22 660
Conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden uit de parlementen van de lidstaten van de EU en van een delegatie uit het Europees Parlement

nr. 189a
nr. 15
VERSLAG

Vastgesteld 27 juni 2000

Op 29 en 30 mei 2000 heeft in Lissabon de halfjaarlijkse conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden uit de nationale parlementen van de lidstaten van de EU en van een delegatie uit het Europees Parlement, naar de afkorting van de Franse naam veelal als Cosac aangeduid, plaatsgevonden. Aan deze conferentie hebben als waarnemers ook delegaties uit de nationale parlementen van de twaalf kandidaat-lidstaten van de EU, waaronder voor het eerst Turkije, deelgenomen. De Nederlandse delegatie was samengesteld uit de leden Veling (Eerste Kamer), Karimi, Van Middelkoop, Patijn (voorzitter van de delegatie) en Scheltema-de Nie (Tweede Kamer).

De agenda van de conferentie vermeldde de volgende punten:

– Het Portugese voorzitterschap: IGC, uitbreiding en werkgelegenheid.

– Uitbreiding van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheden in de Raad van Ministers.

– Handvest van grondrechten.

– Bijdrage aan de Europese instellingen.

– Betrekkingen tussen leden van nationale parlementen en van het Europees Parlement die tot dezelfde partijen behoren.

De deelname van de FPÖ aan de regering van Oostenrijk was niet geagendeerd, maar is in de loop van de conferentie wel door verschillende sprekers aangeduid.

De delegatie brengt als volgt verslag uit.

Het Portugese voorzitterschap: IGC, uitbreiding en werkgelegen- heid

Bij verhindering van minister-president Guterres werd dit onderwerp ingeleid door staatssecretaris Seixas da Costa. De eerste prioriteit van het Portugese voorzitterschap is de uitbreiding van de Unie en met het oog daarop is institutionele hervorming nodig, zei hij. Met de eerste groep kandidaat-lidstaten zijn de onderhandelingen over alle hoofdstukken geopend, terwijl voor de tweede groep met gedifferentieerde formules voor de opening van de onderhandelingen wordt gewerkt. Data voor toetreding wilde spreker niet noemen.

Daarnaast gaan de voorbereiding van het Stabiliteitspact en de samenwerking met Turkije gewoon door.

Het was aanvankelijk de bedoeling de intergouvernementele conferentie te beperken tot de «left-overs» van Amsterdam. Gebleken is dat het toespitsen van de agenda op alleen die problemen het oplossen ervan niet gemakkelijker maakt en dat ze beter deel kunnen uitmaken van een bredere agenda. Het is mogelijk dat in de tweede helft van het jaar de versterkte samenwerking, het Gemeenschappelijke Veiligheids- en defensiebeleid en het handvest van grondrechten nog aan de agenda zullen worden toegevoegd. Daartegen pleit echter dat de IGC dan waarschijnlijk tot na de streefdatum van ultimo 2000 zal voortduren en de hervorming van de Unie dus niet meer dit jaar afgerond zal kunnen worden.

Over de Europese Raad van Lissabon, die was gewijd aan de bevordering van de economische activiteit en de bestrijding van de werkloosheid, zei de staatssecretaris dat is besloten tot een pakket van maatregelen. Daarmee wordt beoogd het concurrentievermogen van het bedrijfsleven te verbeteren, de werkloosheid te verminderen, de kennismaatschappij te bevorderen, en de toegang tot communicatiemiddelen zoals internet te vergemakkelijken.

In de discussie volgend op de inleiding van de staatssecretaris heeft de heer Veling opgemerkt dat veel over een sociaal Europa wordt gesproken en dat in dat verband fraai klinkende doelstellingen worden geformuleerd. Als instrumenten ter realisering daarvan worden onder meer benchmarking, uitwisseling van ervaringen, en herschikking van Europese middelen genoemd. Maar als het sociale Europa bedoeld is om de burgers meer bij Europa te betrekken, moeten de instrumenten beter worden benut. De werkelijkheid is namelijk dat groepen burgers achter blijven bij het gemiddelde, en dat de hoge werkloosheid een blijvend punt van zorg is. Wanneer realisering van de hoge ambities uitblijft kunnen zij als boemerang gaan fungeren. Om dat te voorkomen is realisme nodig; het confronteren van de ambities met de voor realisering beschikbare middelen, zodat de grenzen van de mogelijkheden voor Europa worden bepaald.

Oostenrijk

Enkele sprekers zijn ook ingegaan op de door 14 lidstaten aan Oostenrijk opgelegde sancties. De voorzitter van de delegatie uit de Duitse Bondsdag heeft erop gewezen dat het Verdrag van Nice, waarin de thans lopende IGC moet uitmonden, ook ter ratificatie aan het Oostenrijkse parlement zal worden voorgelegd. In het kader van de IGC wordt onder meer gesproken over uitbreiding van de besluitvorming met gekwalificeerde meerderheden in de Raad van Ministers. Het is zeer de vraag of de sancties tegen Oostenrijk ertoe bijdragen dat het parlement van dat land daarmee zal instemmen.

De voorzitter van de Oostenrijkse delegatie, een sociaal-democraat (oppositie), vond het een goede zaak dat de Unie de situatie van de mensenrechten in de lidstaten nauwlettend volgt. Eventuele maatregelen tegen een lidstaat zouden een wettelijke basis moeten hebben, en de lidstaat die het aangaat zou in staat moeten worden gesteld zich tegen eventuele klachten te verweren. De sancties tegen Oostenrijk voldeden niet aan deze vereisten. Daarnaast wordt het land getroffen door andere maatregelen van discriminerende aard, zoals acties die het toerisme schaden en het boycotten van uitwisselingen van scholieren. De sancties worden in Oostenrijk uitgebreid besproken en ze werken in de publieke opinie ten gunste van de huidige regering; dat zal niet de bedoeling van de initiatiefnemers zijn geweest.

Een lid van de Deense delegatie heeft ervoor gepleit de sancties te beëindigen en terug te keren naar een normaal verkeer tussen de lidsta- ten. Voorkomen moet worden dat Oostenrijk zich de rol van martelaar kan aanmeten.

De voorzitter van de delegatie uit de Franse nationale assemblee, een lid van de Belgische Senaat en een lid van de Portugese delegatie zeiden vooralsnog aan de sancties te willen vasthouden.

Besluitvorming met gekwalificeerde meerderheden in de Raad van Ministers

Over dit onderwerp hadden de Portugezen vooraf een vragenlijst rondgezonden. Uit de antwoorden blijkt, aldus een lid van de Portugese delegatie, dat men unaniem van mening is dat de besluitvorming dreigt vast te lopen zonder verruiming van de mogelijkheid met gekwalificeerde meerderheden te besluiten. De meesten juichen meer besluitvorming met gekwalificeerde meerderheden toe, maar houden rekening met uitzonderingen, zonder te willen zeggen welke. Ook willen de meesten deze besluitvorming niet los zien van weging van stemmen, en dat weer niet los van uitbreiding.

In de discussie heeft mevrouw Scheltema-de Nie opgemerkt dat besluitvorming met gekwalificeerde meerderheden uitgangspunt moet worden. De noodzaak van uitzonderingen daarop zou aangetoond moeten worden, het zou als het ware om een omkering van de bewijslast moeten gaan. Daarbij zou bij voorbeeld aan constitutionele kwesties of rechtstreeks ingrijpen in een nationale rechtsorde kunnen worden gedacht. Over besluitvorming met gekwalificeerde meerderheden in belastingaangelegenheden wordt in Nederland verschillend gedacht. In ieder geval komen benoemingen voor besluitvorming met gekwalificeerde meerderheden in aanmerking. Overigens hoort bij die besluitvorming het recht van codecisie voor het Europees Parlement.

Ook bestaat er een samenhang tussen besluitvorming met gekwalificeerde meerderheden en weging van stemmen in de Raad van Ministers. Het demografisch gewicht van de lidstaten zal sterker tot uitdrukking moeten komen. Voorts moet de transparantie van de besluitvorming in het oog worden gehouden.

Handvest van grondrechten

Ook over dit onderwerp was vooraf een vragenlijst rondgezonden, die, zoals een lid van de Portugese delegatie ter inleiding opmerkte, een veelheid aan informatie had opgeleverd. Het meest opvallende was dat de antwoorden op de vraag of het Handvest een bindend karakter dan wel dat van een verklaring zou moeten krijgen, sterk uiteen liepen.

In de discussie, waaraan verschillende leden deelnamen die ook lid zijn van de Conventie, het orgaan belast met het opstellen van het Handvest, heeft de heer Patijn de uitspraak aangehaald dat een groots idee pas goed is als ook de details goed geregeld zijn. En inzake het Handvest doen zich problemen voor bij wat op het eerste gezicht misschien details lijken. In juridische zin ziet men zich met twee problemen geconfronteerd. De instellingen van de EU zijn nu niet aan het Europees verdrag inzake de bescherming van de rechten van de mens (EVRM) gebonden; dat moet wel gebeuren. Het tweede probleem is het spanningsveld tussen het recht van de Europese Unie en het recht van het Hof van Straatsburg; daarvoor moet een oplossing worden gevonden. Spreker zag daarvoor twee wegen: het recht van het Hof van Straatsburg in het EU-recht incorporeren, en de EU doen toetreden tot het EVRM.

Indien het opstellen van het Handvest een meerwaarde wil opleveren, moet aan twee voorwaarden worden voldaan. In de eerste plaats moet de materie in het Handvest niet anders worden behandeld dan in het EVRM, dat wil zeggen dat de voorwaarden waaronder staten inbreuk kunnen maken op mensenrechten niet anders mogen zijn geformuleerd. Spreker was daar niet gerust op, gezien de teksten die aan de Conventie worden voorgelegd. In de tweede plaats dient het Hof in Straatsburg het centrum te blijven van de discussie over de mensenrechten in Europa. Anders ontstaat een tweedeling waarvan we de gevolgen later zeer zullen betreu- ren. Het gaat niet alleen om mensenrechten in de EU, maar evenzeer daarbuiten, aldus de heer Patijn.

Bijdrage aan de Europese instellingen

In het protocol betreffende de rol van de nationale parlementen bij het verdrag van Amsterdam is vastgelegd dat Cosac bijdragen mag zenden aan de Europese instellingen. Met het oog daarop zijn in de vorige conferentie de werkafspraken («reglement») gewijzigd.

Aan de conferentie waren drie ontwerp-bijdragen voorgelegd:

– een van de Franse delegatie, inzake de door de Europese Raad van Lissabon genomen besluiten en een «sociale agenda» van het komende Franse voorzitterschap;

– een van de Italiaanse delegatie over het Handvest van grondrechten;

– een van het voorzitterschap, waarin was gepoogd tot een synthese van deze teksten te komen.

Aanneming van een bijdrage is alleen mogelijk met consensus, waarbij het zich onthouden van stemming consensus niet in de weg staat. De delegaties van Groot-Brittannië, Ierland, Denemarken en Finland spraken zich tegen het Franse voorstel uit; dezelfde delegaties en die uit Zweden, Duitsland en Nederland tegen het Italiaanse voorstel. Het Portugese voorstel is aangenomen, met dien verstande dat Denemarken en Zweden geacht werden zich bij punt 6 van stemming te hebben onthouden. De bijdrage is opgenomen in bijlage 1. Door enkelen is de aldus vastgestelde bijdrage «minimalistisch» genoemd, want minder dan de besluiten van de Europese Raden van Tampere en Lissabon.

Naar aanleiding van de discussie heeft het voorzitterschap aan de troika de suggestie gedaan artikel 10 van de werkafspraken, waarin de wijze van behandeling van bijdragen aan de Europese instellingen is vastgelegd, nog eens te bezien.

Aanbeveling

Vooraf hadden de delegaties van de Benelux-landen een brief ingezonden met de suggestie voortaan twee onderwerpen vast op de agenda van Cosac te plaatsen. In de eerste plaats het onderwerp «staat van de democratie in Europa», te bespreken aan de hand van een verslag van het voorzitterschap, en in de tweede plaats de derde-pijler-aangelegenheden, die intergouvermenteel van aard zijn en waarover de nationale parlementen derhalve het laatste woord hebben.

Na enige discussie heeft de conferentie de in bijlage 2 opgenomen aanbeveling aangenomen.

De voorzitters van de delegatie,

Veling Patijn

De griffiers van de delegatie,

Van Waasbergen Van Overbeeke

BIJLAGE 1

1. In view of the extraordinary meeting of the European Council on employment, economic reforms and social cohesion, Cosac expresses its support for the Union's new strategic aim of basing its economy and society of knowledge.

2. Cosac recognises the importance of commitment to a European research area, in which information technologies can develop as a form of modernisation, of combating social exclusion and of promoting economic and social cohesion.

3. Cosac calls on the Commission, the Council and the European Parliament to adopt a European agenda which promotes economic modernisation and growth, employment, improvements in education and vocational training and which combats all forms of exclusion and discrimination.

4. Cosac believes that all Member States of the Union should adhere in the letter and spirit of the Treaties, with particular reference to the single European market.

5. Cosac considers that the European Union Charter of Fundamental Rights presents an important opportunity to give citizens greater protection in relation to the European Union legal order, and to make fundamental rights more visible to the citizens of the Union and to the European institutions. The creation of the Charter might have broader implications in the future of the Union, and its connections with the European Convention of Human Rights should be safeguarded, through respect for the case law of the Courts of both Luxembourg and Strasbourg.

6. Cosac invites the European institutions and the IGC to take into account the efforts of the Convention responsible for drawing up the Charter of Fundamental Rights.

7. Cosac asks the Convention responsible for drawing up the Charter of Fundamental Rights to take the opinion of applicant countries and their parliaments on this question into account.

8. Cosac expresses its strong support for the enlargement process of the EU and urges the governments participating in the IGC to proceed with their work in order to make it possible to start the ratification procedures of the Treaty amendments early next year.

BIJLAGE 2 Recommendations for future Cosac meetings

Cosac recognises the needs to assess the working of the European democratic institutions, with regard to the application of the principle of subsidiarity and measures designed to strengthen the democratic legitimacy of the Union and bring the building of Europe closer to the citizens. It also recognises the need to deal at future Cosac meetings with questions relating to the Area of Liberty, Security and Justice, for which a specific Working Party may be set up.

Naar boven