22 358
Regelen omtrent het ter beschikking stellen van organen (Wet op de orgaandonatie)

nr. 28
AMENDEMENTEN VAN HET LID LANSINK

Ontvangen 21 februari 1995

De ondergetekende stelt de volgende amendementen voor:

I

Artikel 1, onderdeel b, wordt vervangen door:

b. orgaan: bestanddeel van het menselijk lichaam, met uitzondering van bloed en geslachtscellen en bestanddelen van de menselijke vrucht;.

II

Artikel 1, onderdeel c, wordt vervangen door:

c. donor: een persoon, door of ten aanzien van wie op grond van deze wet toestemming is verleend voor het bij leven verwijderen van een orgaan dan wel een stoffelijk overschot, ten aanzien waarvan op grond van deze wet geen bezwaar is gemaakt tegen het bij hem of daaruit na overlijden verwijderen van een orgaan;.

III

In hoofdstuk 3 wordt het opschrift van paragraaf 1 vervangen door: § 1. Bezwaar

IV

Artikel 9 wordt vervangen door:

Artikel 9

1. Meerderjarigen die in staat zijn tot een redelijke waardering van hun belangen ter zake, kunnen bezwaar maken tegen het na hun overlijden verwijderen van hun organen of bepaalde door hen aan te wijzen organen.

2. Het bezwaar wordt gemaakt hetzij door het invullen van een bezwarenformulier als bedoeld in artikel 10, hetzij bij een verklaring die ten minste eigenhandig is gedagtekend en ondertekend.

3. Het bezwaar kan te allen tijde worden herroepen door het intrekken of wijzigen van het bezwarenformulier dan wel bij een verklaring die ten minste eigenhandig is gedagtekend en ondertekend.

V

Artikel 10 wordt vervangen door:

Artikel 10

1. Het gemeentebestuur draagt er zorg voor dat iedere ingezetene als bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens een bezwarenformulier wordt toegezonden, wanneer hij of zij meerderjarig is geworden. Bezwarenformulieren worden voorts op verzoek door het gemeentebestuur kosteloos ter beschikking gesteld.

2. Er is een register waarin aantekening wordt gehouden van bij bezwarenformulier gemaakt bezwaar tegen het na overlijden verwijderen van organen. Het register wordt gehouden door een door Onze minister aangewezen instelling die zich uitsluitend de registratie van bezwarenformulieren ten doel stelt.

3. Het register kan door of in opdracht van een arts dag en nacht worden geraadpleegd wanneer dat met het oog op de voorgenomen verwijdering van een orgaan noodzakelijk is.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de vorm, de inhoud en de toezending van het bezwarenformulier, het beheer, het bijhouden en de toegankelijkheid van het register en de inrichting en samenstelling van de in het tweede lid bedoelde instelling.

VI

Artikel 11 wordt vervangen door:

Artikel 11

Indien een minderjarige in aanmerking komt als donor, kan door de ouders die de ouderlijke macht uitoefenen, of de voogd bezwaar worden gemaakt tegen het verwijderen van door hen aan te wijzen organen. Bij verschil van mening tussen de ouders kan geen verwijdering plaatsvinden.

VII

Artikel 11a vervalt.

VIII

Artikel 12 wordt vervangen door:

Artikel 12

1. Indien een persoon geen bezwaar als bedoeld in artikel 9 heeft gemaakt, komen zijn organen slechts in aanmerking voor het na zijn overlijden verwijderen ten behoeve van implantatie, daaronder begrepen op implantatie gericht wetenschappelijk onderzoek indien het orgaan na de verwijdering voor implantatie ongeschikt blijkt te zijn, tenzij hij bij een verklaring die ten minste eigenhandig is gedagtekend en ondertekend toestemming heeft gegeven voor verwijdering ten behoeve van andere doeleinden. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het verlenen van toestemming niet is toegestaan voor bij die maatregel aan te wijzen, uit een oogpunt van geneeskundige behandeling niet van belang zijnde, doeleinden.

2. De toestemming bedoeld in het eerste lid kan, indien het een minderjarige onderscheidenlijk een meerderjarige betreft, ook worden verleend door de in artikel 11, onderscheidenlijk artikel 18, tweede lid, bedoelde personen. Artikel 11, onderscheidenlijk artikel 18, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

IX

In de tweede volzin van artikel 17 vervalt «tevens».

X

Artikel 18 wordt vervangen door:

Artikel 18

1. Indien het een meerderjarige donor betreft, draagt de arts die de dood vaststelt zorg voor raadpleging van het register. Indien een uit het register blijkende wilsverklaring niet overeenkomt met een andere aanwezige verklaring als bedoeld in artikel 9, tweede of derde lid, is de laatst afgelegde verklaring van toepassing. Indien het een minderjarige betreft, draagt genoemde arts zorg voor raadpleging van de persoon of personen bedoeld in artikel 11.

2. Indien geen bezwaar tegen het verwijderen van organen aanwezig is, stelt de in het eerste lid bedoelde arts, indien het een meerderjarige betreft, de bij diens overlijden met hem samenlevende echtgenoot of andere levensgezel dan wel bij afwezigheid of onbereikbaarheid van deze een van de onmiddellijk bereikbare meerderjarige bloedverwanten tot en met de tweede graad dan wel bij afwezigheid of onbereikbaarheid van dezen een van de onmiddellijk bereikbare meerderjarige aanverwanten tot en met de tweede graad, op de hoogte van het voornemen organen te verwijderen.

XI

Artikel 19, onderdeel a, wordt vervangen door:

a. met toepassing van artikel 18, eerste lid, is vastgesteld dat geen bezwaar tegen het verwijderen van organen is gemaakt en de in artikel 18, tweede lid, bedoelde persoon op de hoogte is gesteld van het voornemen tot verwijdering;.

XII

Artikel 20 wordt vervangen door:

Artikel 20

Indien van een persoon geen wilsverklaring als bedoeld in artikel 9 aanwezig is, kunnen na het intreden van de dood die maatregelen worden getroffen die noodzakelijk zijn om het orgaan voor implantatie geschikt te houden zolang de voor de verwijdering ingevolge deze wet noodzakelijke procedures nog niet zijn beëindigd.

XIII

Aan artikel 30, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel c toegevoegd, luidende:

c. degene die opzettelijk teweegbrengt of bevordert dat bestanddelen van een menselijke vrucht worden gebruikt met het oogmerk om in of aan het lichaam van een ander te worden in- of aangebracht ten behoeve van diens geneeskundige behandeling, kunstmatige bevruchting daaronder niet begrepen.

Toelichting

Deze amendementen beogen invoering van het geen bezwaar-systeem mogelijk te maken onder uitsluiting van de menselijke vrucht. Voor minderjarigen wordt het toestemmingssysteem gehandhaafd.

Lansink

Naar boven