22 718
OVSE-Assemblée

E
nr. 17
VERSLAG VAN DE ZITTING 2008

Vastgesteld 9 september 2008

Inleiding

De Parlementaire Assemblee van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) heeft haar 17e jaarlijkse zitting gehouden van 29 juni–3 juli in Astana, Kazachstan.

Uit 49 parlementen van lidstaten waren delegaties naar deze zitting afgevaardigd. Van de delegatie van de Staten-Generaal waren in Astana aanwezig de leden Cörüz (CDA, Tweede Kamer, voorzitter), Franken, (CDA, Eerste Kamer), Smaling (SP, Eerste Kamer), Ten Broeke (VVD, Tweede Kamer) en Van Bommel (SP, Tweede Kamer). Voorts waren vertegenwoordigers aanwezig uit Algerije, Egypte, en Marokko (de zgn Mediterrane partners in samenwerking), van de West Europese Unie (als waarnemers) en van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS).

Het centrale thema van deze jaarlijkse bijeenkomst luidde: «Transparantie in de OVSE». De 17e zitting van de OVSE werd geopend op zondag 29 juni met speeches van de voorzitter van de Assemblee, de heer Lennmarker (Zweden), van de President van de Republiek Kazachstan, de heer Nazarbayev, van de Voorzitter van de Senaat van Kazachstan, de heer Kassym-Jomart Tokayev, en van de Voorzitter van de Mazhilis, de Kamer van Volksvertegenwoordigers van Kazachstan, de heer Mussin.

Voorafgaande aan de opening van de 17e zitting had de delegatie een ontmoeting met de Nederlandse ambassadeur te Kazachstan (tevens optredend in Kyrgyzstan en Tadzjikistan), de heer K. van der Tempel, die tijdens een lunch een beeld schetste van de interne politieke, de sociaal-economische en de geo-politieke situatie waarin deze voormalige Sovjet-republiek verkeert. Ook bood de ambassadeur de delegatie inzicht in de aard, de omvang en het belang van de wederzijdse betrekkingen tussen Nederland en Kazachstan en in de samenwerking die op economisch, wetenschappelijk en cultureel gebied plaats vindt. Op deze plaats dankt de delegatie ambassadeur Van der Tempel alsmede de tweede secretaris, de heer Andreou, voor deze briefing en voor de ruime ondersteuning aan de delegatie tijdens haar verblijf in Astana.

Vergadering Standing Committee

Zoals gebruikelijk heeft het Standing Committee zijn vergadering gehouden, voorafgaand aan de plenaire vergadering van de Parlementaire Assemblee. Op zondag 29 juni vergaderde dit bestuurlijk comité, waarin alle delegatievoorzitters zitting hebben, over de agenda van de 17e zitting inclusief de in de agenda op te nemen zgn supplementary items, over de financiële situatie van de Assemblee, over het verslag van de secretaris-generaal, over de in het afgelopen jaar door de OVSE uitgezonden verkiezingswaarnemingsmissies en over de voorgenomen activiteiten van de Assemblee in het najaar van 2008 en in de eerste helft van 2009.

Het financieel verslag van «treasurer» Raidel (Duitsland) dat gewag maakte van een overschrijding van het voor 2007–2008 begrote budget van de Assemblee en waarvan het, naast een licht stijgende inflatie, als oorzaken de hogere kosten van de verkiezingswaarnemingsmissies, salariskosten, kopieerkosten en reiskosten van de staf aanwees, werd voor kennisgeving aangenomen. De begroting voor 2008–2009, waarin een stijging van de inkomsten vanuit de bijdragen van de landen is voorzien met 6,99%, werd aangenomen.

Het verslag van de secretaris-generaal bevatte een overzicht van de waarnemingsmissies van de OVSE bij de verkiezingen in Armenië, Kazachstan, Oekraïne, de Russische Federatie, Georgië, Servië, Kyrgyzstan en recentelijk in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en ging voorts in op het functioneren van het secretariaat van de Parlementaire Assemblee in Kopenhagen. Het Standing Committee nam ook dit verslag voor kennisgeving aan.

Ter voorbereiding van de debatten in het kader van het eerdergenoemde thema van de 17e zitting was door enkele leden van de Parlementaire Assemblee een rapport, voorzien van een ontwerpresolutie voorbereid. Daarnaast hadden leden/delegaties, op basis van de procedurele regels van de Parlementaire Vergadering, voorstellen tot het opvoeren van zgn. supplementary items ingezonden. Gebruikmakend van zijn reglementaire bevoegdheid tot het aanwijzen van hetzij één van de commissies1, dan wel het plenum ter behandeling van deze onderwerpen, kwam het Standing Committee tot het volgende overzicht van te behandelen onderwerpen:

New challenges to parliamentary oversight of the security sector-private military companies and private security companies; initiatiefnemer Grossruck, Oostenrijk; commissie I

Environment and security; initiatiefnemer Blum, Frankrijk; commissie II

Transparency and further OSCE reform: reinforcement of parliamentary participation in the organisation; initiatiefnemer Raidel, Duitsland; plenair

Transparency in the OSCE Area; initiatiefneemster Habsburg-Douglas, Zweden; commissie III

The ban on cluster munitions in participating states of the OSCE; initiatiefnemer Voisin, Frankrijk; commissie I

Afghanistan; initiatiefnemer Di Nino, Canada; commissie III

Strenghtening efforts to combat all forms of trafficking in human beings and addressing the special needs of child victims; initiatiefnemer Smith, Verenigde Staten; commissie III

The Holodomor of 1932–1933 in Ukraine; initiatiefnemer Bilorus, Oekraïne; commissie III

Recognizing the economic, civic and social contributions of migrants; initiatiefneemster Solis, Verenigde Staten; commissie III

Combating anti-semitism, especially its manifestations in the media and in academia; initiatiefnemer Weisskirchen, Duitsland; commissie III

Observation missions; initiatiefnemer Miesch, Zwitserland; commissie I

Violence against women; initiatiefneemster Tingsgard, Zweden; commissie III

Expressing concern over the security environment in Georgia; initiatiefnemer Hastings, Verenigde Staten; commissie I

Combating the sexual exploitation of children; initiatiefneemster Lizin, België; commissie III

Cyber security; initiatiefnemer Rummo, Estland; commissie I

illicit air transport of small arms and light weapons and their ammunition; initiatiefnemer De Donnea, België; commissie I

Urging adoption of Paris club commitment regarding vulture funds; initiatiefneemster Moore, Verenigde Staten; commissie II

Water management in the OSCE Area; initiatiefnemer Grafstein, Canada; commissie II

Expanding trade between North America and Europa; initiatiefnemer Grafstein, Canada; commissie II

Encouraging transparency in the extractive industries; initiatiefnemer Cardin, Verenigde Staten: commissie II

A mediterranean free trade area; initiatiefnemer Grafstein, Canada; commissie II

Chernobyl; initiatiefnemer Andreichnik, Belarus; commissie II

Met betrekking tot al deze onderwerpen werden in de plenaire vergadering, resp in de drie commissies ontwerp-resoluties gepresenteerd die mede onderwerp van debat vormden. De teksten van door de Parlementaire Vergadering aanvaarde resoluties kunnen worden gevonden op de website van de Parlementaire Vergadering van de OVSE: www.oscepa.org

Plenaire vergaderingen en commissievergaderingen

De agenda van de Plenaire Vergadering voorzag in een tweetal bijeenkomsten; de eerste op zondag 30 juni, de tweede op donderdag 3 juli 2008. De bijeenkomst van zondag 30 juni stond in het teken van een aantal voordrachten door OVSE-officials. De secretaris-generaal van de OVSE, de heer Perrin de Brichambaut gaf een algemeen politieke inleiding over de rol, de plaats en de betekenis van de OVSE , mevr. Tingsgard, bijzonder afgevaardigde met betrekking tot seksegerelateerde vraagstukken hield een betoog o.a. over de verhouding tussen mannen en vrouwen in de werkzaamheden van de Parlementaire Vergadering van de OVSE, in de afgevaardigde delegaties en in de nationale parlementen. Van de gelegenheid maakte de heer Van Bommel gebruik de vergadering te wijzen op de sedert enige tijd in de Nederlandse Tweede Kamer bestaande mogelijkheid voor zwangere Kamerleden (ook ziekte kan overigens een grond zijn de regeling in te roepen) om zich gedurende 4 maanden tijdens en na de zwangerschap te laten vervangen door een gekozene op een opvolgersplaats op de lijst van de zelfde partij. Daarmee is voorzien in een oude wens het zwangerschapsverlof ook voor gekozen volksvertegenwoordigers werkelijkheid te maken.

Wegens de overvolle Kameragenda en de planning van werkzaamheden op de laatste dag voor het zomerreces van de Tweede Kamer, donderdag 3 juli, hebben de leden van de delegatie niet kunnen deelnemen aan de tweede, afsluitende plenaire bijeenkomst. Voor zover zij dat nodig achtten, hebben zij hun stemgedrag inzake resoluties in de commissievergaderingen toegelicht.

Commissie I: Political Affairs and Security Naar aanleiding van een ontwerp-resolutie van de Amerikaanse afgevaardigde Hasting inzake de veiligheidssituatie in Georgië, waarin de Russische federatie wordt opgeroepen af te zien van het onderhouden van betrekkingen met regio’s die zich van Georgië wensen af te scheiden, werd namens de delegatie het woord gevoerd door de heer Ten Broeke die meedeelde dat Nederland de ontwikkelingen in en rond Georgië met bijzondere belangstelling volgt, niet in de laatste plaats omdat de huidige president, voordat hij dit ambt bekleedde, enkele jaren in Nederland heeft gewoond en is gehuwd met een Nederlandse. Het Nederlandse parlement maakt zich sedert de «rozen revolutie» zorgen over de situatie in Georgië. De verkiezingen in januari van dit jaar, die ook vanuit het Nederlandse parlement door enkele waarnemers kritisch zijn gevolgd, hebben die zorgen niet weggenomen. De Nederlandse delegatie is van oordeel dat Georgië veel meer zelf kan en moet doen om het democratisch functioneren van de staatsinstellingen te verbeteren en de positie van minderheden en de oppositie te waarborgen. Wil de OVSE in de toekomst haar rol van onafhankelijke verkiezingswaarnemer kunnen blijven spelen, dan dient zij een evenwichtig geluid te laten horen. In dat licht bezien kiest de Nederlandse delegatie voor een rol van de OVSE die meer is gericht op praktisch handelen in plaats van het uitspreken van zware woorden in resoluties. Bedacht moet bovendien worden dat zowel Georgië als de Russische federatie lid zijn van de OVSE. De heer Ten Broeke riep de heer Hastings op zijn resolutie in te trekken. Nadat de heer Hastings had meegedeeld dat niet te zullen doen deelde de heer Ten Broeke mee dat de Nederlandse delegatie zich van stemming zou onthouden.

Met betrekking tot een door de Estlandse parlementariër Rummo voorgestelde resolutie inzake cybersecurity leverde de heer Franken een bijdrage aan het debat. Hij merkte op dat de Nederlandse delegatie de indiening van de resolutie van harte had ondersteund omdat zij het van groot belang vindt dat er meer aandacht wordt besteed aan de bestrijding en oplossing van de wereldwijd om zich heen grijpende problemen van cybercrime and cybersecurity. De Nederlandse delegatie ondersteunt ook daarom de resolutie, omdat zij er bij alle betrokken partijen op aandringt het genoemde vraagstuk vanuit zoveel mogelijk gezichtspunten te bezien en aan te pakken. De heer Franken wees erop dat de resolutie een aantal acties bepleit. Zo worden de overheden van de nationale staten opgeroepen tot het harmoniseren van wetgeving en wordt hen gevraagd de internationale samenwerking van de politieautoriteiten, in het bijzonder ten aanzien van een effectieve uitwisseling van informatie, te bevorderen. In dit verband is het, zo vervolgde spreker, van belang dat burgers zich bewust zijn van het probleem van de ict-criminaliteit. Dat betekent ook dat iedere burger zijn ict-apparatuur daartegen moet beschermen en de apparatuur met zorg moet gebruiken. Al in de eerste schooljaren dienen kinderen bewust te worden gemaakt van de gevaren van ict-gebruik. Men zou de aandacht die daaraan in het onderwijs wordt gegeven kunnen vergelijken met het bijbrengen van de kennis en het bewustzijn van de gevaren in het verkeer.

Commissie II: Economic Affairs, Science, Technology and Environment

Het rapport «Environment and security» van de Franse parlementariër Blum vormde voor het lid van de delegatie Smaling aanleiding tot een interventie. Deze spreker merkte inleidend op dat het rapport op een zinvolle wijze een aantal zaken- landbouw, milieu, klimaatverandering- in samenhang plaatst en benoemt. Met waardering had hij ook kennis genomen van de aandacht voor de innovatiekracht van Nederland op het gebied van het waterbeheer. Het rapport bevat een parallel met de Milleniumdoelstellingen 1 en 7 van de VN. Die twee, halvering van de honger versus verduurzaming van de leefomgeving verhouden zich slecht met elkaar. Het is vaker of-of dan en-en.

Ten aanzien van het Oostelijk deel van het OVSE-gebied wordt erg de nadruk gelegd op de vervuiling van de leefomgeving en op de noodzaak vooral daartegen maatregelen te nemen. Dat moet ook wel, maar als straks 9 miljard mensen te eten moet worden gegeven, dan verdient het landbouwpotentieel minstens zo veel aandacht. De heer Smaling wees op het feit dat de zône Kazachstan–Rusland–Moldavië–Roemenië–Bulgarije de meest vruchtbare bodems ter wereld kent. Het is verstandig ons dat goed te realiseren en te helpen om deze productiviteit op duurzame wijze te benutten, temeer daar niet duurzaam gebruik van deze bodems met hun hoge organische stofgehalte tot extra veel CO2-emissies zal leiden.

Een door de Canadese senator Grafstein aan de conferentie voorgelegde ontwerpresolutie inzake het instellen van een vrijhandelszône in de Middellandse Zeeregio vormde voor de heer Smaling aanleiding tot het plegen van een interventie. Spreker merkte ter inleiding op dat de ontwerpresolutie in de ogen van de Nederlandse delegatie een opmerkelijke is. Het is, zoals zij stelt, inderdaad zo dat de landen van de Europese Unie groot voordeel hadden en hebben van de interne markt. Op de gemeenschappelijke landbouwmarkt werd het succes voor de zes landen die haar oprichtten vooral bewerkstelligd door de Marshallhulp en door de toereikende werkgelegenheid in de industriële en dienstensector. Vandaar dat een hervorming van de landbouw relatief pijnloos voor diegenen die de sector moesten verlaten kon worden gerealiseerd. Een vrijhandelszone «per se» is daarom niet noodzakelijkerwijs een succes aangezien landen daarbij aan hun grenzen inkomsten verliezen. Juist nu steekt de WTO veel tijd en energie in het bevorderen van een «level playing field» als het om handelsbetrekkingen gaat. Ofschoon hij persoonlijk niet gelooft dat het speelveld ooit gelijk zal zijn, meende hij ook dat het propageren van een vrijhandelszône indruist tegen de beginselgedachte van de WTO, zo voegde de heer Smaling toe.

Een ander element waarvoor spreker de aandacht vroeg was het feit dat de EU in toenemende mate haar beleid ten aanzien van de buurlanden van de Unie ontwikkelt. Dat betekent niet dat de OVSE niet ook met voorstellen zou kunnen komen. Het voorliggende voorstel sluit echter niet in aan bij thans lopende initiatieven.

De ontwerpresolutie, zo besloot de heer Smaling zijn betoog, spreekt niet duidelijk uit op welke landen zij betrekking heeft. Op het eerste gezicht zou men denken dat de resolutie ook is bedoeld om bijvoorbeeld Tunesië te helpen in zijn strijd tegen de subsidies aan de Italiaanse olijf. Verduidelijking is nodig.

Commissie III: Democracy, Human Rights and Humanitarian Questions

In een debat over een rapport van de Zweedse afgevaardigde, mevr. Habsburg-Douglas, in het kader van het algemene thema «transparency in the OSCE», dat o.a. het voorstel bevatte de OVSE een rol toe te bedelen als toezichthouder op het binnen de OVSE-landen open stellen, toegankelijker maken en organiseren van daar aanwezige politieke en historische archieven voerde de heer Franken namens de delegatie het woord. Hij dankte allereerst de rapporteur voor haar werk en deelde mee dat de Nederlandse delegatie haar voorstellen zou willen ondersteunen. Het zou goed zijn als de voorstellen worden omgezet in wettelijke regels van de lidstaten van de OVSE. Eén vraagpunt wenste spreker aan de orde te stellen. De vraag is of de rapporteur zich heeft gerealiseerd dat een archief op naam van een persoon informatie kan bevatten over één of meer andere personen. Zo gezien kunnen wij worden geconfronteerd met vragen rond de privacy. Als dat zich voordoet, dan moet een keuze worden gemaakt tussen enerzijds het belang van degene die toegang tot het archief wenst en anderzijds dat van degene die subject van onderzoek is en mogelijk bezwaar zou moeten kunnen maken. Als het gaat om staatsarchieven dient er, zo benadrukte spreker, volledige openheid jegens de belanghebbende personen, dan wel op zijn minst een verplichte notificatie aan hen te zijn omdat deze archieven nu eenmaal opengesteld zijn voor publieke doeleinden. Er dient, met andere woorden, op dit punt sprake te zijn van een volledig transparante houding jegens belanghebbenden.

Een door de Canadese senator Di Nino voorgestelde resolutie inzake Afghanistan riep de parlementaire delegaties in de Assemblee o.a. op hun regeringen te overtuigen van de dringende behoefte aan versterking van hun militaire en humanitaire bijdrage aan de Afghaanse veiligheid en stabiliteit.

Deze passage in de ontwerp-resolutie was voor de voorzitter van de delegatie, de heer Cörüz, aanleiding namens de delegatie op te merken, dat Nederland sedert enkele jaren met zijn troepen een in kwalitatief en kwantitatief opzicht aanzienlijke bijdrage levert aan het handhaven en waar mogelijk verbeteren van de veiligheidssituatie in Afghanistan. Nog zeer onlangs is in de Tweede Kamer over die bijdrage gedebatteerd en is besloten deze missie met nog twee jaren te verlengen. Dat betekent dat de Nederlandse troepen Afghanistan in 2010 zullen verlaten en dat kan worden teruggekeken op een bovengemiddelde bijdrage aan de ontwikkeling van de infrastructuur, vrede en veiligheid. Spreker voegde toe dat het de geloofwaardigheid van de OVSE niet ten goede komt als landen, die tot nu toe op geen enkele wijze hebben geparticipeerd in ISAF, andere landen oproepen hun militaire en humanitaire bijdrage aan de wederopbouw van Afghanistan te vergroten. Bovendien is het niet aan de OVSE, maar aan de NAVO om hieromtrent te beslissen. Nu de kern van de resolutie, paragraaf 35, bestaat uit de geschetste oproep, zal de Nederlandse delegatie, zo besloot de heer Cöskün, de resolutie niet steunen.

Naar aanleiding van een ontwerpresolutie van de Zweedse afgevaardigde, mevr. Tingsgard, inzake geweld tegen vrouwen, waarin de OVSE als organisatie wordt opgeroepen een werk- en vergaderomgeving te scheppen die recht doet aan de fundamentele gelijkheid van mannen en vrouwen, waarin voorts de lidstaten o.a. (opnieuw) wordt gevraagd te bevorderen dat meer vrouwen worden benoemd in leidinggevende posities en waarin de parlementen van de lidstaten wordt verzocht wetgeving te entameren die vrouwen, die slachtoffer zijn geworden van huiselijk geweld bescherming, juridische en financiële ondersteuning te bieden en in adequate straffen te voorzien jegens de plegers van geweld tegen vrouwen, voerde de heer Cörüz het woord. Hij wees de verzamelde afgevaardigden op het feit dat volgens de nieuwste Nederlandse wetgeving en jurisprudentie het getuige zijn van een kind van (huiselijk) geweld onder de definitie van het delict «kindermishandeling» valt. Aangezien bij huiselijk geweld veelal vrouwen het slachtoffer zijn, ontstaan langs die weg wellicht mogelijkheden geweld tegen vrouwen beter te vervolgen en terug te dringen. Spreker wees er vervolgens op dat in Nederland, indien huiselijk geweld tegen vrouwen eenmaal is vastgesteld, het slachtoffer – meestal de echtgenote of partner van de dader – uit het oogpunt van haar bescherming uit huis placht te worden geplaatst. Intussen zijn echter goede ervaringen opgedaan met de uit huis plaatsing van de dader in plaats van het slachtoffer.

De heer Cörüz wees tenslotte op het feit dat ook in een ander interparlementair gremium, de Parlementaire Assemblee van de NAVO, aandacht wordt besteed aan geweld tegen vrouwen. Het gaat daarbij meer in het bijzonder om verkrachting van vrouwen in oorlogssituaties.

De heer Cörüz voerde namens de delegatie vervolgens het woord over een door het Duitse Bondsdaglid, de heer Weisskirchen, aan de Assemblee voorgelegde ontwerpresolutie inzake de bestrijding van anti-semitisme, meer in het bijzonder de verschijningsvormen ervan in de media en in de academische wereld. In deze resolutie worden de lidstaten o.a. opgeroepen jaarlijks te rapporteren omtrent hun activiteiten ter bestrijding van anti-semitisme en andere vormen van discriminatie, de methoden van monitoring van incidenten op deze terreinen te verbeteren en de verspreiding van anti-semitische boodschappen via het internet, met behulp van nationale wetgeving, tegen te gaan.

De heer Cörüz merkte op dat de Nederlandse delegatie in het algemeen kan instemmen met de voorgestelde resolutie, maar het begrip discriminatie niet beperkt wenst te zien tot uitingen van anti-semitisme. Immers, ook uitingen van haat en laster aan het adres van of gericht tegen bijvoorbeeld christenen, moslims, niet-gelovigen, homo’s en lesbiennes dienen te worden bestreden en te worden verboden. Terwijl de voorgestelde resolutie zeker ondersteuning verdient, is de Nederlandse delegatie van oordeel dat de strijd tegen iedere vorm van discriminatie jegens wie dan ook minstens even belangrijk is.

Een laatste ontwerpresolutie die aanleiding vormde voor een interventie van de zijde van de delegatie was een door het lid van het Amerikaanse Congres. Mevr.Solis voorgelegde tekst waarin de parlementariërs van de lidstaten van de OVSE-Assemblee werden aangemoedigd tot het organiseren van activiteiten die verwijzen naar de positieve economische, maatschappelijke en sociale bijdragen die migranten en hun gemeenschappen leveren aan zowel het «nieuwe» als het «oude» land, zich uit te spreken tegen anti-immigranten sentimenten in hun parlementen en beleid te ontwikkelen ter ondersteuning van migranten en ter bescherming van de kwetsbaren onder hen, in het bijzonder vrouwen en kinderen. De ontwerpresolutie wekt staten vervolgens op beleid te ontwikkelen dat leidt tot een versterking van het potentieel van migranten en hun gemeenschappen door hun economische en sociale positie, hun integratie en hun maatschappelijke participatie te bevorderen.

De heer Cörüz merkte namens de delegatie op dat ook in Nederland het migrantenvraagstuk wordt gezien als één van de grote uitdagingen van de toekomst. Zoals het rapport van mevr. Solis weergeeft, leveren migranten een grote bijdrage aan de economieën van hun «nieuwe landen». Maar dat is de ene, positieve zijde van de medaille. Er is ook een ander zijde: die van de werklozen, drugsgebruikers, criminelen, kindzwangeren en drop outs. Het gaat er om dat juist voor deze groepen migranten beleid wordt ontwikkeld om ze volledig en volwaardig deel te laten zijn van de samenleving. Als wij dat nalaten dan gaan de extremisten in de politiek met dit vraagstuk en dus met het lot van migranten aan de haal. Spreker wees in dit verband ook op de mede-verantwoordelijkheid van de migranten en hun organisaties om daadwerkelijk aan dat beleid en de uitvoering ervan bij te dragen. Veel migranten verblijven al zo lang in hun nieuwe land dat zij geen «gasten»meer kunnen worden genoemd, maar moeten worden beschouwd als gewone burgers in de samenleving, met dezelfde rechten en plichten als die van de «oude» burgers.

Benoemingen

Aan het slot van de zitting van de 17e jaarlijkse bijeenkomst van de Parlementaire Vergadering van de OVSE werd de heer Joao Soares, voorzitter van de Portugese delegatie en reeds ondervoorzitter van de Vergadering, unaniem tot President van de Parlementaire Vergadering gekozen en benoemd verklaard.

De voorzitter van de delegatie,

Cörüz

De griffier van de delegatie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

De Parlementaire Vergadering van de OVSE kent, naast het Standing Committee, drie general committees: 1) the general committee on Political Affairs and Security, 2) the general committee on Economic Affairs, Technology and Environment, 3) the general committee on Democracy, Human Rights and Humanitarian Questions, ook wel aangeduid als resp commissie I, II en III.

Naar boven