

Als voorzitter van IGAD probeert Ethiopië een neutrale en gebalanceerde rol te spelen in de onderhandelingen. Het heeft belang bij stabiliteit in Zuid-Sudan en de regio, zeker ook vanwege het grote aantal vluchtelingen dat zijn toevlucht zoekt in Ethiopië. Ethiopië vreest dat het conflict in Zuid-Sudan zou kunnen resulteren in een langdurige burgeroorlog met destabiliserende gevolgen voor de regio.

Hoewel zeker Uganda geen dominante rol speelt in de door IGAD geleide onderhandelingen, bemoeilijken bovengenoemde uiteenlopende belangen van met name Sudan en Uganda een verenigd optreden van IGAD als bemiddelaar in het conflict.

Het kabinet herkent zich in de opmerking van de VVD-fractie dat een verbreding van het proces zou kunnen leiden tot een verlies aan focus. Het is in dit verband goed om te benadrukken dat IGAD de besprekingen blijft leiden, maar daarbij ondersteund wordt door een actievere AU. IGAD en de AU zijn in overleg hoe de betrokkenheid van het Ad Hoc High Level Panel en de Speciale Vertegenwoordiger Konaré tot uiting kan komen.

Door een sterkere betrokkenheid van de AU kan er meer druk worden gelegd op de strijdende partijen om zich constructief op te stellen. Als gevolg van de eerder beschreven uiteenlopende belangen binnen IGAD was IGAD niet in staat een sterke vuist te maken. Een mogelijk nadeel is dat een verbreding van het proces met meer spelers aan de onderhandelingstafel afbreuk kan doen aan een strakke regie van het proces. Het kabinet is daarom van mening dat sturing aan het onderhandelingsproces vooralsnog beperkt moet blijven tot IGAD en de AU, waarbij beide organisaties heldere afspraken moeten maken over de onderlinge rolverdeling.

CDA: Daarnaast richt het proces zich nog steeds alleen op de twee strijdende partijen, die zelf geen interne eenheid vormen. Verschillende generaals of oppositie commanders lijken zich niet vertegenwoordigd te voelen in het Addisproces. Zij vormen dus potentieel een

dreiging. Deze partijen moeten niet vergeten worden omdat de fout van het Comprehensive Peace Agreement (CPA) – onderhandeling tussen twee partijen en de problemen van andere partijen in de strijd werden niet geadresseerd – niet herhaald moet worden. Ook de Keniaanse president Uhuru Kenyatta heeft hier recent toe opgeroepen. Wat vindt de regering hiervan? Houdt de internationale gemeenschap rekening met de reële kans op het verder oplaaien van het conflict als op korte termijn groepen uit de Equatorias zich aansluiten bij de oppositie?

D66: In hoeverre is de inschatting van het kabinet dat de gewapende oppositie geen werkelijke bedreiging vormt voor de regering van Zuid-Sudan nog steeds juist als we kijken naar het aantal grondconfrontaties en dat dreigende steun kan komen van groepen uit de Equatorias? Welke inspanningen worden gedaan om niet alleen de twee strijdende partijen, maar ook andere partijen met macht en militaire capaciteiten in Zuid-Sudan een plek te geven in het vredesproces?

Reactie van het kabinet:

Het conflict in Zuid-Sudan concentreert zich op de gewapende strijd tussen de regering en de oppositie (SPLA-IO). Het ligt daarom in de rede dat het IGAD onderhandelingsproces zich op deze partijen richt. Er zijn echter, zoals wij eerder berichtten aan de Kamer, meerdere strijdgroepen actief met eigen belangen die soms gelegenheidscoalities aangaan. Voortduring van het binnenlandse conflict vergroot het risico van fragmentatie op lokaal en regionaal niveau, vanwege het eroderen van staatsstructuren, de humanitaire catastrofe en de voortgaande economische ontwrichting.

Het is daarom essentieel dat een vredesakkoord inclusief is, voldoende draagvlak heeft en alle partijen bij elkaar brengt. Tegelijkertijd maakt de deelname van meerdere partijen aan de onderhandelingen het er niet eenvoudiger op om een akkoord te bereiken. Dat geldt ook indien militaire leiders die zich niet of minder gelieerd voelen aan president Kiir of rebellenleider Machar allen een plekje aan de onderhandelingstafel zouden krijgen. Het is aan IGAD, met ondersteuning van de AU, om te bepalen hoe het vredesproces wordt ingericht en in hoeverre en onder welke voorwaarden andere strijdende partijen zouden mogen aanschuiven bij de besprekingen. Daarbij zou in overweging moeten worden genomen om, nadat een overeenkomst voor een werkelijk effectief staakt-het-vuren is bereikt, de follow-up van het proces naar Zuid-Sudan te brengen, ten behoeve van het realiseren van voldoende draagvlak onder de Zuid-Sudanese bevolking.

In de Equatorias hebben de afgelopen maand gewelddadige ongeregeldheden plaatsgevonden, deze waren voornamelijk gerelateerd aan lokale conflicten over grond en vee, maar zijn mede in het licht van de hierboven genoemde fragmentatie zorgelijk. Het valt niet uit te sluiten dat groepen uit de Equatorias zich aan (zullen) sluiten bij de oppositie. Het kabinet blijft echter bij de inschatting dat, hoewel de regering en oppositie elkaar wel degelijk schade kunnen toebrengen, het beide partijen ontbreekt aan de capaciteit om een beslissende slag te winnen.

Mensenrechtenschendingen en AU Commission of Inquiry

VVD: In de brief wordt gesproken over een tussenrapportage van de Commission of Inquiry (CoI), waarin vermeld staat dat sprake is geweest van schendingen van mensenrechten en waarschijnlijk ook van oorlogsmisdaden door beide partijen. De Minister schrijft dat Nederland heeft gewezen op het belang dat het rapport wordt gepubliceerd, maar dat de behandeling van het rapport voor onbepaalde tijd is uitgesteld, naar verluid om het toen lopende vredesproces niet te verstoren. Hoe schat de Minister het risico in dat het alsnog publiceren van het rapport inderdaad zal leiden tot een nog verdere verstoring van het vredesproces? Kan publicatie er inderdaad voor zorgen dat de partijen verdere medewerking geheel stopzetten?

Gezien de fragiliteit van de regio en de dreiging van oorlogsmisdaden en schendingen van mensenrechten steunen de leden van de PvdA-fractie onderzoeken hier naar. In 2014 constateerden mensenrechtenorganisaties als Human Rights Watch reeds dat alle strijdende partijen zich schuldig maken aan oorlogsmisdaden en schendingen van mensenrechten. Daarom is het goed dat ook de VN en de AU hier onderzoek naar deden. De leden van de PvdA-fractie schrikken van de conclusies van de VN die de eerdere hierboven genoemde constateringen ondersteunen en met name ook dat extreem geweld tegen vrouwen is toegenomen. Zij vragen op welke wijze het kabinet deze onderzoeksconclusies beoordeelt en hoe het kabinet zijn oordeel kenbaar heeft gemaakt aan de Zuid-Soedanese regering en andere schuldigen van deze misdrijven en schendingen van mensen- en vrouwenrechten.

PvdA: Tevens delen zij de inzet van het kabinet om aan te dringen op publicatie en behandeling van het rapport van de onderzoekscommissie van de Afrikaanse Unie op dit vlak. Zij vragen naar de voortgang en achten het belangrijk dat ook vanuit de Afrikaanse Unie de druk wordt opgevoerd op de strijdende partijen in Zuid-Soedan om mensenrechten te respecteren en beschermen. Zij vragen de regering welke landen binnen de Afrikaanse Unie publicatie en behandeling tegenwerken of het kabinet bereid is deze landen en de AU op hun verantwoordelijkheid te blijven wijzen om de onderzoeksconclusies te openbaren, behandelen, serieus te nemen, en schuldigen aan te spreken en vervolgen.

Reactie van het kabinet:

De internationale gemeenschap, waaronder Nederland, heeft bij herhaling gewezen op het belang van publicatie en behandeling van het AU Commission of Inquiry (CoI) rapport over Zuid-Sudan. De uitkomsten van het rapport kunnen een belangrijke rol spelen in het voor het gerecht brengen van daders van mensenrechtenschendingen en het op gang brengen van een proces van verzoening. Nederland vindt daarom dat het eindrapport van de AU CoI openbaar moet worden gemaakt ter bespreking door de Peace and Security Council (PSC) van de AU.

Het is moeilijk in te schatten of en in hoeverre publicatie van het rapport gevolgen zal hebben voor het vredesproces. Aangezien het eindrapport naar verwachting informatie zal geven over verdachten van mensenrechtenschendingen van beide partijen, hebben de beide partijen er belang bij dat het rapport niet wordt gepubliceerd. Het is mogelijk dat publicatie van het rapport beide partijen er toe zou kunnen bewegen om zich (nog) minder constructief op te stellen. Nederland vindt echter dat het belang van accountability heel zwaar weegt en dat de AU zich niet mag laten leiden door deze mogelijke reactie, daarbij in het oog houdend dat beide partijen ook nu een gebrek aan politieke wil tonen om tot een compromis te komen.

Positief is in dit verband dat de AU PSC tijdens een bijeenkomst op 13 juni jl. heeft besloten om het CoI rapport halverwege juli 2015 tijdens een ministeriële bijeenkomst te behandelen. Nederland juicht dit toe en zal blijven aandringen op publicatie van het rapport.

Er zijn diverse rapporten verschenen waarin melding wordt gemaakt van mensenrechtenschendingen door beide partijen. Volgens het meest recente rapport van UNMISS van 29 juni jl., «Flash Human Rights Report on the Escalation of Fighting in Greater Upper Nile», zijn tijdens gevechten in de deelstaat Unity wijdverspreide en grove mensenrechtenschendingen begaan, vaak gericht op vrouwen en kinderen. Er zijn aanwijzingen dat het regeringsleger SPLA en gelieerde milities hier schuldig aan zijn. Een eerder UNMISS rapport van 8 mei 2014, «Conflict in South Sudan: A Human Rights Report», concludeerde dat er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden zijn begaan.

Nederland is hier uiteraard zeer bezorgd over en heeft deze mensenrechtenschendingen veroordeeld. Direct na het uitkomen van het UNMISS rapport van 29 juni jl. hebben de Heads of Mission (HoM’s) van de EU en van Canada, Noorwegen en Zwitserland in Juba de partijen in een verklaring opgeroepen om de mensenrechtenschendingen te stoppen. Ook hebben zij de regering opgeroepen om onderzoek te doen naar de gebeurtenissen in Unity en UNMISS onbeperkte toegang te verlenen tot de gebieden waar de schendingen hebben plaatsgevonden.

De MRR heeft – mede door actieve inzet van Nederland – op 2 juli jl. een resolutie aangenomen waarin de mensenrechtenschendingen en schendingen van het internationaal humanitair recht nadrukkelijk worden veroordeeld. De resolutie heeft aan gewicht gewonnen aangezien de gehele Afrikaanse Groep instemde met de tekst. Een belangrijk element in de resolutie is het verzoek aan de Office of the High Commissioner for Human Rights (OHCHR) om nader onderzoek te doen naar de gebeurtenissen, daarover spoedig te rapporteren en aanbevelingen te doen om de mensenrechtensituatie te verbeteren. Nu UNMISS op basis van interviews met overlevenden en ooggetuigen grove mensenrechtenschendingen heeft geconstateerd, is het van belang dat deze worden geverifieerd door de OHCHR. Tot slot roept de resolutie op tot spoedige publicatie van het CoI rapport.

Nederland had de Zuid-Sudanese regering, bilateraal, in EU-kader en in de Mensenrechtenraad (MRR), eerder opgeroepen om de uitkomst van onderzoeken door nationale onderzoekscommissies naar mensenrechtenschendingen (door politie en leger) te publiceren, er opvolging aan te geven en de resultaten te laten weten. De samenwerking met de Zuid-Sudanese politie is voorlopig stop gezet. De eventuele voortzetting daarvan is mede afhankelijk van een geloofwaardige reactie van de Zuid-Sudanese regering op vermeende mensenrechtenschendingen door de politie.

Nederland vindt het tot slot van groot belang dat onderzoek wordt gedaan naar verdachten van mensenrechtenschendingen en de daders voor het gerecht worden gebracht. Accountability en een einde aan straffeloosheid zijn belangrijke eerste stappen naar een proces van vrede en verzoening.

D66: Uit VN-rapporten blijkt dat in Zuid-Sudan sprake is van extreem geweld tegen vrouwen op een bijzonder grote schaal. Wat doet Nederland concreet als bijdrage om vrouwen en meisjes binnen en buiten de kampen te beschermen? Welke mogelijkheden worden geboden voor abortus bij vrouwen en meisjes die door seksueel geweld zwanger zijn geraakt? Welke Europese landen geven naast Nederland expliciet aandacht aan de bescherming van vrouwen en meisjes tegen geweld en seksueel geweld in het bijzonder? In hoeverre is daarbij sprake van een gecoördineerde dan wel afgestemde en daarmee versterkte inzet vanuit de EU? Welke mogelijkheden voor additionele steun voor de bescherming van vrouwen en hun verzoenende rol ziet het kabinet op dit moment en met welke gespecialiseerde ngo’s is het kabinet hierover in gesprek?

Reactie van het kabinet:

Behalve Nederland geven de EU, het VK, Zweden en Denemarken, in onderlinge coördinatie, expliciete aandacht aan de bescherming van vrouwen. Zoals wij in onze Kamerbrief berichtten, is de ambassade in overleg met een gespecialiseerde NGO om te komen tot additionele steun voor de bescherming van vrouwen en de ondersteuning van hun verzoenende rol in enkele deelstaten die momenteel door conflicten worden geteisterd. Bescherming van vrouwen en meisjes en het voorkomen van seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes vormt in dit overleg een belangrijk onderdeel. Met een andere NGO is Nederland momenteel in vergevorderd overleg voor versterking van bestaande activiteiten. Ook andere NGO’s besteden, onder andere met Nederlandse steun, aandacht aan het voorkomen van sexual and gender based violence (SGBV) in hun steunprogramma’s voor lokale gemeenschappen.

Rekrutering kindsoldaten

Volgens Unicef zijn 12.000 jonge kinderen door zowel het regeringsleger als door rebellen ontvoerd en als kindsoldaten ingezet in het conflict. Begin januari zouden 3000 kinderen vrijgelaten worden. De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister te bevestigen of dit inderdaad in gebeurd. Want ondanks toezeggingen van de Zuid-Soedanese regering en oppositie dat ze zouden stoppen met het gebruik van kindsoldaten gaat volgens Human Right Watch het rekruteren van kinderen door. In de Centraal Afrikaanse Republiek (CAR) is onlangs een akkoord gesloten tussen regeringsleger en rebellengroepen om kindsoldaten vrij te laten, als onderdeel van het onderhandelingsprogramma dat een einde moet maken aan het conflict aldaar. Deze leden vragen de Minister of dit een voorbeeld kan zijn voor Zuid-Soedan en of vrijlating van de kindsoldaten onderdeel is van de vredesbesprekingen en zo nee of het dat kan worden.

Reactie van het kabinet:

Door de inzet van UNICEF zijn inmiddels ruim 1.700 voormalige kindsoldaten vrijgekomen.

Voor zover bekend wordt er tijdens de vredesbesprekingen niet expliciet gesproken over het vrijlaten van kindsoldaten. Wat Nederland betreft zou vrijlating van kindsoldaten zeker onderdeel van de onderhandelingen moeten zijn, alleen al vanwege het feit dat het vasthouden van kinderen ingaat tegen Zuid-Sudanese wetgeving en internationale verdragen op dit gebied. Hopelijk zal het akkoord in de CAR tussen gewapende groepen en de transitie-regering en de VN als voorbeeld dienen voor de besprekingen over Zuid-Sudan.

Overigens is het integreren van de vrijlating van kindsoldaten in de vredesbesprekingen helaas nog geen garantie dat men daar ook naar zal handelen. Daarnaast houdt de problematiek van kindsoldaten niet op bij demobilisatie. Traumaverwerking, het herwinnen van persoonlijke waardigheid en de re-integratie in lokale gemeenschappen (waaronder instroom in onderwijs) vormen essentiële onderdelen van de demobilisatie inspanningen van UNICEF, die ook door Nederland worden gesteund.

Sancties / wapenembargo

VVD: Kan de Minister een actuele stand van zaken verschaffen ten aanzien van het instellen van gerichte sancties en een wapenembargo? Hierbij graag onderscheid maken tussen Afrikaanse Unie (AU), IGAD, EU en Verenigde Naties (VN).

De leden van de PvdA-fractie hebben ook eerder gewezen op de noodzaak gerichte sancties in te zetten zodat er meer druk ontstaat op de strijdende partijen in Zuid-Soedan om de wapens neer te leggen en tot een politieke oplossing van dit conflict te komen. De leden van de PvdA-fractie vinden de VNVR-resolutie 2206 op dit punt dan ook een stap in de juiste richting. Zij vragen het kabinet of de AU en IGAD deze VNVR-resolutie hebben verwelkomd en omarmd en of zij zelf ook reeds over zijn gegaan eerdere dreigementen om te zetten in daadwerkelijke sancties. Ook vragen deze leden of er onder het VN-mandaat dat voortkomt uit de VNVR-resolutie reeds sancties zijn opgelegd en zo ja, aan welke personen of entiteiten. De leden van de PvdA-fractie vragen het kabinet ook nader in te gaan op de stand van zaken van het instellen van een wapenembargo waarvoor VNVR-resolutie 2206 ook mandaat verleend. Zij vragen welke inspanningen het kabinet hiervoor heeft verleend en hoe het politieke speelveld voor/tegen een embargo eruit ziet.

De leden van de D66-fractie constateren dat de situatie in Zuid-Sudan, de jongste staat ter wereld, verslechtert en dat is reden voor grote zorg. De leden van de D66-fractie lezen in de brief van het kabinet vooral een overzicht van ontwikkelingen. Maar de noodzakelijke focus van de Nederlandse (politieke) inzet in Zuid-Sudan ontbreekt. Want welke consequentie meent het kabinet is nu noodzakelijk tegen het aanhoudende geweld? De VN constateert dat sprake is van ernstige schendingen van mensenrechten en oorlogsmisdaden. Vindt de Minister met de leden van de D66-fractie dat nu additionele persoonsgebonden sancties overwogen moeten worden voor degenen die verantwoordelijk zijn voor het geweld en voor degene die het politieke proces nadrukkelijk frustreren? Is de VN nog steeds voornemens om iedereen die de veiligheid in Zuid-Sudan ondermijnt op een zwarte lijst te plaatsen? Steunt de Minister dat voornemen en is hij bereid ervoor te pleiten dat zo’n zwarte lijst op korte termijn tot stand komt?

De leden van de D66-fractie vinden het van groot belang dat niet alleen in Europees verband maar ook in VN-verband tot een serieus wapenembargo wordt gekomen. Nederland zal zijn invloed maximaal aanwenden via de EU, lezen we in de kabinetsbrief. Waar kunnen we dan concreet aan denken? Met wie gaat de Minister spreken? Welke invloed wendt hij daarvoor aan? En met welke bondgenoten kan hij hierin gezamenlijk optrekken?

De leden van de GroenLinksfractie betreuren het feit dat de laatste onderhandelingsronde zonder resultaat is afgesloten en maken zich ernstige zorgen over de huidige stand van zaken. De inzet van Nederland is gericht op de totstandkoming van een VN-wapenembargo. Hoe schat het kabinet de kans in dat dit werkelijkheid gaat worden, en op welke termijn? Hoe zien de inspanningen van Nederland eruit om dit te laten slagen?

Reactie van het kabinet:

In maart 2015 heeft de VNVR unaniem sanctieresolutie 2206 aangenomen, waarmee een sanctieregime tegen Zuid-Sudan werd ingesteld. De resolutie dreigt met gerichte sancties (reisbeperkingen en bevriezing tegoeden) tegen personen of entiteiten die een bedreiging vormen voor de vrede, veiligheid en stabiliteit van Zuid-Sudan. De resolutie stelt ook dat de VNVR bereid zou zijn om, afhankelijk van de ontwikkelingen, gepaste maatregelen te nemen, waaronder het opleggen van een wapenembargo. De resolutie heeft op 1 juli jl. geresulteerd in het besluit van de VNVR om zes militaire leiders, drie van de SPLA en drie van de SPLA-IO, op de VN sanctielijst te plaatsen. Tegen hen zullen reisrestricties worden opgelegd en hun financiële tegoeden zullen worden bevroren.

De VS, Canada en de EU hadden reeds persoonsgerichte sancties ingesteld tegen militaire leiders. Sinds 2011 is er een EU-wapenembargo van kracht tegen Zuid-Sudan. De EU werkt momenteel aan het uitwerken van de VN-sancties in het EU-sanctieregime.

De regio (IGAD en AU) heeft meermaals met sancties en een verbod op wapenhandel gedreigd, maar de daad nog niet bij het woord gevoegd. Alleen door uitvoering en handhaving van sancties door de regio zelf zullen deze effectief worden en de sleutelspelers in het conflict echt pijn doen. De Zuid-Sudanese elite heeft zijn financiële tegoeden gestald op banken in de omringende landen (met name in Kenia, Uganda en Ethiopië). Hun familieleden wonen doorgaans in de regio. Om werkelijk effectief te zijn zullen sancties en een wapenembargo daarom door de regio moeten worden gesteund. Nederland heeft de regio meermaals aangesproken op het belang van door de regio geïmplementeerde sancties en/of een wapenembargo, maar uiteindelijk zijn het de landen zelf die gezamenlijk moeten overgaan tot het instellen en handhaven van sancties.

In diverse verklaringen hebben IGAD en de AU de VN sanctieresolutie verwelkomd. Zo riep de AU PSC in zijn verklaring van 13 juni jl. de sanctiecommissie met verwijzing naar de resolutie op om met spoed de noodzakelijke stappen te nemen om individuen en entiteiten aan te wijzen waartegen sancties zouden kunnen worden ingesteld.

In internationale contacten, waaronder in Juba en New York, heeft Nederland meermaals het belang van een VN-wapenembargo benadrukt. Nederland heeft de optie van een VN-wapenembargo ook meermaals in EU-kader in Brussel besproken. Het besluit daarover is echter uiteindelijk aan de VNVR.

Rol Sudan

VVD: Kan de Minister bevestigen dat Sudan wapens levert aan Zuid-Soedanese rebellen, zoals wordt beweerd? Welke rol spelen andere landen in de regio op dit gebied? Wat doet de VN aan deze wapenleveranties?

Het vredesproces is nu verbreed qua internationale ondersteuning en het Arushaproces lijkt toegevoegd te worden. Hopelijk kan er dit keer wel vooruitgang geboekt worden. De leden van de CDA-fractie vinden de prominente rol van de Sudanese president Bashir echter discutabel. Er is een alarmerend rapport uitgekomen over leverantie van wapens en munitie aan rebellen in Zuid-Sudan, door Sudan1: De leden van de CDA-fractie verzoeken het kabinet om een uitgebreide reactie. Welke maatregelen is het kabinet bereid te nemen en te bepleiten tegen Sudan? Is het kabinet bereid te pleiten voor onafhankelijk internationaal onderzoek?

D66: Heeft het kabinet kennisgenomen van het recente onderzoeksrapport van Conflict Armament Research waarin onderzoekers op basis van gevonden munitie hebben vastgesteld dat Khartoem op grote schaal wapens levert aan rebellen in Zuid-Sudan? Wat is de reactie van het kabinet op deze constateringen en welke consequenties overweegt het kabinet hieraan te verbinden, zelfstandig dan wel in internationaal verband? Zijn er actief gesprekken met de regering in Sudan over de situatie in Zuid-Sudan en wat is de houding van de regering in Sudan daarbij?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet heeft kennisgenomen van het recente onderzoeksrapport van Conflict Armament Research (CAR)2. Het rapport gaat in op de oorsprong en typering van verschillende soorten munitie en wapens, waarmee de onderzoekers onderbouwen dat Sudanese wapens aanwezig zijn in Zuid-Sudan en door Sudan zijn geleverd aan eenheden van de Sudan People’s Liberation Movement – In Opposition (SPLM/IO). Sudan ontkent dat sprake is van wapenleveranties aan gewapende groeperingen in Zuid-Sudan.

Het is op grond van bovenstaande moeilijk met zekerheid vast te stellen of de regering van Sudan betrokken is bij het leveren van wapens aan Zuid-Sudanese rebellengroepen. Het is bekend dat Sudan wapens produceert en daarin handelt. Maar de realiteit is ook dat wapens in Zuid-Sudan regelmatig van handen wisselen, bijvoorbeeld als tijdens gevechten tussen het regeringsleger en gewapende groeperingen van de oppositie wapens van de andere partij worden buitgemaakt.

Tegen Sudan is reeds een VN wapenembargo van kracht. Dit embargo richt zich echter op de export van derde landen naar Sudan, en niet op de export vanuit Sudan zelf. Om wapenleveringen aan Zuid-Sudan tegen te gaan zal een wapenembargo tegen Zuid-Sudan moeten worden ingesteld. Zoals eerder aangegeven, heeft Nederland het belang hiervan meermaals benadrukt.

De Nederlandse ambassade in Khartoum brengt het belang van duurzame vrede en goede relaties met Zuid-Sudan geregeld op in de contacten met de Sudanese autoriteiten. Zoals het kabinet eerder bij de beantwoording van de vragen over de rol van de regio al aangaf, wil Sudan vanwege zijn politieke en economische belangen graag betrokken zijn bij Zuid-Sudan. Als internationale gemeenschap zullen we blijven aandringen op een constructieve rol.

Humanitaire situatie

VVD: In de brief valt te lezen dat een grote stroom vluchtelingen op gang is gekomen door de gevechten in Zuid-Soedan. Veel van die vluchtelingen verblijven in omliggende landen. Komen er ook Zuid-Soedanese vluchtelingen naar Europa en Nederland? Zo ja, kan de Minister iets zeggen over aantallen? Welke routes gebruiken zij om naar Europa te komen?

Reactie van het kabinet:

Er zijn tot nu toe vrijwel geen Zuid-Sudanese vluchtelingen doorgereisd naar Europa. In 2013, 2014 en 2015 heeft geen enkele Zuid-Sudanees asiel aangevraagd in Nederland.

VVD: De Minister schrijft dat het Humanitarian Response Plan voor Zuid-Sudan voor 2015 nog voor slechts 21% gedekt. Wat is de huidige status van deze dekking? Hoe is het gedekt krijgen van de volledige 1,8 miljard USD voorzien?

D66: Het hulpverzoek Humanitarian Response Plan voor Zuid-Sudan voor 2015 is slechts voor 21% van de kosten gedekt. Welke humanitaire hulp kan daardoor op dit moment nog niet plaatsvinden en welke maatregelen worden in internationaal verband genomen om die dekking volledig te krijgen?

Wat betreft het Humanitarian Response Plan vragen de leden van de GroenLinksfractie of er al zicht is op meer dekking dan de 21% die er nu is?

Reactie van het kabinet:

Op 6 juli was het Humanitarian Response Plan (HRP) voor 56 procent gedekt. In de praktijk zijn hulpverzoeken zelden volledig gedekt; veel soortgelijke plannen voor andere crises hebben op dit moment een lager dekkingspercentage. Betrokken hulporganisaties moeten hierdoor hun planning constant aanpassen aan de financiële dekking van de beoogde activiteiten, prioriteiten stellen en zo efficiënt mogelijk (samen)werken. Dat betekent meestal dat acute levensreddende hulp voor gaat op activiteiten die de weerbaarheid van kwetsbare groepen tegen rampen beogen te vergroten.

De VN en humanitaire partners zullen aandacht blijven vragen voor de humanitaire situatie in Zuid-Sudan. Dit is onder andere gebeurd op het High Level Event on the Humanitarian crisis in South Sudan and its impact on the region, dat op 16 juni plaatsvond in Genève. Tijdens deze conferentie is hernieuwd aandacht geweest voor de humanitaire situatie en hebben donoren 275 miljoen USD toegezegd bovenop eerdere toezeggingen voor het HRP. Daarmee leverde deze conferentie, naast hernieuwde aandacht voor de humanitaire situatie, extra financiële toezeggingen op van donoren voor de dekking van het HRP.

De leden van de PvdA-fractie maken zich grote zorgen over de meer dan 2 miljoen Zuid-Soedanezen die op de vlucht zijn geslagen. 600.000 Zuid-Soedanezen hebben hun toevlucht gezocht in de omringende landen, zoals Ethiopië, Uganda en Soedan. De leden van de PvdA-fractie vragen op wat voor manier Nederland bijdraagt aan de opvang van de vluchtelingen in de regio. Er ligt een hulpverzoek voor opvang in de regio van 658 miljoen USD. Er ligt tevens een hulpverzoek Humanitarian Response Plan voor Zuid-Soedan voor 2015 dat is vastgesteld op 1.8 miljard USD. Daarvan is tot nog toe slechts 36% toegezegd. De leden van de PvdA fractie verwelkomen de toezegging van de Minister om 13.4 miljoen euro bij te dragen aan humanitaire hulpverlening. Ze vragen van de Minister dat ze andere donoren blijft motiveren meer bij te dragen aan dit hulpverzoek. Kan de Minister aangeven welke landen toe hebben gezegd hieraan een bijdrage leveren?

De leden van de CDA-fractie maken zich grote zorgen over de humanitaire crisis in Zuid-Sudan. Sinds het uitbreken van het gewapende conflict in december 2013 is de humanitaire situatie sterk verslechterd. Er zijn al ruim 600.000 vluchtelingen in de omringende landen, vooral in Ethiopië, Uganda en Sudan. Daarnaast zijn ruim 1,5 miljoen mensen ontheemd in Zuid-Sudan zelf.

D66: Er is sprake van een grote stroom vluchtelingen. Meer dan een half miljoen Zuid-Sudanezen verblijven in de kwetsbare buurlanden. Welke steun wordt verleend aan de buurlanden Ethiopië, Uganda en Sudan om hen te helpen bij de opvang van grote aantallen vluchtelingen? Wat betekent de verslechterde situatie voor hulporganisaties die actief zijn in het land onder meer bij de opvang van vluchtelingen? Welke mogelijkheden ziet het kabinet bijvoorbeeld om in het noorden van Zuid-Sudan medische hulp ter plaatse te krijgen bij de bevolking? Op welke wijze ondersteunt Nederland precies de VN bij het verbeteren van de opvangomstandigheden in het grootste VN ontheemdenkamp in Bentiu, in de deelstaat Unity?

Reactie van het kabinet:

Zoals hierboven aangegeven was het Humanitarian Response Plan (HRP) op 6 juli voor 56 procent gedekt – wat in vergelijking met andere VN hulpverzoeken relatief hoog is. De VN en andere humanitaire partners zullen aandacht blijven vragen voor de humanitaire situatie in Zuid-Sudan. De website van de Financial Tracking Service van UN OCHA (www.fts.unocha.org, zie Republic of South Sudan 2015) geeft het meest actuele en betrouwbare overzicht van de lange lijst landen en organisaties die bijdragen aan de humanitaire hulpverlening in Zuid-Sudan. Ook dit overzicht is per definitie incompleet, omdat niet alle actoren hun humanitaire hulp bij OCHA aanmelden.

Het Regional Refugee Response Plan for South Sudan 2015, dat zich richt op de opvang van Zuid-Sudanese vluchtelingen in de buurlanden, kent een hulpbehoefte van 658 miljoen USD en was op 6 juli juni voor 13 procent gedekt. Eind 2014 heeft Nederland daar een bijdrage van 5 miljoen euro aan geleverd. Daarnaast draagt Nederland via zijn ongeoormerkte bijdragen aan onder andere CERF, UNHCR en WFP ook bij aan hulpverlening in Zuid-Sudan en de regio. Het kabinet blijft de humanitaire situatie in Zuid-Sudan en in de buurlanden nauwgezet volgen en zal waar nodig en opportuun de schrijnende situatie en de noodzaak tot financiering onder de aandacht brengen van andere belanghebbenden.

Hulporganisaties in Zuid-Sudan kunnen grotendeels hun werkzaamheden uitvoeren. Alleen in de deelstaten Unity en Upper Nile zijn activiteiten stilgelegd en enkele organisaties geëvacueerd als gevolg van het opgelaaide conflict. Waar mogelijk keren organisaties zo spoedig mogelijk terug als de veiligheidssituatie het toelaat. Het is echter vooralsnog onduidelijk wanneer de hulpverlening weer volledig op gang komt in deze staten. Dit geldt voor alle hulpinspanningen, inclusief medische hulp. De verslechterende situatie in Zuid-Sudan betekent dat het voor humanitaire organisaties moeilijker, gevaarlijker en duurder wordt om hulp te verlenen. Als gevolg van deze ontwikkelingen, blijft een deel van de bevolking van hulp verstoken.

In Bentiu draagt Nederland met fondsen (4 miljoen EUR, via IOM) en Nederlandse expertise bij aan de inpoldering en uitbreiding van de grootste opvanglocatie van de VN van Zuid-Sudanese ontheemden. Deze locatie stond eerder, gedurende de regentijd, grotendeels onder water. Dankzij deze samenwerking kunnen ruim 50.000 ontheemden gedurende het hele jaar onder redelijke omstandigheden op deze locatie verblijven.

In UNMISS-kampen in Zuid-Soedan worden 118.000 vluchtelingen opgevangen. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe Nederland concreet bijdraagt aan het verbeteren van de omstandigheden in deze UNMISS-kampen in Zuid-Soedan. Verder vragen ze of de overige vluchtelingen die binnen Zuid-Soedan op de vlucht zijn geslagen – en geen bescherming binnen VN-kampen hebben gevonden – ook door Nederland ondersteund worden. Is het bekend waar en hoe die vluchtelingen worden opgevangen? Vooral vrouwen en kinderen zijn kwetsbaar in conflictsituaties. De leden van de PvdA-fractie zijn blij met de speciale aandacht die uitgaat naar vrouwen in vluchtelingenkampen, en vragen of de Minister bereid is zich ook extra in te zetten voor de bescherming van deze kinderen. Zo ja, op wat voor manier krijgt dat vorm? Het jarenlange conflict, met totale ontwrichting van gemeenschappen en massale vluchtelingenstromen tot gevolg, hebben ervoor gezorgd dat mensen naast de primaire levensbehoeften ook grote behoefte hebben aan psycho-sociale zorg. In hoeverre wordt er hier bij de zorg voor vluchtelingen aandacht aan besteed? Is de Minister bereid om in Zuid-Soedan in kaart te brengen welke behoeften er op dit moment zijn?

Reactie van het kabinet:

Nederland draagt op de hierboven omschreven wijze direct bij aan de verbetering van de leefomstandigheden van ontheemden op de opvanglocatie van UNMISS in Bentiu. De Nederlandse bijdragen aan het Common Humanitarian Fund en het werk van de Dutch Relief Alliance komen niet alleen ten goede aan ontheemden die zich op door UNMISS beheerde locaties bevinden, maar ook aan ontheemden buiten die locaties, die overigens de overgrote meerderheid vormen van de circa 1.5 miljoen ontheemden in Zuid-Sudan. Volgens het HRP bevinden de meeste ontheemden zich in de deelstaten Jonglei, Lakes, Unity, Upper Nile, Central Equatoria, Warrap en Northern – en Western Bahr El Ghazal. Mede omdat een deel van hen zich op moeilijk toegankelijke of onveilige locaties bevindt, kunnen niet alle ontheemden bereikt worden met noodzakelijke hulp.

In lijn met zijn humanitaire beleid, blijft Nederland bij de VN en andere humanitaire partners aandacht vragen voor het in kaart brengen van en het zo goed als mogelijk voorzien in de omvangrijke behoeften van kwetsbare groepen – zoals vrouwen en kinderen – inclusief hun behoeften op het terrein van psychosociale zorg. De Dutch Relief Alliance besteedt in Zuid-Sudan aandacht aan psychosociale zorg en kwetsbare groepen. Ook binnen UNMISS is er speciale aandacht voor genderproblematiek en kwetsbare groepen, zowel bij het werk binnen de opvanglocaties, als daarbuiten. UNMISS heeft bijvoorbeeld een gender, child and vulnerable person protection unit opgezet, ter coördinatie en uitbreiding van de benodigde werkzaamheden van UNMISS op dit gebied.

D66: De Nederlandse bijdrage aan humanitaire hulp in Zuid-Sudan is sinds 2012 50,2 miljoen euro. Verwacht de Minister dat deze bijdrage in 2015 verder zal oplopen? Wat is de bijdrage vanuit de EU? Op welke wijze wordt de Europese bijdrage en inzet onderling afgestemd en waar nodig versterkt door samenwerking?

Reactie van het kabinet:

Vooralsnog ziet het kabinet onvoldoende noodzaak om – terwijl de noden elders ook hoog zijn en het bovengenoemde HRP in vergelijk met soortgelijke plannen relatief goed gedekt is – de reeds dit jaar gedane bijdrage nog te verhogen. Indien de situatie noodzaakt tot heroverweging, zal het kabinet die maken op basis van een hernieuwde hulpvraag en de beschikbare middelen en mogelijkheden tot hulpverlening. De Europese Commissie heeft in 2015 tot nu toe 84 miljoen USD bijgedragen. Tijdens het eerdergenoemde High Level Event on the Humanitarian Crisis in South Sudan and its impact on the region heeft de EU nog 50 miljoen EUR extra toegezegd, waarvan 35 miljoen EUR voor de humanitaire respons in Zuid-Sudan en 15 miljoen voor de hulp aan vluchtelingen in de regio en de gastgemeenschappen. ECHO, de European Commission's Humanitarian Aid and Civil Protection department, beslist zelfstandig over bijdragen, zonder inspraak van lidstaten. In de maandelijkse raadsvergaderingen over humanitaire hulp, alsmede door de bestaande coördinatiestructuren ter plaatse wordt regelmatig gesproken over samenwerking, verdergaande coördinatie en afstemming.

Uitzetting Humanitarian Coordinator Toby Lanzer

De leden van de PvdA-fractie constateren dat Zuid-Soedan de VN humanitair-coördinator Toby Lanzer het land uit heeft gezet. Ook lezen zij berichten dat andere belangrijke humanitaire waarnemers van de VN het land uit dreigde te worden gezet. Zij stellen tevreden vast dat de regering zich aansluit bij de strenge veroordeling hiervan door VN secretaris-generaal Ban Ki-moon en bij zijn oproep aan Zuid-Soedan deze beslissing direct terug te draaien. De leden vragen de regering dit te bevestigen en om toe te lichten op welke wijze internationale druk wordt gezet op de Zuid-Soedanese regering dit besluit terug te draaien. Ook vragen zij welke redenen de Zuid-Soedanese regering aanvoert voor het besluit een VN medewerker uit te zetten. De leden vragen teven een terugkoppeling van het gesprek dat Minister Ploumen met de heer Lanzer heeft gevoerd in Den Haag nadat het bericht bekend was geworden dat hij uit het land gezet was. Tenslotte vragen zij of dit besluit van de Zuid-Soedanese regering in relatie staat tot grotere druk vanuit de internationale gemeenschap op de regering en strijdende partijen om de vredesbesprekingen weer op te pakken.

D66: Naast het voortdurende geweld zijn inmiddels ook de VN-coördinator Toby Lanzer en een humanitaire waarnemer van de VN door de Zuid-Sudanese regering het land uitgezet. Goed dat het kabinet zich direct expliciet en publiekelijk uitspreekt tegen het besluit van de Zuid-Sudanese regering en zich daarmee aansluit bij de strenge veroordeling van het besluit door Ban Ki-Moon. Heeft de EU zich bij monde van de Hoge Vertegenwoordiger Mogherini inmiddels ook hierover uitgesproken? Wat betekent deze situatie voor de vredesmissie UNMISS waar Nederland tot het voorjaar van 2016 bij betrokken is?

D66: De Minister geeft aan dat zij de VN-coördinator kortgeleden persoonlijk heeft gesproken over de actuele situatie in het land. Is de Minister inmiddels op de hoogte van de redenen van het omstreden besluit van de regering van Zuid-Sudan om hem het land uit te zetten? Over welke specifieke ontwikkelingen heeft de VN-coördinator tijdens het gesprek nog meer zijn zorgen uitgesproken?

Waar nodig spreekt Nederland de Zuid-Sudanese autoriteiten op alle niveaus aan op hun verantwoordelijkheden, zo lezen de leden van de D66-fractie in de kabinetsbrief. In hoeverre is er op dit moment nog ruimte voor deze benaderingswijze nu twee VN-vertegenwoordigers het land zijn uitgezet mogelijk vanwege hun kritische houding?

Met grote zorgen nemen de leden van de GroenLinksfractie kennis van het bericht dat VN coördinator Toby Lanzer als «persona non grata» is bestempeld door de regering in Juba. Is er al zicht op een intrekking van dit besluit door de Zuid-Sudanese regering?

Reactie van het kabinet:

Onmiddellijk na de bekendmaking van de uitzetting van de heer Toby Lanzer heeft de internationale gemeenschap, waaronder Nederland, diverse verklaringen uitgebracht waarin het besluit van de Zuid-Sudanese regering wordt veroordeeld en de regering wordt opgeroepen om onmiddellijk terug te komen op haar besluit. Namens de EU hebben EU Commissaris voor Humanitaire Hulp en Crisis Management Christos Stylianides en de HoM’s van de EU met Canada en Zwitserland in Juba verklaringen uitgebracht. Ook tijdens het eerder genoemde High Level Event on the Humanitarian crisis in South Sudan and its impact on the region, waar de heer Lanzer aan deelnam, is zijn uitzetting door een groot aantal landen, waaronder Nederland, veroordeeld. De druk van de internationale gemeenschap heeft helaas nog niet geleid tot een intrekking van het besluit van de Zuid-Sudanese regering.

De Zuid-Sudanese regering voert als reden voor het uitzetten van Lanzer aan dat hij, ondanks waarschuwingen van regeringsleden, ongefundeerde informatie zou zijn blijven verspreiden over de economische en humanitaire situatie in het land, verklaringen zou hebben uitgegeven die buiten zijn mandaat vielen en opruiende tweets zou hebben verstuurd.

Het is gissen of het besluit om Lanzer uit te zetten verband houdt met de druk vanuit de internationale gemeenschap om te komen tot een vredesovereenkomst. De Zuid-Sudanese regering heeft zich eerder zeer kritisch uitgelaten over sancties tegen militaire en politieke kopstukken. Er zijn echter geen aanwijzingen dat het besluit om Lanzer uit te zetten hiermee verband houdt. Het is mogelijk dat de regering een signaal wilde geven aan zijn opvolger, Eugene Owusu, die momenteel een vergelijkbare functie in Ethiopië bekleedt en binnenkort zal starten in Zuid-Sudan.

Lanzer blijft, ondanks zijn uitzetting, tot het aantreden van zijn opvolger in functie als de Humanitaire Coördinator van de VN. Zijn taken worden lokaal waargenomen door een interim en plaatsvervangend Humanitaire Coördinator. Ook na de uitwijzing van Lanzer gaat de dialoog met de overheid en de oppositie over de humanitaire hulpverlening, op constructief kritische basis, onverminderd door.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sprak op 1 juni met Lanzer, echter voordat het nieuws bekend werd over zijn uitzetting. Zij spraken over de algehele verslechtering van de humanitaire en economische situatie in het land, de koppeling tussen humanitaire hulp en ontwikkelingssamenwerking en het belang om te blijven investeren in de ontwikkeling van Zuid-Sudan. De Minister heeft aangegeven dat Nederland zich blijft inzetten voor de lange termijn ontwikkeling van het land, maar vooralsnog uitsluitend via kanalen buiten de centrale overheid om.

Functioneren UNMISS en de Nederlandse bijdrage

D66: Kan de VN-missie nog functioneren nu de VN-coördinator het land is uitgezet door de Zuid-Sudanese regering? Welke uitdagingen en risico’s ondervindt UNMISS op dit moment bij het beschermen van de burgerbevolking in het door geweld getroffen gebied? Is de Nederlandse bijdrage aan de vredesmissie nog steeds met name gericht op de bescherming van ontheemden in vluchtelingenkampen of vindt inmiddels ook training plaats?

D66: Wat betekent deze houding van de Zuid-Sudanese regering voor het werk en de veiligheid van VN-afgevaardigden en ook voor de hulpverleners in het land? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om vanuit Nederland extra ondersteuning te bieden aan hulpverleners die actief zijn in het land en wiens veiligheid steeds meer in het geding komt door het aanhoudende geweld?

Reactie van het kabinet:

Zoals hierboven aangegeven, worden de taken in Juba van Toby Lanzer als Humanitair Coördinator door plaatsvervangers waargenomen. In die zin heeft zijn uitzetting geen effect op het functioneren van UNMISS.

Het hoofddoel van UNMISS, bescherming van de burgerbevolking, is ambitieus gezien de omvang van het land, het aantal mensen dat bescherming nodig heeft en de relatief beperkte capaciteiten van UNMISS. UNMISS zet de meeste capaciteit in voor de bescherming van op VN-terreinen opgevangen ontheemden. De uitdagingen van de missie met betrekking tot de bescherming van de burgerbevolking buiten deze terreinen houden mede verband met de opstelling van de conflictpartijen en de toegenomen gewelddadigheden. UNMISS beschikt niet over voldoende capaciteit om in heel Zuid-Sudan bescherming te bieden aan de bevolking.

De opstelling van de conflictpartijen ten opzichte van UNMISS is niet consistent. Enerzijds wordt UNMISS geaccepteerd en is zij voor geen van de strijdende partijen een direct doelwit. Anderzijds komen regelmatig beperkingen van de bewegingsvrijheid van de missie of schendingen van de Status of Force Agreement (SOFA) voor. Het risico bestaat dat UNMISS-personeel bij de uitvoering van haar taken, vooral met betrekking tot de bescherming van de burgerbevolking, tussen twee vuren terecht komt, of onbedoeld het slachtoffer wordt van gewelddadigheden. Over het algemeen laat de overheid noch de oppositie zich erg veel gelegen liggen aan de veiligheid van de hulpverleners. De VN kaart dit onacceptabele punt bij herhaling aan bij beide partijen. Nederland ondersteunt deze interventies. Voor de volledigheid is het echter goed te vermelden dat het dreigingsniveau voor Nederlands personeel sinds de vorige Art. 100-brief niet is veranderd en nog steeds vastgesteld is op matig.

De Nederlandse bijdrage is conform het mandaat vooral gericht op de bescherming van de op VN-terreinen opgevangen ontheemden. Voor informatie over de invulling van de Nederlandse bijdrage, zie ook de artikel 100 brieven en de Evaluatie inzet Nederlandse Militairen 2014 (Kamerstuk 29 521, nr. 255 en nr. 281, BS2015009773).

Door UNPOL worden thans op kleine schaal workshops georganiseerd (zgn. sensitization sessions), ten behoeve van de South Sudanese National Police Service. Deze sessies zijn gericht op community policing in het kader van versterking van de bescherming van burgers met het oog op vrijwillige terugkeer naar hun woonplaats. De focus ligt op het opbouwen van de relatie met de gemeenschap en de grondbeginselen van community policing. De hieraan deelnemende politieagenten zullen worden geplaatst in gebieden waar de IPD’s naar kunnen terugkeren (de wijk Gudele in Juba).

Het kabinet meent dat de centrale regering en strijdende partijen niet vaak genoeg kunnen worden gewezen op het feit dat zij eerstverantwoordelijk zijn voor de veiligheid en de ondersteuning van het werk van hulpverleners in het veld. In de slotverklaring van eerdergenoemde recente humanitaire pledging conferentie in Genève, wordt terecht tot een fundamentele gedragsverandering op dit terrein opgeroepen. Nederland bepleit in dit kader steeds dat het gedrag van spoilers publiekelijk veroordeeld en zo snel als mogelijk bestraft wordt. Nederland ondersteunt ook inspanningen die zich richten op de verbetering van de veiligheid van hulpverleners, bijvoorbeeld door steun aan de NGO International NGO Safety Organisation die humanitaire NGO’s van op dit terrein relevante informatie en analyses voorziet.

Mensenrechtensituatie

De directe steun aan Zuid-Soedan is een jaar geleden stopgezet door het Nederlandse kabinet. NGO programma’s om verzoening teweeg te brengen, worden nog wel ondersteund. Eerder dit jaar is echter een omstreden NGO-wet unaniem aangenomen door het parlement in Zuid-Soedan, wat het voor NGO’s significant moeilijker zal maken om hun werk te doen en het risico op censuur zal vergroten. De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister bereid is om – bilateraal of in EU verband – zich in te zetten om de negatieve gevolgen van deze NGO-wet te minimaliseren. Ze vragen wat het oordeel van de Minister is over deze wet die de vrijheid van meningsuiting inperkt, terwijl we een jarenlange bilaterale relatie hebben met Zuid-Soedan en Nederland juist altijd geïnvesteerd heeft in vrijheid van meningsuiting.

De leden van de CDA-fractie maken zich veel zorgen over toenemende repressie en de daarmee samenhangende onveiligheid van mensenrechten- en vredesactivisten in Zuid-Sudan. En is er verbaasd over dat hier geen aandacht aan wordt besteed in de brief. Waarom niet?

Is de Minister bereid hier alsnog op in te gaan? Staan de verslechterende veiligheidssituatie van mensenrechten- en vredesactivisten in Zuid-Sudan voldoende op het netvlies van Nederland en andere internationale actoren? Wat kan de Nederlandse ambassade doen om in haar dagelijkse activiteiten rekening te houden met de mogelijke nadelige gevolgen voor Zuid-Sudanezen om in contact te treden met internationale actoren en wat kan Nederland extra doen om deze mensen toch te steunen in hun werk nu te beschermen?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet deelt de zorgen van de CDA-fractie over de verslechterende mensenrechtensituatie in Zuid-Sudan. Het politiek-maatschappelijk klimaat in Zuid-Sudan wordt repressiever. Voorbeelden hiervan zijn de inperking van de vrijheid van meningsuiting door intimidatie van journalisten en het tijdelijk sluiten van radiostations door de nationale veiligheidsdienst evenals pogingen om greep te krijgen op NGO’s.

Nederland kaart de mensenrechtensituatie regelmatig, bilateraal en in EU-verband, aan bij de Zuid-Sudanese autoriteiten. Verder dringt Nederland er in de MRR op aan om in resoluties en verklaringen aandacht te besteden aan de verslechterende mensenrechtensituatie en de Zuid-Sudanese regering op te roepen om de mensenrechten te respecteren en zorg te dragen voor voldoende ruimte voor het maatschappelijk middenveld, politieke oppositiepartijen en journalisten. De MRR resolutie van 2 juli jl. bevat mede dankzij de actieve inzet van Nederland stevige taal over de mensenrechtensituatie in Zuid-Sudan. In de resolutie wordt de Zuid-Sudanese regering met klem verzocht om de vrijheid van meningsuiting en vergadering te respecteren door er onder andere voor te zorgen dat NGO’s en media ongehinderd kunnen opereren.

De Nederlandse ambassade in Juba houdt in samenwerking met andere internationale partners een scherp oog voor de positie van mensenrechtenverdedigers en vredesactivisten. Nederland ondersteunt samen met de EU-delegatie een project om een lokaal mensenrechten verdedigingsnetwerk op te zetten. Dit netwerk heeft als doel leden van het maatschappelijk middenveld die op de voorgrond treden, zowel lokaal als nationaal en internationaal, met elkaar te verbinden, trainingen te geven op het gebied van (zelf)bescherming en een netwerk van beschermingsmechanismen te bieden.

Lokale en internationale NGO’s en de internationale gemeenschap (onder leiding van Nederland en Canada) hebben sinds het ontstaan van NGO-wetsontwerpen geijverd om de wet zo helder mogelijk en faciliterend aan het werk van NGO’s te maken. Dit is op onderdelen gelukt, maar sommige processen en definities blijven nog onduidelijk, wat ruimte biedt voor restrictieve interpretatie en arbitraire besluitvorming door de overheid. Het huidige wetsontwerp zou het opereren van NGO’s daardoor ernstig kunnen belemmeren. Het wetsontwerp, dat enige tijd bij de president lag ter bekrachtiging, is door hem inmiddels teruggestuurd naar het parlement. Diplomatieke druk, waaronder door Nederland, heeft waarschijnlijk een rol gespeeld bij het besluit van de president. Nederland en gelijkgezinden binnen de internationale gemeenschap zullen zich blijven inzetten voor een aanpassing van het wetsontwerp. In bredere zin zullen zij blijven bepleiten dat het maatschappelijk middenveld in lokale regelgeving voldoende bewegingsruimte krijgt.

De NGO’s hebben collectief besloten hun pleidooi vooral te richten op een redelijke en billijke toepassing van de wet. Nederland en de internationale gemeenschap zullen ook dit standpunt ondersteunen en daarover in nauw contact blijven staan met het NGO forum. Nederland zal zich ook blijven inspannen om het belang van burgerrechten en voldoende politieke ruimte voor het maatschappelijk middenveld onder de aandacht te brengen van de autoriteiten. Deze dialoog met de regering over de inhoud van de wet wordt zowel binnen het zgn. Government Partner Forum als in bilaterale contacten voortgezet.

Steun aan vrije media en Radio Tamazuj

Ten slotte nog een vraag over de steun aan vrije media. Graag horen de leden van de VVD-fractie van de Minister hoe wordt omgegaan met de veiligheid van journalisten die worden ondersteund. Worden maatregelen getroffen om hun veiligheid te garanderen? Zo ja, om welke maatregelen gaat het? Is er sprake geweest van incidenten waarbij de veiligheid van gesteunde journalisten in het geding is geweest?

Als laatst vragen de leden van de GroenLinksfractie hoe het gaat met Radio Tamazuj, naar aanleiding van het mislukte vrije media project Radio Miraya. Ziet het er naar uit dat Radio Tamazuj onafhankelijk kan (blijven) opereren in Zuid-Sudan?

Reactie van het kabinet:

De veiligheid van journalisten is een belangrijk thema voor de organisaties die in Zuid-Sudan werken met journalisten. Hierbij wordt zowel aandacht geschonken aan verantwoorde verslaglegging als aan bijvoorbeeld informatiebeveiliging. Over concrete maatregelen die organisaties treffen om hun journalisten te beschermen kan het kabinet geen mededelingen doen. Wanneer journalisten dusdanig bedreigd worden dat zij hun werk niet meer kunnen uitvoeren, wordt op gecoördineerde wijze door de internationale gemeenschap (bijvoorbeeld in EU-verband) hulp geboden. In het geval van door Nederland ondersteunde media activiteiten hebben de uitvoerende partners zelf effectieve maatregelen getroffen om hun medewerkers te beschermen, waarbij Nederland zo nodig een ondersteunende rol heeft gespeeld.

Op het moment ziet het er naar uit dat Radio Tamazuj onafhankelijk kan (blijven) opereren in Zuid-Sudan, doordat de organisatie de juiste maatregelen lijkt te hebben getroffen om zijn onafhankelijkheid in de moeilijke Zuid-Sudanese omstandigheden te waarborgen.

Lokale verzoeningsprocessen

VVD: De Minister stelt dat Nederland investeert in verschillende inspanningen om de toegang van burgers tot (in)formele rechtssystemen op lokaal niveau te verbeteren. Kan de Minister meer vertellen over deze informele rechtssystemen? Welke zijn dat? Zijn het formele en de informele rechtssystemen in Zuid-Soedan tegenstrijdig aan elkaar? Worden Zuid-Soedanese burgers berecht via informele rechtssystemen? Zo ja, is het naleven van mensenrechten gewaarborgd binnen deze informele systemen? Is de Minister, al deze zaken meewegende, van mening dat het wenselijk is om Zuid-Soedanese burgers te laten berechten via informele rechtssystemen?

VVD: Een belangrijk aspect van de Nederlandse inzet is verzoening op lokaal niveau en de positie van vrouwen in de Zuid-Soedanese samenleving. In hoeverre is het in de huidige context nuttig om in deze zaken te investeren? Kan de Minister concreet maken welke resultaten op deze aandachtsgebieden tot nu toe zijn behaald? Is hier op de gerichte doelgroepen ook waarneembare verbetering te bemerken? Hoe worden programma’s op deze punten geëvalueerd?

De leden van de CDA-fractie juichen de toegenomen aandacht bij Nederlandse regering en andere spelers voor verzoeningsprocessen toe. Wel wijzen de leden van deze fractie op de risico’s van een door donors gedreven proces. Men moet ervoor waken geen

nieuwe processen en projecten uit te rollen over al bestaande lokale capaciteit. Er gebeurt al veel op heel lokaal, grassroot niveau. Dit moet versterkt worden op een werkwijze die aansluit bij lokale behoeften, vooral gezien de gevoeligheid van verzoening en traumaverwerking. Deze leden zien dat er met name behoefte is aan capaciteitsversterking op lokaal niveau, zowel qua kennis (training) als middelen (communicatie en vervoersmiddelen). Hoe gaat de Minister de Nederlandse inzet op verzoening vormgeven?

CDA: Is de Minister bereid een «mapping» te laten uitvoeren op lokaal niveau, dus niet (alleen) in Juba, in de gebieden waar zij actief wil zijn met betrekking tot verzoening (in rustige gebieden kan nu al gestart worden) om de aanwezige initiatieven en capaciteiten, alsook de mogelijkheden om deze te versterken, in kaart te brengen?

CDA: Is de Minister bereid om de mogelijkheden te onderzoeken om kleinere bedragen beschikbaar te stellen voor dit werk dan nu gebruikelijk is? De huidige grote

bedragen met uitgebreide verantwoordingsverplichtingen zijn minder geschikt voor het steunen van kleine bottom-up initiatieven voor verzoening en vredesopbouw.

D66: De Minister noemt verzoening als accentverschuiving in de huidige MSJP. Hoe gaat de Minister de Nederlandse inzet op verzoening vormgeven? Op lokaal niveau is vooral behoefte aan capaciteit versterking, zowel qua kennis (training) als middelen (communicatie en vervoersmiddelen). Ziet het kabinet mogelijkheden om via de ambassade in kaart te brengen in welke gebieden – naast Juba – Nederland actief kan zijn om de reeds aanwezige initiatieven en capaciteiten tot verzoening te versterken?

Reactie van het kabinet:

In de Zuid-Sudanese wet is vastgelegd dat het rechtssysteem bestaat uit zowel formele als informele (traditionele, door gemeenschapsouderen geleidde) rechtssystemen. Bij wet zijn de verschillende competenties van de diverse formele en informele rechtbanken vastgelegd – zij zijn dus officieel complementair aan elkaar. Ook wordt in de wet de waarborging van mensenrechten geregeld. Burgers maken dus zowel gebruik van informele/ traditionele als formele rechtbanken.

Dit nieuwe, gemengde rechtssysteem wordt sinds de onafhankelijkheid in 2011 toegepast en verder opgebouwd. Op veel plaatsen ontbreekt voldoende capaciteit en kennis, wat in de praktijk een negatief effect heeft op de toegang tot (in)formele rechtssystemen. Daarnaast wordt de toegang tot het formele systeem in rurale gebieden ook vaak bemoeilijkt doordat rechtbanken eenvoudigweg te ver weg liggen. Hierdoor worden soms zaken die eigenlijk in het formele rechtssysteem thuishoren, noodgedwongen in het informele systeem afgewikkeld.

Traditionele/ informele rechtspraak blijft voor veel Zuid-Sudanezen het belangrijkste instrument om (sneller) hun recht te halen. Het kabinet is dan ook van mening dat het hybride rechtssysteem past bij de visie van de bevolking op de rechtstaat. Dit laat onverlet dat om het systeem voldoende effectief te maken, langdurige en forse capaciteitsopbouw noodzakelijk is. Nederland blijft op dit terrein actief en leidt, samen met de EU, het hiervoor relevante donoroverleg.

Omwille van het voorgaande richt het Access to Justice programma van UNDP, waaraan Nederland een bijdrage levert, zich niet alleen op het versterken van de capaciteiten van rechters, aanklagers en advocaten in het formele rechtssysteem. Ook traditionele leiders worden getraind om hun rol in het huidige rechtssysteem adequaat in te vullen, bijvoorbeeld door hun begrip van fundamentele mensenrechten te verbeteren en hen te helpen bij het opschrijven en publiceren van handelingen in de traditionele rechtspraak.

In Zuid-Sudan vormen steeds terugkerende conflicten – die hun oorsprong meestal vinden in oude grieven en toegang tot middelen van bestaan (zoals water, graasgebieden en olie) – een belangrijke belemmering voor een vreedzame samenleving. Het is daarom van groot belang om verzoening op lokaal niveau in te zetten, zodat de grondoorzaken van conflict worden aangepakt. Verzoening en vredesopbouw zijn processen waarin geleidelijk kleine stappen moeten worden gemaakt. Verbetering is in de huidige context moeilijk vast te stellen vanwege de negatieve impact die het conflict heeft. Desondanks worden resultaten behaald. In de deelstaat Warrap is door inspanningen op het gebied van verzoening bijvoorbeeld afgesproken dat een markt voortaan verboden gebied is voor mensen die wapens dragen. In een ander gebied zijn afspraken tussen herders en boeren gemaakt over looproutes en graasgebieden voor koeien.

In internationaal verband vindt sinds zomer 2014 gecoördineerd overleg plaats over de inzet van donoren ten behoeve van verzoening. Onderdeel van deze coördinatie is een continue mapping van activiteiten en initiatieven. Op basis van deze informatie wordt door alle donoren bezien waar en door wie het beste ondersteuning kan worden geboden. Hierbij is een belangrijk uitgangspunt dat verzoeningsprocessen door de Zuid-Sudanese bevolking worden geleid en donoren vooral een ondersteunende rol spelen.

Nederland werkt momenteel in Juba samen met Denemarken en Zweden aan de oprichting van een Civil Society Fund voor capaciteitsopbouw en versterking van het maatschappelijk middenveld. Via dit fonds kunnen (lokale) bottom-up initiatieven of verzoeken om steun van het Zuid-Sudanese maatschappelijke middenveld worden ondersteund, waaronder lokale verzoenings- en vredesinitiatieven. Het kabinet draagt, via bijdragen aan gespecialiseerde NGO's3, ook al jaren bij aan kleinere Zuid-Sudanese initiatieven op het terrein van verzoening.

Voedselzekerheidssitutatie en werkgelegenheid

VVD: Een ander aandachtsgebied voor de Nederlandse inzet is het vergroten van werkgelegenheidskansen. Hebben Nederlandse programma’s tot meer werkgelegenheid geleid? Kan de Minister dit concreet maken?

De leden van de PvdA fractie waarderen de inzet van de Minister op de inzet om Zuid-Soedanese jongeren middels voedselzekerheidsprogramma’s en het aanjagen van werkgelegenheid in de landbouwsector aan een baan te helpen. Zicht op inkomen en tegelijkertijd een betere toegang tot voedsel, dragen immers bij aan een beter perspectief en daardoor worden ze minder vatbaar om gerekruteerd te worden voor het conflict. De leden van de PvdA fractie vragen hoe de initiatieven om te investeren in jongeren op dit moment vormkrijgen, en of het geld dat vrijgemaakt wordt uit het DGGF en het FOM om jonge Afrikaanse ondernemers aan banen te helpen ook in Zuid-Soedan ingezet wordt. Ze vragen of de Minister inzicht kan geven in het aantal jongeren dat door de Nederlandse inzet op het voedselzekerheidsprogramma aan een baan zijn geholpen. Op welke manier is de private sector hierbij betrokken? En kan de Minister al iets zeggen over de resultaten leden van de PvdA fractie vragen hoe de initiatieven om te investeren in jongeren op dit moment vormkrijgen, en of het geld dat vrijgemaakt wordt uit het DGGF en het FOM om jonge Afrikaanse ondernemers aan banen te helpen ook in Zuid-Soedan ingezet wordt.?

In de brief wordt aangegeven dat bovenstaande programma’s op het gebied van landbouw en voedselzekerheid in sommige gevallen versterking van de Zuid-Soedanese centrale overheid vereisen. De leden van de PvdA-fractie steunen daarom de beleidsdialoog die nog wel gaande is tussen de Nederlandse overheid, (inter-)nationale NGO’s en de Zuid-Soedanese autoriteiten. Deze leden vragen of de Minister kan aangeven hoe de beleidsdialoog verloopt en hoe die wordt ontvangen door de autoriteiten.

GroenLinks: Ook heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking toegezegd mogelijkheden te onderzoeken om in Nederlandse interventies meer aandacht te besteden aan voedselzekerheid, investeren in (werk voor) jongeren en verzoening. Wanneer kunnen we hiervan concrete resultaten verwachten?

Reactie van het kabinet:

Na het zomerreces van 2016, als alle door Nederland ondersteunde organisaties hun jaarverslag over 2015 hebben ingeleverd, zal in de resultatenrapportage van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, een zo compleet mogelijk overzicht geschetst kunnen worden van de vruchten van de recente inspanningen om extra aandacht te trachten te schenken aan het bevorderen van werkgelegenheid (voor jongeren), voedselzekerheid en verzoening.

Onderstaande tussentijdse resultaten van enkele door Nederland gefinancierde projecten zijn echter illustratief voor de mogelijkheid om in de huidige, meervoudige crisis in Zuid-Sudan toch langzaam maar zeker resultaat te boeken.

In de, in februari 2015 gestarte, tweede fase van het door de ambassade gefinancierde Zuid-Sudan Agribusiness Development programma (SSADP), wordt bijvoorbeeld een nadrukkelijker accent geplaatst op de bevordering van werkgelegenheidskansen. De aanpak van het SSADP is ook tekenend voor de manier waarop Nederland inzet op een maximale rol van de private sector in zijn voedselzekerheidsprogramma. Voor zover bekend verstrekten banken in Zuid-Sudan de afgelopen jaren nooit leningen aan landbouwbedrijven: een forse handicap voor de ontwikkeling van de landbouwsector. Het SSADP beoogt daarom enkele honderden midden- en kleinbedrijven in de landbouwsector te steunen bij het uitwerken van een gedegen bedrijfsplan voor de aanvraag van een lening bij banken, die door het SSADP getraind zijn in de financiering van landbouw. Dit model zal leiden tot groeiende werkgelegenheid in de landbouwsector.

Met Nederlandse financiering verbeteren het WFP en IFAD wegen die de toegang van boeren tot afzetgebieden mogelijk maken: een randvoorwaarde voor profijt van toegenomen landbouwproductie. Nu al blijken boeren in de nabijheid van de over enkele maanden op te leveren wegen, meer producten te planten, in de wetenschap dat hun afzetmogelijkheden straks zullen zijn toegenomen.

Ook het door de ambassade opgezette zaadverbeteringsprogramma stimuleert, met moeite maar gestaag, de groei van zaad-producerende private landbouwbedrijven en, indirect, een veelvoud aan landbouwbedrijven die van dit betere zaaigoed profiteren. Dit programma blijft gericht op een bredere beschikbaarheid van zaad van betere kwaliteit in Zuid-Sudan, maar leidt ook tot directe werkgelegenheid bij zaadvermeerderingsbedrijven voor tientallen tot honderden mensen. Op termijn moet de beschikbaarheid van beter zaad indirecte werkgelegenheid bieden aan vele duizenden boeren en boerinnen.

In het kader van de door Nederland ondersteunde activiteiten op het terrein van de speerpunten voedselzekerheid en water houden medewerkers van de ambassade, alsook de organisaties die de activiteiten uitvoeren, contact met Zuid-Sudanese ambtenaren die op deze terreinen werkzaam zijn. Zij lijken de beleidsdialoog in dit kader te waarderen. Vooralsnog leverde deze dialoog echter vrij weinig op.

PvdA: Zoals in de brief vermeld, is de voedselzekerheidssituatie in de gebieden waar het conflict het ergst is in Zuid-Soedan uiterst kwetsbaar, omdat niet iedereen daar toegang heeft tot humanitaire hulp. Daardoor is het aantal vluchtelingen verder gestegen, en is de kindersterfte toegenomen. In combinatie met overstromingen eind vorig jaar is de voedselsituatie nog meer verslechterd, wat heeft geleid tot een stijging van prijzen van de belangrijkste voedselbronnen. Daardoor ontstaat nog meer onrust. De leden van de PvdA-fractie maken zich ernstige zorgen hierover en vragen of de Minister bereid is om ook in internationaal verband aandacht voor voedselzekerheid te vragen. Ze vragen ook welk deel van de Nederlandse bijdrage besteed wordt aan het verbeteren van de voedselzekerheidssituatie. Ook vragen zij naar mogelijkheden hier extra inspanningen te leveren.

Reactie van het kabinet:

In overleg met autoriteiten en tussen donoren onderling besteden Nederland en gelijkgezinde landen aandacht aan gerelateerde uitdagingen op de (midden)lange termijn, zoals de transitie van humanitaire hulp naar ontwikkeling en wederopbouw, inclusief voedselzekerheid.

Veel van de door Nederland medegefinancierde inspanningen van humanitaire organisaties trachten onder andere de voedselzekerheid in het land zo goed als mogelijk te bevorderen, bijvoorbeeld door wegen naar voedselproducerende gebieden te verbeteren, waar mogelijk cash and vouchers te verstrekken in plaats van voedsel of door zaaigoed of pluimvee te verstrekken ten behoeve van kleinschalige landbouw en veeteelt. Omdat veel van die op het verbeteren van voedselzekerheid gerichte activiteiten verweven zijn met acute levensreddende activiteiten en omdat veel Nederlandse bijdragen ongeoormerkt zijn, kan niet aangegeven worden welk deel van de Nederlandse bijdrage aan humanitaire hulp besteed wordt aan het verbeteren van de voedselzekerheidssituatie. Van de bijdrage van het kabinet van 11 miljoen EUR aan de inspanningen van elf NGO’s in het kader van de Dutch Relief Alliance is dit wel bekend: ongeveer 2,5 miljoen EUR gaat naar voedselzekerheid.

NL inzet op OS algemeen en fragiele staten beleid

D66: Vorig voorjaar werd besloten de hulp aan Zuid-Sudan die via de centrale regering loopt, op te schorten. Dat gebeurde uit onvrede over de bereidheid van de regering om een einde te maken aan het geweld en de humanitaire crisis in het land. Wat betekent het aanhoudende geweld, de mensenrechtenschendingen en de uitzetting van de VN-coördinator voor het Nederlandse OS-programma? Welke consequenties overweegt het kabinet nu? Op lokaal niveau kan Nederland enige betekenis hebben voor de bevolking. Maar het huidige Meerjarige Strategische Plan (MSJP) is nog niet aangepast. Hoe denkt het Kabinet in de tussentijd en ondanks de vele onzekerheden toch vorm te geven aan de mogelijkheden die er wel zijn om op lokaal niveau de burgerbevolking te bereiken met hulp en ontwikkeling?

D66: Welke overwegingen, lessen, aandachtspunten ziet het kabinet in Zuid-Sudan als relevant voor een algemene fragiele staten aanpak die escalatie van geweld, bescherming van de burgerbevolking en stabiliteit kunnen bevorderen?

Reactie van het kabinet:

Zoals aangegeven in de Kamerbrief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 29 augustus 2014 (Kamerstuk 22 831, nr. 101), leren de ontwikkelingen in Zuid-Sudan dat in een fragiele of post-conflictstaat, het doorgronden en het zo goed als mogelijk aanpakken van de grondoorzaken van conflicten, minstens zo belangrijk is als staatsopbouw.

Uiteraard maken de ontwikkelingen in Zuid-Sudan het lastiger om de Zuid-Sudanese bevolking te ondersteunen bij het bewerkstelligen van duurzame vooruitgang richting een betere toekomst. Nederland kijkt, vaak samen met gelijkgezinde spelers, voortdurend naar de wenselijkheid en de mogelijkheden om zijn geïntegreerde inzet aan te passen. Het kabinet loopt hierbij tegen dilemma’s aan. Hoe ver moet de internationale gemeenschap bijvoorbeeld gaan met het – op basis van humanitaire principes – te hulp schieten van mensen die door hun politieke leiders in de steek worden gelaten, als dat er onder andere toe leidt dat die politieke leiders zich hierdoor nog sterker onttrekken aan hun verantwoordelijkheden?

Het kabinet denkt dat zijn inzet in Zuid-Sudan zo goed als mogelijk is aangepast aan de complexe huidige situatie. Kortgezegd blijft in deze situatie tot nu toe een duurzaam vredesakkoord uit, verdient de centrale regering tijdelijk niet meer onze directe steun, maar kan ontwikkelingssamenwerking tegelijkertijd – gelukkig – in relatief veilige delen van het land tot op zekere hoogte doorgang vinden en op beperkte schaal resultaten boeken. De aanstaande resultatenrapportage van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zal een beeld schetsen van de resultaten die bijvoorbeeld door Nederland gefinancierde NGO-programma’s in 2014 op lokaal niveau boekten.


X Noot
3

Waarvan enkele recente voorbeelden omschreven zijn op pagina 8 en 9 van de Kamerbrief van 8 mei jl. over de Nederlandse inzet in Zuid-Sudan (Kamerstuk 22 831, nr. 105).

Naar boven