22 593 (R 1433)
Wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met het voortzetten van de in het Statuut neergelegde rechtsorde ten aanzien van Aruba

nr. 19
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NEDERLANDS-ANTILLIAANSE EN ARUBAANSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 27 februari 1995

Gaarne breng ik het volgende onder de aandacht van Uw Kamer met het verzoek hierover – zo mogelijk op korte termijn – te beraadslagen.

VOORGESCHIEDENIS EN VOORSTEL

Tijdens de Ronde Tafel Conferentie van 1983 werd besloten Aruba per 1 januari 1986 los te maken uit het Staatsverband van de Nederlandse Antillen en voor een periode van 10 jaren een status aparte te verlenen als een overgangspositie naar de onafhankelijkheid die op 1 januari 1996 zou intreden. Bij de Statuutswijziging die dit in 1985 met zich meebracht werd dit ook vastgelegd (art. 62 Statuut).

In de loop der jaren is duidelijk geworden dat noch Aruba, noch de Nederlandse Antillen, noch Nederland uiteindelijk voorstander is van de volkenrechtelijke onafhankelijkheid van Aruba. Om de rechtsorde van het Koninkrijk ook na 1 januari 1996 voor Aruba voort te laten bestaan is wederom een wijziging van het Statuut nodig. Het daartoe strekkende voorstel van Rijkswet (houdende wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met het voortzetten van de in het Statuut neergelegde rechtsorde ten aanzien van Aruba) werd op 15 maart 1994 door de Staten-Generaal aanvaard en vervolgens op 29 juni 1994 door de Staten van de Nederlandse Antillen en op 21 september 1994 door de Staten van Aruba. De Rijkswet (van 15 december 1994) is inmiddels geplaatst in het Staatsblad (Stb. 1995, nr. 1). De Staten-Generaal bedongen bij de aanvaarding van dit voorstel van Rijkswet dat alvorens de Rijkswet tot wijziging van het Statuut bij Koninklijk besluit in werking zou treden (vierde art. III van de wet) invulling moet zijn gegeven aan het Protocol dat op 21 oktober 1993 werd gesloten tussen Aruba en Nederland (kamerstukken II, 1993–1994, 23 224, nr. 5 en nr. 9).

Dit Protocol, ondertekend door de toenmalige ministers-presidenten van Nederland en Aruba, de minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken en de fractieleider van de grootste oppositiepartij in de Staten van Aruba, vloeide voort uit de bilaterale gesprekken tussen Nederland en Aruba die op gang kwamen tijdens en na de Toekomstconferentie van maart 1993, waar duidelijk werd dat een door Nederland gewenste herziening van de Statutaire relatie met de Nederlandse Antillen en Aruba door met name ver uiteenliggende standpunten van Nederland en de Nederlandse Antillen, niet realiseerbaar zouden zijn vóór de voor Aruba fatale datum van 1 januari 1996.

De Staten-Generaal gaven op 15 maart 1994 door middel van de motie-Ermen c.s. (kamerstukken I, vergaderjaar 1993–1994, 22 593 (R 1433), nr. 302 b) de wens te kennen periodiek geïnformeerd te willen worden over de voortgang van de uitvoering van de afspraken in genoemd Protocol, zulks om zich tijdig een oordeel te kunnen vormen over de wenselijkheid om het inwerkingtredings-K.B. te doen slaan. Inmiddels ligt de derde rapportage in dit kader voor, voor de tweede maal geschreven door de daartoe aangezochte commissie Aarts-Muyale (rapportage en de daarop ontvangen reactie van de Arubaanse regering werden reeds ter kennisneming gezonden aan Uw Kamer bij brief van 7 februari jl.).

Deze rapportage en enige andere gewichtige redenen waarop ik later in deze brief terugkom geven mij aanleiding Uw Kamer thans voor te stellen om ermee in te stemmen dat het bijgevoegde concept-inwerkingtredings- K.B. op zo kort mogelijke termijn wordt geslagen.1 Alvorens terug te komen op de overwegingen die mij tot dit verzoek leiden geef ik hier mijn visie op de inhoud van de rapportage weer.

HOOFDPUNTEN UIT DE RAPPORTAGE

Rechtshandhaving

Op het terrein van de rechtshandhaving is voortgang geboekt. De regering van Aruba heeft, evenals die van de Nederlandse Antillen, op 13 februari 1995 met Nederland een overeenkomst gesloten over spoedige invoering van een kustwacht. De kustwacht voor Aruba en de Nederlandse Antillen zal naar verwachting in 1995 van start kunnen gaan en betekent niet alleen een belangrijk wapen in de strijd tegen de drugscriminaliteit, maar bij voorbeeld ook de milieu-criminaliteit.

Daarnaast geeft ook het met de Verenigde Staten gesloten Pre-custom clearance verdrag aan dat Aruba serieuze stappen onderneemt om de internationale criminaliteit tegen te gaan. Beide voorbeelden zijn een belangrijk signaal naar de internationale gemeenschap.

In het Arubaanse beleidsplan criminaliteitsbestrijding (januari 1995, bijgevoegd)1 wordt een begin gemaakt met de aanpak van de problemen die bestaan bij het Korps Politie Aruba. In de uitvoering van het vreemdelingenbeleid werkt Aruba samen met het Nederlandse ministerie van Justitie. Op het gebied van de wetgeving, zowel voor wat betreft verschillende landsverordeningen in het kader van rechtmatig bestuur alsmede rijkswetten die interregionale onderwerpen betreffen, vervult Aruba een initiërende rol.

Fiscaliteit

De commissie Aarts-Muyale constateert in samenvattende zin dat het overleg over de fiscale verhoudingen tussen Nederland en Aruba begin dit jaar een nieuwe impuls heeft gekregen. Indien de lijnen die zijn neergelegd in de Samenvatting fiscaal overleg tussen Aruba en Nederland van 10 januari 1995 (Uw Kamer gestuurd door de Staatssecretaris van Financiën bij brief van 20 januari jl.) op constructieve wijze worden uitgewerkt, bestaat er voldoende uitzicht op fiscale regimes, die ook in hun onderlinge verhouding en onder respectering van de fiscale autonomie, internationaal breed aanvaardbaar kunnen worden geacht en die niet leiden tot onevenredige benadeling van de landen van het Koninkrijk. Een voortgaande monitoring van de voortgang en de uitwerking van genoemde afspraken van 10 januari 1995 zal daarbij een belangrijk hulpmiddel kunnen zijn.

Herinrichting van overheidsuitgaven

De nieuwe Arubaanse regering heeft een start gemaakt met het uitbouwen van de sociale voorzieningen op Aruba (Algemene Ouderdoms Verzekering, Algemene Weduwe en Wezenwet, minimumloon, onderstanduitkering en Algemene Ziektekosten Verzekering). Voorts heeft de regering een begin gemaakt met het laten afvloeien van overtollige ambtenaren onder gelijktijdige handhaving van een algehele personeelsstop, waarbij slechts uitzonderingen worden gemaakt waar het essentiële functies, bij voorbeeld bij de politie, betreft. Ook met het vorm geven van departementale bezuinigingen is een aanvang gemaakt.

Het investeringsvolume is aanzienlijk teruggebracht teneinde inhoud te geven aan het gewenste bezuinigingsniveau. Anderzijds is er de wens om de economische sector verder te ontwikkelen. Tussen beide doelstellingen bestaat een zeker spanningsveld, aangezien de laatste vraagt om blijvende investeringen in allerlei infrastructurele voorzieningen. Samenvattend kan geconstateerd worden dat het vinden van een adequaat evenwicht tussen consumptieve bestedingen en overheidsinvesteringen steeds een gedegen afweging vereist.

De structurele financiële doorwerking van de uitgaven-verhogende maatregelen, waarmee gestalte wordt gegeven aan een verdere uitbouw van de sociale voorzieningen, blijft een belangrijk aandachtspunt.

Structurele versterking van het begrotingsproces, de totstandkoming van jaarrekeningen en treasurybewaking

De begroting 1995 is op tijd door de Staten goedgekeurd. In de tweedaagse begrotingsconferentie die daaraan vooraf is gegaan zijn bezuinigingen afgesproken en heeft een prioriteitenstelling plaatsgevonden inzake de te plegen investeringen. Een deel van deze bezuinigingen zal nog nader worden ingevuld. Om het toezicht op de realisatie vorm te geven zijn begrotingscoördinatoren aangewezen die wekelijks overleggen. Aanvullend kan worden opgemerkt dat verbetering van het overheidsapparaat ondersteund wordt door het project «Verbeteringsprogramma Financieel Beheer Aruba» (FINAR). Achterstallige jaarrekeningen (1990 t/m 1993) worden medio 1995 afgerond, evenals de jaarrekening 1994. Er is aandacht voor een versterking van de Algemene Rekenkamer van Aruba. De aanstaande instelling van de Commissie Schuldenproblematiek, die mede de schulden van Aruba gaat analyseren, zal bijdragen tot een financieel saneringsbeleid.

Een financiële werkgroep bewaakt de voortgang van de comptabele reorganisatie, de toestand van de lopende begroting, de stand van zaken op het gebied van de controle en de liquiditeitspositie. De liquiditeitspositie van Aruba is volgens de beschikbare cijfers bevredigend. Wekelijks wordt in de Commissie Integraal Financieel Overleg de liquiditeitsontwikkeling bewaakt en wordt de liquiditeitsprognose bijgesteld. Voor 1995 luidt de verwachting dat er een stabiele liquiditeitsontwikkeling zal plaatsvinden.

Functioneren overheidsapparaat

De Arubaanse regering heeft een project opgezet met als doelstelling het verbeteren van de operationele administratie/kredietbewaking, inclusief de financiële informatievoorziening ten behoeve van het begrotingsproces (inclusief herijking van de Administratieve Organisatie).

Volgens de Arubaanse regering lijkt het project FINAR naar wens te verlopen. Tussentijdse knelpunten lijken te zijn opgelost, mede door de inzet van extra projectmanagement, zodat het geplande tijdpad waarschijnlijk wordt gehaald.

Punt van aandacht vormt de afstemming tussen de verschillende elementen van het FINAR-project enerzijds en de algehele reorganisatie van het ambtenarenapparaat op Aruba anderzijds.

Resultaten financieel-economisch beleid

De in de afgelopen jaren stijgende inflatie in Aruba is een halt toegeroepen en lijkt op de terugweg te zijn.

Ondanks de hoge verwachte reële groei van de economie, is blijvende aandacht voor de loon- en prijsontwikkelingen geboden. Dit gelet op de gespannen arbeidsmarkt en de (sterk) toegenomen koopkracht van de Arubaanse bevolking. De stijgende import, veroorzaakt door de blijvend groeiende economie, geeft reden voor bijzondere aandacht gelet op het gevaar van een verslechterende betalingsbalans.

De Arubaanse regering heeft het «Marketing plan 1995» opgesteld om de toeristische sector te diversificeren en het kwaliteitsniveau van de hotelbranche te verbeteren.

De Arubaanse hotelgarantieproblematiek is voortvarend ter hand genomen. Een deel van de garanties is inmiddels afgelost of geherfinancierd. De mogelijkheid dat resterende claims alsnog worden aangesproken, kan niet geheel worden uitgesloten. Gelet op de feitelijke omstandigheden acht de Arubaanse regering de kans daarop evenwel gering.

De uitwerking en uitvoering van de diverse economische beleidsvoornemens zal natuurlijk de aandacht vragen. Met name de verwachte structurele financiële effecten van de voorgestelde maatregelen in relatie tot de verwachte structurele effecten van bezuinigingen, waaronder de uitvoering van de lump-sum regeling voor ambtenaren die ontslag nemen, vereist voortdurende aandacht van het kabinet Eman.

OVERWEGINGEN EN CONCLUSIE

Al met al moet geconstateerd worden dat het Protocol op vele essentiële punten zijn uitwerking heeft en naar het zich laat aanzien in de komende jaren zal hebben. De tijdschema's die erin waren voorzien werden eind 1993 alom als uiterst krap gezien en zijn ook niet haalbaar gebleken, vooral door de politieke gebeurtenissen in de drie rijksdelen gedurende 1994, maar niet door een gebrek aan wil of inzet van de betrokkenen.

Aruba ondervindt hinder van de formele onduidelijkheid omtrent zijn positie na 1 januari 1996. Investeerders, en potentiële geldschieters voor de hoognodige woningbouw of herfinanciering van de leningen voor de hotelbouw, wensen zekerheid alvorens te beslissen over het beschikbaar stellen van fondsen. Daarom dringt Aruba aan op snelheid in de afwikkeling van de procedure voor de Statuutswijziging.

Aruba wil daarom een ontkoppeling van deze procedure en het Protocol en de uitvoering daarvan. Ik meen dat het moment gekomen is Uw Kamer te benaderen met het verzoek hieraan mee te werken op grond van het perspectief dat door de rapportage geboden wordt en de uitdrukkelijke verklaring zijdens de Arubaanse regering dat zij zich gebonden blijft achten aan de inhoud van het Protocol en graag blijft meewerken aan objectieve verslaglegging over de voortgang terzake, tot tenminste medio 1997. De Arubaanse regering is van mening dat deze rapportages binnen het Koninkrijk vruchtbaar zijn voor de beleidsdialoog in het Koninkrijk, goed aansluiten bij rapportageplichten die landen vrijwillig in internationaal verband aangaan en regeringen helpen in het tijdig formuleren of herformuleren van beleid. Ik ondersteun deze gedachte en pleit bij de Staten-Generaal om in dit licht in te stemmen met het slaan van het inwerkingtredings-K.B.

De Arubaanse regering en ik zijn het erover eens dat het in de komende periode voor de hand ligt de verslaglegging ten aanzien van de voortgang in een iets lagere frequentie te doen geschieden dan tot nu toe het geval was, namelijk tenminste één maal per half jaar in plaats van één maal per kwartaal. De huidige frequentie brengt in de praktijk met zich mee dat de rapportages te dicht op elkaar volgen om over de voortgang van wat ingewikkelder zaken diepgaand te refflecteren.

In het licht van de ontwikkelingen die zich sinds oktober 1993 hebben voorgedaan ware te overwegen de aandacht vooralsnog primair te richten op de onderwerpen genoemd in de punten 3 (rechtshandhaving, te zien in brede zin dus inclusief kustwacht en verbetering politiecorps), 6 (waarborging van rechtstatelijkheid), 7 (fiscaliteit), 9 (comptabiliteit) en 10 (financieel-economisch beleid) van het Protocol, en dit op de uitgebreide en inzichtelijke wijze waarop dat ook in de voorgaande rapportage is gedaan, omdat daar voorlopig nog relatief gezien de meeste gemeenschappelijke zorgen leven.

Derhalve verzoek ik Uw Kamer het door mij ondersteunde verzoek van de Arubaanse regering spoedig te willen behandelen, met het oog op art. III van voornoemde Rijkswet.

De Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,

J. J. C. Voorhoeve


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven