22 775
Gerechtsdeurwaarderswet

nr. 22
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 januari 2002

De Staatssecretaris van Justitie heeft u bij brief van 6 november 2001, Kamerstukken II 2001/2002, 22 775, nummer 20, meegedeeld dat ik in het kader van de halfjaarlijkse bijstelling van de Leidraad Invordering 1990 de wenselijkheid zal bezien om met betrekking tot de beroepshouding en werkwijze van de belastingdeurwaarder aansluiting te zoeken bij de beroepsen gedragsregels die gelden voor de gerechtsdeurwaarder. Deze toezegging heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2002 in § 1, lid 13, van de Leidraad Invordering 1990 (besluit van 17 december 2001, Stcrt. 249) gedragsregels voor de belastingdeurwaarder zijn neergelegd.

Overeenkomstig de toezegging in meergenoemde brief uw kamer hierover te informeren, doe ik u hieronder de betreffende passage uit de Leidraad Invordering 1990 toekomen.

«De belastingdeurwaarder: gedragsregels

13. Belastingdeurwaarder is de door of namens de Minister van Financiën als zodanig aangewezen ambtenaar van de rijksbelastingdienst. De rechten en plichten uit hoofde van de Ambtenarenwet en het Algemeen Rijksambtenarenreglement zijn op hem van toepassing. In de uitoefening van zijn functie is de belastingdeurwaarder bestuursorgaan in de zin van de Awb dan wel handelt hij onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan (de ontvanger). Als zodanig vervult hij zijn taak zonder vooringenomenheid, gebruikt hij zijn bevoegdheid niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend en waakt hij ervoor dat de nadelige gevolgen van zijn handelen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met die handelingen te dienen doelen. Ter voorkoming van misverstanden meldt de belastingdeurwaarder steeds in welke hoedanigheid hij optreedt en legitimeert hij zich desgevraagd. Op grond van artikel 67 van de wet is het de belastingdeurwaarder verboden om hetgeen hem in enige werkzaamheid bij de uitvoering van de wet, of in verband daarmee, nopens de persoon of de zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld, verder bekend te maken dan nodig is voor de uitvoering van de wet of voor de heffing van enige rijksbelasting.

De leiding van de invordering berust steeds in handen van de ontvanger. Dit brengt met zich mee dat de belastingdeurwaarder de door hem rechtstreeks aan de wet en aan Rv ontleende bevoegdheden slechts uitoefent na daartoe verkregen opdracht van de ontvanger en zich bij de uitoefening van die bevoegdheden houdt aan diens aanwijzingen.

Op grond van artikel 9:1 Awb heeft een ieder het recht om over de wijze waarop de belastingdeurwaarder zich jegens hem of een ander heeft gedragen een klacht in te dienen.

Klachten in verband met zijn ambtsuitoefening kunnen worden ingediend bij de ontvanger in wiens opdracht en onder wiens verantwoordelijkheid de belastingdeurwaarder werkzaam is.»

Ik vertrouw erop u met het vorenstaande voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos

Naar boven