22 358
Regelen omtrent het ter beschikking stellen van organen (Wet op de orgaandonatie)

nr. 44
GEWIJZIGDE AMENDEMENTEN VAN DE LEDEN OUDKERK EN VAN BOXTEL TER VERVANGING VAN DIE GEDRUKT ONDER NR. 36

Ontvangen 27 juni 1995

De ondergetekenden stellen de volgende amendementen voor:

I

Na artikel 7 wordt een nieuw artikel 7a ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

1. Degene die bij leven een orgaan verwijdert is aansprakelijk voor door het verwijderen veroorzaakte schade, behoudens voor de schade waarvan op grond van de aard van de verwijdering zeker of nagenoeg zeker was dat deze zich zou voordoen.

2. Voor zover de verrichting ter uitvoering van de verwijdering plaatsvindt in het kader van de werkzaamheid van een ziekenhuis, rust de in het eerste lid bedoelde aansprakelijkheid, ook indien de verwijdering niet door het ziekenhuis wordt verricht, mede op dat ziekenhuis.

II

Artikel 8 wordt vervangen door:

Artikel 8

Het verwijderen van een orgaan bij leven is slechts toegestaan:

a. indien daarvoor toestemming is verleend ingevolge artikel 3, 4 of 5 en

b. indien door de instelling, waar de verwijdering wordt verricht, een verzekering is afgesloten die de in artikel 7a bedoelde aansprakelijkheid dekt. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter zake van de verzekering en de omvang van het te verzekeren bedrag nadere regels worden gesteld.

III

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

A. In het eerste lid wordt «8» vervangen door: 8, onderdeel a,.

B. In het vierde lid wordt «wordt gestraft degene die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 17» vervangen door: wordt gestraft degene die handelt in strijd met de verplichting zorg te dragen voor nakoming van artikel 8, onderdeel b, eerste volzin, dan wel in strijd met het bepaalde in artikel 17.

IV

Aan artikel 31 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

3. In artikel 197, eerste en tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt na de woorden «Boek 8» telkens toegevoegd: , en artikel 7a van de Wet op de orgaandonatie.

Toelichting

In het eerste lid van artikel 7a is een risico-aansprakelijkheid neergelegd voor schade die ontstaat als gevolg van de verwijdering van een orgaan bij een levende donor. Deze aansprakelijkheid houdt in dat schade als gevolg van de verwijdering van het orgaan moet worden vergoed, ongeacht of deze schade aan schuld was te wijten. De aansprakelijkheid, die mede moet worden gezien tegen de achtergrond van de verzekeringsplicht die is vervat in het in dit amendement voorgestelde artikel 8, onderdeel b, rust op degene die het orgaan verwijdert (eerste lid) en kan mede op een ziekenhuis rusten (tweede lid). Geen aansprakelijkheid bestaat voor die schade waarvan op grond van de aard van de verwijdering zeker of nagenoeg zeker was dat deze zich zou voordoen. Vanzelfsprekend kan ook voor deze schade worden afgesproken dat de donor terzake een bepaalde vergoeding ontvangt.

Voor het overige gelden de algemene regels ter zake van schadevergoeding die zijn opgenomen in afdeling 10 (Wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding) van titel 1 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Het feit evenwel dat niet voor vergoeding in aanmerking komt de schade waarvan op grond van de aard van de verwijdering zeker of nagenoeg zeker was dat deze zich zou voordoen, impliceert een andere invulling van artikel 6:98 (causaal verband). Van belang voor de vaststelling van het causaal verband is immers onder meer de vraag of de schade het redelijkerwijze te verwachten gevolg was van de handeling, terwijl het voorgestelde artikel 7a juist een aansprakelijkheid wil vestigen voor schade die niet te verwachten was. De vraag welke schade voor vergoeding in aanmerking komt dient dus op geheel eigen wijze te worden bepaald. Dit brengt bijvoorbeeld mee dat voor vergoeding in aanmerking komt schade die het gevolg is van het feit dat een verzekeringsmaatschappij degene die een orgaan heeft afgestaan niet voorzienbaar niet wil verzekeren (bij voorbeeld ten aanzien van de ziektekosten), of verzekerd houden, dan wel tegen ongunstiger voorwaarden dan gebruikelijk.

Bij de formulering van artikel 7a is aansluiting gezocht bij artikel 5 van het voorstel voor een wet inzake medische experimenten (kamerstukken II, 1991/92, 22 588).

In de lijn met de gedachte die aan de tijdelijke regeling verhaalsrechten ten grondslag ligt is het niet de bedoeling dat sociale en particuliere verzekeraars bij hun verhaalsacties profiteren van de door artikel 7a in het leven geroepen risico-aansprakelijkheid. Vandaar dat artikel 7a in artikel 6:197 BW is opgenomen (zie onderdeel IV van het amendement).

Oudkerk

Van Boxtel

Naar boven