22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

nr. 866
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juni 2009

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie fiche aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

1. Verordening inzake vaststelling financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden, andere landen en gebiedsdelen met een hoog inkomen;

2. Mededeling inzake Mid Term Review Financiële instrumenten voor externe actie (kamerstuk 22 112, nr. 867);

3. Verordening van de raad tot vaststelling meerjarenplan voor het Westelijk horsmakreelbestand (kamerstuk 22 112, nr. 868).

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

F. C. G. M. Timmermans

Fiche: Verordening inzake vaststelling financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden, andere landen en gebiedsdelen met een hoog inkomen

1. Algemene gegevens

Titel voorstel: Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1934/2006 van de Raad tot vaststelling van een financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden en andere landen en gebiedsdelen met een hoog inkomen

Datum Commissiedocument: 21 april 2009

Nr. Commissiedocument: COM(2009) 197 final

Pre-lex: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2009:0197:FIN:NL:PDF

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: SEC(2009) 532 final

Behandelingstraject Raad: Dit voorstel zal in de RELEX-werkgroep van de Raad en mogelijk in een aantal regiowerkgroepen worden behandeld. Vaststelling zal geschieden door de RAZEB.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Buitenlandse Zaken

2. Essentie voorstel

Het voorstel beoogt het toepassingsgebied van de huidige verordening voor samenwerking met geïndustrialiseerde landen (Industrialised Countries Instrument – ICI) uit te breiden naar de landen die onder het Developing Countries Instrument (DCI) vallen: ontwikkelingslanden in Azië, Latijns-Amerika, Centraal-Azië, en het Midden-Oosten, en Zuid-Afrika.

Tijdens de tussentijdse evaluatie van het externe communautaire instrumentarium (COM(2009) 196, zie separaat fiche) concludeerde de Commissie dat er een lacune in de systematiek van de externe financiële instrumenten bestaat. De hoofddoelstelling van de DCI-verordening is gericht op armoedebestrijdiging en de verwezenlijking van de Millenniumdoelstellingen. De verordening bepaalt dat tenminste 90% van de onder het DCI gedane uitgaven als Officiële Ontwikkelingshulp (ODA) moet kunnen worden bestempeld (hiertoe zijn in OESO kader internationaal definities vastgesteld). Het Europees Parlement heeft de Commissie op dit punt aangesproken, omdat het van mening is dat een aantal onder het DCI gefinancierde activiteiten niet voldoende gericht waren op armoedebestrijding, dan wel niet aan de ODA-criteria voldeden.

De Commissie constateert zodoende dat er een lacune bestaat waar het gaat om financiering van non-ODA-activiteiten met landen die onder het DCI vallen. Dit terwijl er wel reden is een aantal van deze landen non-ODA-EG activiteiten te ontplooien, om aan strategische EU-doelstellingen in deze landen bij te dragen. Voorbeelden daarvan zijn samenwerking tussen universiteiten, handelsbevordering en publieksdiplomatie. De Europese Commissie stelt daarom voor het toepassingsgebied van het ICI-instrument uit te breiden naar de landen die onder het DCI-instrument vallen. Tegelijkertijd zou een bedrag van € 170 miljoen voor de periode 2010–2013 voor deze landen aan het oude ICI-instrument moeten worden toegevoegd. Dit voorstel vloeit voort uit hetgeen de Europese Commissie in de Mid-Term Review van de financiële instrumenten voor externe actie heeft voorgesteld (COM(2009) 196 final en BNC fiche [PM]).

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete weten regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

Ja, de Commissie stelt voor verordening 1934/2006 te wijzigen.

Het voorstel is gebaseerd op artikel 181A EG. De EG heeft op basis van dit artikel een aanvullende bevoegdheid op het gebied van economische, financiële en technische samenwerking met derde landen (art. 181A EG). Dit is in de ogen van Nederland de juiste rechtsgrondslag voor het voorstel.

Het oordeel ten aanzien van subsidiariteit is positief: het Europees niveau is in dit geval het juiste niveau omdat beoogd wordt bij te dragen aan de behartiging van de Europese belangen wereldwijd.

Het oordeel ten aanzien van proportionaliteit is eveneens positief:het voorstel is een praktische oplossing waarmee de bestaande problemen worden opgelost zonder een nieuw financieringsinstrument te creëren. Hiermee wordt de lacune in de systematiek van de externe instrumenten op de minst ingrijpende wijze verholpen.

Financiële gevolgen: de Commissie stelt voor € 100 miljoen over te hevelen van het DCI-instrument naar het nieuwe ICI-instrument; de resterende € 70 miljoen zou moeten worden gefinancierd uit de jaarlijkse marge voor de categorie Externe Betrekkingen (bedraagt ongeveer 7,5% van die marge op jaarbasis).

4. Nederlandse positie over de wijziging

Nederland steunt de door de Commissie voorgestelde wijziging van de ICI-verordening. Het DCI-instrument is vrijwel uitsluitend geschikt voor ODA (Officiële Ontwikkelingshulp) activiteiten. Dat neemt niet weg, dat de EU met een groot aantal van de betreffende ontwikkelingslanden strategische betrekkingen onderhoudt die reden zijn om ook non-ODA activiteiten in deze landen te ontplooien. De door de Commissie geschetste voorbeelden zoals de samenwerking op onderwijsgebied in het kader van het Erasmus Mundus programma„en de promotie van Europese televisie-standaarden in Latijns-Amerika en publieke diplomatie in Iran en Irak zijn illustratief in dit opzicht. Gedacht moet ook worden aan outreach activiteiten met belangrijke wereldspelers als Brazilië, India, en Zuid-Afrika.

Nederland onderschrijft derhalve de noodzaak om ook in deze ontwikkelingslanden (en niet alleen in geïndustrialiseerde landen) non-ODA externe EG-activiteiten te ontplooien. Nederland is het met de Commissie eens dat aanpassing van de geografische reikwijdte van de ICI-verordening daarvoor de beste oplossing is.

Nederland heeft vragen bij de noodzakelijkheid van de € 70 miljoen extra financiering. Deze uitgaven voldoen niet aan de criteria die voor de inzet van de marge gelden; Nederland geeft dan ook de voorkeur aan financiering uit DCI alleen voor het bedrag van € 100 miljoen, zonder verdere ophoging.

Van belang is dat dit bedrag expliciet wordt bestemd voor de landen die ook onder het DCI vallen (en dus niet voor activiteiten in geïndustrialiseerde landen als de VS en Japan kan worden gebruikt). Het Commissie-voorstel voorziet in deze afbakening.

Naar boven