22 700
Leefvormen

nr. 17
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 29 maart 1996

Hierbij bied ik u aan de antwoorden op de tijdens het nota-overleg van 25 maart 1996 over de notitie leefvormen in het familierecht (Kamerstukken II 1994/95, 22 700, nr. 5) niet beantwoorde vragen.

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Antwoorden op tijdens nota-overleg van 25 maart 1996 nog niet beantwoorde vragen

Fractie van de PvdA

1

Waarom wordt gesproken van «medevoogdij» en «voogdij» bij twee mensen van hetzelfde geslacht, terwijl de termen «medegezag» en «gezag» gebruikt worden bij heteroseksuele paren? Waarom dit terminologische onderscheid, terwijl beide dezelfde rechtsgevolgen hebben?

Voordat de wet van 6 april 1995, Stb. 240, houdende nadere regeling van het gezag over en de omgang met minderjarige kinderen in werking trad op 2 november 1995, werd niet gesproken van gezag en voogdij, maar van ouderlijke macht en voogdij. Ouderlijke macht bestond alleen tijdens huwelijk. Een ongehuwde moeder had geen ouderlijke macht, maar had de voogdij. Na scheiding werd één van de ouders tot voogd benoemd en de andere ouder kon toeziend voogd worden.

Zeer recent, bij bovengenoemde wet, is de terminologie ingrijpend gewijzigd. Een ouder heeft gezag. Of een ouder gehuwd is of niet maakt voor de terminologie niet uit. Een ouder kan het gezag samen met een andere ouder uitoefenen of alleen uitoefenen. Het begrip voogdij is gereserveerd voor het gezag dat een derde, niet-ouder heeft. Voogdij verschilt inhoudelijk van ouderlijk gezag in die zin dat een voogd niet verplicht is zelf het kind over wie hij of zij het gezag heeft, op te voeden en dat de voogd niet zelf onderhoudsplichtig is jegens het kind. Ook een rechtspersoon kan de voogdij uitoefenen.

Toegezegd is dat het wetsvoorstel inzake de medevoogdij en gezamenlijke voogdij in die zin gewijzigd zou worden dat de medevoogd niet langer als derde wordt beschouwd die het gezag met een ouder samen uitoefent, maar dat dit gezamenlijk gezag zou worden. Het doet daarbij niet ter zake of de ouder en de niet-ouder van verschillend of van gelijk geslacht zijn. De terminologie «gezamenlijke voogdij» is vooralsnog gehandhaafd. Het gaat hier om de gezamenlijke gezagsuitoefening door twee personen die beiden niet de ouder van het kind zijn (pleegouders). Ook nu doet het niet ter zake of deze personen van verschillend of van gelijk geslacht zijn.

De terminologie «voogdij» is niet vervangen door «gezag dat een derde heeft », omdat niet voor alle voogdijen zal gelden dat deze dezelfde gevolgen hebben als de uitoefening van het gezag heeft. Alleen bij gezamenlijke voogdij – die voorbehouden is aan natuurlijke personen – zal er een onderhoudsplicht zijn.

Daarenboven zou deze terminologische wijziging een qua omvang ingrijpende wetgevingsoperatie zijn, niet alleen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, maar van vele andere wetgeving.

2

Waarom is het kabinet niet voor éénouderadoptie van buitenlandse pleegkinderen, terwijl het Verdrag inzake interlandelijke adoptie (artikel 2) dit wel toestaat?

Het is juist dat het Verdrag inzake de internationale samenwerking en de bescherming van kinderen op het gebied van de interlandelijke adoptie zich ook uitstrekt tot de adoptie door één persoon, indien de Staat van herkomst en die van ontvangst van het kind deze vorm van adoptie toestaan. Zoals tijdens het nota-overleg naar voren gebracht ben ik er geen voorstander van de problemen voor kinderen die uit het buitenland komen, te vergroten. Het volledige adoptieproces is al moeilijk in die gevallen waarin nu adoptie van buitenlandse pleegkinderen wordt toegestaan. Daaraan moeten zo mogelijk geen problemen toegevoegd worden.

Ethiopië, Colombia, Brazilië en India zijn alleen in uiterste noodzaak bereid een adoptiefkind te doen plaatsen bij één persoon alleen. Sri Lanka staat alleen kinderen af ter plaatsing bij een echtpaar. Alleen vanuit China kunnen onder nadere voorwaarden kinderen bij één persoon alleen worden geplaatst.

Gelet op deze feiten en op het uitgangspunt dat geen problemen aan het toch al moeizame adoptieproces moeten worden toegevoegd, wordt niet voorgesteld de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen in die zin te verruimen dat ook éénpersoonsadoptie van buitenlandse pleegkinderen wordt toegestaan.

3

Zou het niet juist zijn om een mogelijkheid te scheppen voor de vrouwelijke partner van de moeder van een kind die dat kind via kunstmatige donorinseminatie of in vitro fertilisatie heeft gekregen, om het kind te adopteren, vergelijkbaar met stiefouderadoptie, maar dan zonder dat de familiebanden worden doorgesneden? Dit probleem is nu voorgelegd aan de rechter in Amsterdam.

Het gaat hier om de «duomoeders». Tijdens de op 7 december 1995 gehouden hoorzitting hebben zij aangegeven welke problemen zij door middel van een vorm van stiefouderadoptie opgelost wilden zien. Zij stelden dat de dagelijkse problemen via het gezamenlijk gezag opgelost zouden kunnen worden. Daarnaast werden er drie andere problemen genoemd:

a. bij overlijden van de moeder krijgt de achterblijvende vriendin niet automatisch het gezag over het kind;

b. er is geen adequate juridische bescherming bij scheiding;

c. het kind erft niet van zijn «sociale» ouder op dezelfde wijze als het van de eigen ouder zou erven.

Door de in de notitie leefvormen in het familierecht gedane toezegging om de medevoogdij te wijzigen in een volwaardig gezamenlijk gezag worden het eerste en tweede punt opgelost. Bij overlijden houdt de achterblijvende vriendin het gezag. Bij uiteengaan van de moeder en de vriendin wordt op verzoek van de moeder of van de vriendin door de rechter beslist aan wie het gezag voortaan toekomt.

De erfrechtelijke consequenties zullen in de algehele herziening van het erfrecht bezien worden. Vooruitlopend daarop zal eerst het successierecht aangepast worden. Bij gezamenlijk gezag in bedoelde zin zal het kind voor de vrijstellingen en voor het te heffen recht in dezelfde positie komen te staan als een eigen kind.

Gelet hierop zie ik, afgezien nog van het feit dat de afstamming in dit geval niet zou aansluiten bij de natuurlijke afstamming, geen goede reden om een vorm van stiefouderadoptie voor het geval van twee vrouwen van wie één via kid of ivf een kind heeft gekregen te introduceren.

4

Kan de PvdA-fractie ervan op aan dat bij de beoordeling van de adoptiefouder de seksuele gerichtheid geen rol speelt?

Adoptie moet in het kennelijk belang van het kind zijn, ook de éénpersoonsadoptie. Het feit op zichzelf dat de aspirant-adoptiefouder een bepaalde seksuele gerichtheid heeft, behoort naar mijn oordeel geen rol te spelen in de beoordeling van de vraag of de adoptie in het kennelijk belang van het kind is. Ik verwijs voor dit punt overigens ook graag naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende herziening van het afstammingsrecht en de regeling van de adoptie, punt 14a.

Fractie van het CDA

5

Wat is de reden om bij de ontbinding van de registratie af te wijken van de regel dat de ontbinding van het huwelijk door scheiding door de rechter moet worden uitgesproken ter bescherming van de belangen van de zwakkere partij?

De waarborg dat de zwakkere partij bij de afspraken over de gevolgen van de beëindiging van de registratie niet in de verdrukking komt, is in dit geval gezocht in de tussenkomst van een advocaat of notaris.

Een tweede reden om in geval van registratie een alternatief voor de beëindiging buiten de rechter om te bieden, is gelegen in het feit dat de gevolgen bij ontbinding van een registratie minder ver strekken dan bij ontbinding van een huwelijk door echtscheiding. De registratie ziet immers niet op de betrekkingen met kinderen. Bij de beëindiging spelen vragen als gezag en alimentatie voor de kinderen dan ook geen rol.

6

Wat is de visie op de wijze waarop een door buitenlanders in Nederland geëffectueerde registratie weer kan ontbonden worden?

Het is onzeker in welke mate zich het hier aangesneden probleem zal voordoen. Immers, onzeker is in hoeverre een registratie in het buitenland als zodanig wordt erkend. Indien zij aldaar niet erkend wordt, dan zal de behoefte van betrokkenen om formeel de registratie ongedaan te maken, minder groot zijn. De kwestie zal, met andere kwesties, in de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht nader worden bezien.

7

Op welke wijze worden de belangen van de biologische, andere ouder gewogen in geval van toekenning door de rechter aan de ouder die alleen het gezag heeft en zijn partner van gezamenlijk gezag?

Gezamenlijk gezag wordt in deze gevallen verkregen krachtens rechterlijke beslissing. In de procedure die daarvoor moet worden gestart is de andere ouder belanghebbende in de zin van artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dat betekent dat hij of zij een afschrift van het verzoekschrift en de overige bescheiden ontvangt, wordt opgeroepen om te worden gehoord, een afschrift van de beschikking ontvangt en recht van hoger beroep heeft.

De door de rechter te geven beslissing dient in het belang van het kind te zijn. Bij de beoordeling daarvan zal ook de mening en inbreng van de biologische, andere ouder van belang kunnen zijn.

8

Hoe zal de onderhoudsplicht van de partner van de ouder die gezamenlijk gezag met de ouder heeft, zich verhouden tot de onderhoudsplicht van de meestal biologische, andere ouder. Loopt de onderhoudsplicht van deze partner ook door na het uiteengaan van de partners of na het beëindigen van het gezamenlijk gezag.

Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik graag naar het antwoord op vragen 48 en 49 van de lijst van vragen en antwoorden (Kamerstukken II 1995/96, 22 700, nr. 6). Zolang het gezamenlijk gezag voortduurt, duurt de onderhoudsplicht van de partner van de ouder voort.

9

Kan nadere informatie gegeven worden over de koppeling van erfrecht aan het bestaan van gezamenlijk gezag?

Zoals in de notitie is uiteengezet, zal een en ander worden bezien in het licht van de herziening van het erfrecht. In ieder geval wordt het successierecht aangepast. In geval van gezamenlijk gezag of gezamenlijke voogdij zal het kind, waarover dat gezag wordt uitgeoefend ten opzichte van degene die niet de ouder is van het kind gelden als een eigen kind. Dat blijft bestaan, ook als het gezamenlijke gezag of de gezamenlijke voogdij geëindigd zijn.

10

Gaat het bij éénouderadoptie voornamelijk om afstandskinderen? Hoeveel gevallen betreft dit dan? Gaat het hier eigenlijk niet om draagmoederkinderen en dus om een regeling die draagmoederschap aanzienlijk moet vereenvoudigen en juridisch afdichten?

Bij éénpersoonsadoptie gaat het niet alleen om afstandskinderen. Ook de gevallen van bij voorbeeld stiefouderadoptie, postume adoptie en adoptie na een scheiding vallen onder de eenpersoonsadoptie.

Gevallen waarin het om draagmoederschap zou gaan, worden hiermee niet vereenvoudigd en juridisch afgedicht. Zo geldt bij voorbeeld de voorwaarde dat het kind gedurende drie jaren door de persoon die wil adopteren moet zijn verzorgd en opgevoed (artikel 228, eerste lid, onder f, van het wetsvoorstel houdende herziening van het afstammingsrecht en van de regeling van de adoptie).

De aan de adoptie voorafgaande fasen lopen in geval van draagmoederschap niet anders dan thans. Feitelijk zal het kind, als alles goed gaat, direct na de geboorte door de draagmoeder afgestaan worden en opgenomen worden door de wensouder. Aangezien de draagmoeder geen verantwoordelijkheid ten aanzien van het kind wil dragen, zal zij ontheven willen worden van het gezag over het kind. In die fase moeten de raad voor de kinderbescherming en de rechter betrokken worden. Pas op een veel later moment zal de adoptie kunnen plaatsvinden.

11

Hoe verhoudt zich de behoefte aan de voorgestelde registratie voor twee personen van hetzelfde geslacht tot de behoefte aan de niet gehandhaafde mogelijkheid van registratie door twee bloedverwanten?

Het is onduidelijk hoeveel paren van hetzelfde geslacht hun samenleving zullen willen laten registreren. Zo is het ook onduidelijk hoeveel bloedverwanten zich zouden willen laten registreren, als dat mogelijk zou zijn.

Fractie van de VVD

12

Waarom is de extra bedenktijd na de geboorte van het kind nodig in het wetsvoorstel naamrecht?

Indien niet al voor de geboorte naamskeuze is gedaan, dient deze te geschieden bij de aangifte van de geboorte. Vaak zal de moeder van het kind daarbij niet aanwezig kunnen zijn. Niet altijd zal door de ambtenaar van de burgerlijke stand bij de aangifte van de geboorte vastgesteld kunnen worden dat de keuze die de vader doet de gezamenlijke keuze van beide ouders is.

Daarom krijgt in dat geval het kind voorlopig de naam van de moeder en krijgen de ouders een bedenktijd van drie maanden.

De bedenktijd komt ook voor in de wettelijke regelingen van het naamrecht in Denemarken, Zweden en Noorwegen. Deze landen kennen ook naamskeuze bij de geboorte van het kind. In deze wettelijke regelingen is de bedenktijd zes maanden.

13

Ziet het kabinet met de VVD-fractie een oplossing in het laten voortbestaan van rechten en plichten voor mensen die thans een samenlevingscontract hebben gesloten, en het na datum X – daar kan dan nog uitgebreid over gediscussieerd worden – geen rechten en plichten meer toekennen aan dan nieuw af te sluiten samenlevingscontracten? Dit om de uitvoering van de regelgeving op het terrein van de sociale zekerheid voor zowel burgers als uitvoerders doorzichtig, eenduidig en eenvoudig uitvoerbaar te maken?

De suggestie van de VVD-fractie heb ik overgebracht aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als een idee dat in het kader van de vormgeving van een nieuw stelsel van sociale zekerheid nader aan de orde kan komen.

14

In het buitenland zou een gehuwd homopaar op problemen kunnen stuiten.

Aan welke problemen denkt het kabinet? Heeft het kabinet aanwijzingen uit het buitenland? Hoe zit dit, als straks ingestemd zou worden met de registratie? Kan zich dan niet dezelfde vraag voordoen? Op welke problemen stuit een echtpaar thans, wanneer het bij voorbeeld op vakantie gaat of wordt uitgezonden naar een land dat de man toestaat om meer dan één vrouw te huwen?

Voor het antwoord op de eerste vijf vragen verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 15 in de lijst van vragen en antwoorden (Kamerstukken II 1995/96, 22 700, nr. 6, blz. 7, 8 en 9).

Wat de laatste vraag betreft: een Nederlands echtpaar dat op vakantie gaat of uitgezonden wordt naar een land dat polygamie kent, ontmoet daar op zichzelf geen problemen. Die situatie is ook niet goed vergelijkbaar met het geval dat een Nederlands gehuwd homopaar naar het buitenland zou gaan.

De buitenlander die meer dan één vrouw heeft en die hier wil komen, ontmoet wel problemen. In Nederland wordt het huwelijk met één vrouw erkend. De andere vrouwen worden niet als echtgenoten van de man erkend.

15

Verandert de opstelling van het kabinet inzake openstelling van het huwelijk voor twee personen van hetzelfde geslacht, nu in zijn eigen voorstel het huwelijk als zodanig geen onderdeel meer uitmaakt van de voorwaarden tot adoptie?

Neen, de opstelling van het kabinet verandert hierdoor niet. Ook in de notitie leefvormen in het familierecht was al aangekondigd dat de eis van huwelijk als een voorwaarde voor adoptie van kinderen in Nederland geschrapt zou worden. In het wetsvoorstel houdende herziening van het afstammingsrecht en de regeling van de adoptie is in overeenstemming met de toezegging in de notitie leefvormen in het familierecht adoptie niet open gesteld voor twee mensen van hetzelfde geslacht die tezamen een kind willen adopteren.

16

Kan het kabinet aangeven waarom de onderhoudsplicht van de natuurlijke ouders lang niet altijd geëffectueerd wordt?

De effectuering van de onderhoudsplicht is een zaak die de ouders zelf aangaat. Indien de ouder die het gezag over het kind heeft de ander – die niet vrijwillig bijdraagt – niet aanspreekt op zijn onderhoudsplicht, zal er niets gebeuren. Dit is alleen anders als de ouder die het gezag over het kind heeft, een beroep doet op de bijstand. In dat geval zal de andere ouder in het kader van het verplicht verhaal worden aangesproken.

Fractie van GroenLinks

17

Een transseksuele persoon die wijziging van de vermelding van zijn of haar geslacht in de akte van geboorte wenst, moet, als hij gehuwd is, dat huwelijk laten ontbinden. Het komt de GroenLinks-fractie voor dat dit laatste in het kader van een registratie niet nodig is.

Dat klopt, wanneer de registratie zowel zal openstaan voor twee personen van verschillend geslacht als voor twee personen van hetzelfde geslacht en zij geen gevolgen heeft voor de betrekkingen met kinderen.

18

Vooralsnog ziet de GroenLinks-fractie geen verschil in systematiek tussen schijnregistraties en schijnhuwelijken. Waarom dan een andere benadering gekozen bij de regeling van schijnregistraties dan bij de regeling van schijnhuwelijken?

De benadering die is gekozen ter voorkoming van schijnregistraties (zij die niet de Nederlandse nationaliteit hebben moeten in elk geval beschikken over een geldige verbljfstitel, terwijl niet-EU-onderdanen ook een bepaalde termijn in Nederland moeten hebben verbleven), is naar mijn mening een effectieve regeling ter voorkoming van schijnregistraties. Een dergelijke benadering zou ook ter voorkoming van schijnhuwelijken effectief zijn geweest, ware het niet dat het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EvRM) ons ten aanzien van het huwelijk belemmeringen oplegt om dat te doen. Deze vloeien voort uit artikel 12 EvRM (het recht om te huwen en een gezin te stichten). Die belemmeringen zijn er niet wat betreft de registratie.

19

Als iemand uit Roemenië vanwege zijn homoseksualiteit hier als vluchteling wordt toegelaten, wat gebeurt er dan met zijn partner aldaar? Mag hij hem of haar naar ons land meenemen of geldt voor beiden dat zij in eerste instantie allebei hier moeten zijn?

De hier toegelaten vluchteling kan zijn partner in het kader van het gezinsvormingsbeleid laten overkomen, mits aan de daartoe gestelde voorwaarden wordt voldaan. Indien de vluchteling en zijn partner hier gedurende een jaar met een geldige verblijfstitel hebben verbleven, kunnen zij hun samenleving hier laten registreren.

20

Is er bereidheid om initiatieven te nemen richting Denemarken, Noorwegen en Zweden in die zin dat ruimte ontstaat waarbinnen geregistreerde relaties met hun rechtsgevolgen een breder draagvlak kunnen krijgen dan nu het geval is (bij voorbeeld in de vorm van een verdrag)?

Wederzijdse erkenning van geregistreerde partnerschappen is zeer wel voorstelbaar, indien in Nederland de registratie eenmaal is ingevoerd. Ik zal daar tezijnertijd contact over zoeken met mijn Deense, Zweedse en Noorse collega's.

Fractie van de RPF

21

Hoe wordt de gerechtelijke uitspraak beoordeeld dat een van tafel en bed gescheiden vrouw de erkenning van een buitenechtelijk kind door haar man niet kan blokkeren, mede op grond van artikel 8 EvRM, hoewel de wet, artikel 224 van het Burgerlijk Wetboek, haar daartoe wel de bevoegdheid geeft?

Het huidige artikel 224 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een erkenning nietig is, indien zij gedaan is door een gehuwde man wiens huwelijk meer dan 306 dagen voor de geboortedag van het kind is voltrokken.

Deze nietigheidsgrond komt in het wetsvoorstel houdende herziening van het afstammingsrecht en van de regeling van de adoptie niet meer voor (zie het voorgestelde artikel 204, eerste lid). Voor de motivering van de schrapping van deze nietigheidsgrond verwijs ik graag naar punt 13 van de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel. Daaruit blijkt dat ik van oordeel ben dat de afweging van de verschillende belangen die hier in het geding zijn (het belang van de verwekker van het kind tot erkenning, dat van het kind bij erkenning en het belang van het huwelijk van de verwekker) thans op een andere manier moet plaatsvinden dan ten tijde van de totstandkoming van de bestaande bepaling.

22

Wordt door invoering van eenpersoonsadoptie langs een omweg adoptie door twee personen van hetzelfde geslacht mogelijk?

Neen, adoptie kan geschieden door twee personen tezamen of door één persoon alleen volgens de voorstellen uit de notitie. Geschiedt de adoptie door één persoon alleen en vervolgens nog eens door één persoon alleen (ik ga ervan uit dat op deze omweg wordt gedoeld), dan wordt door de tweede eenpersoonsadoptie de familierechtelijke betrekking met de adoptiefouder die als eerste alleen had geadopteerd, verbroken.

23

Bent u zich ervan bewust dat het creëren van een registratiemogelijkheid voor twee personen van hetzelfde geslacht gewetensproblemen kan opleveren bij ambtenaren van de burgerlijke stand? Zo ja, op welke wijze kan hieraan tegemoet gekomen worden?

Het komt mij voor dat het probleem van de ambtenaar van de burgerlijke stand die in gewetensnood zou komen, indien ten overstaan van hem of haar een registratie van een samenleving door twee personen van hetzelfde geslacht zou moeten plaatsvinden, binnen de gemeenten (door middel van vervanging) moet worden opgelost. Artikel 16, eerste lid, van Boek 1 B.W. bepaalt dat in iedere gemeente ten minste twee ambtenaren van de burgerlijke stand zijn of, naar goedvinden van burgemeester en wethouders, meer ambtenaren van de burgerlijke stand. Daarenboven kunnen er een of meer buitengewone ambtenaren van de burgerlijke stand zijn die belast zijn met bepaalde taken. De wet biedt daarmee voldoende mogelijkheden tot vervanging. Overigens is van het probleem tot nu toe niet gebleken, hoewel een aantal gemeenten de mogelijkheid kent van registratie zonder dat deze enig rechtsgevolg heeft.

Naar boven