nr. 446
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2006
Hierbij attendeer ik u, mede namens de staatssecretaris van Economische
Zaken en de minister van Financiën, op het voorstel van de Europese Commissie
van 11 januari 2006 voor een richtlijn betreffende de uitoefening van
stemrechten door aandeelhouders van Europese beursgenoteerde vennootschappen.
Het bijgevoegde BNC-fiche maakte reeds deel uit van de door de staatssecretaris
van Europese Zaken in zijn brief van 7 april 2006 aangeboden fiches (Kamerstukken
II, 22 112, nr. 432).
Deze brief beoogt uw Kamer inzicht te bieden in de strekking van het richtlijnvoorstel.
Het betreft een voorstel dat, indien aangenomen noodzaakt tot aanpassing van
onder meer Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het richtlijnvoorstel vloeit
voort uit het Actieplan van de Europese Commissie voor de modernisering van
het vennootschapsrecht en de verbetering van de corporate governance. Het
heeft tot doel de grensoverschrijdende uitoefening van aandeelhoudersrechten
te vergemakkelijken.
Eén van deze rechten is het uitoefenen van het stemrecht op aandelen
in een algemene vergadering van aandeelhouders. In de praktijk worden aandelen
in beursgenoteerde vennootschappen gehouden via een keten van intermediairs.
Daarbij kan de vraag opkomen wie gerechtigd is tot het uitoefenen van het
stemrecht, omdat per onderdeel van de keten verschillend nationaal recht van
toepassing kan zijn. De inzet van Nederland is erop gericht om erin te voorzien
dat alle intermediairs gehouden zijn om medewerking te verlenen aan de uitoefening
van het stemrecht door de uiteindelijke investeerder. Tijdens de besprekingen
tot dusverre in de raadswerkgroep heeft het Nederlandse standpunt geen actieve
steun van andere lidstaten gekregen.
Het voorstel bevat voorts een verbod om het recht van aandeelhouders om
deel te nemen aan en te stemmen in een algemene vergadering afhankelijk te
stellen van het voorafgaand aan de vergadering deponeren of op andere wijze
blokkeren van aandelen (blokkeringsverbod). Wel mogen lidstaten het recht
om deel te nemen aan en te stemmen in een algemene vergadering afhankelijk
stellen van de voorwaarde dat iemand op een bepaalde datum voor de vergadering
aandeelhouder was (registratiedatum). Deze registratiedatum mag
niet vroeger liggen dan 30 dagen voor de vergadering. Nederland is voorstander
van deze regeling in het voorstel. Belangenorganisaties in Nederland van zowel
vennootschappen als institutionele beleggers hebben aangedrongen op deze termijn.
De termijn sluit bovendien aan bij het thans aanhangige wetsvoorstel tot wijziging
van Boek 2 BW ter bevordering van het gebruik van elektronische communicatiemiddelen
bij besluitvorming in rechtspersonen (Kamerstukken 30 019). In dit wetsvoorstel,
dat thans aanhangig is in de Eerste Kamer, wordt voorzien in een registratietermijn
van maximaal 30 dagen. Op grond van het huidige nationale recht kunnen beursvennootschappen
blokkering van aandelen reeds voorkomen door te kiezen voor het gebruik van
een registratiedatum die maximaal 7 dagen voor de vergadering ligt. Tijdens
de behandeling van het richtlijnvoorstel in de raadswerkgroep is gebleken
dat binnen de EU een grote verscheidenheid aan registratiedata wordt gehanteerd,
variërend van 2 tot 30 dagen, waarbij Nederland zich bevindt in de categorie
landen die voorstander is van een langere registratiedatum.
Tevens is in het voorstel geregeld dat lidstaten aandeelhouders niet mogen
verbieden om langs elektronische weg deel te nemen aan de algemene vergadering.
Voorschriften die aandeelhouders beletten of kunnen beletten om langs elektronische
weg deel te nemen, zijn verboden. Met bovengenoemd wetsvoorstel 30 019
wordt voor Nederland reeds voorzien in de mogelijkheid voor vennootschappen
om aandeelhouders in staat te stellen om langs elektronische weg deel te nemen
aan algemene vergaderingen. De verwachting is daarom dat dit onderdeel van
het voorstel niet tot (nadere) implementatiewetgeving noopt.
Het richtlijnvoorstel voorziet ten slotte in bepalingen op grond waarvan
aandeelhouders het recht hebben om punten aan de agenda van algemene vergaderingen
toe te voegen, het recht om mondelinge vragen te stellen op de vergadering
en in schriftelijke en elektronische vorm voordat de vergadering plaatsvindt,
alsmede het recht om een gevolmachtigde aan te wijzen. Boek 2 BW bevat reeds
bepalingen op dit punt. Indien het onderhavige voorstel op deze punten ongewijzigd
zou blijven, is op onderdelen waarschijnlijk wijziging van Boek 2 BW noodzakelijk.
Tijdens de onderhandelingen is door verschillende lidstaten, waaronder Nederland,
aandacht gevraagd voor de verenigbaarheid van dergelijke bepalingen met het
subsidiariteitsbeginsel.
Een aantal belanghebbende organisaties heeft inmiddels advies uitgebracht
over het richtlijnvoorstel. Aan hun commentaar zal aandacht worden besteed
bij de verdere Nederlandse standpuntbepaling en inbreng in de raadswerkgroepen
in Brussel.
Bij de bovenstaande beschrijving van het richtlijnvoorstel moet bedacht
worden dat is uitgegaan van het richtlijnvoorstel zoals de Commissie dat heeft
ingediend. In het verdere besluitvormingsproces kunnen de verschillende bepalingen
nog substantiële wijzigingen ondergaan.
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner