Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 22660 nr. BU |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 22660 nr. BU |
Vastgesteld 13 februari 2025
Van zondag 27 oktober tot en met dinsdag 29 oktober 2024 vond in Boedapest, Hongarije, de plenaire conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden van de parlementen van de Europese Unie, hierna aangeduid als de plenaire COSAC, plaats. Naast de genoemde delegaties namen ook delegaties van de nationale parlementen van de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie deel als waarnemer, evenals delegaties van de Raad van de Europese Unie en van de Europese Commissie.
De Nederlandse delegatie naar deze conferentie bestond uit Bastiaan van Apeldoorn (SP), voorzitter van de commissie voor Europese Zaken van de Eerste Kamer, en Alexander van Hattem (PVV), lid van de commissie Europese Zaken van de Eerste Kamer. De ambtelijke ondersteuning bestond uit Van den Driessche en Den Hartog (beiden Eerste Kamer). De commissie EUZA Tweede Kamer had op 12 september 2024 besloten om geen delegatie af te vaardigen en was daarom niet vertegenwoordigd.
De delegatie brengt als volgt verslag uit1:
Voorafgaand aan de conferentie heeft de delegatie op maandag 28 oktober 2024 een technische briefing gekregen, verzorgd door Désirée Bonis, Nederlandse Ambassadeur te Hongarije. Met name is gesproken over de rechtsstaat en het politieke landschap in Hongarije en het Hongaarse EU-voorzitterschap.
In de marge van de bijeenkomst heeft de delegatie op dinsdag gesproken met Ivanna Klympush-Tsintsadze en Olena Vintonyak, voorzitter en lid van de commissie voor integratie van Oekraïne in de EU van de Verkhovna Rada, over de Russische agressie tegen Oekraïne.
Zoltán Tessely, voorzitter van de commissie voor Europese Zaken van de Hongaarse nationale assemblee, opende de LXXII COSAC en verwelkomde de delegaties.
Hij gaf vervolgens het woord aan de voorzitter van het Hongaarse parlement, László Kövér. Kövér sprak over de huidige uitdagingen van de EU, waaronder de oorlog in Oekraïne en illegale migratie. Hij verontschuldigde de premier van Hongarije, Viktor Orbán, die zijn deelname aan de conferentie had afgezegd wegens een bezoek aan Georgië naar aanleiding van de verkiezingsoverwinning van de zittende regeringspartij. Vervolgens gaf hij een inleiding bij de sessies.
Tessely zat het agendapunt over procedurele zaken voor. De agenda voor de bijeenkomst werd zonder opmerkingen vastgesteld. Vervolgens bracht hij verslag uit van de vergadering van de Troika-voorzittersbijeenkomst van de avond ervoor, onder andere over de conceptcontributies en ingediende amendementen. Alle ingekomen brieven werden vermeld, waaronder een brief van de voorzitter van de commissie voor EU-zaken van de Litouwse Seimas, Žygimantas Pavilionis. In deze brief wordt verwezen naar twee initiatieven voor gezamenlijke verklaringen, respectievelijk over het stopzetten van de invoer van LNG uit Rusland en over de bescherming van de buitengrenzen van de EU. Tessely deelde de delegaties mee dat de brieven desgewenst door de aanwezige delegaties konden worden medeondertekend.
Sessie I: Het Hongaars voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie
János Bóka, Minister voor de Europese Unie van Hongarije, begon zijn toespraak met een verwijzing naar het Hongaarse Voorzitterschap in 2011 en benoemde dat de situatie in de EU in 2024 gecompliceerder en uitdagender was. Hij gaf aan dat het Hongaarse Voorzitterschap een eerlijke bemiddelaar wil zijn in lopende dossiers, initiatieven wenst te nemen en voorstellen doen voor vrede, veiligheid en welvaart in Europa. Bóka was van mening dat het Europese concurrentievermogen als horizontale kwestie moet worden geïntegreerd in de activiteiten van de EU op alle beleidsterreinen. Met betrekking tot migratie pleitte de Minister voor betere bescherming van de buitengrenzen van de EU, betere samenwerking met derde landen op het gebied van terugkeer en de ontwikkeling van hotspots buiten de EU. Bóka legde speciale nadruk op Europese veiligheid en defensie en op de Europese industriële defensiestrategie en het industriële defensieplan. Ten aanzien van uitbreiding benoemde de Minister dat het versnellen van het toetredingsproces van de Westelijke Balkan een prioriteit is voor het Hongaarse voorzitterschap. Tot slot noemde hij een strategische herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) noodzakelijk en het belang van het toekomstig cohesiebeleid om de Europese markt in balans te houden.
In het debat dat volgde, waarbij 42 deelnemers het woord vroegen, werden door meerdere delegaties teleurstelling uitgesproken over het feit dat steun aan Oekraïne niet als een van de prioriteiten van het Hongaarse voorzitterschap werd genoemd. In dezelfde lijn bekritiseerden verschillende deelnemers de Hongaarse premier Orbán omdat hij tijdens het Hongaarse Voorzitterschap reizen naar derde landen had ondernomen op een manier die zij twijfelachtig vonden, waarbij sommigen impliceerden dat het Hongaarse voorzitterschap had gefaald in zijn rol als eerlijke bemiddelaar. Veel deelnemers benadrukten daarnaast het belang van het versterken van het concurrentievermogen van Europa en de noodzaak van een nieuwe industriële strategie. Uitdagingen in verband met migratie en het belang van strenge grenscontroles was eveneens een onderwerp dat aan de orde werd gesteld. Veel sprekers stelden ook de uitbreiding aan de orde en het belang van vooruitgang op dit gebied.
Het lid Van Apeldoorn benoemde dat het goed functioneren van de Europese Unie samenhangt met het respecteren van de fundamentele waarden van de EU, zoals vastgelegd in artikel 2 van het verdrag van de EU. Hij gaf aan dat door de schending van deze waarden sinds 2018 de artikel 7-procedure tegen Hongarije is gestart, maar er nog geen vooruitgang is geboekt ten aanzien van de onafhankelijkheid van de rechtelijke macht, mediavrijheid en burgerlijke vrijheden. Van Apeldoorn refereerde hierbij naar het landenrapport Hongarije uit het rechtsstaatrapport 2024 van de Europese Commissie.
Sessie II: Staat van de Europese Unie in het jaar van de institutionele overgang en de 15-jarige toepassing van het Verdrag van Lissabon
De sessie begon met de presentatie van het 42e bi-annual report van COSAC door het permanente lid van het COSAC-secretariaat, Jakob Sjövall.
De sessie werd vervolgd met interventies.
Maroš Šefčovič, vicevoorzitter van de Europese Commissie en belast met interinstitutionele betrekkingen en prognoses, volgde met een videoboodschap. Hij is van mening dat het Verdrag van Lissabon de EU heeft geholpen zich aan te passen aan onvoorziene omstandigheden en snel besluiten te nemen ten tijde van de crisis. Tegelijkertijd heeft het verdrag volgens hem gezorgd voor een hoog niveau van parlementaire controle en democratische verantwoording in de EU.
Tijdens zijn toespraak ging Barna Pál Zsigmond, Staatssecretaris van het Hongaarse Ministerie van Europese Unie, in op de uitdagingen en ambities van het Hongaarse voorzitterschap. Hij benadrukte hierbij de noodzaak om de achterstand van de EU op het gebied van mondiale concurrentiekracht aan te pakken.
Sven Simon, voorzitter van de Commissie constitutionele zaken (AFCO) van het Europees Parlement, noemde het noodzakelijk om gebruik te maken van de bestaande mechanismen van het Verdrag van Lissabon om verouderde regelgeving te wijzigen en in te trekken, de betrokkenheid van nationale parlementen bij het Europese wetgevingsproces te vergroten, stemmen met gekwalificeerde meerderheid uit te breiden en het subsidiariteitsbeginsel te handhaven om overregulering tegen te gaan.
Giglio Vigna, voorzitter van de Commissie EU-beleid van de Kamer van Afgevaardigden van het Italiaanse parlement, merkte op dat het gebruik van richtlijnen afneemt ten gunste van verordeningen, wat volgens hem de mogelijkheid om lokale kwesties aan te pakken beperkt en de invloed van nationale en regionale parlementen ondergeschikt maakt.
Tijdens het debat dat volgde vroegen 32 sprekers het woord. Er werd door een aantal sprekers opgeroepen om de instrumenten voor subsidiariteitscontroles te versterken en het groene kaart-initiatief mogelijk te maken om zo een proactievere rol voor de nationale parlementen te bewerkstelligen. Sommige sprekers benadrukten dat het Verdrag van Lissabon een flexibel kader is gebleken dat bestand is tegen verschillende crises, waaronder de COVID-19-pandemie, economische neergang en de oorlog in Oekraïne. Ten aanzien van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid riepen sommige sprekers op om over te stappen van unanimiteit naar gekwalificeerde meerderheid om zo de doorlooptijd van wetgeving te verbeteren en daarmee de strategische autonomie van de EU te vergroten.
Het lid Van Hattem sprak over de mate waarin de beschikbare instrumenten uit het Verdrag van Lissabon voor nationale parlementen worden benut en in hoeverre de verwachtingen daarin ten aanzien van parlementaire controle zijn waargemaakt. Hij constateerde op basis van het Bi-annual report van COSAC dat deze instrumenten matig of niet worden benut en verwees hierbij onder andere naar de Oranje- en Gele-kaart procedures en de betrokkenheid van nationale parlementen bij de nominatie van Eurocommissarissen, de kandidaten van het General Court, het Court of Justice en de EU Strategic Agenda. Van Hattem vroeg daarnaast ook aandacht voor de reactie op Europese burgerinitiatieven door de Europese Commissie en de opvolging van de aangenomen resolutie van het Europees Parlement van 9 juni 2022 over de oproep tot een conventie voor een herziening van de Verdragen. Hij concludeerde dat gelet op de ingrijpende ontwikkelingen binnen de EU, zoals de voorstellen voor de hervorming van het Meerjarig Financieel Kader, adequate betrokkenheid van nationale parlementen essentieel is.
COSAC-voorzittersbijeenkomst: conclusies en contributies
In de bijeenkomst van de commissievoorzitters werden de ontwerpcontributies en -conclusies besproken, evenals de door delegaties ingediende amendementen op de ontwerpteksten. Vanuit de Eerste Kamerdelegatie waren geen amendementen ingediend. Tijdens de sessie ontstond onenigheid tussen de dagvoorzitter en de delegaties over enkele ingediende amendementen, met name ook over een amendement inzake het uiten van zorgen over de rechtmatigheid van de verkiezingen in Georgië. Het amendement is uiteindelijk toegestaan en met ruime meerderheid aangenomen.
Na de stemmingen over voorgestelde amendementen werd een gewijzigd ontwerp voor contributies aangenomen. De aangenomen tekst is ter goedkeuring voorgelegd aan LXXII COSAC tijdens de afsluitende sessie.
Sessie III: Europese demografische trends en reacties op nationaal en Europees niveau
De Hongaarse Staatssecretaris voor Gezinnen, Koncz, wees in haar inleidende woorden erop dat het aantal kinderen dat in de lidstaten in de Europese Unie werd geboren, het laagste aantal was sinds 1960. Dankzij het Hongaarse «gezinsvriendelijke» gezinsbeleid was Hongarije sinds 2010 echter opgeklommen naar de 6e plaats in termen van vruchtbaarheid onder EU-lidstaten.
Ze benoemde in het beleid drie pijlers: het bieden van adequate huisvesting, het waarborgen van financiële stabiliteit en het bevorderen van de balans tussen werk en privéleven. Daarbij schetste ze een groot aantal concrete maatregelen die waren genomen ter ondersteuning van het gezinsbeleid. Tegelijkertijd benadrukte de Staatssecretaris dat dankzij de maatregelen de werkgelegenheid voor vrouwen sinds 2010 ook aanzienlijk was gestegen. Ze hoopte dat Hongarije erin zou slagen de demografische uitdagingen waarmee heel Europa wordt geconfronteerd en het belang van gezinsbeleid onder de aandacht te brengen.
In het debat dat volgde werden door de delegaties verschillende voorbeelden van significante demografische verschuivingen in Europa benoemd, zoals vergrijzing en bevolkingsafname, lage vruchtbaarheidscijfers, gender- en sociale ongelijkheid en toegenomen migratie. Deze trends vormden uitdagingen voor socialezekerheidsstelsels, arbeidsmarkten en economische groei.
Een aantal sprekers identificeerden het migratiefenomeen als een oplossing voor de voortschrijdende ontvolking en moedigden deelnemers aan om het meer als een kans dan als een bedreiging te zien. Zowel nationale als EU-brede strategieën die gericht zijn op het aanpakken van demografische veranderingen werden on het debat benoemd.
Het lid Van Hattem lichtte in de sessie toe dat op initiatief van het Nederlandse parlement de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 uitgebreid onderzoek had gedaan naar de effecten van demografische ontwikkelingen op Nederland. Hij benoemde in het bijzonder dat de Staatscommissie adviseerde om niet te kiezen voor een scenario van hoge groei of krimp, maar voor gematigde groei, waarbij politieke keuzes nodig zouden zijn over de gewenste omvang en vormen van migratie. Van Hattem wees er bovendien op dat de adviezen in het rapport door het huidige kabinet waren overgenomen en dat een omvangrijk pakket aan maatregelen was voorgesteld om migratie te beperken mede om te kunnen voldoen aan grondwettelijke taken, zoals zorgen voor volkshuisvesting, gezondheidszorg en onderwijs. Hij concludeerde dat het rapport ook voor andere lidstaten en de EU een inspiratiebron kon zijn om keuzes te maken op het gebied van demografische ontwikkelingen en migratie.
Sessie IV: Europese Veiligheid en Defensie
De ondervoorzitter van het Europees Parlement, González Pons, benadrukte om te beginnen de huidige instabiele geopolitieke omgeving en wees in dit verband op de ongerechtvaardigde en niet-uitgelokte invasie van Oekraïne door Rusland. In deze nieuwe context pleitte hij voor een gemeenschappelijke Europese defensiestrategie, een versterking van de Europese defensie-industrie en voor meer samenwerking binnen NAVO-verband. Tot slot zag hij potentie om via interparlementaire samenwerking de stem van de nationale parlementen beter onder de aandacht van het Europees Parlement te brengen.
De Staatssecretaris van het Hongaarse Ministerie van Buitenlandse Zaken en Handel, Sztáray, verwees eveneens naar de veranderde geopolitieke situatie en de talrijke veiligheidsuitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd. Hij benadrukte dat de NAVO de eindgarantie voor defensie voor de EU blijft, maar dat de huidige tekorten aan materiaal en munitie een verhoging van de defensie-uitgaven vereisen, ten minste tot de overeengekomen twee procent van het bbp. Hij schetste hoe Hongarije zijn defensie-uitgaven had verhoogd om de modernisering van de Hongaarse strijdkrachten veilig te stellen. Hij merkte op dat de versterking van de Europese defensie een van de prioriteiten van het Hongaarse voorzitterschap is, maar benadrukte tegelijk dat de intergouvernementele aanpak van de Europese veiligheid en defensie moet worden gehandhaafd.
De leden bespraken tijdens de zitting diverse aspecten van de Europese veiligheid en defensie. Sommige sprekers onderstreepten dat de bescherming van de democratie en de mensenrechten de basis van de veiligheid van de EU vormt. In tal van interventies werd de nadruk gelegd op de noodzaak van een gemeenschappelijke Europese defensie en een betere coördinatie van de acties in verband met de veiligheidsagenda. Anderzijds riepen sommige leden op tot autonomie en soevereiniteit van de lidstaten op dit beleidsterrein. Alignement tussen de EU en de NAVO werd meerdere malen genoemd. Ook de noodzaak om de Europese industriële defensiebasis te versterken kwam meermaals aan de orde, waarbij veel sprekers opriepen tot hogere defensie-uitgaven.
Het lid Van Apeldoorn verwees in deze sessie naar de agressie van Rusland tegen Oekraïne, inmiddels een kandidaat EU-lidstaat, en benoemde het onthutsende verlies van levens – aan beide zijden – in deze oorlog. Hij benadrukte dat een snelle beëindiging van de oorlog, met een rechtvaardige en duurzame vrede, nodig is. De noodzaak voor meer samenwerking tussen lidstaten op gebied van defensie en veiligheid in deze onzekere tijden, riep bij hem echter twee zorgen op. Namelijk hoe deze behoefte voor meer Europese samenwerking af te wegen tegen het feit dat een meerderheid van de bevolking begrijpelijkerwijs soevereiniteit wil behouden als het gaat om het gebruik van geweld of de controle over ons leger. Van Apeldoorn liet daarbij weten dat ook in de Nederlandse senaat er geen meerderheid is voor een zogenaamd Europees leger. De tweede zorg is hoe de veiligheid te verbeteren zonder een nieuwe internationale wapenwedloop uit te lokken, aldus Van Apeldoorn.
Vaststelling van de contributies en conclusies van de LXX COSAC
De ontwerpcontributies en-conclusies, zoals besproken door de vergadering van de COSAC-commissievoorzitters op maandag 27 oktober 2024, werden bij consensus door de plenaire vergadering aangenomen. Daarmee werd de plenaire vergadering gesloten.
Namens de delegatie,
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken van de Eerste Kamer, Van Apeldoorn
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22660-BU.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.