nr. 186
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 januari 2008
Hierbij bied ik u de volgende rapportages over gevaarlijke gassen in importcontainers
aan met mijn reactie daarop.
• «De risico’s van milieugevaarlijke stoffen in importcontainers –
de stand van zaken 2007», opgesteld door het RIVM in opdracht van de
VROM-Inspectie1, en
• «Steekproef schadelijke gassen in containers – resultaten
van de extra controles en metingen aan containers geladen met consumentengoederen»,
opgesteld door de VROM-Inspectie.1
Deze rapportages bevestigen het beleid zoals ik u dat eerder heb geschetst
(Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 22 343 en 25 883, nr. 182).
Het rapport «De risico’s van milieugevaarlijke
stoffen in importcontainers»
Tijdens het Algemeen Overleg Handhaving in mei 2007 heb ik uw Kamer toegezegd
om, naar aanleiding van de toen bekend geworden trendanalyse mijn standpunt
te bepalen over de risico’s voor milieu en gezondheid van milieugevaarlijke
stoffen in importcontainers en de eventuele noodzaak van aanvullend beleid.
De rapportage van het RIVM betreft de risico’s van gegaste containers
voor omstanders, consumenten en het milieu. Het RIVM heeft niet gekeken naar
de risico’s voor werknemers. Het gaat daarbij om gassen die in containers
worden gebruikt voor ontsmetting of gassen die vanuit het productieproces
in de producten zijn achtergebleven. Beide bronnen kunnen leiden tot concentraties in de containers van giftige gassen boven de grenswaarden
voor de beroepsbevolking op het moment van openen. In de rapportage wordt
geconcludeerd dat inspanningen van de importeurs om de risico’s te beperken
een belangrijke mogelijkheid bieden om de concentraties van giftige stoffen
in de containers te reduceren.
De concentraties buiten de container zijn door verdunning lager dan de
concentraties in de container. Bovendien zullen omstanders niet – zoals
werknemers – veelvuldig aan hoge concentraties zijn blootgesteld. Het
rapport van het RIVM laat zien dat de feitelijke risico’s voor omstanders
daardoor gering zijn.
Daarnaast is gekeken naar de bijdrage van de emissies van de stoffen in
de containers aan de landelijke emissies. Zelfs met conservatieve aannames
zijn de emissies zeer gering ten opzichte van de landelijke en regionale emissies
van die stoffen en is er geen invloed op de luchtkwaliteit. Alleen voor methylbromide
geldt dat de containers de enige bron van betekenis zijn en dus een relatief
grote bijdrage hebben aan de nationale emissies. Methylbromide is een ozonlaag
aantastende stof, maar de toepassing voor het gassen is toegestaan.
Er zijn tenslotte testen uitgevoerd met producten die blootgesteld waren
aan hoge concentraties giftige stoffen. Deze testen en ook modelberekeningen
duiden niet op gezondheidsrisico’s voor de consument. De minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik zien op grond van het bovenstaande
geen aanleiding om aanvullende maatregelen te nemen of aanvullend beleid te
ontwikkelen.
Het rapport «Steekproef schadelijke gassen in containers»
In september 2007 heb ik aan uw Kamer toegezegd om nog in 2007 300 importcontainers
extra te controleren. In mijn brief van 6 november 2007 heb ik u nader
geïnformeerd over de doelstelling en de werkwijze bij deze extra controles.
De extra controles zijn inmiddels in goede samenwerking tussen de betreffende
rijksinspecties en de Douane uitgevoerd. De resultaten van deze extra controles
zijn in dit rapport opgenomen.
De aard en concentraties van de gevonden gassen en de frequentie waarmee
zij worden aangetroffen, passen in het beeld dat ook naar voren komt uit de
generieke monitoringcontroles die de VROM-Inspectie jaarlijks uitvoert. Het
RIVM komt in het eerder genoemde onderzoek tot de conclusie dat de risico’s
voor consumenten gering zijn. Op grond hiervan zie ik geen reden om deze specifieke
monitoring van importcontainers met consumentenproducten voort te zetten.
De generieke monitoring van importcontainers zal wel worden gecontinueerd.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer