22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

nr. 972
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 8 december 2009

De vaste commissie voor Europese Zaken1 heeft op 4 november 2009 overleg gevoerd met staatssecretaris Timmermans van Buitenlandse Zaken over:

– het rapport van de Algemene Rekenkamer d.d. 21 september 2009 Aandacht voor financiële gevolgen van Europees beleid terugblik 2009 (29 751, nr. 4);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 23 oktober 2009 met een lijst van vragen en antwoorden over de terugblikrapportage financiële gevolgen van Europees beleid (29 751, nr. 6);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 29 juni 2009 met nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie: evaluatie van de BNC-fiches en procedure (22 112, nr. 884);

– de brief van de voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken d.d. 27 oktober 2009 over het algemeen overleg van heden (2009Z19691);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 3 november 2009 met een reactie op het verzoek van de commissie inzake thematisch algemeen overleg informatievoorziening tussen regering en Kamer over EU-zaken (22 112, nr. 951).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Waalkens

De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Nijssen

Voorzitter: Waalkens

Griffier: Nijssen

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Ten Broeke, Ormel, Van Bommel, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Waalkens,

en staatssecretaris Timmermans van Buitenlandse Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Dames en heren, welkom. De heer Blom laat zich verontschuldigen. Hij heeft mij gevraagd om namens hem de inbreng van de fractie van de Partij van de Arbeid te leveren.

De heer Ter Broeke (VVD): Voorzitter. Dank aan de collega’s die de moeite hebben genomen om hier naartoe te komen. Het is toch een beetje een technisch onderwerp en als ik de schriftelijke bijdragen zie, dan snap ik dat het de nodige voorbereiding vergt van iedereen. Het is niet een onbelangrijk onderwerp om twee redenen. In de eerste plaats omdat het twee fundamentele rechten van de Kamer raakt, te weten het informatierecht en het budgetrecht. We hebben in het verleden vaak en veel gesproken over de tijdigheid van de fiches. De staatssecretaris kent dat ook zelf uit de tijd dat hij zelf nog aan deze kant van de tafel zat en ik weet dat als het aan hem ligt, dit een heel belangrijk onderwerp is. Hij heeft ook al veel goed werk verricht. Dat blijkt ook uit de overzichten die ons tegenwoordig worden toegezonden, waaruit we kunnen opmaken dat het langzamerhand de betere kant op gaat met de tijdigheid van de fiches. Desondanks kregen we recentelijk een buitengewoon kritisch rapport van de Rekenkamer, waarin men ons toch nog eens wees op wat nog altijd te lang duurt en vooral, en dat is het element waar ik vandaag op wil focussen, het element van de financiën, het inzichtelijk maken van Europese regelgeving en wat dat voor financiële consequenties voor Nederland kan hebben.

Toch maar eerst even over de tijdigheid van de fiches. Op het gevaar af dat we een herhaling van zetten krijgen, noem ik toch het volgende. Het is niet onbelangrijk, want we moeten het blijven proberen, ook van de kant van de Kamer. De heer Gijs de Vries begon in zijn inleiding met een felicitatie richting de Kamer: «U bent erin geslaagd om in de afgelopen vijf jaar de zaak iets sneller te doen, maar liefst vijf dagen sneller». En hij verbond daaraan de conclusie dat we daarna nog zesendertig jaar nodig zouden hebben om het helemaal op orde te krijgen. Daar valt ongetwijfeld veel aan af te doen. In een brief die we van de staatssecretaris hebben gekregen met daarin antwoord op mijn vragen komt hij ook met een reden voor de stagnatie in 2008. De staatssecretaris zegt dan dat het aan het zomerreces ligt. Er is ook een aantal uitzonderlijk lange fiches geweest, die ervoor zorgden dat de doorlooptijd omhooggaat. Toch zijn er enkele zaken die ik aan de staatssecretaris wil vragen.

Is het werkelijk niet mogelijk, aangezien de Rekenkamer terecht ook wijst op een aantal departementen dat zich voortdurend aan zijn coördinatie weet te onttrekken, om het sneller te doen? Dat is noodzakelijk want we hebben nu het behandelvoorbehoud. Als het Verdrag van Lissabon in werking treedt – we hebben gisteren van de kant van de staatssecretaris de gelukkige tijding gekregen dat het is ondertekend of ondertekend gaat worden – dan hebben we ook een Protocol 2 dat inmiddels is ondertekend.

Staatssecretaris Timmermans: Buiten het zicht van iedereen heeft die ondertekening plaatsgevonden.

De heer Ten Broeke (VVD): We zullen de informatie op tijd moeten hebben, want willen we ons werk op tijd doen en van het behandelvoorbehoud gebruik kunnen maken en in het kader van de subsidiariteit Protocol 2 van het Verdrag van Lissabon goed kunnen benutten, dan hebben we het nodig en dan is nog altijd de Kamer niet in staat om bij de start van de onderhandelingen gebruik te maken van alle fiches. Want dan is een kwart te laat en is de Kamer nog steeds niet in staat twee weken na de start van die onderhandelingen, een cruciale periode, nog bezwaar te maken. Dan is nog steeds een derde van de fiches te laat. Het lukt de regering in de praktijk nog steeds niet om de afgesproken termijnen na te leven. Wat valt daar aan te doen? Dit gaat ten koste van de meerwaarde van die fiches en daarom ook weer ten koste van de rol die het parlement hierin speelt. Ik loop hier niet weg voor de rol die wij daarin spelen. Wij moeten dat ook steeds beter doen en wij proberen dat bij onze collega’s onder de aandacht te brengen. Dat lukt soms, maar dat lukt nog niet over de volle breedte. Is de staatssecretaris het eens met de Algemene Rekenkamer dat te veel fiches nog steeds te laat komen wat leidt tot een te late betrokkenheid bij het parlement? Is de staatssecretaris bereid om alles uit de kast te halen om daar verbetering in te krijgen? Wat de VVD liever niet zou zien, is dat op het moment dat er fiches vervangen moeten worden, ze vervangen worden door een passage in de geannoteerde agenda. Het nadeel daarvan is namelijk dat je dan zeker geen financiële paragraaf krijgt.

Dat brengt me meteen op het tweede punt en dat is dat die financiële component essentieel is bij onze beoordeling, het raakt ons budgetrecht. Dit is ook door de Rekenkamer aangegeven. In het antwoord op mijn vraag geeft de staatssecretaris een voorbeeld van, wat hij noemt, de verrassingsdossiers, waarbij de regering nu juist wel die financiële component zou hebben betrokken. Het voorbeeld dat wordt gegeven is het fiche over de Richtlijn Gelijke Behandeling. Daar hebben we de laatste twee richtlijnen nu van behandeld, maar volgens mij is het juist de Kamer die daar aan de bel heeft getrokken. Dit is een prachtig voorbeeld van hoe de Kamer zich vrij alert en zelfs agressief heeft gedragen richting de rapporteurs uit het Europees Parlement, die direct hun opwachting hebben gemaakt. De behandelende minister werd geconfronteerd met een opinie van de Kamer: «Kunt u, Commissie, ons nog eens verder op de hoogte stellen van wat die consequenties kunnen zijn?». Minister Donner werd tijdens de Raad geconfronteerd met die opinie van het parlement. Dat gaat zelfs mij te ver. We hebben over het behandelvoorbehoud al eens de degens gekruist. Ik vind dat we mee moeten kunnen kijken, maar hier is die financiële component, en dat bond een aantal partijen dat principieel misschien heel verschillend dacht over de richtlijn op het gebied van de gelijke behandeling, maar we waren het wel eens over de financiële consequenties die onduidelijk waren en voor Nederland wel eens onevenredig zwaar zouden kunnen zijn geweest. Dus het is hier volgens mij de Kamer geweest die dat heeft aangebracht. Los daarvan, financiële componenten horen daarbij.

Er is sinds 2007 wel een verplichte financiële toets, maar de regering zegt dat als die er niet bij staat er vanuit kan worden gegaan dat er geen financiële consequenties zijn. Als de staatssecretaris zo zeker is van het feit dat er geen financiële consequenties aan verbonden zijn, zet het er dan maar even bij. Dan wil ik dat in dat fiche teruglezen. Aangezien voor de meeste van deze fiches interdepartementaal overleg is, kan ik me voorstellen dat er een toets komt van het ministerie van Financiën. Dat van die kant dan wellicht dat statement kan worden afgeven. Dat hoort er gewoon bij. We zouden bij de Nederlandse wetgeving nooit accepteren dat we de financiële consequenties daarvan niet zouden kunnen overzien. Als het er niet bij staat, wil ik er niet van uitgaan dat er geen financiële consequenties zijn. Ik wil dat ook lezen, dus kan de staatssecretaris dat in een dergelijk geval expliciteren?

De tijdigheid moet omhoog. We zijn van onze kant bereid om daarover mee te denken, want anders kunnen we niet voldoen aan die termijnen die we ook onszelf hebben gesteld als het gaat om de controle op regelgeving. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we precies weten waar we aan toe zijn betreffende de financiële consequenties?

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Laat ik beginnen met een compliment aan de regering want ik heb het gevoel dat het, in tegenstelling tot wat de Rekenkamer in zijn rapport zegt, duidelijk beter gaat. Wij krijgen sneller fiches, de fiches zijn behoorlijk uitgebreid en wij kunnen daar wat mee. Er zijn toch nog zaken die verbeterd kunnen worden. Ik zou bij collega Ten Broeke, die ik wil bedanken voor zijn bijdrage aan het debat, willen aansluiten als het gaat om de financiële component. Het is uitermate belangrijk dat die er goed in staat. Als het gaat over de interdepartementale afstemming, dan begrijp ik dat die soms moeilijk is en tijd kost, maar uiteindelijk is het toch wel een zaak van de regering en niet van de Kamer. De regering spreekt met één mond en als er ergens een interdepartementale afstemming voor nodig is, dan is die nodig. Als het Verdrag van Lissabon echt in werking gaat treden, dan zitten we wel met speciale tijdschema’s waar we ons aan moeten houden. Als er een wetgevend voorstel wordt gedaan, dan hebben wij twee maanden de tijd om een behandelvoorbehoud te plaatsen en na die plaatsing hebben we vier weken de tijd om daarover te praten met de regering en daar zitten we aan vast. Of het nu een recesperiode is of niet. En dan kom ik op het punt van die recesperiode. Ik denk dat regering en parlement met elkaar na moeten denken over hoe we de zaken die voor en tijdens een recesperiode komen, kunnen stroomlijnen. Stel dat er door de Europese Commissie een wetgevend voorstel wordt gedaan op 1 juni, dat de regering een BNC-fiche maakt dat op 15 juli naar de Kamer komt. Wat dan? Dan zijn we gewoon te laat als we daar na het zomerreces over gaan praten. Ik zou aan de staatssecretaris willen vragen of het mogelijk is om, voorafgaand aan een reces van de Kamer, een overzicht te zenden van de fiches waar de regering mee bezig is. Want die tijd gaat gewoon door. Zijn er andere mogelijkheden om in ieder geval die tijd die we hebben voor het behandelvoorbehoud maximaal te benutten, ook in tijden van recesperioden. Is de regering bereid om de volle ruimte aan de Kamer te geven om, ook als dat niet in het belang van een regering is want we spreken hier over een fundament dat we leggen, een behandelvoorbehoud op een goede en democratische manier door de Kamer te laten plaatsen? Ook als er een reces is. Waarbij wij als Kamer de verantwoordelijkheid moeten nemen om ook een systeem op te zetten. Als Kamer en als vaste Kamercommissie moeten we nadenken over hoe om te gaan met fiches die ons in een recesperiode bereiken. Dat is de andere kant van de medaille. Het is zeer relevant om de informatievoorziening te verbeteren, ook tijdens recessen, met het oog op de nieuwe procedures die wij krijgen. Over het rapport van de Rekenkamer heb ik al gezegd dat ik daar kritisch over ben. Daar heeft de staatssecretaris ook al commentaar op geleverd wat ik relevant vind. Ik vraag ook aandacht voor de financiële component van de fiches.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Dit op het eerste oog wat saaie onderwerp, informatievoorziening aan de Kamer, is van groot belang. Het is van groot belang omdat we die informatie nodig hebben om onze controletaken goed uit te voeren. Het is eveneens van groot belang om te zorgen dat er transparantie ontstaat in het besluitvormingsproces dat Europees en daaraan gekoppeld in de lidstaten plaats heeft. En daarmee is het ook van groot belang geworden voor het openbare debat en het mogelijk verkrijgen van draagvlak voor die besluitvorming. Als wij er met ons allen, zij in Brussel, wij hier in Nederland, jullie van de regering, wij van de Kamer, niet in slagen en daarin falen, dan hebben wij een groot probleem. Het wordt ons uiteindelijk aangerekend wanneer de burger er niets meer van snapt of wanneer de burger het idee heeft dat we alles in de achterkamer regelen. Niet alles wordt in de achterkamer geregeld, ook heel veel wordt in de voorkamer geregeld. Maar dat moeten we wel zichtbaar maken. Wij werken op basis van de informatie van de regering met het laatste stukje hier in het parlement. Daarbij speelt tijdigheid vanzelfsprekend een hoofdrol. Bij nogal wat raden is te late informatie aan de orde, ook omdat de regering vaak in een heel laat stadium alle informatie heeft en de zaken op orde moet brengen. Hoe eerder wij de zaken in overweging kunnen nemen hoe gemakkelijker wij voorafgaand aan het debat daarover een stelling kunnen betrekken, want heel veel debatten vinden ook al plaats voorafgaand aan het fysieke debat in de Commissie of de Kamer, bijvoorbeeld in de media, en daarbij is een stukje opinievorming aan de orde wat van groot belang is voor de transparantie. Daar zullen we zelf aan bij moeten dragen. Aan de ene kant willen we de precieze inbreng van de regering weten, inclusief alle details en aan de andere kant willen we het ook zo vroeg mogelijk weten. Die twee principes kunnen elkaar bijten. Dat erken ik volledig. Toch valt er nog wel wat te klagen, want de toezending van stukken en geannoteerde agenda’s gebeurt soms zo kort vooraf dat er nauwelijks tijd is om de geannoteerde agenda goed te lezen. Dat is echt te kort. We moeten niet alleen de agenda goed kunnen lezen, maar er ook nog even goed over kunnen nadenken en navraag kunnen doen bij sommige onderwerpen die van belang zijn. Ik vraag de regering om op dat punt, omwille van de drie aspecten waar ik mijn inbreng mee begon, die balans in de gaten te houden, maar ervoor te zorgen dat er een verbetering in komt. Ik ben bereid om aan de ene kant wat minder informatie te accepteren, zij het niet over de inbreng van de regering, want die is heel vaak al eerder duidelijk te geven. De regering zit niet tot het laatste moment te wachten totdat ze weet wat ze ongeveer gaat inbrengen. De contouren van die inbreng zijn wel duidelijk. Misschien is het Europese krachtenveld of de haalbaarheid van de eigen inbreng niet duidelijk. Ik verdenk de regering ervan, want zo achterdochtig ben ik dan toch, dat ze eigenlijk zo lang mogelijk wacht tot een beetje zichtbaar wordt wat de standpunten zijn. Zo kan afgewogen worden of de eigen inbreng niet te ambitieus is. Want het is vervelend om als regering voortdurend bekend te moeten maken wat de wens is en achteraf steeds te moeten erkennen dat men eigenlijk iets anders wilde maar dat hier geen Kamermeerderheid voor was. Het is een beetje het spel tussen Kamer en regering. Toch zou ik graag de informatie op tijd ontvangen. Ik beloof dan dat ik de regering niet al te zwaar zal afrekenen wanneer zij een keer iets niet binnen haalt.

Staatssecretaris Timmermans: Mogen we dit in steen beitelen?

De heer Ormel (CDA): Als het gaat over de positie in het Europese krachtenveld van de Nederlandse regering in raden, dan begrijpt u toch ook, ook al bent u van de oppositie, dat als de Nederlandse regering hier volledig het achterste van haar tong laat zien, de onderhandelingspositie voor Nederland in de Europese Unie verzwakt raakt? En u begrijpt toch ook dat daar een zeker spanningsveld zit en dat wij de regering moeten controleren, maar dat wij de regering niet met de handen op de rug gebonden naar Brussel moeten sturen? Dat is toch ook niet in het belang van u?

De heer Van Bommel (SP): Daar heeft de heer Ormel natuurlijk gelijk in. Ik erken het bestaan van dat spanningsveld. Ik heb zelf eerder een ander spanningsveld aangegeven over tijdigheid en gedetailleerdheid en zorgvuldigheid van informatie. Dat is allemaal waar. Maar net als dat ik bij dat eerste spanningsveld zei dat de tijdigheid verbeterd dient te worden omdat wij van onze kant anders geen kwaliteit kunnen leveren, zeg ik dat ik toch iets meer wil weten over de inbreng en de inzet van de regering, omdat wij anders onze controlerende taak niet meer kunnen uitvoeren. Met erkenning van dat spanningsveld en met erkenning van het feit dat niet alles in de openbaarheid kan worden gebracht, want niet alleen vijanden maar ook alle spelers luisteren mee. Ik stel bij de geannoteerde agenda vast dat men soms heel beschouwelijk is over wat er op de agenda staat. Als wij ernaar vragen, dan komt het wel maar we zouden dat graag al in de geannoteerde agenda aantreffen. De informatie is al bekend bij de regering. Het is best mogelijk om de contouren al aan te geven.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik weet niet of ik de heer Van Bommel zomaar op zijn blauwe ogen zou vertrouwen, al was het maar omdat hij geen blauwe ogen heeft, maar ik zou wel iets van de heer Van Bommel willen weten. We hebben hier nu twee sprekers gehad die zeggen dat de informatie goed moet zijn zodat we er wat mee kunnen. Maar moet die informatie ook voorzien worden van een financiële bijsluiter? Hier zeggen twee partijen dat dit absoluut noodzakelijk is. Ik heb de heer Van Bommel daar niet zo helder over gehoord. Het gaat hier om een nadrukkelijke aanbeveling van de Rekenkamer. De heer Van Bommel is voorstander van het meezenden met die geannoteerde agenda. Die geannoteerde agenda’s zijn soms fysiek amper leesbaar, gegeven het korte tijdsbestek. Daar zie ik geen oplossing.

De heer Van Bommel (SP): Ik zou zo nog wat over het rapport van de Rekenkamer gezegd hebben maar het is vanzelfsprekend dat, daar waar dat kan, de informatie gegeven wordt. Ook daar zit je natuurlijk met een spanningsveld. Wanneer het gaat om de inbreng van de regering en er dus onderhandeld moet worden, vind ik het vanzelfsprekend dat de regering de kaarten redelijk tegen de borst houdt.

De heer Ormel (CDA): Wat de tijdigheid betreft ben ik het met de heer Van Bommel eens, maar hij geeft aan dat de inhoud van de geannoteerde agenda duidelijker moet. Tegelijkertijd heeft hij het over de controlefunctie van de Kamer. Daar worstel ik dan toch mee, want we krijgen vooraf conceptconclusies, we krijgen de agenda en vervolgens krijgen we de geannoteerde agenda waarin de regering een lijn aangeeft waarlangs zij zal opereren in de raden. Dat vind ik eerlijk gezegd al behoorlijk ver gaan. Nu wil hij daarmee nog verder gaan. Als wij onze controlerende taak goed moeten doen, zou het dan niet juist zo moeten zijn dat wij aan de hand van de agenda als politieke partijen de regering laten weten wat ons standpunt is. Dit zal per fractie uiteraard verschillen. De regering neemt daar goede nota van en komt vervolgens terug van het overleg en zegt wat het is geworden. Dan controleren we en zeggen we of de regering het wel of niet goed heeft gedaan. Met andere woorden, zou de geannoteerde agenda niet juist nu al te uitgebreid zijn?

De heer Van Bommel (SP): De heer Ormel begon deze interventie met te erkennen dat hij worstelt met de controlefunctie van de Kamer. Ik heb vaker gemerkt dat men bij de CDA daarmee worstelt. Het is echter onze primaire taak.

Dit openbaart zich juist in dit debat. Wat moeten wij eigenlijk controleren? Dat is een zeer reële vraag. Wij hebben hier te maken met een inbreng van de regering in het Europese politieke debat die door de regering al is vastgesteld. De heer Ormel geeft aan dat wij moeten wachten op de uitkomst van het Europese debat, alvorens de controletaak toe te passen. We hebben juist afgesproken dat we de controletaak vanwege de transparantie en ook vanwege mogelijke verschillen van opvatting gedurende dat proces toepassen. Het is wel eens voorgekomen dat de Kamer zich absoluut niet kan vinden in wat de regering als inzet heeft. Wanneer die inbreng duidelijker wordt door een bijeenkomst van de Kamer of uit eerdere berichten in de media, is het voorgekomen dat er door de Kamer wordt gezegd dat men niet wil dat de regering met die inzet op pad gaat. Ik vind dat we ons dat recht moeten voorbehouden. Ik zou het een enorme vermindering van onze controlerende functie vinden als we dat recht weggeven, afwachten tot de regering terugkomt en dan pas onze bevindingen geven.

De heer Ormel (CDA): Dat hoort u mij ook niet zeggen. Ik zeg nadrukkelijk dat wij voorafgaand aan een raad met de regering in overleg moeten treden over de agenda. Maar de regering moet wel een bandbreedte hebben om zo veel mogelijk binnen te halen in Europa. Natuurlijk kunnen wij door middel van moties of onze inbreng of door het duidelijk maken van meerderheden zeggen dat de Kamer het niet eens is met de richting die de regering op wil.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik zit me een beetje af te vragen in welk debat we nu verzeild raken. We doen nu over wat we vorig jaar in juni twee dagen achtereen al hebben besproken toen we het Verdrag van Lissabon zijn laatste zetje gaven. Dat heeft uiteindelijk geleid tot een behandelvoorbehoud wat deze Kamer zichzelf heeft gesteld. Inmiddels zijn we daar alweer doorheen. We moeten nu niet opnieuw de zienswijzen gaan bespreken. De zienswijze van de CDA kennen we: «Vertrouw de regering en daarna lang leve de zondvloed».

Staatssecretaris Timmermans: Ik heb ook andere tijden meegemaakt.

De heer Ten Broeke (VVD): Volgens mij doen we nu vandaag ons best om in de informatievoorziening de puntjes op de «i» te zetten. Ik zou willen bepleiten om ons daartoe te beperken.

De heer Ormel (CDA): Ik wil alleen maar zeggen dat wij niet van de zondvloed houden en dat ook absoluut niet zo is. In de interruptie zijn wij al in discussie gegaan over de inhoud van de geannoteerde agenda. Dat is waar het over gaat: informatievoorziening tussen regering en Kamer.

De heer Van Bommel (SP): Ik merk dat we via de interrupties toch uiteindelijk weer bij de materie zelf terechtgekomen zijn en dat het gaat om de kwaliteit van de informatie en de tijdigheid. Om op het moment dat wij ons werk moeten doen, ons werk ook kunnen doen. Met betrekking tot de hamerstukken wil ik opmerken dat die zich nogal eens onttrekken aan het zicht van de Kamer. Toch gaat het daarbij met enige regelmaat over onderwerpen die er wel toe doen. Ik zou willen oproepen om die hamerstukken beter zichtbaar te maken. Kan de regering over dat punt iets zeggen? Met betrekking tot begeleidende stukken die in het Europese circuit rondgaan maar niet standaard bij de Kamer terechtkomen, roep ik het debat over de RAZEB in de herinnering. Het Zweedse rapport over de EDEO was al beschikbaar. We zijn gaan informeren en lazen er wat over in de krant. Dan komt de informatie op enigerlei wijze wel bij de Kamer, maar dat is meer op initiatief van de Kamer. Een dermate belangrijk stuk en een eveneens belangrijke discussie zou op basis van dat Zweedse rapport als vanzelfsprekend bij de Kamer terecht moeten komen. Graag een reactie.

Er is vaak gesproken over de krachtsverhoudingen in de Europese Unie. We weten vanuit de eigen politieke beweging in Europa en vanuit de media dat er over tal van zaken gesproken is, dat regeringen standpunten hebben betrokken en dat er dus iets te zeggen is over die krachtsverhoudingen binnen de Europese Unie. Toch doet de regering dat eigenlijk zelden in stukken en agenda’s. Tijdens een algemeen overleg wordt er nog wel eens een tipje van de sluier opgelicht, maar verder gaat het niet. Terwijl dat voor de Kamer, in ieder geval voor mijn fractie, heel relevant kan zijn. Ik wil de staatssecretaris vragen met ons mee te denken en te kijken hoe we op dat punt de positie van elkaar kunnen versterken. Het gaat er niet om op dat punt een tegenstelling te zoeken. Belangrijke thema’s zoals het klimaatdossier zijn in de verschillende raden als de Milieuraad, de Ecofin-raad en de Europese Raad aan de orde. De vraag is hoe ermee om te gaan wanneer de informatie via die verschillende lijnen bij de verschillende commissies hier in de Kamer komt. Je kunt dat niet allemaal gaan dubbelen. Je kunt ook niet al die debatten overdoen. Toch ligt daar een probleem. Niet alleen voor de regering, maar zeker ook voor de Kamer. We kunnen onmogelijk bij dat soort debatten elke keer drie woordvoerders afvaardigen voor Europa, financiën en milieu. Daar ligt wel een probleem voor ons allemaal.

Zou het met betrekking tot het werkprogramma niet mogelijk zijn om per ministerie een appreciatie te geven van het werkprogramma? Ik denk dan in termen als prioriteiten, informatievoorziening, het plannen van overleggen. Er is best veel te doen op dat gebied en het is van groot belang voor ons eigen overzicht, ook voor de transparantie van ons werk.

Over de fiches is gesproken. De Algemene Rekenkamer zegt: er is verbetering. Het probleem van de termijnen bij het behandelvoorbehoud, informatie en het behandelvoorbehoud zijn natuurlijk aan elkaar gekoppeld. Ik snap de redenering van de regering in de brief met betrekking tot de recessen, maar het probleem blijft wel bestaan. Een pasklare oplossing is er niet, we hebben er ook in COSAC-verband over gesproken, de recessen verschillen ook nog tussen de lidstaten. Dan wordt een dergelijke procedure bijna ondoenlijk. Dat moeten we harmoniseren. Daar ligt een probleem en daar zal een verkenning gemaakt moeten worden van hoe we daar uit gaan komen. Anders blijven we Europees met een probleem zitten.

Comitologie, de comités, de uitvoeringsaspecten van wetgeving. Het Europees Parlement en de Europese Commissie hebben nieuwe afspraken gemaakt over de democratische controles op die comités. Dat is ook nodig want het is een enorme bulk van werk dat zich onttrekt aan het zicht en aan de controle. Hoe kunnen wij als Kamer en in het verkeer met de regering op dat punt aanhaken bij bijvoorbeeld de werkwijze van het Europees Parlement. Hebt u daar een opvatting over? Want het is weliswaar ons probleem, maar ons probleem is transparantie en dat is ons aller probleem.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. De heer Ten Broeke begon met een dankwoord aan alle collega’s die aanwezig zijn. Ik moet zeggen dat ik hier graag aanwezig ben. Als vertegenwoordiger van de ChristenUnie hecht ik veel waarde aan een goede informatievoorziening vanuit de regering. Het informatierecht dat we hebben is ook een van de redenen waarom ik met veel plezier aan het behandelvoorbehoud heb getrokken. Het voordeel van het feit dat ik wat verderop in de rij zit, is dat ik me bij veel woorden kan aansluiten. Ik ga nu niet allerlei zaken herhalen, maar hooguit wat zaken die genoemd zijn aanvullen. Laat ik beginnen bij die comitologie waar de heer Van Bommel mee geëindigd is, want daar zit mijn fractie toch ook wel mee. Het voordeel van het kleiner zijn is dat ik me met veel thema’s op zowel nationaal als Europees niveau mag bezighouden. Maar als ik aan een onderwerp als genetische modificatie denk, waar nu een expertcommissie mee bezig is, we worden daarover op dit moment als Kamer niet geïnformeerd want het is in uitvoering. Maar graag zou ik die informatie wel willen hebben want er worden belangrijke en politiek gevoelige zaken besproken. Er doen zich voorbeelden voor van bewindspersonen die er wel goed mee omgaan. Ik denk aan minister Verburg die onlangs in het kader van onderhandelingen over het Vierde Actieprogramma Nitraatrichtlijn wel de ontwikkelingen in de expertgroep heeft teruggekoppeld naar de Kamer. De ChristenUnie zou dat graag vaker en breder willen zien. Ik ben erg benieuwd naar het oordeel van de staatssecretaris. Is hij bereid om de verschillende departementen op de verantwoordelijkheid te wijzen om de Kamer te informeren? De heer Van Bommel had het ook over de werkprogramma’s. Ik denk dat het inderdaad mooi zou zijn als daar per ministerie meer aandacht voor is. In die zin vind ik het ook mooi dat de departementen van VROM en V&W elk kwartaal overzichten sturen van de stand van zaken over de besluitvorming van belangrijke dossiers in Brussel. Er wordt dan snel duidelijk gemaakt in welke fase de voorstellen zich bevinden en waar het op dat moment ligt. Dat zou volgens mij beter en breder kunnen.

Er is het een en ander gezegd over de fiches. Ik moet zeggen dat ik ze erg statisch vind als ik ze binnen krijg. Nu het Verdrag van Lissabon echt van kracht gaat worden, denk ik dat het goed is als zo nodig aanvullende posities van de Nederlandse regering worden weergegeven op het eerder opgestelde fiche. In de loop van het proces kunnen er inhoudelijke ontwikkelingen zijn die vragen om nadere duiding van de Nederlandse positie. Hiervoor zijn twee redenen; er komen soms door andere lidstaten onderwerpen bij die ook om een Nederlands standpunt vragen, en door het Verdrag van Lissabon heeft het Europees Parlement veel meer co-decisie. Dat betekent een meer actieve inbreng van het Europees Parlement, die het onderwerp ook aanzienlijk kan beïnvloeden door extra eisen. Dat vraagt om een herzien standpunt van de Nederlandse regering.

Tot slot een punt dat ik in het midden leg en waarvan ik me voor kan stellen dat het niet de staatssecretaris is die het antwoord heeft. Door onze staf is wat opgemerkt over de technische briefings. Bij LNV en VROM zijn er een paar keer technische briefings gegeven door ambtenaren van de Europese Unie over nitraat en over de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dat is heel nuttig en informatief, maar wat kunnen we doen met deze informatie? Het zou prettig zijn om daarin wat verder meegenomen te worden, omdat je merkt dat Nederland wel eens een striktere of afwijkende mening had dan bijvoorbeeld de Europese ambtenaren die je op dat moment spreekt. Dat is een boeiende situatie, maar het is zoeken naar wat er met de informatie gedaan kan worden. Ik wil tot slot nog een dankwoord uitspreken richting de staf die ons ondersteunt. Ik worstel ermee dat we aan de ene kant roepen dat we meer en vaker informatie van de regering willen, maar het moet ook niet te veel worden. We zouden zomaar kunnen verzuipen. Het is heerlijk om een goede ondersteuning te hebben die af en toe een reddingsvest naar ons toegooit door de informatie behapbaar te maken. Heel veel dank daarvoor.

Voorzitter: Van Bommel

De heer Waalkens (PvdA): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de laatste woorden van mevrouw Wiegman, dat wij ook in ons eigen functioneren staf nodig hebben die ons door alle informatie loodst op basis van signalering, niet door het maken van politieke statements, maar door het opwerpen van de cruciale momenten waarop je inspringt op de besluitvormingsprocedure. In het adagium «de regering regeert en de Kamer controleert» gebeurt dat natuurlijk op basis van adequate informatie. In dit overleg gaat het over die informatie, het gaat over de fiches. De heer Ormel heeft een interessante suggestie gedaan met betrekking tot de beoordeling van de fiches in relatie tot de recessen. Ik hoor ook graag de reactie van de staatssecretaris op het punt van wat nu aan het groeien is in Europa en waar de regering mee bezig is. Is er een mogelijkheid om ons meer inzicht te geven in de stand van zaken en het doorloopschema van de besluitvorming voor de inzet van Nederland in het Brusselse circuit?

Ik sluit me ook heel erg aan bij de opmerkingen van collega Van Bommel, dat onderwerpen in meerdere raden worden besproken. De ggo-discussie wordt bijvoorbeeld het ene moment in de Milieuraad en het andere moment in de LNV-raad besproken. Dat is wat verwarrend en daar moeten wij op inspelen. Dat is geen punt omdat wij erg flexibel zijn, maar het kan voor de regering soms moeilijk zijn om een zodanige afstemming te vinden die leidt tot de inzet van Nederland. Het wetgeving- en werkprogramma is, nu het behandelvoorbehoud is geïnstalleerd, toch de leidraad voor de subsidiariteittoets, maar ook voor het uitoefenen van het behandelvoorbehoud als zijnde een recht dat de Kamer zich procedureel heeft verschaft om daarover met de regering te spreken. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris mee kan denken over de vraag hoe we de uitkomsten van het wetgeving- en werkprogramma duidelijker kunnen krijgen met een afronding vooral over de voortgang van het inzetten van het behandelvoorbehoud. Met betrekking tot het budgetrecht ben ik het heel erg eens met de vorige sprekers dat we het budgetrecht kunnen uitoefenen op het moment dat we de financiële consequenties kunnen overzien. Ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris op dat punt.

Ik haak aan bij wat de heer Van Bommel heeft gezegd over de A-punten en de comitologieprocedure. Dat is voor een deel uitvoering maar soms zijn details cruciaal en in de beheerscomités zitten natuurlijk de ambtelijke vertegenwoordigers van de regering. Met betrekking tot die comitologie zou ik toch willen vragen in hoeverre we mee kunnen kijken in de besluitvorming in die comitologieprocedures?

Staatssecretaris Timmermans: Wilt u dat echt?

De heer Waalkens (PvdA): Nee maar op cruciale momenten is het zo dat op het moment dat er in het beheerscomité unanimiteit is of een gekwalificeerde meerderheid, het gewoon wordt afgetikt. We hebben onlangs over het EOF gesproken. Een jaar geleden is er besloten dat Eritrea 122 mln. budgetsteun zou krijgen en daar worden we nu mee geconfronteerd, want het is uitvoering. Dan zeggen we misschien hadden we dat helemaal niet gewild. Dat is wel toen besloten. Reageer daar straks maar op en ik kan me voorstellen dat jullie dat goed hebben geregeld maar wij willen daarbij meekijken. Ook omdat het Europees Parlement daar ook geen rol in heeft. Het Europees Parlement kan niet meekijken in de comitologieprocedure. Het punt is gemarkeerd dat informatieverstrekking essentieel is voor de besluitvorming over de fiches. Zo kunnen wij ons bezinnen of de Nederlandse inzet in de raden strookt met de uitkomst van een politiek debat in de Kamer.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik was even gefascineerd door uw opmerking over de budgetsteun aan Eritrea. Was het nu zo dat daar geen raadsbesluit aan ten grondslag lag? Want als dat zo is, dan hebt u inderdaad een punt als er zomaar even 122 mln. naar Eritrea wordt overgemaakt.

De heer Waalkens (PvdA): Het is dus zo dat er strategy papers vanuit het EOF komen, en het EOF krijgt een totale begrotingsverantwoordelijkheid voor zichzelf. Dan kunnen binnen de beheerscomités de besluiten worden genomen. De strategy papers die daarvoor beschikbaar komen, als ze al beschikbaar komen, hebben een eigen dynamiek. Dat viel ons op toen we over de positie van het EOF spraken met Michel. Er zit 45 mld. in, en dat bedrag onttrekt zich op dit moment, buiten de vaststelling van het totale budget, aan de parlementaire controle. Vandaar dit punt. We hoeven dit specifieke punt niet verder uit te diepen maar hoe kunnen we, als we dat zouden willen, meekijken met de comitologie?

De heer Ormel (CDA): Ik wil toch ook nog iets opmerken over dit punt, want ik was bij ditzelfde gesprek aanwezig maar ik heb er een wat andere herinnering aan. Met het EOF, het Europees Ontwikkelingsfonds, is het ook zo dat er begrotingssteun wordt verleend aan landen waarvan wij als land zeggen dat daar geen begrotingssteun aan verleend zou moeten worden. Dat is wel het gevolg van politieke besluitvorming binnen de Europese Unie die wordt uitgevoerd door het EOF. Het lijkt mij te ver gaan om de uitvoering van die democratie op Europees niveau ook nog te controleren in de comités.

De heer Waalkens (PvdA): Ik hoor graag of de staatssecretaris mogelijkheden ziet om iets met elkaar af te kunnen spreken over die lijn van informatieverstrekking over de besluitvorming en uitvoering.

Ik sluit af met de opmerking dat we enkele maanden geleden een technische briefing hebben gehad over het verloop en de doorloop van de BNC-fiches; daar waren we zeer erkentelijk voor. We konden meekijken met de technische kant en de voorbereidende kant hoe de fiches tot stand komen en hoe de afstemming binnen de departementen is. Maar dat laat onverlet dat wij voor zover mogelijk de informatie op tijd willen hebben, zeker ook als het gaat over de geannoteerde agenda.

Voorzitter: Waalkens

Staatssecretaris Timmermans: Voorzitter. Dit is een heel atypisch overleg omdat de aard van het overleg niet is «de Kamer controleert de regering», maar veel meer: hoe kunnen we samen proberen de situatie te verbeteren? Wij zien aan allebei de kanten van de tafel dat er ruimte is voor verbetering en we zoeken naar de beste manier. Ik vind het ook wel eens heel prettig om op een dergelijke manier met elkaar te praten, want in feite trekken we nu heel hard aan de zelfde kant van het touw. Ik ben de Kamer erkentelijk voor de constructieve manier waarop de Kamer deze discussie met mij voert. Als we het in heel algemene zin hebben over de informatievoorziening tussen kabinet en Kamer over Europese onderwerpen, kunnen we spreken over een enorme kwantitatieve en kwalitatieve verbetering gedurende de afgelopen tien jaar. Ik heb zelf aan de andere kant van de tafel, toen ik net Kamerlid was, de tijd meegemaakt dat we niet eens structureel geïnformeerd werden over raden. Ik kan me nog herinneren dat toen ik als jong ambtenaar werkte we na Europese raden pas op het laatste moment bedachten dat de Kamer nog geïnformeerd moest worden. Dat was de situatie eind jaren tachtig. In die zin is er natuurlijk veel veranderd. Een ander positief aspect dat ik wil noemen, is dat als je ons vergelijkt met andere Europese landen, we een redelijk uniek systeem kennen. Ik kan geen land noemen dat ook een dergelijk systeem heeft. De relatie tussen Kamer en kabinet is redelijk uniek maar ook het feit dat we in Nederland al heel vroeg interdepartementaal coördineren is redelijk uniek. In de meeste andere lidstaten is het zo dat als een onderwerp op het terrein van een ministerie ligt dat ministerie ermee aan de slag gaat, tot zelfs op raadsniveau en dan komt Financiën of een ander departement pas kijken. Wij proberen al heel vroeg in het systeem te coördineren.

Wat ik op uw lijstje zie wat betreft de informatievoorziening, bevestigt het algemene oordeel dat ik net gaf. Wat ik daar wel mis, zijn de kabinetsappreciaties voor groen- en witboeken. Die zijn ook belangrijk omdat groen- en witboeken vaak enorm richtinggevend zijn voor de lijn die de Commissie wil uitdragen. Groen- en witboeken zijn probeersels, de Commissie verzint iets, gooit vervolgens een groen- of een witboek de wereld in en kijkt hoe daarop wordt gereageerd. Als je daar niet goed op reageert, denkt de Commissie dat het een bepaalde kant op kan, en als de Commissie eenmaal een kant op gaat, zeker nu met zevenentwintig lidstaten, zit zij vaak stevig op dat spoor. Ik zou bij de Kamer de groen- en witboeken en de kabinetsappreciatie ervoor onder de aandacht willen brengen. Het kan voor het werk van de Kamer heel nuttig zijn. We hebben een aantal momenten waarin we die appreciatie in algemene zin doen, de Staat van de Unie en de appreciatie van het werk- en wetgevingsprogramma. De heer Van Bommel vroeg of werkprogramma-appreciatie op te splitsen is per departement.

De heer Van Bommel (SP): Dat er vanuit de departementen een afzonderlijke appreciatie wordt gegeven.

Staatssecretaris Timmermans: Bij de voorbereiding van die appreciatie zijn alle departementen betrokken en ik eis ook van ze dat ze ons aanleveren wat het voor hen betekent, maar in de presentatie van onze appreciatie kunnen we wel nadrukkelijker identificeren per departement. Dat stimuleert aan die kant van de tafel ook misschien de vakcommissies om er wat nadrukkelijker naar te kijken.

Ik moet bekennen dat ik zelf ook nog niet tevreden ben over de informatie bij de geannoteerde agenda’s. Ik zou nog eens naar de inhoud moeten kijken. Ik begrijp goed dat de Kamer mij vraagt wat duidelijker te zijn over de positie van andere landen. Het hoort bij de Brusselse mores dat je andere lidstaten niet noemt bij hun positie in de Raad totdat je een besluit hebt genomen. Het is wel de praktijk geworden dat we in de discussie in de Kamer er wel wat meer open over zijn. De laatste jaren merk je dat we wat eerder laten doorschemeren, dat we het hebben over bepaalde landen en iedereen kan dan opmaken over welke landen we het dan hebben. Ik vind het net een stap te ver om dat expliciet in de geannoteerde agenda op te schrijven, want dan kunnen we erop worden aangesproken door de collega’s. Ik zal er aandacht voor vragen bij mijn collega’s van de andere departementen. Misschien kunnen we er in het algemeen overleg zelf wat ruimhartiger over zijn. Ik wil dat eens bespreken met mijn collega’s van de andere departementen. Bij Buitenlandse Zaken doe we dat al. Minister Verhagen, de minister-president en ikzelf hebben daar nooit zoveel moeite mee, maar ik weet niet of dat ook de praktijk is bij de vakministers. Ik zal dat nagaan.

Natuurlijk richt de kritiek van de Kamer zich op de BNC-procedure. Dat is ook heel begrijpelijk. Ik blijf me ervoor inspannen om dat sneller te laten gaan. De heer Van Bommel heeft gelijk als hij zegt dat er altijd een spanningsveld bestaat tussen snelheid en zorgvuldigheid. Ik hoop niet dat ik hem zo moet verstaan dat hij zegt dat in alle gevallen aan snelheid de voorkeur gegeven moet worden. Als we een termijn afspreken, dan moeten we ons aan die termijn houden. Laat daar geen enkel misverstand over bestaan. Tegelijkertijd denk ik dat waar de Kamer de verbinding legt met de achtwekentermijn voor de subsidiariteittoets, we misschien een vorm moeten vinden in het geval we het complete fiche niet afgerond hebben binnen de gestelde termijn en we wel binnen de termijn een oordeel geven over de subsidiariteittoets. Ik moet intern overleg voeren over de vraag of dat überhaupt uitvoerbaar is. Misschien zullen we het verstrekken van een fiche in twee etappes doen zodat we in ieder geval nooit in de situatie terecht komen dat we te laat zijn met het beantwoorden van de subsidiariteitvraag. Die toezegging wil ik graag doen. Dan kan het dus zijn dat de Kamer in twee etappes een fiche krijgt. De Kamer krijgt eerst, gelet op de tijd, het subsidiariteitoordeel en op zo kort mogelijke termijn daarna de overige beoordeling van het kabinet over dit voorstel.

De heer Ormel (CDA): Dank voor de toezegging op dat punt. Het vervolg is echter ook weer aan een tijdslimiet gebonden. Als wij een behandelvoorbehoud plaatsen, dan hebben we nog maar vier weken om daar met de Kamer over te spreken. Als de Kamer dan nog niet klaar is met het fiche, hoe kunnen wij dan binnen vier weken daarover van gedachten wisselen?

Staatssecretaris Timmermans: Ja, maar het behandelvoorbehoud gaat altijd over de vraag of hier sprake is van subsidiariteit en proportionaliteit. U trekt die gele kaart omdat u vindt dat de Commissie hier niet het recht heeft om een voorstel te doen of omdat u vindt dat het middel dat de Commissie inzet niet past bij het doel dat zij ermee wil bereiken. Voor een inhoudelijk oordeel van het voorstel geldt die termijn natuurlijk niet.

De heer Ormel (CDA): Nee, maar om dat goed te kunnen beargumenteren moeten wij ook weten waar het over gaat en wat uw appreciatie daarvan is.

Staatssecretaris Timmermans: Nee ,maar geen misverstand daarover, ik kan ook alleen maar een oordeel over de subsidiariteit vellen als ik er op dat punt een inhoudelijke appreciatie over geef. Wat ik misschien niet kan in de termijn is bijvoorbeeld de volledige financiële consequenties in kaart brengen of andere consequenties voor bijvoorbeeld het binnenlands bestuur dat ook in die fiches zit. Of precies aangeven wie in welk departement het behandelt. Het kan zijn dat we daar iets langer voor nodig hebben. Ik kan niet zonder te kijken naar wat het voorstel precies behelst zeggen of de subsidiariteitvraag met ja of nee kan worden beantwoord. Ik zie het probleem eerlijk gezegd niet. Het kan voorkomen dat ik in de gestelde termijn niet een volledig fiche kan maken. Die achtwekentermijn gaat alleen over de subsidiariteittoets. Uiteraard is het de Kamer die bepaalt of iets wel of niet door die toets kan, maar ik kan de Kamer wel voor haar oordeelsvorming ruim op tijd laten weten wat de appreciatie van het kabinet op dat punt is.

De voorzitter: Ik kan me voorstellen dat we over de begrippen subsidiariteit en behandelvoorbehoud nog iets wisselen in informatieve zin, want ik heb het idee dat we een beetje langs elkaar heen spreken.

Staatssecretaris Timmermans: Nee, die subsidiariteit noem ik heel nadrukkelijk omdat een aantal leden de procedure nadrukkelijk in verband bracht met de achtwekentermijn. En die termijn heeft puur en alleen betrekking op de subsidiariteittoets. Dat was mijn enige punt.

De heer Ten Broeke (VVD): Om alle onduidelijkheid definitief weg te nemen, is er wel degelijk een groot verschil tussen die subsidiariteittoets, waar die termijnen op zitten en het behandelvoorbehoud. Ik stel de voorzitter voor om het rapport van mevrouw Wiegman en mijzelf, dat intussen door de Kamer is geaccordeerd, naar de staatssecretaris te sturen.

Staatssecretaris Timmermans: Begrijp het niet verkeerd. Dat snap ik allemaal wel maar omdat u zo nadrukkelijk die achtwekentermijn hanteert in uw redenering waarom het sneller moet met die fiches, breng ik in herinnering dat die achtwekentermijn op één aspect betrekking heeft, namelijk de subsidiariteittoets. Daarom zeg ik dat ik u op dat aspect ruim binnen die termijn moet informeren over de positie van de regering. Overigens, die subsidiariteittoets is aan u verleend. Het is ook aan u om een inhoudelijk oordeel te geven over het voorstel. Het voorstel heeft u. Dat krijgt u rechtstreeks van de Commissie.

De heer Ten Broeke (VVD): Ook aan het behandelvoorbehoud zitten termijnen en het behandelvoorbehoud richt zich natuurlijk wel op de inzet van de Nederlandse regering. Het is wel degelijk zo dat daar termijnen aan zitten, maar wij moeten daarbij ook het gevoel hebben welke inzet de Nederlandse regering pleegt. Het is juist op die inzet dat wij al dan niet van mening zijn dat de Kamer daar een vlaggetje moet plaatsen op die onderhandelingstafel.

Staatssecretaris Timmermans: Ja natuurlijk is dat zo. Maar daar gelden die strikte termijnen veel minder in, want het is een voorstel dat uit de Commissie komt en dan duurt het nog wel een tijdje voordat we dat in raadskader gaan behandelen. Natuurlijk is het in ons aller belang dat we zo vroeg mogelijk onze positie helder maken. Daarom proberen we ook zo snel mogelijk die BNC-fiches te doen. Maar de strikte termijn die we hanteren met de subsidiariteittoets is een andere zaak.

De heer Ten Broeke (VVD): Om alle onduidelijkheid weg te nemen, de norm die we hanteren en die uzelf ook hanteert voor die fiches, is dat de fiches bij de start van de onderhandelingen in ieder geval bij de Kamer liggen.

Staatssecretaris Timmermans: Ja.

De heer Ten Broeke (VVD): Dat is zowel voor het subsidiariteitsoordeel als voor het stellen van een behandelvoorbehoud essentieel. Die norm moeten we halen en op dit moment is het zo dat een kwart van de fiches daar al te laat is.

Staatssecretaris Timmermans: Ik heb mij echt groen en geel geërgerd aan sommige aspecten van het Rekenkameronderzoek. Los van de termijndiscussie die we gehad hebben. Ze scheren alle fiches over één kam. Ze stellen wetgevingsvoorstellen gelijk aan mededelingen. Dan zeggen ze: bij deze mededeling zit geen financiële paragraaf. Ik noem een mededeling over de toekomst van het wegvervoer waar nog een lange discussie over gevoerd gaat worden. Hoe kan ik daar nu een financiële paragraaf aan verbinden? Ik weet dat ik me aan de termijnen moet houden en dat de vakdepartementen zich aan de termijnen moeten houden en ik die moet bewaken. Maar we moeten onszelf ook wel de flexibiliteit gunnen om de aard van het voorstel ook in de beschouwing mee te nemen. Als er een voorstel komt met grote consequenties voor de Nederlandse rechtsorde of met grote financiële consequenties, dan moet de Kamer snel inzicht hebben in wat die consequenties zijn. Als er een mededeling komt met heel vage, algemene teksten over een bepaalde sector, moet de Kamer ook geïnformeerd worden, maar dan moeten we wel weten dat we het hebben over een voorstel van een heel andere orde. Die fijnmazigheid hebben we niet in het BNC-systeem. Dat moeten we er ook niet inbrengen maar ik vraag daar wel de aandacht voor. Het is toch wel van een andere orde.

Er zijn ook vragen gesteld over de financiële gevolgen. Ik wil dat daarover geen enkel misverstand is. Als we zeggen dat er niets over in het fiche staat, kan dat betekenen dat het geen financiële gevolgen heeft of dat we op dit moment niet kunnen overzien wat de financiële consequenties zijn. We moeten er dus explicieter inzetten welke van de twee redenen het is zodat de Kamer weet waar men aan toe is. Zo verlenen we inzicht in de financiële consequenties, iets wat de Rekenkamer ook van ons vraagt. Het kan dus zijn dat er geen financiële consequenties zijn maar het kan ook zijn dat de financiële consequenties nog niet te overzien zijn. Dat is ook een rode vlag. Dan weet je dat je nu moet gaan opletten en zo snel mogelijk in de situatie terecht moet komen dat je het wel kunt overzien.

De heer Ten Broeke (VVD): De wens van de VVD en volgens mij ook van anderen dat er bij elke fiche een financiële bijsluiter zit, zegt u hierbij toe. En die financiële bijsluiter kan bevatten: «Het beïnvloedt de rijvaardigheid niet».

Staatssecretaris Timmermans: Het is geen bijsluiter maar een integraal onderdeel van het fiche. We zullen het onderdeel financiële consequenties vanaf nu altijd precies invullen.

Dan over het reces. Ik vind het een goed idee van de heer Ormel dat we vlak voor het reces een overzicht geven van de voorstellen die gekomen zijn. Dan kun je zien wat de mededelingen zijn, wat de richtlijnvoorstellen zijn en op welke terreinen ze liggen. Je kunt dan zien of je tijdens het reces er nog wat aan moet doen of niet. Dat vind ik eigenlijk wel een goed idee. Ik denk dat het ook wel uitvoerbaar is en we dat vlak voor het reces kunnen laten weten.

Ik ben al ingegaan op de tijdigheid van de geannoteerde agenda’s. Daar spreek ik de departementen heel veel op aan, ook mijn eigen departement. Ik merk dat in de praktijk brieven wel eens wat te lang blijven liggen, voordat er een handtekening op wordt gezet. Ministers zijn op reis of zijn met iets anders bezig en dat is een voortdurend punt van aandacht. In het traject van de Algemene Raad op maandag naar de Europese Raad op donderdag zit maar weinig tijd. Op woensdag, soms zelfs op dinsdag is het Kameroverleg daarover en dan moet je tussen die maandag en dinsdagochtend het verslag van de Algemene Raad hebben, en dat is soms gecompliceerd. Dat brengt me op het punt hoe om te gaan met al die vakraden. Ik wil nog eens nadenken over hoe we dat kunnen stroomlijnen, ook in het kader van het Verdrag van Lissabon. De Algemene Raad wordt in het Verdrag van Lissabon het voorportaal van de Europese Raad. In die Algemene Raad moeten alle touwtjes van de vakraden bij elkaar komen. Ik stel ook vast dat de ministers van Financiën collectief soms op een ander spoor zitten dan de ministers van Milieu. Als ze het over hetzelfde onderwerp hebben, komt er een heel somber geluid van de minister van Financiën en een heel positief geluid van de minister van Milieu. Ik kan me voorstellen dat Kamerleden en zeker burgers dan vragen wat er aan de hand is. Het gaat over hetzelfde onderwerp, maar ze hebben een heel andere perceptie van het onderwerp of trekken heel andere conclusies. Ik vind dat de Algemene Raad daarin veel meer coördinerend zou moeten worden. Dat moet ook wel onder het nieuwe verdrag. Ik wil nadenken over wat dit betekent voor de relatie met de Kamer en of we dat op de een of andere manier in de geannoteerde agenda van de Algemene Raad zouden moeten kunnen weergeven. De Algemene Raad heeft zijn eigen onderwerpen, de Raad Externe Betrekkingen heeft ook zijn eigen onderwerpen maar die coördineert niet. Die twee raden zijn onder het nieuwe verdrag nadrukkelijk gescheiden. Misschien zouden we in de presentatie helder moeten aangeven wat de onderwerpen zijn die vanuit de andere vakraden naar de Algemene Raad gaan ter voorbereiding op de Europese Raad. Als we het zo aangeven, is het misschien ook voor de Kamer duidelijk. Misschien dat de Kamercollega’s van de vakdepartementen dan ook wat nadrukkelijker meekijken naar de agenda van de Algemene Raad. Misschien dat het wat kan helpen bij het probleem.

De heer Ormel (CDA): Het komt ook wel eens voor dat fiches, of wat eigenlijk fiches zouden moeten zijn, een onderdeel zijn van de geannoteerde agenda. Dat is volgens mij niet goed. Ik denk dat het veel beter is om een fiche ook echt een fiche te laten zijn. Dat maakt het ook makkelijker om die geannoteerde agenda te schrijven. Wellicht dat het mogelijk is om die nadere uitwerking over hoe daarmee om te gaan te laten uitvoeren door ambtenaren van de Kamer samen met ambtenaren van de regering om daar een goed schema voor te maken.

Staatssecretaris Timmermans: Ik begrijp niet zo goed dat het een probleem is om de fiches apart erin te zetten. Het gaat dus om voorstellen waarover in Brussel binnen vier weken wordt besloten, dan gaat het vooral over landbouw en ontwikkelingssamenwerking. Die voorstellen komen vlak voor de desbetreffende raad uit en om de Kamer nog in de gelegenheid te stellen zich met behulp van informatie van het kabinet over het voorstel uit te spreken, kunnen wij niet anders dan een passage in de geannoteerde agenda opnemen. Soms geldt dat ook voor andere voorstellen. Op verzoek van de Kamer is bijvoorbeeld over de mededeling klimaatfinanciering snel, door middel van een geannoteerde agenda, een goede eerste Nederlandse appreciatie gestuurd zodat dit onderwerp op tijd was voor de bespreking tijdens een algemeen overleg. Hoe zou ik de Kamer van dienst kunnen zijn? Door dat in de vorm van een geannoteerde agenda duidelijker te laten blijken?

De heer Ormel (CDA): Ja, ik zou mij kunnen voorstellen dat u, als iets normaal gesproken een fiche zou moeten zijn maar vanwege de snelheid lukt dat niet, het toch als bijlage bij de geannoteerde agenda meezendt. Dit kan dan in de vorm van een fiche, als een «fiche light» bijvoorbeeld, zodat het ons duidelijk is dat het een Commissievoorstel is waar we ons oordeel over moeten geven.

Staatssecretaris Timmermans: Er kan natuurlijk een vetgedrukte zin achter luidend: «nota bene, dit is een Commissievoorstel dat normaal gesproken in een fiche vervat zou worden en dat nu vanwege de termijn in deze geannoteerde agenda staat». Vet gedrukt en met een uitroepteken erachter, zodat het niemand kan ontgaan. Is dat een manier die we kunnen hanteren? Bent u daarmee gediend?

De heer Ormel (CDA): Ja ik kan mij ook voorstellen dat u zegt: dit onderdeel werken wij als fiche uit, zie bijlage 1. Dan is bijlage 1 dat BNC-fiche.

Staatssecretaris Timmermans: Ja, dan wilt u toch een fiche. We hebben het niet over wetgevingsvoorstellen.

De voorzitter: Wij hebben dit gewisseld. Ik denk dat het nader denkwerk vergt.

Staatssecretaris Timmermans: We zullen het een keer uitproberen in de praktijk en dan zegt u maar of het u bevalt of dat we het anders moeten doen.

De heer Ormel (CDA): Ik vind in ieder geval uw voorstel al een verbetering ten opzichte van de huidige werkwijze en wellicht dat er ambtelijk nog gepraat kan worden over wat de beste vorm is. Want dit gaat uiteindelijk puur over de vorm.

Staatssecretaris Timmermans: Dan is er nog gesproken over de hamerstukken, de A-punten. Dat zijn onderwerpen waar in Coreper overeenstemming over is en die vervolgens, omdat het in de wetgevingsprocedure zo hoort, door de Raad formeel moeten worden besloten, maar waar de Raad niet meer over spreekt. Een lijst van A-punten is bij de agenda van de Raad gevoegd. Die lijst hebben we meestal nog niet als we de geannoteerde agenda van de Raad sturen. Dat is het grote probleem altijd. Als we een Raad hebben, dan valt pas tijdens de laatste Coreper voorafgaand aan de Raad de beslissing wat nu echt besproken moet worden op de Raad. Die A-punten zijn punten waar de ambassadeurs overeenstemming over bereiken, zodat ze niet besproken hoeven worden. Wij hebben meestal op maandag een Raad, de vrijdag daaraan voorafgaand hebben we een besluit in de ministerraad en daarvoor hebben we een algemeen overleg met de Kamer. De lijst met A-punten krijgen wij pas nadat het overleg met de Kamer is geweest. Dus die A-punten krijgt de Kamer achteraf bij het verslag. De Kamer wil misschien aanslaan op die A-punten. Dat is wel een lastige kwestie. De Kamer volgt voorstellen, uiteraard ook in een eerder stadium. De Kamer controleert de regering daarop. Ik zou niet weten hoe ik dit op zou moeten lossen. De lijst met A-punten heeft niet noodzakelijkerwijs iets te maken met de Raad waarin ze aan de orde komen. Wat afgehandeld wordt door Coreper gaat naar de eerstvolgende Raad, ongeacht de aard van die Raad. Dat maakt het nog ingewikkelder.

De voorzitter: Dan kunnen we de afspraak maken dat dit punt is gearresteerd en dat we kijken of we er nog iets aan kunnen doen?

De heer Ormel (CDA): Ik beschouw het niet als gearresteerd. Het is wel degelijk een punt. Via een A-punt kan er iets doorheen gaan dat wij niet wenselijk achten. Het is terecht dat collega Van Bommel daar aandacht voor vraagt en ik ben blij dat de staatssecretaris het punt ziet.

Staatssecretaris Timmermans: Hier dreigt een misverstand te ontstaan. Wat u zegt, kan dus niet. De positie die de Nederlandse regering inneemt op al deze onderwerpen is een positie die kan rekenen op steun van de Kamer. Als de Kamer ons niet corrigeert is dat de positie. Die posities zijn bekend. Als de Nederlandse regering niet instemt met een onderwerp, dan wordt het nooit een A-punt en komt het gewoon op de Raad. Het onderwerp wordt dan geannoteerd in de agenda en de Kamer kan er iets over zeggen. Dat risico loopt de Kamer niet. Het risico dat de Kamer eventueel zou lopen, redenerende vanuit haar rol, is dat wij iets een A-punt zouden laten worden, terwijl het niet in overeenstemming is met onze positie. Dat zou natuurlijk niet deugen, want dan zouden we het de Kamer moeten melden. Als wij een standpunt hebben afgesproken met de Kamer, maar we nemen toch een ander standpunt in zodat iets een A-punt wordt, dan moeten we de Kamer dat melden. In die zin kan het niet gebeuren dat uw controlebevoegdheid via een A-punt wordt ondermijnd. Dat zie ik niet.

De heer Van Bommel (SP): Daar is toch wel een modus te bedenken. Namelijk dat wanneer een nieuw punt dat nog niet met de Kamer is besproken en waarbij de regering zelf wel een zelfstandig standpunt in wil nemen en er dreigt Europese overeenstemming over te ontstaan, er een mogelijkheid is om dat punt wel te bespreken in de Kamer zodat er discussie of bezwaar mogelijk is.

Staatssecretaris Timmermans: Ja.

De heer Van Bommel (SP): Het punt is dat ik nu geen voorbeeld weet, anders zou ik dat noemen.

Staatssecretaris Timmermans: Ik probeer een voorbeeld te bedenken maar het zijn nooit grote politieke onderwerpen. Het gaat meestal over een interne organisatiekwestie of iets dergelijks. De Raad moet formeel een ambtenaar benoemen bijvoorbeeld. Dan wordt het een A-punt op de Raad.

De heer Van Bommel (SP): Ik weet wel een punt dat aan de orde geweest is en uiteindelijk bij een andere Raad terechtkwam. Dat was de kwestie over het laten voortbestaan van de aanwezigheid van de Iraanse Mujahedin op de lijst van terroristische organisaties. Deze kwestie heeft later in het Nederlandse parlement discussie gegeven omdat het vervolgens als A-punt bij een Raad aan de orde geweest is waar het helemaal niet thuishoorde. Later is anders over dat thema besloten, omdat er Europees anders over werd gedacht. Dat voorbeeld kan de staatssecretaris zich wellicht herinneren.

Staatssecretaris Timmermans: Er speelt een onderwerp in de Algemene Raad, bijvoorbeeld dit onderwerp. Er is een discussie over gevoerd in de Algemene Raad, de meningen waren daarover verdeeld. De discussie leidde niet tot een conclusie. Op een later tijdstip lost het probleem zich vanzelf op of komt er wel een conclusie. Dan is iedereen het erover eens dat we eruit zijn en dat het onderwerp niet nog eens besproken hoeft te worden. Dan gaat het alsnog als een A-punt naar een eerstvolgende Raad. Niet omdat het niet besproken zou zijn maar omdat het is opgelost. Het moet dan wel een keer worden besloten. Als de meningsverschillen blijven bestaan, wordt een dergelijk onderwerp nooit een A-punt en blijft het een B-punt op de agenda. Omdat ik zelf geen voorbeelden kan bedenken zeg ik toe zelf te zullen onderzoeken of er voorbeelden zijn. Als dit het geval is, moeten we er een mouw aan zien te passen.

De voorzitter: Ik had zojuist de conclusie getrokken dat we dit even markeren, maar dat we er toch wel even op terugkomen om te kijken of we hier een modus voor kunnen vinden.

Staatssecretaris Timmermans: Het punt van krachtenveld heb ik al geadresseerd. We kunnen daar mondeling wat opener over spreken, dat zal ik ook met de collega’s bespreken.

Ik heb het al gehad over het werkprogramma en het fiche.

Ik kom op de comitologie. We hebben via de ECER-website een eigen comitologieregister gemaakt dat nauw aansluit bij het comitologieregister van de Commissie. Uit het register valt op te maken dat er 298 comités zijn in Brussel. Uit het register kan de Kamer alle documenten halen die de verschillende stadia van uitvoeringsmaatregelen doorlopen hebben. De Kamer kan er alle informatie over de rechtsgrond en het huishoudelijk reglement van de comités uithalen, alsmede jaarverslagen van de comités en de vergaderdossiers met de notulen en schriftelijke adviezen. Het zou mij bevreemden als de Kamer de behoefte zou hebben om mee te kijken met de beheerscomités. Er wordt in een beheerscomité een besluit genomen over wat de Commissie rechtens een verdrag mag uitvoeren. Om dat te beheren zijn er verschillende comitologieprocedures. In sommige heeft de Raad alleen een adviserende taak. De Commissie kan die adviezen volkomen naast zich neerleggen. In sommige zit er een zwaardere rol van de Raad op en uiteindelijk is er ook nog een laatste comitologieprocedure waar de Commissie consensus moet krijgen met de Raad om iets uit te mogen voeren. De kern van de zaak is dat het bij uitvoering blijft. De Commissie zal ook niet accepteren dat daar hetzij door het Europees Parlement hetzij door nationale parlementen mee gekeken wordt bij haar exclusieve uitvoeringsbevoegdheden. Dat zou op gespannen voet staan met het verdrag. De Commissie zal dat heel nauwkeurig bewaken. Voor het besluit dat de heer Waalkens in zijn voorbeeld noemt, is een expliciet raadsbesluit nodig om dit soort bedragen aan die landen over te maken. Corrigeer me als ik dat verkeerd zie, maar er komt een besluit op de Raad waarin staat wat de Raad heeft besloten nadat de Commissie daartoe een voorstel heeft gedaan onder EOF, na raadpleging van de beheercommissie. Zo werkt het . De rol die de Kamer speelt is de Nederlandse regering bevragen en controleren op haar positie op het moment dat een besluit in de Raad wordt genomen. Niet op wat er tijdens die gehele, onder de Commissie vallende, beheerprocedure gebeurt.

De voorzitter: Op dit punt denk ik dat we al lerende omgaan met die comitologie door daar nog eens wat meer in te duiken, maar bij het EOF hebben we daar heel nadrukkelijk andere informatie over gekregen. Het raamwerk met de criteria waarbinnen het EOF zijn vrijheid voor functioneren krijgt, wordt vervolgens in de comitologie afgedaan. Dan is het zo dat de specialisten met de instructie vanuit de hoofdsteden met elkaar om tafel gaan. Wanneer zij het eens zijn, gebeurt het onder de hoofdlijnen van het EOF. Dan is het zelfs zo dat het Europees Parlement het nakijken heeft.

Staatssecretaris Timmermans: U zegt dat het Europees Parlement het nakijken heeft, maar het is gewoon in verdragen vastgelegd wie waarvoor bevoegd is. Het Europees Parlement heeft niet overal het laatste woord.

De voorzitter: Wij geven een zbo een missie mee en vervolgens hebben we daar de politieke kaders mee aangegeven.

Staatssecretaris Timmermans: Ja, zo zit het ook, maar wat is dan uw punt?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Anders zou minister Verburg een beetje stout zijn geweest, want dat mag natuurlijk niet. Het was voor mij juist een compliment dat zij wel wat teruggekoppeld heeft. Ik begrijp wel dat het enorm veel informatie is en dat er ontzettend veel commissies aan het werk zijn, maar ook hierin geldt wel dat het niet over alle onderwerpen gaat waarover we geïnformeerd willen worden. We weten met elkaar goed wat echt gevoelige onderwerpen zijn waarover in Nederland een discussie loopt. Het is best handig om intussen wat teruggekoppeld te krijgen over hoe de discussie loopt binnen de Commissie. Neem een onderwerp als nitraat of ggo’s, omdat hier ook steeds weer vragen over opdoemen in Nederland. We willen graag een beetje het idee hebben welke kant het opgaat, zodat we daar toch wat op kunnen anticiperen.

Staatssecretaris Timmermans: Wat bedoelt u dan met anticiperen? Wat is het doel van het anticiperen?

De voorzitter: We zijn op zoek naar een werkwijze waarbij de comitologie ook de revue passeert. We willen niet meekijken in alle comités. Het gaat over de Nitraatrichtlijn en op landbouw hebben we met de beheerscomités ook met betrekking tot de uitvoering af en toe behoorlijke verrassingen op ons bord gekregen. Natuurlijk wel binnen de kaders van verantwoordelijkheden van instituties.

Staatssecretaris Timmermans: We hebben het in dit overleg over de informatievoorziening van de regering voor de Kamer over Europese onderwerpen. Er zijn twee smaken. Of u zegt wij willen over alle beheerscomités geïnformeerd worden. Dat lijkt mij krankzinnig. Of u vraagt het kabinet u te informeren over onderwerpen die in bepaalde beheerscomités spelen. Dan doen de bewindslieden dat met alle plezier. Als u vraagt, dan krijgt u van ons de informatie. Maar u automatisch informeren over alle comitologie zou echt waanzin zijn. Dat kunnen wij niet behappen, maar dat kunt u ook niet behappen. Het heeft ook weinig zin.

De heer Ormel (CDA): Ik ben het eens met de staatssecretaris, maar het lijkt er soms op dat, als eenmaal die trein in werking is en er een uitvoering van een besluit in Europa is, niets dat besluit meer kan keren, terwijl best halverwege de rit kan blijken dat het toch anders is of dat de ontwikkelingen anders zijn. Dan moet het terug naar het politieke niveau.

Staatssecretaris Timmermans: Dat ligt dus aan de aard van de comitologieprocedure. Als je bij de uitvoering alleen maar de Commissie een advies kunt geven, dan kun je niets meer. De Commissie heeft haar zelfstandige bevoegdheid om iets uit te voeren. Maar in de zwaarste comitologieprocedure, waar de Commissie het akkoord moet krijgen, als je de Commissie dwarsligt en de Commissie krijgt het akkoord niet, dan gaat het naar de Raad. Dan is de Kamer weer volledig in beeld, omdat het onderwerp weer op de geannoteerde agenda van de Raad staat. Dan gelden dezelfde besluitvormingsprocedures die elders gelden. Die comitologieprocedure is heel hybride en heeft minstens zes verschillende vormen van betrokkenheid van de lidstaten. Die kun je niet over één kam scheren. Soms kun je de Commissie alleen van advies voorzien. Soms kun je tegen de Commissie zeggen dat iets niet op die manier moet, en dan moet de Commissie ermee naar de Raad.

De heer Ten Broeke (VVD): Die comitologie dat is toch een beetje een black box en voor een deel is dat ook noodzakelijk, want de vooruitgang van Europa is vanaf het begin niet in de laatste plaats te danken aan het feit dat je ogenschijnlijk belangrijke zaken opknipt in heel veel kleine technische zaken. Dan verdwijnt het politieke bloed er een beetje uit. Ik denk dat we hiermee niet zo gemakkelijk verder komen. Misschien is het een oproep aan die organisaties die dat wel in de gaten houden, die wel de comitologie bekijken, dat ze weten dat ze ook bij de Tweede Kamer terechtkunnen om die alerteringsfunctie te vervullen. Ik kan ook niet kiezen tussen die twee smaken. Ik moet er niet aan denken dat we die hele bak over ons uitgekieperd krijgen. Hetzelfde geldt voor A-punten. Daar moeten we ook nog even naar kijken.

Ik zou graag teruggaan naar die toezegging die de staatssecretaris zojuist deed over die financiële bijsluiter. Ik wil dat graag zo concreet mogelijk weten.

Staatssecretaris Timmermans: Maar volgens mij staat dat ook altijd standaard in de voorstellen. Bij mededelingen niet maar wel bij grote voorstellen.

De heer Ten Broeke (VVD): Op het punt van die mededelingen maakte u de terechte opmerking dat je dat niet altijd alles inzichtelijk kunt maken, maar we hebben tegenwoordig die assessment board. Er wordt op groenboek- en witboekniveau vrij breed bekeken wat mogelijkerwijs de financiële gevolgen voor de Europese Unie zouden kunnen zijn. Dan moeten wij zelf kijken wat dat per lidstaat oplevert. Als dat er is, moet het mogelijk zijn voor Nederland, en zeker voor het ministerie van Financiën dat daar altijd scherp op meekijkt, om daar iets over te zeggen. Dan zou ik graag zien dat Financiën tekent, zodat te zien is dat Financiën ernaar gekeken heeft en dit zijn inschatting is. Het kan best zijn dat de uitkomst nul is, maar dan weten we dat tenminste en weten we wie we moeten aanspreken.

Staatssecretaris Timmermans: Ik geef inzicht in hoe het gaat met die BNC-fiches. Toen Delors begon met zijn Europa 1992-pakket, hebben we dat in het begin helemaal niet voldoende gecontroleerd. Maar door schade en schande hebben we geleerd dat we nu heel snel moeten controleren. Ik verzeker u dat het ministerie van Financiën bij ieder voorstel bovenop de vraag zit wat iets gaat kosten en hoe er zo goed mogelijk een inschatting gemaakt kan worden van de financiële consequenties. Dat is een inherent eigen belang van het Ministerie van Financiën uiteraard. Dat staat ook zo goed mogelijk in ieder fiche. Het enige dat onduidelijk bleef, was juist vraag wat het betekent als er niets staat. Betekent het dat er geen consequenties zijn of dat de consequenties niet goed te overzien zijn? Dat maakten we niet expliciet genoeg. Dat gaan we nu heel expliciet maken. Maar de heer Ten Broeke moet nu niet denken dat het ministerie van Financiën tot nu toe niet heel scherp juist op dat punt lette.

De heer TenBroeke (VVD): Ik zeg het omgekeerde.

Staatssecretaris Timmermans: Ik wil nog even preciseren op de snelheid van die stukken. De zeswekentermijn hebben we afgesproken. Daarop zal ik mijn collega’s blijven aanspreken. Ik vraag enig begrip voor de soms enorme complexiteit van sommige voorstellen. In het Stockholmprogramma zitten dadelijk voorstellen die heel ver gaan. Probeer daar maar eens in een paar weken tijd de financiële consequenties van inzichtelijk te krijgen. Dat wordt heel lastig, maar zes weken is zes weken en ik zal ze daar ook op blijven aanspreken. Wat ik u zou willen vragen, is om met mij ook af en toe eens te kijken naar wanneer iets precies in Brussel wordt behandeld. De Kamer kan mij blijven wijzen op het feit dat het niet snel genoeg is, maar misschien moet ik ook eens wat vaker duidelijk aangeven wanneer iets in Brussel wordt behandeld. Dan kan de Kamer makkelijker bepalen of er nog voldoende tijd is om een onderwerp te behandelen, omdat het onderwerp voorlopig nog niet in Brussel wordt behandeld. Dat zou misschien wat druk van de ketel kunnen halen. Als het heel snel in Brussel wordt behandeld, moeten we juist misschien nog strikter zijn dan die zes weken.

Dan heeft de heer Ten Broeke nog vragen gesteld over de fiche Richtlijn Gelijke Behandeling. Het kabinet is ook hier vanaf het voortraject mee bezig geweest en juist daarom hebben we nationaal het impact assessment-traject opgestart. De Kamer was daar heel alert op maar dat geldt ook voor het kabinet. Ook bij een dergelijke richtlijn is het in kaart brengen van de financiële consequentie heel erg ingewikkeld. Het gaat over het aanpassen van trappen, liften, perrons en ik weet niet wat allemaal. We hebben de neiging in Nederland om altijd te denken hoe goed we zijn en hoe wij vooroplopen, maar als je Nederland vergelijkt met bijvoorbeeld de Verenigde Staten wat betreft de toegankelijkheid van gebouwen voor mensen met een functiebeperking dan zijn we een derdewereldland. Die consequenties moeten we wel goed in ogenschouw nemen. Ik vind dat we het leven van de medemens met een functiebeperking soms heel zuur maken in dit land. Ik geloof dat ik hiermee de vragen heb beantwoord.

De voorzitter: De staatssecretaris begon met te zeggen dat dit een atypisch algemeen overleg is. Ik denk ook dat we gaandeweg het overleg gemerkt hebben dat het inderdaad atypisch was, omdat we samen op weg zijn gegaan. Er is een aantal toezeggingen gedaan door de staatssecretaris. Die worden genoteerd in het stenografische verslag.

De heer Ormel (CDA): Ik had gevraagd of een nadere uitwerking wellicht in gezamenlijk overleg met ambtelijke vertegenwoordigers zou kunnen. Ik zou graag van de staatssecretaris horen of hij daarmee instemt.

Staatssecretaris Timmermans: Een nadere uitwerking van?

De heer Ormel (CDA): Voornamelijk die fiches die nu in geannoteerde agenda’s staan en hoe we dat gaan doen. Daar hebben we over nagedacht.

Staatssecretaris Timmermans: Dat is goed.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Atsma (CDA), Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), voorzitter, Ormel (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Boekestijn (VVD), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Gill’ard (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) en Peters (GroenLinks).

Plv. leden: Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vos (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Heugten (CDA), Lempens (SP), Schermers (CDA), Knops (CDA), Jacobi (PvdA), Samsom (PvdA), Kuiken (PvdA), Teeven (VVD), Spies (CDA), Roemer (SP), Wilders (PVV), Nicolaï (VVD), Van der Ham (D66), Van der Burg (VVD), Besselink (PvdA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD), Voordewind (ChristenUnie) en Vendrik (GroenLinks).

Naar boven