22 593 (R 1433)
Wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met het voortzetten van de in het Statuut neergelegde rechtsorde ten aanzien van Aruba

nr. 22
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 21 maart 1995

De vaste Commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken1 heeft op 9 maart 1995 in aanwezigheid van de gevolmachtigde minister van Aruba overleg gevoerd met de Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken over zijn brief inzake de Wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk in verband met het voortzetten van de in het Statuut neergelegde rechtsorde ten aanzien van Aruba (22 593 (R 1433), nr. 19).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Volgens de heer Rosenmöller (GroenLinks) moest dit ontwerp-KB er materieel toe leiden dat Aruba per 1 januari a.s. niet tegen haar eigen zin de onafhankelijkheid wordt «ingejaagd». Zo'n twee jaar geleden is met de regering van Aruba een protocol overeenkomen, waarin een verslaglegging over en uitvoering van het protocol als min of meer ontbindende voorwaarden zijn opgenomen om niet tot die onafhankelijkheid over te gaan. Tijdens de laatste begrotingsbehandeling had hij erkend dat de regering van Aruba de uitvoering van het protocol zeer serieus neemt en dat er om verschillende pragmatische redenen veel voor te zeggen is om de koppeling tussen uitvoering van het protocol en het al dan niet effectueren van de onafhankelijkheid anders te benaderen dan in het verleden. De minister vond dat nog wat te vroeg en zou dat medio 1995 nader willen bezien. Waarom er dan toch eerder mee gekomen?

Naar aanleiding van de Aarts/Muyale-rapportage had de heer Rosenmöller nog wel enkele vragen. Over de zgn. hotelgarantie schrijft de minister dat de Arubaanse regering de mogelijkheid van claims op dat punt gering acht. Kan hij daarover nadere duidelijkheid verschaffen?

Vervolgens schrijft hij aan het slot van zijn brief dat zijns inziens nadere aandacht moet blijven worden besteed aan de punten 3, 6, 7, 9 en 10 van het protocol – rechtshandhaving, waarborging van de rechtstatelijkheid, fiscaliteit, comptabiliteit en het financieel-economisch beleid – omdat op die punten relatief gezien nog de meest gemeenschappelijke zorgen bestaan. Is hij dan van mening dat er op die punten nog onvoldoende is gerealiseerd, of bedoelt hij dat deze punten in de nadere uitwerking de meeste aandacht verdienen opdat volledig aan het protocol uitvoering wordt gegeven? In dat laatste geval zou de heer Rosenmöller er wel mee kunnen instemmen.

Zijns inziens gaat het nu om de vraag of de Kamer kan instemmen met het slaan van het KB. Dat kan niet met een «ja, mits» of een «neen, tenzij», maar dat moet ongeclausuleerd «ja» of «neen» zijn. De fractie van GroenLinks kan die vraag in ieder geval met «ja» beantwoorden, hetgeen ook logisch voortvloeit uit haar bijdrage bij de begrotingsbehandeling. Haars inziens zijn er met de Arubaanse regering goede afspraken gemaakt: als het KB wordt geslagen, zal tot medio 1997 halfjaarlijks worden gerapporteerd over uitvoering van het protocol. Bovendien had zij vertrouwen in de uitspraak van de Arubaanse minister-president van zo'n vier weken geleden, nl. dat zij op de goede weg zijn en had zij begrip voor zijn wens om dat KB zo omstreeks 18 maart te slaan omdat dat een historische feestdag op Aruba is. Als het de bedoeling is om het KB snel te slaan, zou er naar de mening van de heer Rosenmöller ook niets op tegen zijn om het maar heel snel te doen, maar hij vroeg zich wel af, of dat mogelijk is, omdat ook nog met de Eerste Kamer zal moeten worden overlegd.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA) memoreerde dat de koppeling tussen rapportage over en uitvoering van het protocol en de onafhankelijkheid min of meer was bedoeld als stok achter de deur, maar gaf vervolgens toe dat, zoals de minister tijdens de begrotingsbehandeling al had gezegd, het niet zo verstandig is om met dergelijke stokken te blijven werken en dat de samenwerking tussen beide landen op wederzijds vertrouwen zou moeten zijn gebaseerd. Ook in die zin had zij geen bezwaar tegen het slaan van het KB. De halfjaarlijkse rapportages juichte zij toe, omdat op basis daarvan kan worden beoordeeld of op een aantal punten voldoende voortgang wordt gemaakt.

De regering beoordeelt het rapport van de commissie-Aarts/Muyale nogal positief, maar daarin wordt vaak gesteld dat er veel in gang is gezet, dat veel dingen nog zullen gebeuren, enz. In hoeverre verwacht de minister dan concrete en snelle resultaten op de ook door de heer Rosenmöller genoemde terreinen en kan hij aangeven, waarop zijn positieve oordeel is gebaseerd? Ook mevrouw Bijleveld twijfelde niet aan de goede wil van Aruba, maar bestaat er op Aruba zelf ook voldoende draagvlak voor de voorstellen die thans voorliggen?

In de rapportage wordt gesproken over het vertrouwen dat investeerders blijkbaar hebben in de hotelsector op Aruba. Heeft de minister het idee dat de investeerders nu met meer zorg zijn gekozen dan in het verleden wel eens het geval is geweest.

Ook de heer Boogaard (AOV) had geen bezwaar tegen het slaan van het KB en vond 18 maart daarvoor een goed tijdstip.

Hij vernam nog graag of er concrete plannen bestaan voor diversificatie van de toeristische sector.

Ten slotte vroeg hij nog een nadere toelichting op het gestelde over de waarborging van rechtstatelijkheid en de fiscaliteit.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66) kon zich wel iets voorstellen bij het door de regering aangevoerde argument voor het KB, nl. dat de positie van Aruba na januari 1996 wat onzekerheden oproept bij potentiële investeerders en geldschieters, maar zag dat, indien mogelijk, graag iets verduidelijkt.

Zij onderschreef de argumenten dat nu goed aan uitvoering van het protocol wordt gewerkt en dat Aruba bereid is om langer te rapporteren dan in het protocol is neergelegd. Ook in de rapportage-Aarts/Muyale stond veel positiefs te lezen, al bleef ook de D66-fractie zorgen houden als het gaat om de terreinen politie, justitie, rechtstatelijkheid, financiën en sociaal-economische aspecten. De herinrichting van de overheidsdienst heeft naast vele positieve kanten toch ook nog bepaalde risico's in zich. Mevrouw Scheltema sloot zich aan bij de gestelde vragen en zag graag dat de minister nog even inging op de herinrichting van de overheidsdienst.

Zij was van mening dat de regering-Eman niet alleen voortvarend spreekt, maar ook blijkt met daadkracht enkele zaken ter hand te hebben genomen. Tijdens de begrotingsbehandeling had zij gezegd dat, zodra uit concrete beleidsdaden van de nieuwe Arubaanse regering blijkt dat met inzet aan uitvoering van het protocol wordt gewerkt, wat haar fractie betreft het KB kan worden geslagen. Uiteraard kan het altijd nog beter, maar al met al vond zij wel het moment gekomen om het KB te slaan, ook al omdat je stokken niet altijd achter de deur kunt laten staan, maar ook eens moet durven tonen dat je vertrouwen hebt. Het slaan van het KB kan dan ook worden gezien als een positieve prikkel, mede gebaseerd op de positieve houding van de Arubaanse regering als het gaat om voortzetting van de rapportages – zij het halfjaarlijks, maar daarvoor had zij alle begrip – en de kustwacht.

De heer Van der Vlies (SGP) moest zijn betoog wat anders toonzetten, hetgeen zeker niet als een gebrek aan waardering mag worden uitgelegd voor hetgeen aan de uitvoering van het protocol wordt gedaan noch als enig wantrouwen. In het overeengekomen protocol zijn echter afspraken gemaakt, ook wat betreft de rapportages over de uitvoering ervan. Die afspraken waren voor de SGP-fractie reden om met de desbetreffende rijkswet akkoord te gaan.

Om antwoord te geven op de vraag om akkoord te gaan met het slaan van het voorgelegde concept-KB op dit moment, wilde hij graag toetsen of een en ander is gerealiseerd als het gaat om de eigen bestuurlijke organisatie van Aruba, om de noodzakelijk geachte verbeteringen in het financieel beheer, de handhaving en naleving van normen van de rechtsstaat, enz. De SGP-fractie moest vaststellen dat na aantreding van het kabinet-Eman een goede inzet is gemobiliseerd en goede aanzetten zijn gegeven, maar dat nog veel een praktische uitwerking moet krijgen. Ook dat is zeker niet als verwijt bedoeld, maar wel als argument voor de vraag hoe lang die stok nog achter de deur moet blijven en wanneer het moment is gekomen om een voldoende vertrouwen in de toekomst uit te spreken. De heer Van der Vlies liet zich graag overtuigen door de beantwoording van de minister en vernam graag ook enige argumenten voor de haast die er nu ineens wordt gemaakt. Dat Aruba het graag op of rondom 18 maart ziet, kon hij zich voorstellen, maar dat kon zijns inziens niets afdoen aan de Nederlandse verantwoordelijkheid ter zake.

Ook de heer Te Veldhuis (VVD) had vertrouwen in de goede intenties van de Arubaanse regering en was voorzichtig optimistisch gestemd, maar met de heer Van der Vlies was hij geneigd iets terughoudend te zijn, ook al omdat in het rapport-Aarts/Muyale wordt gesteld dat, hoewel het de Arubaanse regering niet aan besluitvaardigheid heeft ontbroken, vele besluiten nog een praktische uitwerking moeten krijgen en dat vier maanden te kort is om zowel positieve als negatieve effecten van het beleid met name op financieel terrein goed te kunnen beoordelen. Er worden zorgen geuit over belangrijke zaken, zoals over de kwantiteit en kwaliteit van het politiepersoneel en over enkele financiële en sociale aangelegenheden. Dat leken hem redenen voldoende voor grote voorzichtigheid te zijn. Ook de minister erkent in zijn brief dat er nogal wat onzekerheden bestaan, hoewel ook hij overtuigd is van de goede intenties, maar die zijn toch niet voldoende?

Ook de VVD-fractie wilde Aruba graag binnen het Koninkrijk houden, maar de heer Te Veldhuis vroeg zich toch af, waarom nu alles ineens zo haastig moet, al had hij wel begrip voor de symboliek van de 18e maart. Waarom is die wens nu zo plotseling opgekomen?

De heer Van Oven (PvdA) memoreerde dat het moment van slaan van het KB is gekoppeld aan uitvoering van het stappenplan. Dat moment is nu vervroegd, ook vergeleken met het bij de laatste begrotingsbehandeling genoemde tijdstip van de eindevaluatie, nl. medio 1995. Deze begrotingsbehandeling vond plaats even nadat de eerste kwartaalrapportage van de commissie-Aarts/Muyale was verschenen. Weliswaar werd daarin nadrukkelijk melding gemaakt van de positieve voornemens van de Arubaanse regering, maar werd ook duidelijk dat vrijwel geen van de afgesproken stappen inmiddels was gezet. Dat viel niet geheel de Arubaanse regering te verwijten. Enkele stappen konden immers alleen maar worden genomen in samenwerking met Nederland en/of de Nederlandse Antillen, die geen partij was bij het protocol en bovendien was toen nog maar net de nieuwe regering-Eman aangetreden. Eind januari is de nieuwe rapportage gekomen, voorzien van een reactie van de Arubaanse regering. De toon daarvan is vrij positief; er is opnieuw vooruitgang geboekt en er is terecht gesteld dat het uitblijven van resultaten op sommige punten niet aan de Arubaanse regering kan worden verweten. Echter, er zijn ook andere punten, met name op financieel en fiscaal terrein, waarvan het nog te vroeg is om concrete resultaten te kunnen meten. De PvdA-fractie heeft altijd de volledige implementatie van de in het protocol vastgelegde afspraken als een voorwaarde gezien voor de inwerkingtreding van het onderhavige concept-KB. De regering heeft zich indertijd bij die opvatting aangesloten en de minister heeft dat herhaald tijdens de laatste begrotingsbehandeling. Wel zegde hij toen de Kamer toe bereid te zijn met haar van gedachten te wisselen over de volgende rapportages. De PvdA-fractie vermocht niet in te zien dat de laatste rapportage aanleiding kan zijn om van de oorspronkelijk geplande weg af te wijken. Te veel wordt voor concrete resultaten naar de volgende rapportage verwezen. Inderdaad zijn sommige zaken de Arubaanse regering niet aan te rekenen, zijn haar intenties goed en zijn ook enige stappen in de goede richting gezet, maar er bestaan nog te veel zorgen op belangrijke punten. De heer Van Oven ondersteunde de conclusie van de commissie-Aarts/Muyale dat de Arubaanse regering op de goede weg is, maar ook haar vele voorbehouden en haar idee dat in de volgende rapportage meer duidelijkheid zal kunnen worden verschaft.

Gelet op het vorenstaande kwam de PvdA-fractie in ieder geval vooralsnog tot de conclusie dat er sprake is van een opgaande lijn die uitzicht biedt op complete uitvoering van het protocol, maar dat het toch aanbeveling verdient om de eerstvolgende rapportage af te wachten. Als er dan uitzicht wordt geboden op daadwerkelijke resultaten – de heer Van Oven twijfelde daar niet aan – kan het onderhavige concept-KB nog altijd op tijd worden geslagen. De verwijzing naar een mogelijk verlies aan investeringen, noch de viering van de Aruba-dag op 18 maart, boden naar zijn voorlopig oordeel voldoende aanleiding om van de uitgestippelde weg af te wijken.

Desgevraagd merkte hij ten slotte nog op dat hij mede op basis van de gunstige prognoses van de commissie-Aarts/Muyale geen aanleiding ziet de minister te vragen regelgeving voor te bereiden voor de mogelijke situatie dat ook per 1 januari 1996 niet is voldaan aan de in het protocol neergelegde afspraken en het KB dus helemaal niet kan worden geslagen. Bovendien zag hij zelf heel wel in dat naarmate de tijd voortschrijdt het steeds moeilijker is om tot een totaal andere aanpak over te gaan.

De heer Van Middelkoop (GPV) wees erop dat de regering formeel gesproken niet verplicht is om de Kamer toestemming te vragen een KB te slaan waarmee art. 62 uit het Statuut wordt geschrapt. Materieel gezien, leek het hem echter wel een juiste weg. Dit betekent wel een ontkoppeling van de afspraken uit het protocol van oktober 1993 en de inwerkingtreding van de Rijkswet tot bestendiging van de staatkundige band tussen Nederland en Aruba. In de brief staat net als in de begrotingstoelichting dat die koppeling zou zijn aangebracht door de Staten-Generaal, terwijl de minister er bij de begrotingsbehandeling al op is gewezen dat dit onjuist is. Het protocol is ondertekend door de Nederlandse en Arubaanse regeringen, hoewel er natuurlijk een breed politiek draagvlak voor bestond.

De GPV-fractie stemde van harte in met het verzoek van de minister om dat KB te slaan. Zij heeft altijd bezwaren gehad tegen de genoemde koppeling omdat koninkrijksdelen die volgens het Statuut toch gelijkwaardig zijn niet zo met elkaar zouden moeten omgaan en bovendien omdat er van die koppeling een dreigement uitgaat dat zij altijd volstrekt ongeloofwaardig heeft gevonden, nl. een eventueel afgedwongen onafhankelijkheid van Aruba. De inhoud van het protocol blijft zij van grote waarde vinden.

De heer Van Middelkoop was niet zo positief gestemd over de laatste rapportage van de commissie-Aarts/Muyale – het daarin geschetste beeld baart op vele punten nog de nodige zorgen – maar kon wel akkoord gaan met een halfjaarlijkse in plaats van een driemaandelijkse rapportage en met de concentratie op een aantal thema's, nl. die welke het meest hebben te maken met deugdelijk bestuur. Zaken die wat meer staatkundig van karakter zijn, worden daardoor wat naar achteren verschoven. Wat betekent dat voor het voorziene traject? Kan dan nog wel het gehele Statuut worden veranderd, of wordt dat beperkt tot een tussentijdse herziening van enkele onderdelen?

Hij vroeg zich af, waarom de toelatingsregeling geen prioritaire behandeling krijgt. De keuze van het moment waarop een dergelijke regeling wordt gemaakt, is toch ook van belang? De verhoudingen tussen Aruba en Nederland zijn nu beter dan enkele jaren geleden en dan kan een zo gevoelige materie beter nu worden geregeld.

Verandert na het KB nu ook het karakter van de rapportage in minder een resultaatsverplichting en meer een inspanningsverplichting?

Ten slotte wilde de heer Van Middelkoop nog kwijt dat de minister zijns inziens wat terughoudend reageert op kritische opmerkingen van de commissie-Aarts/Muyale over belangrijke aangelegenheden, zoals over het stagneren van de totstandkoming van een algemene regeling op het gebied van de administratieve rechtspraak en dat bij de begrotingsopstelling nog altijd wordt gewerkt met onbetrouwbare gegevens. Volgens hem biedt het protocol de minister de mogelijkheid die kritische kanttekeningen te ondersteunen, zonder dat dit als bemoeizucht kan worden uitgelegd met binnenlandse aangelegenheden van Aruba.

Antwoord van de regering

De Minister voor Antilliaanse en Arubaanse Zaken merkte op dat de kritische en positieve kanttekeningen die zoëven naar voren zijn gekomen ook bij hem hebben gespeeld toen de vraag opkwam om de schrapping van art. 62 van het Statuut enigszins te versnellen, terwijl het oorspronkelijk de bedoeling was om dat halverwege 1995 te bezien. Het is zijns inziens dan ook geen dramatische versnelling, maar meer een lichte bespoediging en dat op verzoek van de Arubaanse regering. De Nederlandse regering wil aan dat verzoek voldoen, gelet op de aangedragen argumenten en omdat er iets voor in de plaats wordt gesteld. Eén van de argumenten was dat blijkens de rapportage-Aarts/Muyale toch in betrekkelijk korte tijd op een groot aantal terreinen substantiële verbeteringen zijn ingezet hoewel de resultaten nog wel even op zich laten wachten. Aanvankelijk was de regering-Eman van mening dat de rapportageverplichting achterhaald was, omdat de heer Eman stelde dat er sinds het aantreden van zijn regering per definitie sprake is van deugdzaam bestuur. De minister vond dat een opmerking waaruit zeker geen gebrek aan politiek zelfvertrouwen blijkt. Aanvankelijk zag men de rapportage als een niet zo plezierige verplichting, maar al snel bleek dat het systematisch rapporteren over vooruitgang op een aantal beleidsterreinen waarop de regering-Eman zelf ook vooruitgang wilde boeken een heel nuttig instrument is om overzicht en inzicht te behouden. Toen de heer Eman de wens uitsprak om zo enigszins mogelijk al op 18 maart te kunnen aankondigen dat art. 62 zou worden geschrapt, heeft deze positievere blik op de rapportage de minister ertoe bewogen de heer Eman te vragen om met de rapportages door te gaan. De heer Eman heeft vervolgens toegezegd de rapportages zeker tot medio 1997 door te laten gaan – dus twee jaar langer dan afgesproken – omdat hij ze inderdaad een goed instrument vond voor beleidsmonitoring en een dialoog binnen het Koninkrijk over de uitvoering van alle in het protocol genoemde punten. De bewindsman achtte dat een betere weg dan het medio dit jaar – als de verplichting tot rapportage volgens het protocol ook eindigt – bepalen of het KB al dan niet moet worden geslagen.

Hij erkende dat er nog heel wat te doen is op beleidsterreinen zoals rechtshandhaving, fiscaliteit, comptabiliteit, economisch beleid, enz. Zijn brief over de rapportage en zijn voorstel om over te gaan tot het slaan van het KB zijn zijns inziens realistisch en inderdaad niet juichend van toon. De inspanningen van nu zullen op termijn pas resultaten afwerpen. Wat de politie betreft, is er nu wel een concreet beleidsplan uitgekomen waaruit blijkt dat er echt wat aan gaat gebeuren. Als het gaat om de fiscaliteit, was het beraad tussen Aruba, de Antillen en Nederland zeer positief. Op het punt van de hotelgaranties moet het oordeel zeer voorzichtig zijn. Voor een aantal hotels is die problematiek ondertussen (nagenoeg) opgelost, maar een aantal factoren is nog steeds niet zeker. Het is dan ook verstandig daarvoor de nodige reserves in te bouwen en de zaak nauwlettend te blijven volgen. Het is niet uit te sluiten dat de Arubaanse overheid nog claims krijgt gepresenteerd.

De bewindsman kon niet exact zeggen hoe groot het draagvlak op Aruba voor deze aanpak is: de Arubaanse regering heeft het verzoek gedaan en tot nu toe zijn nog geen berichten vanuit de staten of de oppositie gekomen dat men ertegen zou zijn.

De datum van 18 maart is gekozen omdat dit in Aruba nu eenmaal een historische dag is. Tussen nu en 18 maart liggen nog maar 9 dagen en aangezien ook de Eerste Kamer nog moet worden gehoord en vervolgens nog de gebruikelijke procedures moeten worden gevolgd, is het inderdaad zeer de vraag of het slaan van het KB ook echt op 18 maart zal kunnen plaatsvinden. Wel kan, indien de Staten-Generaal ermee instemt, dan in ieder geval het perspectief op het spoedig slaan worden geboden.

Aruba heeft een nogal oververhitte arbeidsmarkt, reden waarom elders, ook uit Nederland, wordt geprobeerd extra werknemers aan te trekken. Ook daarom is de behoefte aan woningbouw extra groot, zo'n 5000 woningen op redelijk korte termijn. Dat betekent een grote afhankelijkheid van investeerders, vooral uit het buitenland, maar die kijken natuurlijk goed naar de stabiliteit in het land op langere termijn. Een van de aantrekkelijke punten van de Antillen en Aruba is de band met Nederland. Dat is ook een van de redenen dat de Antillen en Aruba relatief gezien economisch hoger ontwikkeld zijn dan veel andere Caribische eilanden. Daarom is voor investeerders de situatie na 1996 van belang. Omdat vooral het woningbouwprogramma nogal urgent is, is dat een belangrijk argument voor de voorgestelde versnelling.

De bewindsman zegde toe de kritische opmerking van de heer Van Middelkoop over op wiens verzoek de koppeling was aangebracht, wederom ter harte te nemen.

Bij de begrotingsbehandeling had hij al toegezegd in 1995 op de toelatingsregeling te zullen terugkomen en die toezegging blijft staan. Het is een ingewikkeld onderwerp dat nauwgezette voorbereiding vereist. Overigens is de toelating van Nederlanders tot Aruba feitelijk al versoepeld, omdat het Arubaans beleid is om zowel in Nederland werkzame Arubanen als Nederlanders en Antillianen uit te nodigen op de goede arbeidsmarkt van Aruba.

Volgens de gevolmachtigde minister van Aruba bestond er op Aruba een unaniem draagvlak voor het protocol. Alle partijen hebben zich immers voor de inhoud ervan uitgesproken. De Staten van Aruba hebben ook unaniem ingestemd met het verzoek tot een zo snel mogelijke schrapping van art. 62.

Al meer dan een jaar is er sprake van een remigratie naar Aruba; naar schatting verleden jaar per saldo meer dan 1000 mensen. Als er al sprake is van stagnatie, dan wordt die veroorzaakt door het grote tekort aan woningen op Aruba. Velen gaan terug en gaan bij familie of vrienden wonen.

Nadere gedachtenwisseling

De heer Te Veldhuis herhaalde ervan overtuigd te zijn dat de intenties van de Arubaanse regering op zichzelf heel goed zijn. De twijfels die spreken uit zowel de brief van de minister als het rapport-Aarts/Muyale zijn echter nog niet helemaal weggenomen. Met deze commissie zal de VVD-fractie de komende tijd nog de nodige zorgen houden over de concrete invulling van die goede intenties.

De door de minister naar voren gebrachte argumentatie voor het vervroegen van het slaan van het KB, is ook door de heer Eman op een eerder moment gebruikt. De heer Te Veldhuis kon daarin geen reden vinden om af te wijken van de afgesproken procedure, maar om zich er nu tegen te verzetten, vond hij ook wat ver gaan. Daar zou ook een verkeerd signaal van kunnen uitgaan. Een regelmatige en tijdige informatie van de kant van de minister of het de goede kant opgaat met het invullen van de intenties van Aruba, in ieder geval tijdig als zich daarbij problemen zouden voordoen, zou hij zeer op prijs stellen en hij bleef zich toch enigszins afvragen of er niet meer zit achter deze wens van de Arubaanse regering dan alleen maar symboliek. Overigens zijn die rapportages toch afgesproken in het protocol?

Ook de heer Van Oven was niet overtuigd door de minister gebruikte argumentatie. Mocht worden besloten, het slaan van het KB niet te vervroegen, dan lag het zijns inziens voor de hand dat de eerstvolgende rapportage gewoon over drie maanden komt en dat de halfjaarlijkse cyclus daarna begint. Uiteraard had hij er geen bezwaar tegen als die twee jaar doorgaan na het afgesproken tijdstip.

De PvdA-fractie voelde veel meer voor de suggestie die sprak uit de rapportage van Aarts en Muyale waarin wordt gesteld dat er over enkele maanden meer duidelijkheid over kan worden verschaft. Zij begreep heel wel de wens van Aruba om op 18 maart vervroeging van het KB te kunnen melden, maar die mag in dergelijke belangrijke aangelegenheden toch niet doorslaggevend zijn. Vooralsnog kon zij dus niet instemmen met het verzoek van de minister.

De heer Van der Vlies had enig begrip voor de opmerking van de minister over het verwachtingsbeeld van de situatie over drie maanden. Inderdaad gaat het dan om de vraag of er dan beduidend veel meer essentiële informatie is en meer inzicht bestaat in de feitelijke voortgang. Bovendien erkende hij dat de Arubaanse regering er de toezegging dat tot medio 1997 de situatie zal worden gemonitored tegenover heeft gesteld. Alles overziende, zag hij onvoldoende aanleiding om het voorstel van de regering tegen te houden, maar hij wees er nog wel op dat als art. 62 zou zijn bedoeld als stok achter de deur, die wel verdwenen is als het KB eenmaal is geslagen.

Mevrouw Scheltema wilde niet verhelen dat ook haar fractie nog de nodige zorgen heeft, maar zij was ervan overtuigd dat ook over drie maanden geen zekerheid kon worden geboden. Overigens geldt de verwachting van de commissie-Aarts/Muyale dat over drie maanden meer duidelijkheid zal bestaan alleen maar de economische ontwikkeling en die is, net als elders, ook op Aruba fluctuerend. Als daarbij komt de concrete afspraak om de rapportages langer voort te zetten, dan leek haar daarmee toch wel iets gewonnen. Als er goede signalen zijn, dan is het ook van belang om daar tegenover een positieve prikkel te geven. Dat vertrouwen nu uitspreken kan voor de relatie in de toekomst ook wel eens heel goed zijn.

Met de heer Te Veldhuis verzocht zij de regering in ieder geval de Kamer zo spoedig mogelijk te informeren als er zich problemen voordoen.

Mevrouw Bijleveld ontkende niet dat ook haar fractie zich de nodige zorgen maakte, maar vond in de positieve intenties van de Arubaanse regering en de goede aanzetten toch voldoende aanleiding om op dit moment al het vertrouwen uit te spreken dat het de goede kant op gaat. Met mevrouw Scheltema veronderstelde zij dat ook over drie maanden niet de volstrekte zekerheid kan worden geboden. Wel zou ook zij het zeer op prijs stellen als de minister de Kamer tijdig rapporteert als iets niet goed dreigt te gaan.

De heer Van Middelkoop zag niets liever dan dat het KB zo spoedig mogelijk werd geslagen, omdat dan ook de koppeling wordt losgelaten waar zijn fractie zich vanaf het begin tegen heeft verzet.

Hij kreeg nog graag antwoord op zijn zij het wellicht wat academische vraag of de minister, indien ook de Eerste Kamer zich verzet tegen het eerder slaan van het KB, niet moet gaan werken aan regelingen die voorzien in de situatie die eventueel na 1 januari 1996 intreedt.

De heer Boogaard herhaalde zijn vraag naar de toeristische diversificatie in het licht van de hotelsituatie.

Het aanbod om de rapportages tweemaal per jaar door te zetten tot 1997 waardeerde hij positief. In dat licht bezien wilde hij het positieve gebaar maken door in te stemmen met het vervroegd slaan van het KB. Als dat op 18 maart niet kan zijn gerealiseerd, kan het in ieder geval bekend zijn dat het zo spoedig mogelijk zal worden geslagen. Dat zal de feestvreugde op Aruba er niet minder op behoeven te maken.

De heer Rosenmöller zag na afweging van de voors en tegens toch een duidelijke meerwaarde in het halfjaarlijks gedurende twee jaar continueren van die zo fundamentele rapportages na het slaan van het KB, hetgeen zeker niet logischerwijze voortvloeit uit het protocol. Hij onderschatte zeker niet het belang van de sociale en financieel-economische situatie, maar vroeg zich wel af, of er over drie maanden zoveel meer duidelijkheid over zou bestaan dat dan wel over kan worden gegaan tot het slaan van het KB. Als men dat nu niet wil en ook over drie maanden niet, dan zou inderdaad het proces in werking moeten worden gesteld waarnaar de heer Van Middelkoop verwees. Dat lijkt een toch wat te vergaande stap.

De Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken herhaalde dat Aruba tegenover het vervroegd slaan van het KB een voortzetting stelt van de fundamentele rapportage, zij het dan halfjaarlijks, over alle van belang zijnde punten die in het protocol worden genoemd. Die voortgezette rapportage biedt een grotere mogelijkheid op invloed op positieve beleidsontwikkelingen, dan het uitstellen van het slaan van het KB met enkele maanden om daarna de zaak af te handelen zoals indertijd is afgesproken.

Hij beaamde dat er reden is tot zorg, maar wees er wel op dat het resultaat van positieve stappen die recent zijn gezet pas zichtbaar kan zijn in de loop van de volgende jaren. Het versterken van organisaties bijvoorbeeld vereist nu eenmaal veel tijd.

Hij voldeed graag aan het verzoek om regelmatige en tijdige informatie over de vooruitgang op Aruba.

Hij wilde op dit moment niet ingaan op de mogelijkheid dat de Eerste Kamer niet met versnelling van de procedures kan instemmen, omdat hij die toch uitermate hypothetisch en onwaarschijnlijk vond. Wel wilde hij de retorische vraag voorleggen of, indien zou blijken dat Aruba niet geschikt zou worden geoordeeld om lid te blijven van het Koninkrijk, dan de logische conclusie zou zijn dat Aruba dus onafhankelijk moet worden. Zijns inziens was er nooit sprake van een stok achter de deur en die kan dus ook nooit worden ingeleverd. Het was slechts bedoeld als een aansporing om enkele problemen op te lossen en die blijft natuurlijk bestaan.

Hij verwachtte dat ook de Eerste Kamer zich over het verzoek van de regering zal willen uitspreken. De volgende week is hij op bezoek in de VS en de week daarop in Willemstad om te spreken over de kustwacht. Het leek hem dus praktisch ondoenlijk om al op 18 maart het KB te hebben geslagen.

Ter voorbereiding van het algemeen overleg over de kustwacht verwees de Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken naar het op 17 december jl. gesloten akkoord tussen de drie regeringen van het Koninkrijk over het opzetten van een kustwacht en de juridische inbedding daarvan. Op 13 februari jl. is er op basis daarvan een nader akkoord tussen de drie regeringen gesloten over de implementatie, zowel wat betreft de materiële aspecten als wat betreft de juridische inbedding van een start met de kustwacht in de vorm van een kustwacht in oprichting die kan worden gebaseerd op een algemene maatregel van rijksbestuur. Zo kan de kustwacht gaan werken en praktische ervaring opdoen in afwachting van een definitieve regeling in de vorm van een rijkswet. Dat zal zo 1,5 à 2 jaar vragen.

Na 13 februari heeft er een vergadering in de Staten van de Antillen plaatsgevonden, waarin de Staten zich bij motie hebben gekeerd tegen een vermeende aantasting van de autonomie van de Antillen. De regering van Aruba acht het afgesloten akkoord een goed akkoord dat zo spoedig mogelijk tot uitvoering moet worden gebracht. De afgesproken algemene maatregel van rijksbestuur tastte naar de overtuiging van de bewindsman de autonomie van de Antillen geenszins aan. In de discussies in Willemstad leken hem een aantal misverstanden te zijn geslopen over de betekenis van de kustwacht voor de eigen verantwoordelijkheid en autonomie van de Antillen. De eigen verantwoordelijkheid voor de rechtshandhaving staat voorop en de kustwacht heeft toch tot doel om daaraan materieel gezien veel meer inhoud te geven en de mogelijkheden voor de eigen rechtshandhaving te vergroten, uiteraard in het kader van het Koninkrijk. Het gaat immers niet alleen om de rechtshandhaving op de Antillen zelf, maar ook ter zee, waarbij niet alleen moet worden gedacht aan de eigen territoriale zee, maar ook aan de eigen economische zone en de internationale wateren. Er is wat dat laatste betreft ook sprake van internationale verdragen die onder de verantwoordelijkheid van het Koninkrijk vallen en er is sprake van de inzet van koninkrijksmiddelen, nl. defensiemiddelen die voor dit doel worden gebruikt. In het akkoord over de kustwacht gaat het dan ook om een aantal verantwoordelijkheden die gezamenlijk worden uitgeoefend, o.a. om de Antillen te beschermen tegen een mogelijke dreiging van internationale criminaliteit voor de eigen autonomie. De bewindsman was voornemens om op 20 en 21 maart a.s. in Willemstad nader van gedachten te wisselen over het begrip «autonomie».

Ten slotte merkte hij nog op dat het in zijn voornemen lag om de ontwerp-algemene maatregel van rijksbestuur via de rijksministerraad ter advisering voor te leggen aan de Raad van State van het Koninkrijk.

De heer Te Veldhuis (VVD) had met name uit de brief van de voorzitter van de Antilliaanse Staten de indruk gekregen dat er op de Antillen geen sprake is van bestuurlijke onwil, maar dat het verschil van mening de formele aanpak betreft. Hij vond het een goed idee dat de minister dat wil bespreken in Willemstad, want als het alleen maar formele problemen van statutaire aard zijn, moet er toch zijn uit te komen. Als het om gevoeligheden gaat, bijvoorbeeld wat betreft de autonomie, ligt dat iets moeilijker. De VVD-fractie voelde er in ieder geval niets voor dat Nederlands materieel en personeel van de Marine beschikbaar wordt gesteld voor kustverdedigingsdoeleinden zonder dat de Nederlandse bevelhebbers op de Antillen en uiteindelijk dus de Nederlandse Minister van Defensie er nadrukkelijk bij betrokken is. Het kan dan ook niet anders dan in het kader van het Koninkrijk plaatsvinden.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66) vond het wat merkwaardig dat Aruba en de Nederlandse Antillen beschikken over concepten van de algemene maatregel van rijksbestuur en/of rijkswet terwijl de Kamer daarover niet heeft beschikt.

Zij begreep niet goed waarom de minister van Justitie van de Nederlandse Antillen nadat overeenstemming was bereikt nog eens juridisch advies heeft ingewonnen.

De constitutionele problemen kwamen haars inziens voort uit het feit dat een belangrijk deel van de onderhavige materie typisch koninkrijksaangelegenheid is. Voor haar fractie stond vast dat zodra Nederland defensiepersoneel en boten inzet dat gebeurt op basis van art. 3, dus in het kader van het Koninkrijk. Daarnaast zullen er ook enkele niet-koninkrijksaangelegenheden in het geding zijn en daarin lag haars inziens het probleem. Is bij de totstandkoming van het Statuut niet afgesproken dat als zaken ten dele koninkrijksaangelegenheden zijn en ten dele landsaangelegenheden voor het geheel niet de zwaarste procedure geldt?

Als de problemen met de Antillen blijven bestaan, is het dan realistisch om te denken dat wel in Aruba met de kustwacht kan worden begonnen?

Gelet op de tijd en het feit dat nog vele woordvoerders over deze aangelegenheid het woord willen voeren, stelde de voorzitter voor, dit overleg op te schorten tot nadat de minister zijn besprekingen in Willemstad heeft gevoerd.

De minister wilde nog kwijt dat het de bedoeling is de kustwacht te baseren op zowel art. 38 als art. 3 van het Statuut.

De defensiemiddelen zijn koninkrijksmiddelen, dus ook die van de Nederlandse Antillen en Aruba. Het is een totale koninkrijksdefensie die valt onder art. 3.

De voorzitter van de commissie,

Brinkman

De griffier van de commissie,

Van Overbeeke


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Korthals (VVD), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), Van Rey (VVD), Lilipaly (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Brinkman (CDA), voorzitter, Rosenmöller (GroenLinks), ondervoorzitter, Scheltema-de Nie (D66), Ybema (D66), Apostolou (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Bijleveld-Schouten (CDA), Middel (PvdA), Remkes (VVD), Boogaard (AOV), Schuurman (CD), Noorman-den Uyl (PvdA), Fermina (D66), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Oudkerk (PvdA), Van Dijke (RPF).

Plv. leden: V. A. M. van der Burg (CDA), Blaauw (VVD), Rijpstra (VVD), Reitsma (CDA), Verbugt (VVD), Valk (PvdA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), De Hoop Scheffer (CDA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), De Graaf (D66), Buurmeijer (PvdA), Van den Berg (SGP), Rehwinkel (PvdA), Van den Berg (SGP), Smits (CDA), Van Traa (PvdA), Weisglas (VVD), Aiking-van Wageningen (AOV), Poppe (SP), H. Vos (PvdA), De Koning (D66), De Cloe (PvdA), Van den Doel (VVD), Woltjer (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Wolters (CDA).

Naar boven