22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

nr. 625
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 maart 2008

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vier fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

1. Mededeling inzake grenscontrole in de Europese Unie

2. Mededeling inzake FRONTEX

3. Mededeling rechten van het kind in derde landen

4. Mededeling inzake de kwaliteit van de spoorweginfrastructuur.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

F. C. G. M. Timmermans

Fiche 1: Mededeling inzake grenscontrole in de Europese Unie

1. Algemene gegevensVoorstel: Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions – Preparing the next steps in border management in the European Union (Nederlandse titel nog niet beschikbaar)

Datum Commissiedocument: 13 februari 2008

Nr. Commissiedocument: COM(2008) 69

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId= 196746

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: (http://ec.europa.eu/governance/impact/practice): SEC (2008) 153

Behandelingstraject Raad: Informele ministeriële conferentie over EU-buitengrensbeheer (Brdo, 11–12 maart 2008), Raadswerkgroep Grenzen en Visa, SCIFA, JBZ-Raad.

Eerstverantwoordelijk ministerie: ministerie van Justitie

2. Essentie voorstel

Deze mededeling maakt deel uit van een pakket van drie voorstellen gericht op het verbeteren van de veiligheid van de buitengrenzen van de Unie en op het vergemakkelijken van reizen voor burgers, toeristen en legale migranten1.

In onderhavige mededeling stelt de Commissie voor (1) om grensoverschrijdingen voor bepaalde bonafide derdelanders, EU-onderdanen en voor andere personen die recht hebben op vrij verkeer binnen de EU te vergemakkelijken én (2) dat de lidstaten nader bezien of het wenselijk is om een in- en uitreissysteem op te zetten voor derdelanders. Tevens (3) stelt de Commissie voor een haalbaarheidsstudie te verrichten naar de oprichting van een Europees Electronic System of Travel Authorisation (ESTA). De systemen moeten voldoen aan de EU wet- en regelgeving op het gebied van privacybescherming.

Bona fide reizigers / geautomatiseerde grenspassage

Voor bepaalde bonafide reizigers uit derde landen, uitgesplitst in bona fide derdelanders mét visumverplichting en bonafide derdelanders zónder visumverplichting, stelt de Commissie voor de status «geregistreerde reiziger» te introduceren. Deze status zal voorafgaand aan vertrek naar de EU op vrijwillige basis worden toegekend aan de hand van een aantal gemeenschappelijke criteria.2 Het aanmelden als «geregistreerde reiziger» zal moeten geschieden bij de consulaire posten of bij toekomstige gemeenschappelijke aanvraagkantoren. Voor «geregistreerde reizigers», alsook voor EU-onderdanen en voor andere personen die recht hebben op vrij verkeer binnen de EU en die in het bezit zijn van een paspoort met biometrische kenmerken, wordt voorgesteld de formaliteiten aan de buitengrenzen te vergemakkelijken door een geautomatiseerde buitengrenscontrole.

In- en uitreissysteem

Het in- en uitreissysteem zou volgens de Commissie moeten omvatten een automatische registratie van de tijd en plaats van in- en uitreis, de duur van het toegestane verblijf en het geautomatiseerd doorgeven van alarmering aan de relevante immigratieautoriteiten in geval een derdelander langer in het Schengengebied verblijft dan is toegestaan. De geautomatiseerde alarmering zal bevoegde autoriteiten in staat stellen om gepaste maatregelen te treffen en bevorderen dat derdelanders niet langer in de EU verblijven dan hen is toegestaan. Tevens zal de geautomatiseerde alarmering informatie verschaffen over patronen van overschrijdingen van toegestaan verblijf en over migratiestromen. Het systeem zou moeten gelden voor derdelanders met een visum voor verblijf tot drie maanden alsook voor derdelanders die zijn vrijgesteld van een visumplicht. Voor visumplichtige derdelanders worden de biometrische gegevens afgenomen bij de visumaanvraag en deze kunnen aan de grens worden gecontroleerd: van niet-visumplichtige derdelanders zullen de biometrische gegevens bij hun eerste binnenkomst aan de grens afgenomen moeten worden. De Commissie geeft aan dat het wenselijk is dat een nieuw systeem wordt ontwikkeld voor het opslaan van de in- en uitreisdata en biometrische gegevens en dat het nieuwe systeem dezelfde technische architectuur zou moeten hebben als het Schengen Informatie Systeem II (SIS II) en het Visum Informatie Systeem (VIS). De Commissie zal een gedetailleerde technische analyse opstellen voor de wijze waarop een dergelijk systeem geïmplementeerd zou kunnen worden.

EU Electronic System of Travel Authorisation (ESTA)

De Commissie geeft enkele parameters voor een mogelijk Europees Electronic System of Travel Authorisation (ESTA). Een dergelijk systeem, dat van toepassing is op derdelanders die zijn vrijgesteld van de visumplicht, verplicht de derdelander middels het elektronisch beschikbaar stellen van zijn paspoort- en reisgegevens vóórafgaand aan zijn reis een reisautorisatie aan te vragen. Pas nadat deze gegevens elektronisch zijn vergeleken met bepaalde databanken zal worden besloten tot het al dan niet afgeven van een reisautorisatie. De Commissie stelt voor een haalbaarheidsstudie te verrichten naar de oprichting van een Europees ESTA.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

Ja, de Commissie geeft aan dat indien de lidstaten het wenselijk achten er wetgevende voorstellen dienen te komen ten aanzien van een in- en uitreissysteem voor alle derdelanders aan wie verblijf tot drie maanden is toegestaan én ten aanzien van een «geregistreerde reiziger»-status voor bepaalde derdelanders en automatische grenspassage voor deze doelgroep alsmede voor EU-onderdanen en andere personen die recht hebben op vrij verkeer binnen de Unie.

Verder kondigt de Commissie aan dat zij nader onderzoek zal doen naar de meerwaarde van een ESTA voor Europa.

Het voorlopige Nederlandse oordeel over de bevoegdheid is positief. Ook het voorlopige Nederlandse oordeel over de subsidiariteit en proportionaliteit is positief: een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen (door Nederland ondersteund beleid) kan alleen vorm krijgen in Europees verband en de voorgestelde maatregelen gaan niet verder dan nodig om dat te bereiken.

De financiële gevolgen voor de Rijksoverheid, bedrijfsleven en burger schat Nederland als zeer aanzienlijk in. De kosten zullen voornamelijk voortkomen uit de aanschaf van apparatuur, ICTsystemen en de nodige aanpassingen van de infrastructuur (ten behoeve van de inrichting van automatische grenspassages) op de grensdoorlaatposten. Deze financiële gevolgen dienen ingepast te worden op de begrotingen van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels budgetdiscipline.

Ook zullen er kosten gepaard gaan met het inrichten van consulaire posten in niet-visumplichtige landen ten behoeve van het registreren en controleren van «geregistreerde reizigers». De Commissie vermeldt dat de hiervoor nodige investeringen kunnen worden gedekt door het Europees buitengrenzenfonds.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Algemeen

Nederland is van mening dat het grenstoezichtsproces zo dient te worden georganiseerd dat sprake is van een goede balans tussen het veiligheidsbelang enerzijds en het economisch belang van een vlotte en klantgerichte afhandeling van passagiersstromen anderzijds, met een zo beperkt mogelijke inbreuk op rechten zoals dat op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Bij het vinden van die juiste balans tussen beide belangen heeft Nederland zich voor de komende jaren de volgende ambitie gesteld: het creëren van een effectief en efficiënt grenstoezichtsproces dat ten goede komt aan de mobiliteit van bonafide reizigers, illegale migratie tegengaat en maximaal bijdraagt aan de veiligheid in het Schengengebied. Nederland onderstreept het belang van een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen voor de vrijheid en veiligheid in de EU en sluit zich bij de Commissie aan voor wat betreft de instrumenten die dit belang kunnen dienen: de toepassing van nieuwe technologieën, een in- en uitreissysteem en geautomatiseerde grenscontrolesystemen. Nederland meent dat in deze mededeling ambitieuze en vergaande scenario’s worden geschetst. De mededeling is met name politiek en strategisch van aard; er wordt niet of nauwelijks ingegaan op de juridische, technische, organisatorische of maatschappelijke gevolgen van de voorliggende voorstellen. Terwijl de Commissie wel nadrukkelijk aangeeft dat de voorstellen vergaande gevolgen voor de uitvoerende diensten hebben. Nederland acht het van belang dat voordat er wetgeving wordt voorgesteld er eerst een grondige effectenbeoordeling, mede op veiligheids- en privacyeffecten en op mobiliteit van bonafide reizigers, plaatsvindt van de voorstellen. Daarbij moet grondig worden gekeken naar de (te verwachten) resultaten van en raakvlakken met andere bestaande of geplande instrumenten, zoals het VIS, SIS II, de richtlijn inzake Advanced Passenger Information (API-)gegevens en het EU Passenger Name Records (PNR)-initiatief. Daarnaast zal moeten worden bezien of deze voorstellen niet leiden tot onacceptabel hoge administratieve lasten voor reizigers uit derde landen die de EU willen betreden.

Bona fide reizigers/geautomatiseerde grenspassage

Het voorstel van de Commissie met betrekking tot het differentiëren in passagiersstromen en het toepassen van automatische grenspassage op door de lidstaten zelf te bepalen grensdoorlaatposten wordt door Nederland ondersteund. Nederland is van mening dat de introductie van automatische grenscontrole, naast de bestaande grenscontrolemethodiek, een essentiële bijdrage kan leveren aan een effectief en efficiënt grenscontroleproces doordat differentiatie van passagiers de focus kan leggen op die passagiers met een verhoogd/hoog risico in het kader van illegale immigratie en anderzijds de grenspassage van lage risico passagiers kan worden gefaciliteerd, wat weer een positieve uitwerking heeft op de aantrekkelijkheid van Europa als zakelijke en toeristische bestemming. Voor risicogestuurd controleren is het wel essentieel dat de autoriteiten tijdig kunnen beschikken over geanalyseerde informatie. Zoals de Commissie ook in haar voorstel aangeeft, kan door middel van de informatie die voorafgaand aan de fysieke controle wordt verkregen, immers sneller en doelmatiger controle plaatsvinden met minimale privacyinbreuken. Nederland acht het hierbij wel van groot belang dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de bestaande veiligheidswaarborgen. Nederland ondersteunt het standpunt dat systemen voor automatische grenspassage zoveel mogelijk gekoppeld moeten worden aan en moeten aansluiten bij de bestaande systemen en nieuwe initiatieven. In dit licht is van belang dat in het voorstel van de Commissie niet duidelijk naar voren komt in hoeverre de Commissie de informatie verkregen op grond van de richtlijn API-gegevens en het EU PNR-initiatief voor dit doeleinde wenst te gebruiken.

De Commissie heeft drie reizigersgroepen benoemd die gebruik zouden kunnen maken van een geautomatiseerde grenspassage, te weten:

– EU-onderdanen (met een e-passport) en andere personen voor wie het recht op vrij verkeer geldt;

– derdelanders zonder visumverplichting met de status «geregistreerd reiziger»;

– bepaalde derdelanders met visumverplichting met de status «geregistreerd reiziger».

Nederland acht het verder faciliteren van EU-onderdanen om op een veilige, snelle en betrouwbare geautomatiseerde wijze de buitengrens te kunnen passeren, wenselijk. De Europese Commissie geeft in haar voorstel aan dat zodra in alle EU lidstaten biometrische reisdocumenten worden uitgegeven, EU-onderdanen gebruik kunnen maken van geautomatiseerde grenspassage. Nederland merkt hierbij op dat biometrie in de chip op het reisdocument een extra echtheidskenmerk is naast de andere echtheidskenmerken, die tezamen houder en document aan elkaar verbinden. Vanuit het oogpunt van de bestrijding van document- en identiteitsfraude vindt Nederland dat (geautomatiseerde) grenscontrole daarom niet uitsluitend op basis van biometrische kenmerken in het reisdocument dient te geschieden, maar dat ook op de andere echtheidskenmerken in het reisdocument dient te worden gecontroleerd. Een maximaal niveau van beveiliging van het reisdocument en het grenscontroleproces is voor Nederland het uitgangspunt. Daarom is vooralsnog een geheel geautomatiseerde grenscontrole niet wenselijk. Nederland acht het van belang dat er naast de controle van de biometrische kenmerken ook altijd een controle van het document plaatsvindt door een grensbewakingsambtenaar indien de situatie dat vereist. In tegenstelling tot wat de Commissie voorstelt (random checks) acht Nederland het ook ten aanzien van deze groep reizigers van belang dat in het kader van de nationale veiligheid een systematische check kan plaatsvinden in de nationale en Europese databanken. Dat is thans op basis van de Schengengrenscode juridisch niet mogelijk.

Nederland staat in beginsel positief ten opzichte van het voorstel om ook bepaalde groepen derdelanders gebruik te laten maken van geautomatiseerde grenspassage, hierbij dient wel sterk rekening gehouden te worden met daadwerkelijke effecten op administratieve lasten voor deze groepen derdelanders. Voorts acht Nederland het, evenals de Commissie, van groot belang dat er eerst criteria worden uitgewerkt waaraan derdelanders moeten voldoen voordat zij gebruik kunnen maken van geautomatiseerde grenspassage. Uit de mededeling blijkt nog onvoldoende aan welke criteria de derdelanders moeten voldoen1 en om welke nationaliteiten en personen het precies gaat. Nederland streeft ernaar in elk geval de criteria te hanteren die door de Commissie zijn voorgesteld. Daarnaast dient in ieder geval geen sprake te zijn van criminele antecedenten.

In- en uitreissysteem

Het opzetten van een geautomatiseerd in- en uitreissysteem aan de buitengrenzen van de EU vindt Nederland een interessante gedachte. Nederland vindt dat zo’n systeem met name moet worden bezien in het kader van het voorkomen en monitoren van illegale migratie, door middel van efficiënte en effectieve grensbewakingsmechanismen, terwijl dit geen negatieve effecten dient te hebben op de mobiliteit van bonafide reizigers.

Een (groot) deel van de illegaal verblijvende vreemdelingen in de EU is ooit legaal ingereisd, maar heeft vervolgens zijn periode van legaal verblijf laten verstrijken zonder te vertrekken. Het is deze categorie van illegaal verblijvenden (de overstayers) die de doelgroep vormt van dit voorstel. Nederland meent dat deze groep vreemdelingen door dit systeem beter kan worden geïdentificeerd. Ook kunnen – als afgeleide – met de geregistreerde gegevens analyses worden gemaakt en eventuele trends inzichtelijk worden gemaakt welke kunnen bijdragen aan een geïntegreerde benadering van de bestrijding van illegale migratie en van illegaal verblijf.

Nederland vindt een belangrijke tekortkoming van het huidige voorstel dat het weliswaar aangeeft dat na alarmering passende maatregelen kunnen worden genomen, maar geenszins aangeeft welke dit dan zouden kunnen zijn. Daarnaast is het ook niet duidelijk of passende maatregelen ook het gewenste resultaat zullen hebben in de praktijk. Het is namelijk goed mogelijk dat een vreemdeling via bijvoorbeeld Nederland inreist en dat hij op het moment dat de termijn van verblijf is verstreken op het grondgebied is van een andere lidstaat. Nederland acht het dan ook van belang dat er juist ten aanzien van de handhaving (beleid en uitvoering) duidelijke afspraken op Europees niveau worden gemaakt. Alleen dan heeft het voorstel echt een meerwaarde en kan het ook de door de Commissie beoogde werking hebben ter bestrijding van illegaal verblijf.

Uit het voorstel blijkt weliswaar dat voor dit op te zetten systeem gebruik zou kunnen worden gemaakt van dezelfde technologische infrastructuur als voor het VIS en SIS II wordt gebruikt, maar daaruit blijkt nog niet in hoeverre sprake zal zijn van -en meerwaarde zal zitten in- een koppeling tussen de systemen. De biometrische gegevens van een deel van de betreffende doelgroep wordt immers al voorafgaand aan inreis geregistreerd en opgeslagen in het VIS-systeem.

Daarnaast is er op dit moment geen nationale en Europese wettelijke grondslag om derdelanders in een in- en uitreissysteem te registreren. Hiertoe dient een wettelijk kader te worden opgesteld. Ook is de vraag of er afdoende wettelijke grondslag bestaat voor het treffen van passende maatregelen na een alarmering dat een vreemdeling zijn termijn van rechtmatig verblijf heeft overschreden zonder te vertrekken. Met andere woorden: zijn lidstaten bevoegd om op basis van die alarmering de vreemdeling op te sporen en, indien nodig, van haar grondgebied te verwijderen?

Hoewel Nederland in beginsel positief staat tegenover het idee van een in- en uitreissysteem dient te worden opgemerkt dat een in- en uitreissysteem ook een enorme organisatorische stap is, die duur zou kunnen uitvallen. Ook met het oog hierop, dient de ontwikkeling van een in- en uitreissysteem goed te worden bezien in het licht van activiteiten die reeds in gang zijn gezet ten behoeve van de implementatie van het VIS, SIS II, de richtlijn inzake API-gegevens en het EU PNR-initiatief. Wat betreft het opzetten van een in- en uitreissysteem voor niet visumplichtigen moet als uitgangspunten gelden dat deze categorie niet meer oponthoud heeft aan de grens dan nu het geval is.

EU ESTA

Voor wat betreft het idee van het opzetten van een EU ESTA is Nederland van mening dat kritisch bezien moet worden welke gegevens nodig zijn voor het beveiligen van de buitengrenzen (zowel in het kader van terrorismebestrijding alsook met het oog op het bestrijden van illegale immigratie). Relevant zijn dan in ieder geval het VIS, het SIS II, API-richtlijn en het EU PNR-initatief. Nederland juicht het voornemen van de Commissie dan ook toe om eerst nader onderzoek te doen naar de meerwaarde van een EU ESTA alvorens wetgevingsvoorstellen op dit terrein te doen. Nederland acht het op dit moment namelijk van groter belang dat voorrang wordt gegeven aan een spoedige implementatie van grootschalige projecten zoals het VIS en SIS II.

Privacyaspecten

Zoals de Commissie ook aangeeft is het van groot belang dat de privacyaspecten in acht worden genomen. Nederland vindt het van belang dat er een goed evenwicht moet worden gevonden tussen de belangen die gediend worden met de voorstellen (zoals veiligheid, efficiencyen mobiliteit van bonafide passagiers) enerzijds en de bescherming van de persoonsgegevens anderzijds. De ontwikkeling van de wet- en regelgeving alsook de technische voorzieningen voor het gebruik van biometrie dient vanzelfsprekend plaats te vinden in overeenstemming met het juridische kader inzake privacybescherming.

Fiche 2: Mededeling inzake FRONTEX

1. Algemene gegevensVoorstel: Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions – Report on the evaluation and future development of the FRONTEX Agency (officiële Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar)

Datum Commissiedocument: 13 februari 2008

Nr. Commissiedocument: COM (2008) 67 final

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId= 196744

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board (http://ec.europa.eu/governance/impact/practice): SEC (2008) 67

Behandelingstraject Raad: Informele ministeriële conferentie over EU-buitengrensbeheer (Brdo, 11–12 maart 2008), Raadswerkgroep Grenzen en Visa, SCIFA, JBZ-Raad.

Eerstverantwoordelijk ministerie: ministerie van Justitie

2. Essentie voorstel

Deze mededeling maakt deel uit van een pakket van drie voorstellen gericht op het verbeteren van de veiligheid van de buitengrenzen van de Unie en op het vergemakkelijken van reizen voor burgers, toeristen en legale migranten1.

In onderhavige mededeling evalueert de Commissie, conform het verzoek uit het Haags Programma, de resultaten van FRONTEX2 in de periode 2005–2007 en geeft de Commissie aanbevelingen voor de ontwikkeling van FRONTEX op de korte en lange termijn.

Aangegeven wordt dat FRONTEX (onder meer) de volgende activiteiten heeft georganiseerd of gecoördineerd: 33 gezamenlijke grensoperaties en 10 proefprojecten op dat gebied, oprichting van een Europees patrouillenetwerk, opstellen van een databank met technisch materiaal, 97 trainingen voor grensbewakers, 11 risicoanalyses, 6 projecten en 7 seminars inzake onderzoek en ontwikkeling en 9 gezamenlijke terugkeervluchten. Deze activiteiten hebben geleid tot 53 000 aanhoudingen/weigeringen van migranten, 2900 onderschepte valse of vervalste documenten en de arrestatie van 58 mensensmokkelaars/-handelaars.

Met het oog op het verder professionaliseren van FRONTEX stelt de Commissie een aantal korte termijn maatregelen voor die erop zijn gericht de slagkracht van FRONTEX m.b.t. de coördinatie van het integraal beheer van de buitengrenzen en van terugkeeroperaties te vergroten.

De Commissie geeft onder meer aan dat het vergroten van de slagkracht van FRONTEX kan worden verwezenlijkt door voldoende materieel beschikbaar te hebben voor FRONTEX-activiteiten bij het beheer van de zuidelijke zeebuitengrenzen van de EU. De Commissie suggereert dat in geval het door de lidstaten beschikbaar gestelde materieel ontoereikend is, dat FRONTEX eigen materieel koopt of huurt. Daarnaast geeft de Commissie aan dat de slagkracht van FRONTEX kan worden vergroot door ICOnet3 te laten beheren door FRONTEX en de activiteiten die binnen het kader van de Raadswerkgroep CIREFI4 worden uitgevoerd te laten overnemen door FRONTEX.

Met het oog op de ontwikkeling van FRONTEX op de lange termijn, geeft de Commissie onder meer aan dat de discussie over de vraag of FRONTEX moet uitgroeien tot een volwaardige EU-grenswacht pas kan worden gevoerd nadat er ervaring is opgedaan met de inzet van snelle grensinterventieteams (bestaande uit grenswachters uit de verschillende lidstaten). De Commissie geeft aan wel de mogelijkheden te willen verkennen voor samenwerking tussen FRONTEX en nationale douane-organisaties. Verder stelt de Commissie voor de mogelijkheid te overwegen om het mandaat van FRONTEX uit te breiden, opdat het agentschap ook capaciteitsopbouwprojecten in derde landen kan ontwikkelen. Verder geeft de Commissie aan een belangrijke taak voor FRONTEX weggelegd te zien bij de implementatie van het Europees surveillancesysteem (EUROSUR) en bij Schengenevaluatiemissies.

De Commissie verzoekt de Raad een discussie te voeren over de maatregelen die op korte termijn kunnen worden ontwikkeld, met name met het oog op de bijdrage van FRONTEX aan het beheer van de zuidelijke zeebuitengrenzen van de EU. Daarnaast wordt de Raad uitgenodigd een discussie te voeren over de aanbevelingen over de rol van FRONTEX bij EUROSUR. Op basis van die discussies is de Commissie voornemens een diepgaande discussie te voeren over de voor FRONTEX voorziene rol bij de verdere ontwikkeling van het geïntegreerd grensbeheer.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

Ja, de Commissie overweegt ná bespreking van onderhavige mededeling in de Raad en ná de onafhankelijke evaluatie van FRONTEX (conform artikel 33 van de oprichtingsverordening) voorstellen in te dienen om de FRONTEX-verordening aan te passen. Verder overweegt de Commissie op basis van ervaringen om op de lange termijn voorstellen te doen om het algehele juridische kader van FRONTEX te herzien. Tenslotte geeft de Commissie aan in het najaar van 2008 een mededeling uit te zullen brengen over de rol van FRONTEX bij Schengenevaluaties.

Het voorlopige Nederlandse oordeel over de bevoegdheid is positief. Ook het voorlopige Nederlandse oordeel over de subsidiariteit en proportionaliteit is positief: de verdere ontwikkeling van de rol van FRONTEX bij een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen (door Nederland ondersteund beleid) kan alleen vorm krijgen in Europees verband. De voorgestelde maatregelen gaan niet verder dan nodig is voor deze ontwikkeling. Nederland plaatst wel enkele kanttekeningen bij de aanbevelingen van de Commissie voor de ontwikkeling van FRONTEX. Zo wordt het ontwikkelen van FRONTEX tot een volwaardige EU-grenswacht vooralsnog niet wenselijk geacht. Ook is het niet wenselijk dat FRONTEX meer dan het technisch beheer van ICOnet overneemt. Daarnaast moet er niet alleen aandacht zijn voor de zuidelijke zeegrenzen maar ook voor de oostenlijke buitengrenzen.

Nederland schat de financiële gevolgen voor de Europese begroting van de mogelijke koop of huur van eigen materieel van FRONTEX als aanzienlijk in. De gevolgen voor de EU-begroting dienen te passen binnen de bestaande financiële kaders. Daarnaast dienen nationale financiële gevolgen ingepast te worden op de begrotingen van de beleids- en beheersverantwoordelijke departementen, conform de regels budgetdiscipline.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Aanbevelingen voor de ontwikkeling van FRONTEX op de korte termijn

De door de Commissie gesuggereerde mogelijkheid van de koop en huur van materieel door FRONTEX teneinde gezamenlijke operaties mogelijk te maken, refereert aan de mogelijkheid die hiertoe geboden wordt in art. 8, lid 3 van de oprichtingsverordening. Nederland is van mening dat FRONTEX hiertoe over kan gaan, maar dat bij aanschaf, danwel bij huurarrangementen, dient te worden vastgesteld dat deze optie (kosten)efficiënter is dan de huidige methodiek waarbij lidstaten materieel tijdelijk beschikbaar stellen voor FRONTEX-operaties. Daarnaast is het de vraag of koop, danwel huur, van materieel niet zal leiden tot beheers- en aansturingsproblemen. Het enkele feit dat FRONTEX mogelijk in de toekomst de beschikking heeft over eigen materieel garandeert niet per definitie de inzet van dit materieel. Het kan zijn dat lidstaten geen grensbewakingsambtenaren willen inzetten op dit «FRONTEX»-materieel zolang er geen overeenstemming is tussen lidstaten over de praktische omgang met asielverzoeken, interceptie en reddingen op de (internationale) wateren. Deze praktische richtlijnen worden momenteel – in een door de Europese Commissie geleide expertgroep – nader uitgewerkt.

De rol die de Commissie voorziet voor FRONTEX bij het beheer van ICOnet wordt door Nederland alleen gedeeld als dit betekent dat FRONTEX het technisch beheer van dit informatie-en communicatiesysteem overneemt. Aangezien ICOnet op meer thema’s ziet dan louter grensbewaking en het systeem uitgaat van zelfsturing door de lidstaten, is Nederland van mening dat de rol van FRONTEX hierin beperkt dient te zijn. Voorts is Nederland van mening dat de discussie over de Raadswerkgroep CIREFI losgekoppeld dient te worden van de rol van FRONTEX bij ICOnet, aangezien ook dit instrument van wederzijdse informatievoorziening tussen lidstaten ziet op een breder terrein dan grenstoezicht aan de buitengrenzen.

Nederland deelt de mening van de Commissie dat naast de reguliere aandacht voor de toepassing van de Schengengrenscode in de dagelijkse werkzaamheden van grenswachters er ook speciale trainingen op het gebied van internationale bescherming (recht op asiel e.d.) en reddingen op zee («search and rescue») door FRONTEX ontwikkeld zouden moeten worden. Hierbij kan eventueel gebruik gemaakt worden van expertise die er op deze thema’s in de verschillende lidstaten aanwezig is.

Het aanpassen van het onderzoek van FRONTEX aan de specifieke wensen en behoeften van de nationale grensautoriteiten is volgens Nederland een zeer positieve aanvulling op de bestaande onderzoeksactiviteiten. Nederland ziet daarbij voor FRONTEX met name de taak weggelegd om risico-indicatoren en risico-profielen voor de verschillende vervoerssegmenten (cruisevaart, pleziervaart, vrachtvaart, burgerluchtvaart, visserij en personenferry’s) op te stellen.

Nederland steunt de coördinerende en faciliterende rol van FRONTEX bij de organisatie van gezamenlijke terugkeeroperaties.

Aanbevelingen voor de ontwikkeling van FRONTEX op de lange termijn

In lijn met de visie van de Commissie ziet Nederland voor FRONTEX een belangrijke rol weggelegd bij de lange-termijn ontwikkeling van het integraal beheer van de buitengrenzen van de EU voor wat betreft controle op personenverkeer. Hierbij kan het takenpakket van FRONTEX op basis van «nut en noodzaak» worden uitgebreid. FRONTEX dient hiertoe met regelmaat te worden geëvalueerd. Het ontwikkelen van FRONTEX tot een volwaardige EU-grenswacht, waarbij de coördinatie van de inzet van personeel en middelen wordt overgeheveld naar FRONTEX, wordt door Nederland vooralsnog niet wenselijk geacht. Nederland stemt in met het uitstellen van de discussie daarover totdat meer ervaring is opgedaan met operaties van snelle grensinterventieteams. Het idee om grenscontrole waar mogelijk volgens een één-loket benadering (single window concept) in te richten, wordt door Nederland ondersteund in die gevallen waarin een logische samenloop en samenhang is tussen personen- en goederenstromen. Vanuit die optiek acht Nederland het wenselijk dat de door de Commissie voorgestelde inventarisatie van goede praktijken in lidstaten op het gebied van samenwerking tussen met grenscontrole belaste diensten, alsmede de optie om gezamenlijke operaties met nationale douaneorganisaties te organiseren, nader worden uitgewerkt.

Nederland steunt de Commissie als het gaat om het creëren van mogelijkheden in het mandaat van FRONTEX om capaciteitsopbouwprojecten te initiëren in derde landen met het oog op het stimuleren van een integrale benadering van het grenstoezicht aan de buitengrenzen van de EU.

Nederland steunt de in deze mededeling uiteengezette rol van FRONTEX bij de implementatie van EUROSUR.

Nederland is van mening dat FRONTEX een waardevolle rol kan vervullen bij Schengen-evaluatiemissies door het aanleveren van informatie en het uitvoeren van risico-analyses ter voorbereiding van deze missies.

Nederland spoort de Commissie aan bij toekomstige voorstellen niet uitsluitend gericht te zijn op de zuidelijke zeegrenzen, maar ook aandacht te hebben voor andere regio’s, waaronder de oostelijke buitengrenzen van de EU.

Fiche 3: Mededeling rechten van het kind in derde landen

1. Algemene gegevens Voorstel: Mededeling van de Commissie aan de Raad. Het Europees Parlement. Het Europees Economisch en Sociaal Comité en Het Comité van de Regio’s: Een bijzondere plaats voor kinderen in het externe optreden van de EU

Datum Commissiedocument: 6 februari 2008

Nr. Commissiedocument: COM (2008) 55 definitief

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId= 196698

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad: In de OS raadswerkgroep vindt eerst algemene discussie over de mededeling plaats en worden vervolgens raadsconclusies besproken en vastgesteld. Tegelijkertijd wordt de mededeling ook besproken in de werkgroep mensenrechten. Tijdens de RAZEB OS van eind mei worden deze raadsconclusies naar verwachting gefinaliseerd.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Buitenlandse Zaken

2. Essentie voorstel

Tot op heden is onvoldoende prioriteit gegeven aan het belang van kinderen en hun gezonde ontwikkeling voor de maatschappij en is onvoldoende bijzondere aandacht geschonken aan de volledige verwezenlijking van hun rechten. De Europese Unie is daarom vastbesloten de rechten van kinderen te bevorderen en te voldoen aan hun basisbehoeften als integrerend onderdeel van zowel het binnenlandse als het buitenlandse beleid. In verband hiermee is op 4 juli 2006 het proces beschreven voor de ontwikkeling van een langetermijnstrategie van de EU in de goedgekeurde mededeling «Naar een EU-strategie voor de rechten van het kind». De huidige mededeling in samenhang met de werkdocumenten over de rechten van kinderen in het externe optreden en kinderen in nooden crisissituaties, alsook de in de Raad goedgekeurde EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind in december 2007 zullen bijdragen aan de ontwikkeling van een dergelijke langetermijnstrategie via de uitwerking van een actieplan.

Het doel van deze mededeling is om een kader te scheppen voor een brede EU-aanpak inzake de bescherming en bevordering van de rechten van het kind in derde landen. Een dergelijke aanpak moet uitgaan van een alomvattende en universeel toepasbare kijk op de rechten van het kind en deel uitmaken van bredere strategieën op het gebied van handel, ontwikkeling en armoedebestrijding.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

Er wordt geen concrete wet- en regelgeving aangekondigd voor de toekomst. Er worden in de actieplannen wel specifieke acties beschreven die de Commissie kan ondernemen. Deze acties zijn als volgt:

1. Kinderen en jongeren binnen de ontwikkelingssamenwerking: In landen met onvoldoende financiële en institutionele capaciteit zou de EU maatregelen moeten inzetten op het gebied van OS en armoedebestrijding om kinderen te verzekeren van aanvaardbare leefomstandigheden en basisdiensten. Ook zullen hun rechten moeten worden geïntegreerd in verschillende nationale beleidslijnen.

2. Kinderen en jongeren binnen het handelsbeleid: Bescherming en bevordering van de rechten van het kind worden expliciet erkend in het handelsbeleid van de EU, waar het behoort tot de bredere agenda met betrekking tot duurzame ontwikkeling.

3. Kinderen en jongeren binnen de politieke dialoog: Binnen de politieke dialoog tussen de EU en de nationale overheden en in internationale fora moet systematisch aandacht worden besteed aan de uitvoering van de verbintenissen in het kader van het VN-verdrag inzake de rechten van het kind.

4. Regionale en mondiale maatregelen: Maatregelen op het niveau van een land zouden moeten worden aangevuld met passende maatregelen op regionaal en mondiaal niveau waarmee kwesties met een supranationaal karakter worden aangepakt.

5. Weerbaarheid van kinderen en jongeren: De EU zou kinderen en jongeren moeten helpen een actieve rol te spelen in aangelegenheden die hen rechtstreeks aangaan.

6. Kinderen en jongeren binnen de humanitaire hulp: De behoeften van kinderen worden vaak niet erkend of genegeerd en hun rechten worden regelmatig geschonden in humanitaire situaties (conflict en natuur). Op de volgende drie terreinen wordt steun verleend aan kinderen in nood- en crisissituaties:

a) kinderen die gescheiden zijn van hun familie en kinderen zonder begeleiding;

b) kinderen die deel uitmaken van de strijdkrachten of gewapende groeperingen;

c) onderwijs aan kinderen in noodsituaties.

Nederland ziet ten aanzien van de aangekondigde acties geen problemen op het gebied van bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit. De bevordering van de rechten van het kind past in de (bredere) context van de bevordering van de mensenrechten door de EU. Op grond van artikel 6, lid 2 EU-verdrag is de EU verplicht om de grondrechten, en dus de rechten van het kind, te eerbiedigen bij de uitoefening van haar bevoegdheden. De rechten van het kind worden ook genoemd in artikel 24 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.

Integratie van kinderrechten in het externe optreden van de EU heeft, gelet op het aanzien en de invloed van de EU op de internationale agenda en de kansen van gecoördineerde actie, een meerwaarde ten opzichte van nationaal beleid. Er is geen kans op overlap met bestaande structuren; de maatregelen passen goed in de huidige EU structuur en beleid ten aanzien van kinderen. De maatregelen laten onverlet dat EU lidstaten zelf nog OS, politieke middelen, humanitaire hulp inzetten om kinderrechten te bevorderen.

De financiële gevolgen van deze mededeling zijn gering en betreffen alleen een herallocatie. Binnen de bestaande financiële instrumenten voor het externe beleid zullen gelden worden gereserveerd speciaal gericht op kinderen.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland verwelkomt de mededeling die goed voortbouwt op de eerdere mededeling over gelieerd thema. Nederland hecht zeer aan het vervullen van de basisbehoeften van kinderen als integrerend onderdeel van zowel het binnenlandse als het buitenlandse beleid.

De rechten van kinderen zijn een van de prioritaire thema’s in de mensenrechtenstrategie voor het buitenlands beleid «Naar een menswaardig bestaan».

Nederland waardeert de terreinen genoemd in de mededeling waarop de EU respons ten aanzien van kinderen betrekking heeft. Nederland kan instemmen met de hier genoemde terreinen, waar handel, humanitaire situaties en de politieke dialoog ook deel van uitmaken. Nederland wil benadrukken dat een coherente inzet van deze instrumenten erg belangrijk is en verwelkomt dan ook de aanvullende werkdocumenten over de rechten van kinderen in het externe optreden en kinderen in nood- en crisissituaties. Ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking is het van belang dat de EU inzet goed aansluit bij lokale en regionale prioriteiten, binnenlandse processen en instituties om zo tot een betere donorcoördinatie te komen (zoals is verwoord in de Parijse agenda voor effectieve hulp).

Nederland is het geheel eens met de genoemde guiding principles in het actieplan. Het is positief dat in het actieplan niet alleen aandacht wordt gegeven aan de OS instrumenten die kunnen worden ingezet voor kinderen, maar dat tevens wordt gekeken naar de mogelijkheid om in de politieke dialoog met partnerlanden aandacht te besteden aan kinderen.

Het is positief dat er aandacht wordt gegeven aan groepen kwetsbare kinderen. Ook waardeert Nederland het benoemen van de extra kwetsbaarheid van meisjes, ook in relatie tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). Aandacht voor de SRGR van meisjes en hun moeders vindt Nederland essentieel.

Nederland steunt de wijze waarop geweld tegen kinderen is verwoord. De inzet m.b.t. geweld tegen kinderen komt volledig overeen met de inzet zoals verwoord in voornoemde mensenrechtenstrategie.

Nederland verwelkomt de aandacht die in de mededeling en in het actieplan wordt gegeven aan kinderarbeid, ook i.v.m. gebrek aan toegang tot onderwijs. Nederland zou graag zien dat de Commissie tevens de mogelijkheden onderzoekt om met handelsmaatregelen producten gemaakt met gedwongen kinderarbeid van de markt te weren (een hoge prioriteit in de mensenrechtenstrategie).

Nederland verwelkomt het werkdocument kinderen in nood- en crisissituaties, dat direct voortvloeit uit de actiepunten van de Consensus over Humanitaire Hulp. Nederland kan instemmen met de drie prioriteiten die het document benoemt: kinderen gescheiden van hun familieleden en onbegeleide kinderen, kindsoldaten (inclusief seksslaven), en onderwijs in humanitaire crises. Nederland kijkt uit naar het operationele actieplan dat de Commissie zal opstellen n.a.v. dit werkdocument.

Fiche 4: Mededeling inzake de kwaliteit van de spoorweginfrastructuur

1. Algemene gegevens Voorstel: Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Beheersovereenkomsten betreffende de kwaliteit van de spoorweginfrastructuur

Datum Commissiedocument: 6 februari 2008

Nr. Commissiedocument: COM(2008)54

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId= 196702

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: SEC(2008)132, Opinie Impact Assessment Board niet beschikbaar

Behandelingstraject Raad: Sloveens voorzitterschap heeft aangekondigd raadsconclusies voor te bereiden in de 1e helft van 2008

Eerstverantwoordelijk ministerie: VenW

2. Essentie voorstel

De Commissie beveelt lidstaten aan:

– meerjarige contracten of meerjarige afspraken (voor tenminste 3 jaar) tussen staat en spoorweginfrastructuurbeheerder op te stellen over prestaties en financiering van de kosten van beheer en onderhoud van het spoor. De contracten/afspraken moeten in lijn zijn met de nationale beleidsplannen en worden afgestemd met de stakeholders;

– prestatieindicatoren te definiëren en te hanteren en doelen te stellen ten aanzien van de kostenefficiency;

– een onafhankelijke toezichthouder toezicht te laten houden op de naleving van de meerjarige afspraken.

De Commissie ziet deze aanbevelingen als best practices die bijdragen aan de ontwikkeling en optimalisering van de spoorweginfrastructuur en aan de kwaliteit, betrouwbaarheid, flexibiliteit en klantgerichtheid van de infrastructuur.

Doel van deze voorstellen is om meer evenwicht te bereiken tussen een kwalitatief goed dienstverleningsniveau op het gebied van spoorweginfrastructuurbeheer en de kosten die hier tegenover staan.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

De Commissie kondigt aan om mogelijk bij de recast (herziening) van het 1e spoorpakket (2e helft 2008) te komen met wetgevende voorstellen over de aanbevelingen in deze mededeling. De Commissie meldt zelf dat een groot deel van de benodigde wetgevende voorzieningen al aanwezig is, maar dat de implementatie ervan sterk uiteenloopt en soms te wensen overlaat.

De Gemeenschap kent een bevoegdheid op het gebied van vervoer. De mogelijke wetgevende voorstellen die de Commissie aankondigt, vallen binnen deze bevoegdheid.

Het gebruik van meerjarige beheercontracten voor de spoorweginfrastructuur kan een positief effect hebben op (de kwaliteit van) het beheer van de infrastructuur, de vervoersmarkt en daarmee de economische ontwikkeling in Europa. Versterkte harmonisatie kan voordelen bieden voor interoperabiliteit en mogelijk ook voor meer marktwerking in de markt voor beheer en onderhoud in de spoorweginfrastructuur. Oordeel over subsidiariteit is positief.

Wat betreft proportionaliteit hangt het oordeel af van hoe de voorstellen van de Commissie nader in wetgeving zouden worden uitgewerkt. Belangrijk aandachtspunt voor Nederland hierbij is een mogelijke verplichting om een onafhankelijke toezichthouder in te stellen. Gelet op het publieke belang wil Nederland de ruimte behouden om de ministeriële verantwoordelijkheid voor de spoorweginfrastructuur te kunnen waarborgen. De Nederlandse spoorweginfrastructuurbeheerder voert publieke taken uit die grotendeels worden gefinancierd uit subsidies. ProRail is daarmee een rechtspersoon met een wettelijke taak die zich moet verantwoorden richting de minister. Daarnaast is ook in het Staatsdeelnemingenbeleid de specifieke rol van de Minister van Verkeer en Waterstaat bevestigd in de relatie met ProRail.1

In de impact assessment van de Commissie wordt er van uitgegaan dat de huidige manier van werken in Nederland (beheerconcessie en meerjarige afspraken over financiering) al in lijn is met het voorstel en dat aanvullende financiële effecten niet meer aan de orde zijn. Voor de EU als geheel wordt verwacht dat jaarlijks €570 mln kan worden bespaard in de spoorwegsector. In de praktijk zullen de financiële effecten mede afhangen van de wijze van uitwerking van het Commissievoorstel, met name voor wat betreft de administratieve lasten. Nederland acht deze effectbeoordeling vooralsnog te ruim en onvoldoende. In het vervolgtraject zullen nadere preciezere effectbeoordelingen steeds een integraal onderdeel moeten vormen alvorens verdere besluitvorming op onderdelen kan plaatsvinden.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt:

Het verhogen van de efficiëntie en de betrouwbaarheid van de spoorweginfrastructuur zowel in Nederland als in de EU (o.a. internationaal vervoer) is van belang voor het realiseren van de doelstellingen uit de Nota Mobiliteit. Nederland hecht belang aan een zo gelijk mogelijk Europees speelveld.

Het behouden en waar mogelijk verbeteren van de effectiviteit van het huidige beheersinstrumentarium tussen de Staat en ProRail (beheerconcessies, meerjarige afspraken over de budgetten voor beheer en onderhoud, jaarlijkse beheerplannen en financiering door middel van subsidies aan ProRail via de begroting van VenW) is voor Nederland van groot belang. Daarnaast geldt ook dat binnen het beheersinstrumentarium gewaarborgd moet zijn dat goede efficiency-prikkels tussen de staat en de beheerder(s) blijven bestaan en worden ontwikkeld. Daarbij is het meerjarig kunnen aanbesteden van het onderhoud van de infrastructuur door de infrastructuurbeheerder van belang (de zogenaamde life cycle costing benadering).

Daarmee kan Nederland de doelstellingen en de voorgestelde maatregelen van de Europese Commissie in deze mededeling op hoofdlijnen onderschrijven.

Nederland wordt in het impact assessment genoemd als één van de (5) landen die al meerjarige beheercontracten hebben tussen de infrastructuurbeheerder en de Staat. In het impact assessment worden dan ook geen directe implicaties voor Nederland verwacht. Het is wel van belang in het vervolgtraject te waken voor te gedetailleerde eisen aan de wijze waarop invulling wordt gegeven aan meerjarige beheercontracten. Nederland streeft dan ook steeds naar een nadere calculatie van de gevolgen van de uitwerking van toekomstige voorstellen voor de overheid en het Nederlandse bedrijfsleven. Nederland wenst bij aanvullende voorstellen voor noodzakelijke concrete maatregelen aandacht voor het voorkomen van onnodige regeldruk voor bedrijven. Verder is het voor Nederland van belang dat de Commissie bij vervolgvoorstellen een degelijke impact assessment bijvoegt, inclusief een volwaardige kosten-baten-analyse.

De Commissie stelt verder voor om bij de monitoring en conflictbeslechting een onafhankelijke toezichthouder te benoemen. Binnen de Nederlandse spoorwegwet is er wel voorzien in onafhankelijke verificatie van informatie verstrekt door de infrastructuurbeheerder, bijvoorbeeld via audits en accountantsverklaringen, en zijn er voorzieningen voor conflictbeslechting via bezwaar- en beroepsprocedures. De primaire functie voor monitoring/toezicht op de door de minister afgesloten beheerconcessie en de subsidiebeschikking (beheerafspraken) ligt echter bij de minister. Daarnaast is ter invulling van Europese regelgeving in nationale wet-en regelgeving de Inspectie VenW als veiligheidsinstantie aangewezen en daarmee toezichthouder op de veiligheidswet- en regelgeving. De NMa richt zich als toezichthouder met name op de relatie spoorvervoerder versus infrastructuurbeheerder. Het voorstel zou kunnen leiden tot een ingrijpende wijziging in deze ordening en organisatie van het toezicht.

In Nederland worden momenteel overigens de huidige spoorwegwet en concessiesystematiek geëvalueerd. Effectiviteit en transparantie van het toezicht op het beheer van de spoorweginfrastructuur staan daarbij voorop.


XNoot
1

De overige twee voorstellen zijn:

– Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions – Report on the evaluation and future development of the FRONTEX Agency, COM (2008) 67 final

– Communication from the Commission to the European Parliament and to the Council, the European Parliament and the Committee of the Regions – Examining the creation of a European Border Surveillance System (EUROSUR), COM (2008) 68 final

XNoot
2

In het voorstel wordt over deze criteria gezegd (p. 6): «These could as a minimum include a reliable travel history (the person should not have exceed the authorised stay at previous visits to the EU), proof of sufficient means of subsistence, and holding a biometric passport. Further criteria could be considered.»

XNoot
1

Zie voetnoot 2.

XNoot
1

De overige twee voorstellen zijn:

– Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions – Examining the creation of a European Border Surveillance System (EUROSUR), COM (2008) 68 final;

– Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions – Preparing the next steps in border management in the European Union, COM (2008) 69 final.

XNoot
2

Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen.

XNoot
3

ICOnet is een beveiligd netwerk op het internet voor de informatie-uitwisseling tussen migratiediensten in lidstaten op het gebied van illegale immigratie en terugkeer. Het systeem bevat daarnaast een «early warning»-systeem waarbij lidstaten elkaar tijdig op de hoogte stellen van een grote instroom van migranten.

XNoot
4

Centre for Information, Discussion and Exchange on the Crossing of Frontiers and Immigration.

XNoot
1

Zie Brief aan Tweede Kamer van Minister van Financiën 7 december 2007 28 165, pag. 17) «De reden waarom deze deelnemingen in het verleden niet zijn overgedragen is gelegen in het feit dat de operationele beleidsmatige verwevenheid tussen deelnemingen en het vakdepartement zodanig was, dat geen goede scheiding was aan te brengen tussen een op zich zelf staande en zelfstandig functionerende onderneming en de beleidsmatige aspecten.»

Naar boven