22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

nr. 529
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 mei 2007

Hierbij doe ik u het eind april 2007 vastgestelde kabinetsstandpunt inzake het Groenboek Europees Maritiem Beleid toekomen1. Dit kabinetsstandpunt is bepaald in het kader van de officiële consultatiefase met betrekking tot het Groenboek. Conform de uitnodiging van de Europese Commissie is het mijn voornemen om het kabinetsstandpunt uiterlijk in de tweede helft van juni 2007 aan de Commissie te doen toekomen.

Onder verwijzing naar de bij brief van de toenmalige staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 25 mei 1999 (TK 1998–1999, 26 054, nr. 3) gedane toezeggingen over de betrokkenheid van de Tweede Kamer bij kabinetsreacties op Groen- en Witboeken, en tevens verwijzende naar de daarbij genoemde termijn van dertig dagen, stel ik de Tweede Kamer voordien gaarne in staat om het kabinetsstandpunt te bestuderen en daarop eventueel te reageren.

Mede onder verwijzing naar de brieven van de minister van Verkeer en Waterstaat van respectievelijk 6 juli 2006 (22 112, nr. 453) en 12 februari 2007 (22 112, nr. 492) teken ik nog het volgende aan.

Consultatieproces

Het op 6 juni 2006 door de Europese Commissie uitgebrachte Groenboek Europees Maritiem Beleid («Naar een toekomstig maritiem beleid voor de Unie: een Europese visie op de oceanen en zeeën») markeerde de start van een Europese consultatieperiode die doorloopt tot 30 juni 2007. EU Lidstaten en andere bij het maritieme beleid betrokkenen zijn uitgenodigd om hun opvattingen over het Groenboek uiterlijk per die datum kenbaar te maken.

Zoals vermeld in bovengenoemde brief van 12 februari 2007 heeft in Nederland tussen september 2006 en januari 2007 een nationale consultatie over het Groenboek plaatsgevonden. De uitkomsten van dat nationale consultatieproces zijn vastgelegd in een eindrapportage die u als bijlage bij genoemde brief werd toegezonden. De uitkomsten van de nationale consultatie hebben vervolgens een belangrijke rol gespeeld bij de interdepartementale voorbereiding van het kabinetsstandpunt, zoals dat inmiddels is vastgesteld. Daarbij is niet gebleken van principiële verschillen tussen het standpunt van het kabinet en de algemene opvattingen van de stakeholders (vertegenwoordigers van de maritieme sectoren en betrokken maatschappelijke organisaties).

Samenvatting kabinetsstandpunt

Kort samengevat waardeert het kabinet het initiatief van de Europese Commissie om in Europa tot een meer integrale benadering van maritieme aangelegenheden te komen en daartoe een Groenboek uit te brengen. Het kabinet onderschrijft in algemene zin nut en noodzaak van een integrale benadering van maritieme aangelegenheden op Europees niveau, evenals de hoofddoelstellingen (economie en duurzaamheid) waarop een dergelijke benadering zou moeten rusten. Het kabinet ziet die integrale benadering liefst verankerd in een thematische maritieme strategie, als gemeenschappelijk EU-kader voor uitwerking en uitvoering op het juiste functionele en competente niveau.

Een maritieme clusterbenadering kan volgens het kabinet goed bijdragen aan verbetering van de concurrentie- en innovatiekracht van de maritieme sectoren. Daarnaast biedt de ecosysteembenadering een goed kader voor de gebiedsgerichte uitwerking en uitvoering van een maritieme strategie. De (implementatie van de) in ontwikkeling zijnde Europese Kaderrichtlijn mariene strategie zal hierbij naar verwachting verdere handreikingen bieden. Stelselmatige investeringen in en gerichte bundeling van kennis, innovatie, onderzoek en ontwikkeling zijn daarbij naar de mening van het kabinet van groot belang.

Het kabinet is daarnaast geen voorstander van een Europese aanpak van aangelegenheden waarbij subsidiariteit of marktwerking voorop zouden moeten staan, zoals onder meer kustverdediging, ruimtelijke planning en marktordening van zeehavens. Het kabinet is evenmin voorstander van nieuwe Europese regelgeving of van maatregelen waarvoor naar zijn mening meer praktische en gerichte alternatieven openstaan, zoals onder meer de oprichting van een Europees scheepsregister of de instelling van een Europese Kustwacht.

Het kabinet acht een als vervolgstap te ontwikkelen integrale Europese maritieme strategie een goede basis voor verankering en versterking van het maritieme beleid en beheer in Europa. Die verankering en versterking zouden vooral moeten worden bevorderd met praktisch georiënteerde, op verdergaande samenwerking gerichte acties en nieuwe werkwijzen, en niet zozeer met nieuwe initiatieven voor Europese regelgeving.

Quick scan CPB

Bij brief van 17 april 2007 (kenmerk 07-VW-B-029) heeft de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat mij verzocht om het Centraal Planbureau een quick scan te laten uitvoeren naar de financiële gevolgen van het maritieme beleid zoals dat in het Groenboek wordt voorgesteld.

Ik heb direct daarop het CPB uitgenodigd een dergelijke quick scan uit te voeren en verzocht mij de resultaten daarvan zo spoedig mogelijk te doen toekomen. Vanzelfsprekend zal ik vervolgens de Tweede Kamer informeren over de reactie van het CPB.

Advies Raden

In de meergenoemde brief van 12 februari 2007 is ook een gezamenlijk advies aangekondigd van vier Adviesraden, te weten de Raad voor de Wadden, de Raad voor het Landelijk Gebied, de Raad voor Verkeer en Waterstaat en de VROM-Raad. Dit gezamenlijke advies («Duurzame ontwikkeling van het potentieel van de zee») is op 11 april 2007 door de Raden vastgesteld en is op 2 mei 2007 aan de Kamer toegezonden.

Het kabinet heeft met belangstelling en waardering kennis genomen van het gezamenlijke advies van de vier Raden over het Groenboek Europees Maritiem Beleid. Het ziet het advies in belangrijke mate als steun voor het kabinetsstandpunt over het Groenboek, zij het dat dit standpunt op enige onderdelen afwijkt van het advies van de Raden.

Ter nadere toelichting verwijs ik naar de in bijlage bij deze brief opgenomen meer concrete kabinetsreactie op het gezamenlijke advies.

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

BIJLAGE

Advies van de vier Adviesraden over het Groenboek Europees Maritiem Beleid

Op 11 april 2007 hebben vier Adviesraden, te weten de Raad voor de Wadden, de Raad voor het Landelijk Gebied, de Raad voor Verkeer en Waterstaat en de VROM-Raad een gezamenlijk advies over het Groenboek Europees Maritiem Beleid vastgesteld. Het advies is vervolgens op 2 mei 2007 gepubliceerd en verspreid.

De in het door de Raden vastgestelde document vastgelegde adviezen zijn op hoofdlijnen onder te verdelen in drie categorieën:

1. adviezen die zonder meer kunnen worden onderschreven en die reeds een plaats hebben gekregen in het kabinetsstandpunt;

2. adviezen die zullen (kunnen) worden opgepakt in het kader van de uitwerking en implementatie van Kaderrichtlijn mariene strategie, die momenteel wordt voorbereid;

3. adviezen die niet worden overgenomen omdat zij niet passen binnen het voorgestane kabinetsbeleid en – daarmee – binnen het kabinetsstandpunt over het Groenboek.

Hieronder wordt op elk van deze categorieën kort nader ingegaan.

1. Adviezen die overeenkomen met of aansluiten bij het kabinetsstandpunt

De Raden zijn van mening dat de leidende gedachte van beleid t.a.v. zeeën en oceanen duurzame economische en ecologische ontwikkeling zou moeten zijn.

Dit komt overeen met het kabinetsstandpunt, waarin wordt gesteld dat er ook op EU-niveau een balans moet worden gezocht tussen enerzijds economische groei en werkgelegenheid en anderzijds het duurzaam verzekeren van natuur- en milieuwaarden. Het streven naar deze balans is ook uitgangspunt van het nationale beleid en beheer met betrekking tot de Noordzee, zoals vastgelegd in de Nota Ruimte en het Integraal Beheerplan Noordzee 2015.

De Raden zijn voor een innovatieve benadering van het maritiem beleid en beheer, waarbij rekening gehouden moet worden met economische en ecologische ontwikkeling.

Ook dit komt overeen met het kabinetsstandpunt, waarin gepleit wordt voor stelselmatige investeringen in kennis, innovatie, onderzoek en ontwikkeling.

De Raden pleiten voor een strategisch kader en meer integratie van de eigen beleidsvelden van de EU op maritiem gebied.

Dit is in lijn met het kabinetsstandpunt, waarin ervoor wordt gepleit om de integrale benadering van maritieme aangelegenheden te verankeren in een thematische maritieme strategie. De ook door de Raden geuite wens voor méér coherentie en integratie van EU-beleid is niet alleen neergelegd in het onderhavige kabinetsstandpunt, maar is tevens een belangrijk element van de Nederlandse inzet bij de voorbereiding van de Kaderrichtlijn mariene strategie.

2. Adviezen die in het kader van de Kaderrichtlijn mariene strategie zullen kunnen worden opgepakt

De Raden pleiten voor respectievelijk duurzame economische en ecologische ontwikkeling, een ecosysteemgerichte benadering, adaptief management en hantering van het voorzorgprincipe.

Het kabinet ondersteunt zonder meer deze uitgangspunten, zoals deze ook verankerd zijn in internationaal (OSPAR, Biodiversiteitsverdrag 1992) en nationaal geformuleerd beleid (Nota Ruimte en Integraal Beheerplan Noordzee 2015). De programmatische uitwerking van deze uitgangspunten waartoe de Raden oproepen zal voor een deel plaatsvinden in het kader van de uitwerking en implementatie van de in voorbereiding zijnde Kaderrichtlijn mariene strategie.

De Raden pleiten voor ontwikkeling van een strategische gebiedsvisie en inzicht in samenhang tussen verschillende gebiedswaarden en functies.

Ook dit deel van het Radenadvies zal kunnen worden meegenomen in de uitwerking en implementatie van de Kaderrichtlijn mariene strategie. Daarin wordt naar verwachting als verplichting opgenomen dat de Europese Lidstaten een mariene strategie voor de wateren onder hun beheer moeten opstellen. Het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 kan worden gezien als een voorloper hiervan. Ook in het kader van OSPAR zijn hiervoor reeds aanzetten gegeven.

3. Adviezen die het kabinet niet overneemt

De Raden pleiten voor meer regie en sturing door de Nederlandse overheid en door de Europese Unie («van toelatingsplanologie naar een ontwikkelingsgerichte benadering»).

Het kabinet staat een gerichte combinatie van toelatingsplanologie en een ontwikkelingsgerichte benadering voor. Voor de maritieme ontwikkeling is een belangrijke rol weggelegd voor de marktpartijen. Initiatieven vanuit de markt moeten passen binnen de door de overheid aangegeven kaders zoals die onder meer zijn aangegeven in de Nota Ruimte en in het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (globale zonering en integraal afwegingskader).

De Raden pleiten naast een strategisch kader ook voor een integrale Richtlijn en voor sturingsinstrumenten.

Mede gezien de rollen en verantwoordelijkheden op verschillende functionele niveaus acht het kabinet een Europese Richtlijn niet op zijn plaats. Niet alleen de Europese Unie maar ook regionale zeeconventies en internationale gremia hebben in het geheel van het maritieme beleidsterrein belangrijke rollen en verantwoordelijkheden. De door de Raden bepleite benadering staat naar de mening van het kabinet op gespannen voet met de, ook in het Radenadvies bepleite, aanpak volgens het principe van adaptief management.

Tenslotte

Het kabinet onderschrijft de stelling van de Raden aan het slot van hun advies dat Nederland altijd belang heeft gehad bij strenge normen ten aanzien van maritieme activiteiten en zich mede daardoor een plek in de voorhoede van de internationale maritieme industrie en marien onderzoek heeft verworven. Het kabinet onderschrijft ook de opvatting van de Raden dat de ingezette Europese beleidsontwikkeling Nederland een uitgelezen kans biedt om haar plek in de voorhoede te bevestigen en te bestendigen.

De Raden zijn tenslotte van mening dat Nederland zich met een hoge ambitie moet inzetten bij de uitwerking van een Europees en nationaal maritiem beleid, gericht op duurzame economische en ecologische ontwikkeling. Deze actieve inzet moet volgens de Raden beginnen bij de Nederlandse reactie op het Groenboek, die zal zich moeten richten op fundamentele vernieuwing van het omgaan met de zee en de wijze waarop dat geoperationaliseerd dient te worden.

Het kabinet onderschrijft in beginsel deze oproep van de vier Raden. De Nederlandse overheid zet zich vanuit de grote Nederlandse belangen onverminderd actief in bij de internationale ontwikkeling van beleid en regelgeving met betrekking tot maritieme aangelegenheden, zowel op mondiaal als op Europees en regionaal niveau. Nederland heeft zich evenzeer (pro-)actief en constructief opgesteld bij de voorbereiding van het Groenboek Europees Maritiem Beleid en zij zal dat blijven doen in het kader van de beoogde vervolgstappen.

Het kabinet is van mening dat zijn standpunt met betrekking tot het Groenboek deze positieve intentie en ambitie naar aard en inhoud reflecteert, niettegenstaande enige kritische noten en enige terughoudende dan wel afwijzende reacties op suggesties van de Europese Commissie. Het kabinet ziet met de Raden nadrukkelijk kansen in een meer integrale benadering van maritieme aangelegenheden en het zal de vervolgstappen van de Commissie ook primair vanuit die potentiële kansen benaderen.


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven