22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

nr. 865
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 mei 2009

Hierbij stuur ik u het Nederlandse kabinetsstandpunt over het EU Witboek «Adapting to climate change: towards a framework for action» (COM(2009) 147 definitief) toe, conform mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg van 9 april jl. Het bijgevoegde kabinetsstandpunt zal worden gebruikt bij de standpuntbepaling ten behoeve van de behandeling in de milieuraad.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Witboek «Adapting to climate Change: towards a framework for action» COM(2009) 147/4

Kabinetsreactie, 23 april 2009

Aanleiding

Begin april 2009 heeft de Europese Commissie het Witboek over adaptatie aan klimaatverandering en de bijbehorende werkdocumenten over gezondheid, water en landbouw gepubliceerd (COM(2009) 147 definitief). Na de publicatie van het Groenboek in juni 2007 (COM (2007) 354 definitief), geeft het Witboek het definitieve kader voor de werkzaamheden van de Commissie weer op het gebied van adaptatie voor de periode 2009–2012 en biedt het een doorkijk voor de periode daarna. Het Kabinet geeft via deze reactie aan de Tweede Kamer haar standpunten en inzet weer. Deze kabinetsreactie dient als uitgangspunt voor de Nederlandse inbreng in de discussies in Europees verband in de komende periode. De reactie heeft betrekking op het Witboek Adaptatie en de bijbehorende werkdocumenten over gezondheid, water en landbouw. De reactie is in overleg met de Unie van Waterschappen, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg tot stand gekomen. Het kabinet zal deze organisaties ook betrekken bij de uitwerking van de acties die in het Witboek zijn opgenomen.

Het EU Witboek

De Commissie laat in dit witboek zien dat aanpassing aan klimaatverandering een grote uitdaging vormt voor de Europese Unie en de Lidstaten. Bij het Witboek zijn eveneens de resultaten van een kwetsbaarheidanalyse toegevoegd die inzichtelijk maken hoe kwetsbaar de EU is voor klimaatverandering. In de eerste fase (tot en met 2012) zal de Europese Commissie langs vier pijlers werken:

– oprichting van een platform voor kennisuitwisseling en kennisontwikkeling, het zogenaamde Clearing House Mechanism;

– integratie van klimaatadaptatie in alle relevante EU-beleidsterreinen («mainstreaming»);

– aanpassing en ontwikkeling van (financieel) instrumentarium;

– doorontwikkeling van het externe EU-beleid.

De Commissie wil voor de uitwerking van deze acties gebruik maken van een «Impact and Adaptation Steering Group», waarin vertegenwoordigers van lidstaten zitting hebben. In de tweede fase (vanaf 2013) zal implementatie van de maatregelen plaatsvinden.

Nederlandse reactie: hoofdboodschappen

– Het kabinet vindt dat het EU Witboek en de uitgevoerde kwetsbaarheidanalyse een goede basis vormen om het aanpassingsbeleid in de Europese Unie voortvarend op te pakken. Het is goed dat de Commissie zich daarbij richt op het integreren van aanpassingsmaatregelen in al het relevante EU-beleid.

– Het kabinet vindt vergroting van de bewustwording rondom klimaatadaptatie een belangrijke taak van de EU. Naast het verstrekken van informatie over de gevolgen van klimaatverandering is het noodzakelijk dat overheden, bedrijven, maatschappelijke partijen en burgers handelingsperspectief wordt geboden.

– Adaptatie aan klimaatverandering is vooral een zaak van de lidstaten zelf, waarvan de uitvoering op lokaal en/of regionaal niveau moet worden opgepakt. De Europese Unie heeft vooral een faciliterende rol.

– Het kabinet is van mening dat klimaatadaptatie gebiedsgericht en integraal moet worden opgepakt, zodat maatwerkoplossingen kunnen worden gerealiseerd. In Nederland is veiligheid tegen zeespiegelstijging en overstromingen een belangrijke prioriteit.

– Adaptatiemaatregelen moeten zoveel mogelijk worden gekoppeld aan doelstellingen op het gebied van mitigatie en verbetering van de leefomgevingskwaliteit.

– Stedelijke gebieden zullen te maken krijgen met extreme temperaturen en wateroverlast. De hoge investeringsdynamiek van stedelijke gebieden biedt tegelijkertijd kansen om steden duurzamer in te richten en het leefklimaat te verbeteren. Het kabinet vindt dat de Commissie adaptatie in het stedelijke gebied daarom veel nadrukkelijker op de agenda moet zetten.

– Het kabinet vindt dat de Commissie een extra voorziening moet treffen. Deze moet voorkomen dat er, tussen nu en de daadwerkelijke implementatie van het Europese adaptatiebeleid, kansen blijven liggen of dat er, in het slechtste geval, «mal-adaptation» plaatsvindt. De nadruk daarvan moet liggen op een soortement «review» van de klimaatbestendigheid van Europese investeringen in grootschalige infrastructuur en gebiedsontwikkeling.

– Het kabinet wil de Commissie meegeven flexibiliteit te betrachten bij het verder ontwikkelen van instrumentarium en eventuele financiering, aangezien klimaatadaptatie een proces is van «learning by doing».

– Het kabinet vindt het belangrijk dat de EU een ambitieus extern adaptatiebeleid neerzet, met als belangrijkste doel de meest kwetsbare ontwikkelingslanden te ondersteunen bij aanpassing aan klimaatverandering.

Algemeen

Het kabinet verwelkomt het Witboek over aanpassing aan klimaatverandering. De huidige en toekomstige veranderingen van het klimaat vereisen een proactieve houding van alle overheden. De gepresenteerde voorstellen geven aan dat ook de EU haar rol serieus wil invullen. Dit komt onder andere tot uitdrukking in de kwetsbaarheidanalyse die als bijlage is toegevoegd aan het Witboek. Met deze analyse zorgt de Commissie ervoor dat er binnen Europa een eenduidiger referentiekader ontstaat over de mogelijke effecten van klimaatverandering. Het biedt een goede basis voor de discussie over de benodigde maatregelen. Tevens worden die Lidstaten en regio’s waar adaptatie nog relatief weinig aandacht heeft gekregen, in staat gesteld aan te haken bij de discussie. In die zin draagt het Witboek bij aan een bredere bewustwording van de verwachte klimaatveranderingen binnen Europa. Het kabinet vindt vergroting van de bewustwording een belangrijke taak van de Commissie. Klimaatadaptatie lijkt op dit moment vooral een onderwerp te zijn voor overheden en wetenschap, terwijl voor een succesvolle aanpassing bredere maatschappelijke aandacht nodig is. Naast het verstrekken van informatie over de gevolgen van klimaatverandering is het noodzakelijk dat overheden, bedrijven, maatschappelijke partijen en burgers handelingsperspectief wordt geboden.

Vanwege de ligging ten opzichte van de zeespiegel en het intensieve grondgebruik is aanpassing aan klimaatverandering een belangrijke prioriteit in Nederland. Nederland kiest voor een ruimtelijke gebiedsgerichte en integrale aanpak. Deze aanpak staat dan ook centraal in de nationale strategie «Maak ruimte voor klimaat» die het rijk samen met de koepels van provincies, gemeenten en waterschappen heeft opgesteld (2007). Het streven is zoveel mogelijk mee te koppelen met maatregelen op het gebied van mitigatie en verbetering van de leefomgevingskwaliteit. Meer ruimte voor herstel/gebruik maken van natuurlijke processen en leren omgaan met risico’s zijn leidende principes.

In Nederland zijn veiligheid tegen zeespiegelstijging en veiligheid tegen overstromingen een belangrijke prioriteit. Uitwerking hiervan vindt thans plaats via het nationale Deltaprogramma. Het programma richt zich op specifieke gebieden en thema’s, voorziet in een speciale Deltawet en in een financieel arrangement – het Deltafonds. Het programma wordt aangestuurd door een ministeriële stuurgroep.

Het kabinet vindt dat het Witboek qua rol- en verantwoordelijkheidsverdeling de goede uitgangspunten hanteert. Voor Nederland zullen subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke principes zijn waarlangs de verdere uitwerking plaats moet vinden. Het kabinet zal hier in vervolgtraject goed op blijven letten.

Wat betreft de kosten voor adaptatiemaatregelen: in beginsel komen in de huidige begrotingsperiode de kosten van adaptatie binnen de EU voor rekening van de Lidstaten. De solidariteit met minder welvarende lidstaten wordt via het structuur- en cohesiebeleid gewaarborgd. Daarnaast is Nederland graag bereid expertise te leveren waar dit nodig is. Wanneer ingrijpende gevolgen van klimaatverandering daartoe aanleiding geven, kan op de middellange termijn een nadere invulling van het solidariteitsbeginsel noodzakelijk zijn. Mogelijke aanpassingen dienen te worden meegenomen bij toekomstige herziening van de EU-begroting.

Klimaatadaptatie is maatwerk. Een belangrijke randvoorwaarde daarvoor is dat de wet- en regelgeving geen onnodige belemmeringen opwerpen en waar mogelijk adaptatiemaatregelen stimuleren. Het kabinet ondersteunt derhalve de inzet van de Commissie om zich in eerste instantie te richten op het integreren van adaptatie in het EU-beleid, in brede zin. Het gaat daarbij om zowel richtlijnen en financieel instrumentarium als om het externe EU-beleid. Daarnaast treft de Commissie twee belangrijk voorzieningen, namelijk een voorziening voor kennisontwikkeling en -uitwisseling (Clearing House Mechanism), en een stuurgroep (Impact and Adaptation Steering Group) die wordt ingezet bij het verder uitwerken van de Europese aanpak. Met behulp van dit kader kan tot en met 2012 voortvarend gewerkt worden aan het verder uitwerken van de vier pijlers van het Witboek.

Kennisontwikkeling en -uitwisseling

Het kabinet ziet een belangrijke taak voor de Commissie op het gebied van kennisontwikkeling en -uitwisseling en ondersteunt daarom de oprichting van het zogenaamde «Clearing House Mechanism» (CHM). Het CHM richt zich terecht op de ontwikkeling van de «hardware», zoals methoden, modellen, databestanden, instrumenten en indicatoren. Het kabinet zou graag zien dat de ontwikkeling hiervan zoveel mogelijk vraaggestuurd wordt opgepakt, namelijk in samenspraak met de lidstaten en stakeholders, zodat de aansluiting met de praktijk wordt gewaarborgd.

Een belangrijk aandachtspunt daarbinnen ligt in het toepasbaar maken («downscaling») van klimaatscenario’s op het schaalniveau van de lidstaten of regio’s én in kennisuitwisseling op het gebied van het gebruik van scenario’s, waardoor de transparantie en harmonisatie toeneemt. Dit is vooral belangrijk bij grensoverschrijdende opgaven. Kennisuitwisseling moet een «common practise» bevorderen, waardoor ook kwetsbaarheidanalyses en kostenberekeningen van verschillende regio’s en lidstaten beter met elkaar zijn te vergelijken.

Via het CHM moet ook de samenwerking binnen Europa worden gestimuleerd, bijvoorbeeld tussen lidstaten of regio’s die met vergelijkbare adaptatieopgaven kampen. Deze samenwerking kan individuele adaptatiestrategieën versterken en het ontwikkelen van een Europese «common practise» dichterbij brengen. Er blijkt in de praktijk grote behoefte te zijn aan direct toepasbare handelingsperspectieven.

Integratie van adaptatie in EU-beleid

Integratie van adaptatie in de Europese beleidsterreinen is cruciaal om op mondiaal, Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau te kunnen anticiperen op toekomstige klimaatverandering. Het kabinet ondersteunt de inzet van de Commissie om adaptatie breed op te pakken; adaptatie strekt zich uit over vele beleidsterreinen. Een belangrijke voorwaarde daarbij is wel dat de Commissie oog heeft voor de intersectorale aspecten van adaptatie. Het kabinet pleit voor een gebiedsgerichte en integrale aanpak en wil daarnaast dat de Commissie actief zoekt naar mogelijkheden om mee te koppelen met mitigatiemaatregelen en verbetering van de leefomgevingskwaliteit. Adaptatie geeft het streven naar een toekomstbestendige en duurzame inrichting van Europa een nieuwe impuls.

Bij het thema territoriale cohesie benadrukt het kabinet de wens om het potentieel en de ontwikkelingskansen van gebieden ten volle te benutten, op basis van gerichte en grondige analyses. Op deze wijze is een meer integrale, maar wel gebiedsgerichte aanpak mogelijk en kunnen achterstanden op duurzame wijze worden weggewerkt en kansrijke gebieden worden versterkt; daarnaast is van belang om meer inzicht te krijgen in de territoriale en bestuurlijke effecten van EU-sectorbeleid, dit alles met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en de bevoegdheden die «des lidstaats» zijn. Aangezien het onderwerp territoriale cohesie zich over diverse beleidsterreinen uitstrekt, waaronder ook het thema adaptatie, is het in het kader van een geïntegreerde gebiedsgerichte ontwikkeling goed om hier de link te leggen met het Groenboek Territoriale Cohesie.

Naast «mainstreaming» van EU-beleid zou de Commissie volgens het kabinet een extra voorziening moeten treffen. Deze moet voorkomen dat er, tussen nu en de daadwerkelijke implementatie van het Europese adaptatiebeleid, kansen blijven liggen of dat er, in het slechtste geval, «mal-adaptation» plaatsvindt. De voorziening zou er uit kunnen bestaan dat een groep Europese deskundigen een «review» uitbrengt over de klimaatbestendigheid van Europese investeringen in grootschalige infrastructuur en gebiedsontwikkeling. Op basis van zo’n «review» kan de uitvoering van betreffende projecten indien nodig worden aangepast.

Gezondheid

Het kabinet heeft waardering voor het door de Commissie opgestelde werkdocument over gezondheid. Met de analyse en daarin afgekondigde acties laat de Commissie terecht zien dat de gezondheidsaspecten van klimaatverandering serieus aandacht verdienen. Het kabinet wil wel als kanttekening meegeven dat naast klimaatverandering ook globalisering een belangrijke rol speelt bij de beschreven effecten, bijvoorbeeld waar het infectieziekten betreft. Toekomstig onderzoek zal ook dit moeten uitwijzen. Nederland heeft reeds een hitteplan opgesteld om gezondheidsschade door langdurige perioden van hitte te voorkomen.

Het werkdocument en het Witboek richten zich echter vooral op de gezondheidssector en brengen daardoor nauwelijks in beeld hoe maatregelen in het fysieke domein kunnen bijdragen aan een gezonder leefklimaat. Het kabinet denkt dat daar juist kansen liggen. Fysieke maatregelen in stedelijke gebieden zouden veel meer prioriteit moeten krijgen. Circa 75% van de inwoners van Europa leeft in stedelijke gebieden en krijgt te maken met de positieve maar vooral ook negatieve gevolgen van klimaatverandering. Wateroverlast, langdurige perioden van extreme hitte gecombineerd met een slechtere luchtkwaliteit zijn daarvan vooralsnog de meest in het oog springende voorbeelden. De investeringsdynamiek van stedelijke gebieden biedt kansen om steden duurzamer in te richten en het leefklimaat te verbeteren. Het kabinet vindt dat de Commissie adaptatie in het stedelijke gebied veel nadrukkelijker op de agenda moet zetten.

Naast volksgezondheid is voor Nederland onderzoek op het gebied van nieuwe dierziekten en zoönosen (infectieziekten die van dier op mens kunnen worden overgedragen) van groot belang, alsook de vectoren langs welke deze ziekten zich verspreiden. Ook is meer onderzoek nodig naar surveillancesystemen en naar bestrijdings- en behandelmethoden van de ziekten, zoals vaccinonderzoek en het aanleggen van een Europese vaccinbank. Het werkdocument biedt hiervoor voldoende aanknopingspunten.

Landbouw en platteland

De Commissie beperkt zich in haar analyse in het Witboek en werkdocument niet tot aanpassing van de landbouwsector (teelt, bedrijfsvoering) aan klimaatverandering. Zij geeft terecht aan dat de landbouw ook een functie kan vervullen om de klimaatbestendigheid op lokale of regionale schaal te vergroten. Dit kan door de levering van ecosysteemdiensten, bijvoorbeeld waterretentie of agrarisch natuurbeheer.

Het plattelandsbeleid vervult hierin ook een belangrijke rol. Via plattelandsontwikkelingsplannen kunnen immers gebiedsgerichte maatregelen worden genomen die ten goede komen aan een klimaatbestendige inrichting.

De Europese landbouw zal in de toekomst te maken krijgen met grotere variabiliteit in weersomstandigheden en een minder zekere aanvoer van zoet water. Hoewel in Noordwest Europa ook kansen liggen voor de landbouw, vanwege een mogelijk langer groeiseizoen, kan ook hier de verminderde aanvoer van zoet water problemen opleveren. In Nederland zal de landbouw vooral in de laag gelegen gebieden te maken krijgen met verzilting. Via inrichtingsmaatregelen, andere teelt(technieken) en financiële prikkels kan een efficiënter watergebruik binnen de landbouw worden gestimuleerd. Het is daarom goed dat de Commissie wil nagaan in hoeverre duurzaam waterbeheer in het GLB geïntegreerd kan worden. Het kabinet wil ook aandacht vragen om de mogelijkheden van een duurzamer bodemgebruik hierin mee te nemen.

Voor wat betreft de integratie van adaptatie in het GLB zijn voor het kabinet de in de «Houtskoolschets» afgesproken kaders leidend1. Naar de mening van het kabinet moet het bestaande instrumentarium van markt- en prijsbeleid en van generieke inkomenssteun verder wordt afgebouwd en wordt vervangen door een systeem dat de verdere marktoriëntatie en duurzaamheid van de sector stimuleert, in combinatie met marktconforme beloning van maatschappelijk gewenste prestaties.

Biodiversiteit, ecosystemen en water

Klimaatverandering heeft via temperatuurstijging, andere neerslagpatronen en zeespiegelstijging directe invloed op biodiversiteit, ecosystemen en waterkwaliteit en -kwantiteit. Het Europese beleid op deze terreinen verdient daarom nadrukkelijk de aandacht, te meer omdat deze onderwerpen in belangrijke mate een thema-doorsnijdend en grensoverschrijdend karakter hebben.

Het kabinet is het eens met de analyse van de Commissie dat klimaatadaptatie in de watergerelateerde richtlijnen moet worden geïntegreerd. Zowel de Kaderrichtlijn Water als de Hoogwaterrichtlijn bieden voldoende houvast om binnen stroomgebieden (grensoverschrijdende) afspraken te maken, zodat afwenteling tussen Lidstaten kan worden voorkomen. Handreikingen kunnen voorzien in klimaatbestendiger stroomgebiedbeheersplannen. In de Mededeling over waterschaarste en droogte (2007) en het vervolgtraject daarvan, is bovendien aandacht gevraagd voor een efficiënter watergebruik en de belangrijke rol daarbij van economische prikkels en aanpassing van het ruimtegebruik. Nederland onderschrijft deze denkrichting van harte.

Het kabinet ondersteunt de inzet van de Commissie om in te zetten om een klimaatbestendig netwerk van natuurgebieden (Natura 2000), maar vindt de aandacht voor dit beleidsterrein in het Witboek relatief beperkt. Er is op dit moment nog geen sprake van een robuust netwerk van natuurgebieden in Europa, terwijl artikel 10 van de Habitatrichtlijn gericht is op het verzekeren van goede verbindingen binnen het Natura 2000 netwerk. Door klimaatverandering is de noodzaak hiertoe groter dan ooit. Het kabinet pleit voor meer Europese aandacht voor de grensoverschrijdende verbindingen tussen natuurgebieden. Dit kan zoals het Witboek aangeeft onder andere door verbetering van de groen/blauwe dooradering van het landelijk gebied, maar kan ook robuustere verbindingen vereisen.

Voor de robuustheid van ecosystemen zijn daarnaast de abiotische omstandigheden (bodem-, water- en luchtkwaliteit) in en rond natuurgebieden van belang. Verder signaleert het kabinet dat met het oog op het verzekeren van robuuste ecosystemen het ook nodig is om het functioneren van ecosystemen in algemene zin in beschouwing te nemen. Daarbij zou de aandacht voor het beschermen van specifieke soorten enigszins moeten verschuiven naar behoud van bepaalde ecologische soortgroepen.

Kust- en zeegebieden

Het kabinet ondersteunt de denklijn van de Commissie dat de uitvoeringsprogramma’s die voortvloeien uit de kaderrichtlijn Mariene Strategie geschikt zijn om adaptatiemaatregelen in op te nemen. Voor wat betreft de kustzone kan worden aangesloten bij het Integrale Kustzonebeheer. Daarbij vindt het kabinet het van belang dat er op Europees niveau coherentie is met andere op zee van toepassing zijnde wet- en regelgeving, zoals de Vogel- en Habitatrichtlijn, het Gemeenschappelijk Visserijbeleid en het Europees Maritieme Beleid.

Het kabinet vindt net als de Commissie dat de effecten van klimaatverandering moeten worden meegenomen in het gemeenschappelijke visserijbeleid. Er is volgens het kabinet onvoldoende kennis over de relatie tussen klimaatverandering, het functioneren van mariene en zoetwater ecosystemen en visbestanden. Het kabinet pleit in dit kader daarom voor meer onderzoek.

Productiesystemen en infrastructuur (energie en transport)

Volgens de Commissie zijn lidstaten zelf verantwoordelijk voor klimaatbestendige infrastructuur op het gebied van energie en transport. Niettemin is de Europese Unie dikwijls financier van infrastructuurprojecten, onder andere via het Cohesiebeleid. Daarnaast zijn de grensoverschrijdende belangen van transport en energie de laatste jaren sterk toegenomen. Het kabinet ondersteunt daarom de inzet voor klimaatbestendige transport- en energienetwerken en vindt energiezekerheid een belangrijk thema gezien de verschuivingen die gaan plaatsvinden in energiegebruik (piekbelastingen, meer airco, minder verwarming) en energieopwekking (zowel grootschaliger als kleinschaliger). Dit geldt zeker ook voor ontwikkeling van methodes die ertoe bijdragen dat de Europees gefinancierde projecten klimaatbestendig zijn (zie ook het pleidooi voor een aparte voorziening waarin Europese deskundigen projecten op het gebied van grootschalige infrastructuur en gebiedsontwikkeling adviseren over de klimaatbestendigheid).

(Strategische) Milieu Effectrapportage

De Commissie gaat na of een kwetsbaarheidanalyse («climate impact assessment») als randvoorwaarde moet worden opgenomen bij publieke en private investeringen. Het kabinet ondersteunt de gedachte hierachter, maar stelt dat een dergelijke analyse moet worden meegenomen in de verplichte Milieu Effectrapportage en Strategische Milieu Effectrapportage. In Nederland is uit een eerste studie gebleken dat deze procedures zich lenen om «de mate van klimaatbestendigheid» mee te nemen bij de beoordeling van projecten en plannen. Een gezamenlijk te ontwikkelen handreiking kan voorzien in verdere uitwerking hiervan.

Het kabinet onderschrijft het belang van klimaatbestendige en klimaatneutrale gebouwen en daarmee ook het onderzoek in hoeverre de Europese eisen op het gebied van gebouwen en constructies aanpassing behoeven.

Instrumenten en financiering

Het kabinet ondersteunt verder de inzet van de Commissie om beter inzicht te krijgen in de kosten van adaptatie, zodat het beter mogelijk wordt om verschillende adaptatieopties af te wegen. Ook kan het kabinet zich vinden in onderzoek naar innovatieve financiële maatregelen en naar mogelijke verzekeringsconstructies om risico’s van klimaatverandering af te dekken. Bij innovatieve financiële maatregelen denkt het kabinet ook aan het creëren van nieuwe markten voor biodiversiteit en ecosysteemdiensten.

Wat betreft de verwijzing naar de nationale veilingopbrengsten van ETS emissierechten (Emission Trading Scheme) is het kabinet tegenstander van het Europees oormerken. Het kabinet kan niettemin leven met een niet-bindende aanbeveling zoals de Commissie in het Witboek doet om tenminste de helft, of een equivalent, van de ETS veilingopbrengsten te besteden aan klimaatbeleid. Dit is conform de politieke verklaring die Europese Raad in december vorig jaar heeft aangenomen als reactie op de aanbeveling in de EU ETS richtlijn.

Het kabinet wil de Commissie nadrukkelijk meegeven flexibiliteit te betrachten bij het verder ontwikkelen van instrumentarium en eventuele financiering, aangezien klimaatadaptatie een proces is van «learning by doing» en we in Europa (en in de wereld) daar nu een begin mee maken. De toekomst zal moeten uitwijzen in hoeverre het «mainstreamen» van het Europese beleid voldoende waarborgen biedt voor een succesvolle aanpassing aan een veranderend klimaat.

Stuurgroep

Het kabinet wil een constructieve bijdrage leveren aan de door de Commissie voorgestelde Stuurgroep, maar vindt op dit moment de rol en het mandaat van de Stuurgroep nog onhelder. Volgens het kabinet mag de Stuurgroep niet in de verantwoordelijkheden treden van de Europese besluitvormingsprocedures en zou het een onafhankelijke positie moeten hebben. Met behulp van de ervaringen die binnen de Lidstaten worden opgedaan met aanpassing aan klimaatverandering kan de Stuurgroep een meerwaarde hebben voor het verder uitwerken van de vier pijlers van het Witboek. Zij kan een functie vervullen bij het leggen van intersectorale verbanden tussen de verschillende beleidsterreinen. Tevens zou de Stuurgroep nieuwe kwesties, knelpunten en kansen kunnen agenderen/signaleren die door de Commissie kunnen worden opgepakt. De Stuurgroep kan bovendien als klankbord dienen om na te gaan op welk niveau en in welke mate adaptatiemaatregelen zouden moeten worden getroffen (aan de hand van subsidiariteit en proportionaliteit) en signaleren op welke punten bestaande EU-regelgeving zou moeten worden verbeterd («mainstreaming»). Tenslotte ziet het kabinet de Stuurgroep een netwerkfunctie vervullen, waarbinnen nationale overheden elkaar treffen en contacten onderhouden in het kader van klimaatadaptatie.

Internationale samenwerking

Het kabinet vindt het belangrijk dat de EU een ambitieus adaptatiebeleid neerzet met name voor de meest kwetsbare ontwikkelingslanden. Zoals in 2008 opgestarte Global Climate Change Alliance voor de ondersteuning van de Minst Ontwikkelde Landen en de kleine eilandstaten. Naast specifieke programma’s vormt de integratie van klimaatadaptatie in het externe internationale beleid van de EU een belangrijke voorwaarde. Het kabinet zal zich verder inzetten om het door de EU voorgestelde «Framework for Action on Adaptation» in de klimaatonderhandelingen onder UNFCCC verder vorm te geven.


XNoot
1

In de Houtskoolschets beschrift het kabinet op hoofdlijnen de legitimatie van en het kader voor een Europees landbouw- en plattelandsbeleid richting 2020 en geeft daarbij tevens aan welke stappen Nederland de komende jaren kan maken om op basis van het coalitie-akkoord daaraan invulling te geven.

Naar boven