22 408
Wijziging van de artikelen 5 en 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en in verband daarmede van enige andere artikelen van dit Wetboek

nr. 12
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 31 oktober 1995

Het gewijzigd voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I. Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

A. Onderdeel A komt als volgt te luiden:

A. Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

1. Indien een kind alleen in familierechtelijke betrekking tot de moeder staat, heeft het haar geslachtsnaam.

2. Indien een kind door erkenning in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, houdt het de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de erkenner ter gelegenheid van de erkenning gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben. Van deze verklaring wordt melding gemaakt in de akte van erkenning.

3. Indien een kind door adoptie in familierechtelijke betrekking tot beide adoptanten komt te staan, verklaren zij ter gelegenheid van de adoptie gezamenlijk welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben. De rechterlijke uitspraak inzake de adoptie vermeldt de verklaring van de adoptanten hieromtrent.

4. Indien een kind door geboorte in familierechtelijke betrekking tot beide ouders komt te staan, verklaren de ouders gezamenlijk voor of ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte of uiterlijk drie maanden na de dag van de geboorte welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben. Van de verklaring van de ouders wordt een akte van naamskeuze opgemaakt. De verklaring die niet ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte wordt afgelegd, kan ten overstaan van iedere ambtenaar van de burgerlijke stand worden afgelegd. De verklaring mag voor de aangifte worden afgelegd, indien de vrouw een verklaring van een arts overlegt dat zij zwanger is.

5. Geschiedt de naamskeuze in de gevallen, bedoeld in het vierde lid, niet uiterlijk ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte, dan neemt de ambtenaar van de burgerlijke stand als voorlopige geslachtsnaam van het kind de geslachtsnaam van de moeder in de geboorteakte op. Deze voorlopige geslachtsnaam is van rechtswege de geslachtsnaam van het kind, indien niet binnen drie maanden na de dag van de geboorte alsnog een akte van naamskeuze als bedoeld in het vierde lid is opgemaakt.

6. Indien een kind op het tijdstip van het ontstaan van de familierechtelijke betrekking met beide ouders zestien jaar of ouder is, verklaart het zelf ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand of, in geval van adoptie, ten overstaan van de rechter of het de geslachtsnaam van de vader of moeder zal hebben. Van deze verklaring wordt melding gemaakt in de akte van erkenning of in de rechterlijke uitspraak inzake adoptie.

7. Een verklaring van de ouders als bedoeld in het tweede, derde of vierde lid kan slechts ten aanzien van de geslachtsnaam van het eerste kind, tot wie beide ouders in familierechtelijke betrekking staan, worden afgelegd. Onverminderd het zesde lid, hebben volgende kinderen van dezelfde ouders dezelfde geslachtsnaam als het eerste kind.

8. Is één van de ouders voorafgaand aan het tijdstip waarop de naamskeuze uiterlijk moet zijn gedaan overleden en is de naamskeuze niet gedaan, dan legt de andere ouder een verklaring omtrent de naamskeuze af. Hetzelfde geldt indien één van de ouders onder curatele staat dan wel indien ten aanzien van hem of haar een mentorschap bestaat.

9. Zijn de vader en moeder onbekend, dan neemt de ambtenaar van de burgerlijke stand in de geboorteakte een voorlopige voornaam en geslachtsnaam op, in afwachting van het koninklijk besluit waarbij de voornamen en de geslachtsnaam van het kind worden vastgesteld.

10. Indien op grond van het tweede tot en met achtste lid een kind, wiens vader van adel is, niet zijn geslachtsnaam verkrijgt, gaat de adeldom niet over op dat kind.

11. De geslachtsnaam van kinderen geboren uit een huwelijk met een lid van het koninklijk huis wordt bij koninklijk besluit bepaald.

B. Onderdeel E komt als volgt te luiden:

E. In artikel 19c wordt «artikel 5, derde lid, » vervangen door: artikel 5, negende lid,.

C. De onderdelen EA, F en G vervallen.

D. Na onderdeel E worden twee nieuwe onderdelen F en G ingevoegd, die luiden:

F. In artikel 20, eerste lid, wordt na de woorden «en andere authentieke akten houdende» ingevoegd: naamskeuze,.

G. Artikel 20f komt als volgt te luiden:

Artikel 20f

1. De ambtenaar die de gegevens van een akte van naamskeuze opneemt in de akte van geboorte van het kind, zendt een afschrift van die akte aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte van naamskeuze heeft opgemaakt. Deze akte wordt bewaard totdat achttien maanden zijn verstreken na de ontvangst van dat afschrift.

2. De ambtenaar van de burgerlijke stand die een latere vermelding van de naamskeuze, de erkenning of de ontkenning van het vaderschap met gelijktijdige erkenning door de vader toevoegt aan de akte van geboorte van het kind, zendt een afschrift van die akte en de latere vermelding aan de personen op wie de akte betrekking heeft. Hij zendt een afschrift aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte van naamskeuze, van erkenning of van ontkenning van het vaderschap met gelijktijdige erkenning door de vader heeft opgemaakt. Deze akte wordt bewaard totdat achttien maanden zijn verstreken na de ontvangst van laatstgenoemd afschrift.

II. De artikelen II tot en met V vervallen.

III. Een nieuw artikel II wordt ingevoegd, dat luidt:

ARTIKEL II

De Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «krachtens artikel 9, eerste lid, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek» wordt vervangen door: krachtens artikel 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

2. De zinsnede «als bedoeld in artikel 9, tweede lid, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek» wordt vervangen door: als bedoeld in artikel 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

B. In artikel 60 wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 9, tweede lid, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: als bedoeld in artikel 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

IV. Artikel VI wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van het eerste lid komt als volgt te luiden:

Onverminderd artikel 5, tiende en elfde lid, kunnen tot twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de kinderen van dezelfde ouders krachtens een gemeenschappelijke verklaring van hun ouders, de geslachtsnaam van de moeder verkrijgen, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

2. In het eerste lid, onder b, wordt «het verzoek» vervangen door: de verklaring.

3. In het eerste lid, onder c, wordt de zinsnede «indiening van het verzoek» vervangen door: afleggen van een verklaring.

4. Een nieuw onderdeel e wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, toegevoegd, dat luidt:

e. het eerste kind tot wie beide ouders in familierechtelijke betrekking staan, is niet na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geboren.

5. Het tweede lid komt te luiden:

2. De gemeenschappelijke verklaring kan worden afgelegd ten overstaan van iedere ambtenaar van de burgerlijke stand. Van deze verklaring maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand een akte op. De wijziging geschiedt doordat een latere vermelding van de naamskeuze wordt toegevoegd aan de akten van geboorten van de kinderen.

V. In artikel VII wordt na «wat betreft de geslachtsnaam van een kind» ingevoegd: en onverminderd artikel VI van deze wet.

Toelichting

Artikel 5, waarin de naamskeuze door ouders of door het oudere kind zelf is opgenomen, is geheel herschreven. Alle gevallen waarin er mogelijk naamskeuze wordt gedaan (bij erkenning, bij adoptie en in het geval er een huwelijk is of is geweest), zijn thans in dit artikel opgenomen. Dit bracht mee dat de bestaande onderdelen F en G van artikel I konden vervallen. Bij de herschrijving is van de volgende uitgangspunten uitgegaan:

a. Erkenning leidt in beginsel niet tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in die van de vader, tenzij de ouders het erover eens zijn dat het kind de naam van de vader zou moeten krijgen (artikel 5, tweede lid).

b. Bij adoptie wordt de naamskeuze in de rechterlijke uitspraak tot adoptie vermeld (artikel 5, derde lid).

c. In de overige gevallen (dat betreft de naamskeuze indien het kind tijdens huwelijk of binnen 306 dagen nadien wordt geboren) geschiedt de naamskeuze voor of ter gelegenheid van de geboorte-aangifte of uiterlijk 3 maanden na de geboorte (artikel 5, vierde lid). Deze naamskeuze wordt gedaan bij akte van naamskeuze waarvan ingevolge de voorgestelde wijziging van artikel 20 (nieuw onderdeel F) een latere vermelding op de geboorteakte van het kind wordt geplaatst. De naamskeuze kan ook voor de geboorteaangifte worden gedaan, mits dan een verklaring van een arts wordt overgelegd dat de vrouw zwanger is. Op deze wijze worden de mogelijkheden vergroot dat man en vrouw gezamenlijk naamskeuze kunnen doen zonder dat er gevaar bestaat dat de naamskeuze wordt gedaan op een moment dat eigenlijk aan een kind nog niet wordt gedacht. De naamskeuze, die voor of na de geboorteaangifte wordt gedaan, kan ten overstaan van iedere ambtenaar van de burgerlijke stand worden gedaan. Wordt de naamskeuze voorafgaande aan de geboorteaangifte gedaan, dan moet bij de geboorteaangifte een afschrift van de akte van naamskeuze worden overgelegd.

d. Naamskeuze kan alleen ten aanzien van het eerste kind, tot wie beide ouders in familierechtelijke betrekking staan, worden gedaan (artikel 5, zevende lid). Ook als ten aanzien van het eerste kind geen uitdrukkelijke naamskeuze is gedaan, hebben volgende kinderen van dezelfde ouders dezelfde geslachtsnaam. Dit om de eenheid van naam in het gezin zoveel mogelijk te bewaren.

e. Doen de echtgenoten (of ex-echtgenoten) geen naamskeuze ter gelegenheid van de geboorteaangifte, dan krijgt het kind voorlopig een naam, opdat voorkomen wordt dat kinderen geen naam hebben. De ouders hebben tot drie maanden na de geboorte-aangifte de tijd om de voorlopige naam te wijzigen door naamskeuze te doen. Doen de ouders dat niet, dan wordt de voorlopige geslachtsnaam ook de definitieve naam van het kind. Als voorlopige naam is gekozen voor de naam van de moeder. Voor de motivering van deze keuze verwjzen wij graag naar de inleiding bij de nota naar aanleiding van het eindverslag.

Doordat de ouders gedurende drie maanden na de geboorte de gelegenheid hebben om naamskeuze te doen, is het feit dat de termijn van geboorteaangifte kort is en de moeder veelal niet in staat is samen met vader naamskeuze te doen, geen probleem meer. Verlenging van de termijn van geboorteaangifte wordt niet wenselijk geacht, omdat in voorkomend geval dan te laat bekend wordt dat een kind is geboren. Via de geboorteaangifte komt dit gegeven thans tijdig terecht bij de instanties die er bij voorbeeld zorg voor dragen dat de baby tijdig een hielprik krijgt om te kunnen vaststellen of er bepaalde op dat moment nog behandelbare afwijkingen zijn die onherstelbare mentale retardatie op een later moment kunnen voorkomen.

Het voorgestelde systeem beoogt zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid voor de keuze van de geslachtsnaam van het kind te leggen bij de ouders zelf. Alleen in die gevallen dat ouders geen naamskeuze doen (bewust dan wel onbewust) wordt bepaald welke de geslachtsnaam van het kind zal zijn.

Het oudere kind (16 jaar of ouder) beslist zelf omtrent zijn geslachtsnaam. Geschiedt een erkenning bij voorbeeld als het kind zestien jaar is, dan beslist het kind over de geslachtsnaam die het na erkenning zal hebben (artikel 5, zesde lid).

Een ouder alleen neemt de beslissing over de geslachtsnaam, als de andere ouder voordat de naamskeuze kon of uiterlijk moest worden gedaan, is overleden dan wel als de andere ouder onder curatele staat of ten aanzien van hem of haar een mentorschap geldt. Het is dus niet de curator of mentor die dan mede beslist.

Op de voorgestelde regel aangaande de adel wordt hier niet verder ingegaan. Zie daarvoor hetgeen in de nota naar aanleiding van het eindverslag is opgemerkt (onder het kopje «Naamrecht en adel»).

De artikelen II en III vervallen, omdat – zoals medegedeeld bij brief van 19 oktober 1993 (Kamerstukken II 1993/94, 20 626, nr. 9) – het wetsvoorstel tot herziening van het afstammingsrecht is ingetrokken.

Er is een nieuw artikel II opgenomen houdende aanpassing van de artikelen 52 en 60 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Door de aanpassing van deze artikelen wordt duidelijker dan in de huidige redactie tot uitdrukking gebracht dat de regeling omtrent de opneming van gegevens in de basisadministratie en de mededeling van de griffier van het betrokken gerecht tevens artikel 9, eerste onderscheidenlijk tweede lid, in samenhang met het derde lid, betreft, en mitsdien tevens betrekking heeft op het naamgebruik door de man.

De artikelen IV en V komen eveneens te vervallen. Het wetsvoorstel tot herziening van Titel 4 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en wijziging van enige andere bepalingen van Boek 1 van dat wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Wetboek van Strafvordering, is tot wet verheven (Stb. 1993, 555) en op 1 januari 1995 in werking getreden. Artikel IV is verwerkt in de daarop betrekking hebbende onderdelen van deze tweede nota van wijziging.

Aan het eerste lid van artikel VI is een bepaling – onder e toegevoegd die ertoe strekt te voorkomen dat ouders die reeds naamskeuze hebben gedaan, een niet bedoeld gebruik zouden kunnen maken van de overgangsregeling, door op grond van de laatstgenoemde bepaling hun keuze te wijzigen.

De wijziging van artikel VII is toegelicht in de nota naar aanleiding van het eindverslag onder «artikel VII».

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Naar boven