22 343
Handhaving milieuwetgeving

29 285
Wijziging van hoofdstuk 18 van de Wet milieubeheer (Handhavingsstructuur)

nr. 116
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 augustus 2005

Op 10 juni 2005 heb ik u, mede namens de staatssecretaris van V&W, de landelijke rapportage eindmeting van de Stuurgroep professionalisering milieuhandhaving toegezonden (22 343 / 29 285, nr. 114). Ik heb daarbij aangegeven dat ik een standpunt over de in deze rapportage getrokken conclusies en gedane aanbevelingen zal bepalen nadat ik met de bestuurlijke vertegenwoordigers van de handhavingsorganisaties van gedachten heb gewisseld over de resultaten en de follow up van het Project professionalisering milieuhandhaving.

Inmiddels heeft deze gedachtewisseling op 20 juni 2005 plaatsgevonden. Met deze brief wil ik u, mede namens de staatssecretaris van V&W, informeren over de resultaten van het gevoerde overleg en de conclusies die ik daar uit trek.

Door alle betrokken bestuurders wordt geconstateerd dat het Project professionalisering milieuhandhaving bij veel handhavingsorganisaties tot een flinke kwaliteitsverbetering heeft geleid. Tegelijkertijd wordt vastgesteld dat nog steeds een aanzienlijk aantal organisaties niet aan alle afgesproken kwaliteitscriteria voldoet. Bij een deel van de betreffende organisaties gaat het om een beperkt aantal gebreken die ondertussen al zijn opgelost of waarvoor maatregelen in gang zijn gezet om ze op te lossen; bij andere is sprake van structurele gebreken die nog een aanzienlijke inspanning van de betreffende organisaties vragen.

Van de zijde van het IPO is aangegeven dat de provincies de coördinatierol, die hen in het Wetsvoorstel handhavingsstructuur is toebedeeld, actief oppakken. Dit al vooruitlopend op het van kracht worden van de wettelijke regeling waarin deze rol aan hen wordt toebedeeld. In de periode tot 1 oktober 2005 worden de organisaties die beneden de maat presteren door de provincies aangesproken op het treffen van maatregelen om aan de kwaliteitscriteria te voldoen. Bij de selectie van de gemeenten waarop de aandacht zich in het bijzonder richt, wordt niet alleen gebruik gemaakt van de resultaten van de eindmeting van het Project professionalisering milieuhandhaving, maar ook van de resultaten van de gemeenteonderzoeken van de VROM-inspectie en van eigen waarnemingen van de provinciale regisseur. In deze fase richt de provincie als regisseur zich op het vinden van een oplossing voor de aspecten die nog verbetering nodig hebben. Kernbegrippen hierbij zijn «meedenken»,«overtuigen» en «bestuurlijke inzet». Daar waar «aanspreken» niet tot voldoende resultaat leidt zal per 1 oktober 2005 het instrument van de aanwijzing worden ingezet. Gemeenten zullen dan, conform de hierover tussen VNG, het IPO en het Rijk overeengekomen beleidsregel (Handreiking toepassing aanwijzingsbevoegdheid) worden verplicht de nodige maatregelen te treffen. Het IPO is voornemens 1-1-2006 een overzicht te presenteren van de stand van zaken van de verschillende acties.

Door de vertegenwoordigers van de VNG is aangegeven dat de door het IPO voorgenomen aanpak wordt ondersteund. Met het Project professionalisering milieuhandhaving is een belangrijke stap gezet om het proces van handhaving te verbeteren. Het komt er nu op aan organisaties die ook na de fase van «aanspreken» nog structureel beneden de maat presteren, aan te pakken. Waar mogelijk zal de VNG ook haar bijdrage leveren om gemeenten die niet aan alle kwaliteitscriteria voldoen, aan te spreken.

De VNG is van mening dat horizontale verantwoording een belangrijk instrument is om gemeenten die beneden de maat presteren er toe aan te zetten maatregelen te treffen. Zij stelt de provincies daarom voor om gemeenten die het betreft voor de begrotingsbehandeling aan te schrijven.

Alle handhavingsorganisaties zijn van mening dat zowel het «aanspreken» als het «aanpakken» van organisaties maatwerk conform het proces zoals omschreven in de Handreiking toepassing aanwijzingsbevoegdheden vereist. Daarbij zal wel zoveel mogelijk met dezelfde maat moeten worden gemeten en zal in vergelijkbare situaties met eenzelfde mate van gestrengheid moeten worden opgetreden. Het continueren van een goede landelijk afstemming tussen de provinciale regisseurs zoals in gang gezet met het Project professionalisering milieuhandhaving blijft daarom geboden.

Naast het borgen van de kwaliteit van het handhavingsproces zal ook een inhoudelijke slag gemaakt moeten worden. Afgesproken is om in de komende periode het Landelijke Overleg Milieuhandhaving te belasten met het ontwikkelen van een inhoudelijke maatlat, prestatie-indicatoren en een systeem van benchmarking. Gesignaleerd wordt dat er, mede door de bestuurlijke aandacht voor een adequate organisatie en uitvoering van de handhaving, een autonome ontwikkeling gaande is waarbij er een integratie plaatsvindt van de handhaving van verschillende «omgevingswetten». Een ontwikkeling die prima aansluit bij de introductie van de omgevingsvergunning waarbij, zo is de bedoeling, de kwaliteitscriteria die nu gelden voor de handhaving van de milieuwetgeving ook gaan gelden voor de handhaving van omgevingsvergunning.

Op grond van de resultaten van het gevoerde overleg concludeer ik dat er bij de provincies, in hun rol als regisseur, een grote mate van bereidheid en vastbeslotenheid bestaat om het in gang gezette proces van professionalisering tot een goed einde te brengen. Verder constateer ik dat er bij de koepelorganisaties IPO, VNG en Unie van Waterschappen een groot draagvlak is om de handhavingsorganisaties die beneden de maat presteren waar nodig ook aan te pakken met het wettelijk instrumentarium (aanwijzing) dat op 1 oktober 2005 of kort daarna van kracht zal zijn. Dit conform de gezamenlijk vastgestelde Handreiking toepassing aanwijzingsbevoegdheid. Er is derhalve een goede basis voor het uitvoeren van de aanbevelingen die de Stuurgroep professionalisering milieuhandhaving in haar eindrapportage heeft gedaan.

Bovenstaande geeft mij het vertrouwen dat voor het eind van dit jaar de organisaties die tijdens de eindmeting beneden de maat presteerden, de noodzakelijke inhaalslag hebben gemaakt dan wel dat er op een adequate wijze in is voorzien dat dit op korte termijn zal gebeuren. Voor mij is dit reden om in te stemmen met de aanbevelingen van de Stuurgroep professionalisering milieuhandhaving.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Naar boven