Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 22112 nr. 408 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 22112 nr. 408 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 december 2005
Graag bied ik u hierbij de reactie aan van het Kabinet op de brief met het kenmerk 05-EU-B-040 d.d. 21 november 2005 van de voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken.
Op 5 december a.s. zal de vaste commissie voor Europese Zaken nota-overleg voeren over het wetgevings- en werkprogramma van de Europese Commissie voor 2006. De Nederlandse regering verwelkomt een dergelijk overleg van harte. Een vroegtijdige bespreking van voorstellen voor EU-wetgeving en EU-beleid draagt bij aan tijdige ontwikkeling van het Nederlandse standpunt en een beter beeld van het draagvlak in het parlement.
Als bijdrage aan een goed verloop van deze bespreking stuur ik u hierbij een selectie van de voorstellen opgenomen in het wetgevings- en werkprogramma die het kabinet van bijzonder belang acht, onder meer met het oog op eventueel verstrekkende gevolgen (financieel en/of op nationale wetgeving). Hierbij dient wel in aanmerking te worden genomen dat deze werkwijze voor het eerst wordt gehanteerd en dat de selectie op zeer korte termijn moest plaatsvinden.
Hierdoor is de aanpak mogelijk van betrekkelijke waarde, maar het kabinet is ervan overtuigd dat in samenspraak met de Kamer gaandeweg een werkbare formule kan worden gevonden.
Voor de goede orde zij verder opgemerkt dat er nog geen volledig beeld bestaat van de voornemens van de Europese Commissie waar het de behandeling van voorstellen in de Raad betreft. In een groot aantal gevallen vindt nog consultatie plaats op expertniveau. Op termijn zal dit beeld duidelijker worden. Verder valt het op dat het werkprogramma voor 2006 aanzienlijk minder nieuwe voorstellen tot wetgeving bevat dan het programma voor 2005.
Het kabinet volgt gaarne uw suggestie een tweedeling te maken tussen enerzijds voorstellen die het kabinet prioritair acht voor Nederland en anderzijds voorstellen waarvan het kabinet verwacht dat de subsidiariteit en/of proportionaliteit een aandachtspunt zal zijn. Aan deze selectie zal een aantal voorstellen worden toegevoegd die belangrijk worden geacht, maar die nog niet door de Europese Commissie ter hand worden genomen.
Ik zie uit naar een nuttige discussie over het wetgevings- en werkprogramma van de Europese Commissie voor 2006. Wat betreft het verzoek van uw Kamer met betrekking tot een appreciatie van het rapport van het Centraal Planbureau, «Europa: financiële perspectieven in perspectief», zend ik heden separaat een reactie.
KABINETSREACTIE OP HET WETGEVINGS- EN WERKPROGRAMMA VAN DE EUROPESE COMMISSIE VOOR 2006
Het werkprogramma kent dezelfde structuur als in 2005. De Europese Commissie heeft gekozen voor de volgende vier aandachtsterreinen:
• Welvaart, waarbij met name de implementatie en uitvoering van het Lissabonprogramma centraal staat. De aandachtsgebieden zijn:
– kennis en innovatie voor groei en betere banen (Europees Instituut voor Technologie, bevorderen mobiliteit van werknemers);
– investeren en werken in Europa aantrekkelijke maken (ondernemingsklimaat, vervoersinfrastructuur en energiemarkt, vrij verkeer);
– de uitbreiding van de eurozone en mondiale handelsliberalisering;
• Solidariteit, waarin onder meer demografische ontwikkeling; klimaatverandering; duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en arbeidswetgeving;
• Veiligheid, waarin onder meer de criminaliteitsbestrijding en het terrorisme centraal staan, alsmede gezondheidszorg, consumentenbescherming en voedselveiligheid;
• De mondiale rol van de Europese Unie, waarin onder meer de uitbreiding aan bod komt en de betrekkingen met de ontwikkelingslanden.
Deze structuur geeft een goed beeld van het voorgenomen beleidsaccent van de Commissie Barroso sinds haar aantreden in 2004. De Commissie legt in haar werkprogramma duidelijk de nadruk op de Lissabon strategie voor groei en werkgelegenheid, waarvoor reeds in 2004–2005 belangwekkende stappen zijn gezet (bijv. het zevende Kaderprogramma Onderzoek, het communautaire Lissabon Programma en de dienstenrichtlijn). De uitvoering van deze strategie bevindt zich in 2006 in een cruciale fase. Naast dit heldere accent is het positief dat de Commissie ook op andere terreinen doorgaat met de ontwikkeling van beleid en regelgeving en daarover middels consultaties, mededelingen, groen- en witboeken met nationale experts, lidstaten en de Europese instellingen in contact treedt.
Hoe helder het signaal van de Commissie over haar Lissabon-prioriteit ook is, lezing van het programma brengt wel enige vragen met zich mee. Zo komt uit het programma niet naar voren wat de stand van zaken is van voorstellen die reeds in behandeling zijn in de Raad en het Europees Parlement of wat de status is van voorstellen die eerder door de Commissie zijn aangekondigd, maar nog niet zijn gepresenteerd. In de eerste categorie vallen bijvoorbeeld de nieuwe instrumenten voor het externe beleid waarover de discussie in 2006 moet worden afgerond (pre-accessiesteun, ontwikkelings- en economische steun, nabuurschap en stabiliteit, de verordeningen voor cohesiebeleid voor de periode 2007–2013 en vijf van de zeven thematische strategieën op het gebied van milieu. In de tweede categorie valt bijvoorbeeld de aangekondigde evaluatie van de effectiviteit van de maatregelen tegen de financiering van terrorisme.
Hoewel het wetgevings- en werkprogramma daarover niets vermeldt, worden uiteraard ook de werkzaamheden op het gebied van de uitbreiding voortgezet, op basis van de gemaakte afspraken, waarbij aan de respectieve criteria strikt de hand dient te worden gehouden. Ook op ontwikkelingsgebied gaan de werkzaamheden in 2006 voort en stelt de Commissie terecht dat het jaar 2006, na de ambitieuze afspraken van 2004 en 2005, in het teken dient te staan van implementatie en verdere verbetering van de effectiviteit van de hulp. Uiteraard is er ook op andere beleidsterreinen, zoals de Interne Markt en het Haags Programma voor vrijheid, veiligheid en recht, een lopende agenda die zal worden voortgezet.
Het kabinet is positief over het hoofdstuk «Uitvoering van het beleid en betere regelgeving» dat de Commissie in haar toelichting bij de lijst met voorstellen heeft opgenomen. Een doeltreffende uitvoering is essentieel voor de geloofwaardigheid en legitimiteit van het beleid van de Unie. Het kabinet is dan ook verheugd dat veel aandacht wordt geschonken aan o.m. kosteneffectiviteit, transparantie en verantwoording, effectbeoordeling en vereenvoudiging. Van groot belang acht het kabinet ook de aandacht die wordt besteed aan subsidiariteit, proportionaliteit en raadpleging om zodoende aan de werkelijke behoeften van de Europese burger tegemoet te komen.
Een eerste beschouwing van het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2006 en een vergelijking met het werkprogramma voor het vorige jaar levert het volgende algemene beeld op (vergelijk bijlage 1A)1:
• het aantal voorstellen voor wetgeving is teruggelopen van 55 (2005) naar 38 (2006);
• het aantal daadwerkelijk nieuwe voorstellen is kleiner dan 38. Een gedeelte van de 38 voorstellen betreft uitvoering van bestaand beleid (bijv. kwalificatie nieuwe lidstaten voor de eurozone) en vereenvoudiging/stroomlijning/bundeling van regelgeving;
• het aantal niet-wetgevende voorstellen (mededeling, groenboek e.d.) is nagenoeg gelijk gebleven (62 in 2006 versus 61 in 2006);
• de teruggang in aantal voorstellen voor wetgeving is het grootst op het terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken. Dit moet echter worden gezien in het breder perspectief van het vijfjarig Haags Programma en daarbinnen de grote productie van Commissievoorstellen in 2005, waarvan een aanzienlijk deel in 2006 nog behandeld wordt.
Meer specifiek wil het kabinet, conform de wens van de Kamer, ten behoeve van het nota-overleg de volgende voorstellen naar voren halen in verband met het veronderstelde belang en potentieel verstrekkende gevolgen voor Nederland of de verwachting dat de afweging van subsidiariteit en/of proportionaliteit de aandacht zal verdienen. In deze selectie zijn ook voorstellen meegenomen waaraan door het kabinet groot belang wordt toegekend, maar die door de Europese Commissie nog niet ter hand zijn genomen.
Voorstellen met potentieel verstrekkende gevolgen 2005–2006
1. Witboek hypotheken (2006/MARKT/003). Dit jaar heeft de Commissie m.b.v. een groenboek de betrokken partijen geconsulteerd om na te gaan in hoeverre een optreden van de Gemeenschap m.b.t. de Europese hypotheekmarkt gerechtvaardigd is. De Commissie heeft hierbij o.m. advies gevraagd op de terreinen: consumentenbescherming; juridische kwesties; zekerheidsstelling en financiering. De consultatieperiode zou in december 2005 afgerond moeten worden, waarna de Commissie nar verwachting zal beginnen met het opstellen van een witboek. Afhankelijk van de voorstellen in het witboek zou e.e.a. consequenties kunnen hebben voor kredietnemers en -verstrekkers, maar b.v. ook voor de kadasters.
2. De mededeling toekomstige applicaties Galileo (2006/TREN/025) betreft een uitbreiding van de toepassingen van Galileo. In beginsel steunt Nederland het voorstel maar het is essentieel dat per onderwerp wordt bezien of Galileo het juiste systeem is voor het beoogde resultaat en of de nieuwe toepassing geen noemenswaardige meerkosten oplevert in vergelijking tot andere systemen.
3. Energie: Het kabinet is met de Europese Commissie van mening dat de Europese Unie een grotere rol dient te spelen bij het veiligstellen van een duurzame energievoorzieningszekerheid. Aan het groenboek energievoorzieningszekerheid en het actieplan n.a.v. het groenboek energie-efficiëntie (2006/TREN/XXX en 2006/TREN/032) zal daarom hoge prioriteit worden toegekend. Ook de mededeling over biobrandstoffen (2006/AGRI/019) verdient in dit verband aandacht, omdat hierin maatregelen zullen worden geanalyseerd die de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen kunnen verminderen.
4. Luchtkwaliteit: Nederland onderschrijft het Europees beleid t.a.v. luchtkwaliteit. Dit beleid is vanwege de volksgezondheids-, maar ook vanwege de ruimtelijke en economische aspecten ook voor Nederland van evident belang. Het gehele pakket aan maatregelen op het vlak van luchtkwaliteit zal ook in 2006 grote oplettendheid vergen, gezien de problemen die zich voordoen op het gebied van de uitvoering. De onderhandelingen over de reeds in 2005 gepresenteerde ontwerprichtlijn en thematische strategie luchtkwaliteit zullen in 2006 van start gaan. Daarnaast zullen voorstellen voor scherper Europees brongericht beleid uitkomen, die nodig zijn om de grensoverschrijdende luchtverontreiniging tegen te gaan en een level playing field te garanderen. Het betreft in ieder geval de Euro V-verordening en naar het kabinet hoopt ook de Euro VI-verordening (zie onder ontbrekende voorstellen), die emissienormen voor motorvoertuigen stellen. Tot slot zal herziening van de National Emissions Ceilings-richtlijn (2006/ENV/016) nauwlettend en kritisch worden bezien omdat deze tot nieuwe luchtkwaliteitsnormen kan leiden. Van belang is dat, alvorens het herzieningsvoorstel daadwerkelijk vorm krijgt, evaluatie van de huidige NEC-richtlijn plaatsvindt. Vele lidstaten hebben immers problemen met de huidige emissieplafonds. Een gedegen onderbouwing van eventuele nieuwe normen is noodzakelijk.
5. Klimaatbeleid: De voorgestelde aanpassing van de richtlijn emissiehandel om luchtvaartemissies op te nemen in het Europese emissiehandelssysteem (2006/ENV/017) verdient naar het oordeel van het kabinet grote aandacht vanwege de aanzienlijke bijdrage van de luchtvaart aan de uitstoot van broeikasgassen en tevens vanwege de noodzaak om de effecten op de concurrentiepositie van de Europese luchtvaartsector en de implicaties voor de relaties met derde landen goed te bezien. Nederland wil verder dat de aanpassing van de regelgeving wordt benut om bestaande uitvoeringsproblemen op te lossen, onder andere door bedrijven met een geringe uitstoot van broeikasgassen van het systeem uit te zonderen.
6. Thematische strategieën milieu en Strategie voor Duurzame Ontwikkeling: Van de zeven thematische strategieën (lucht, bodem, afval, natuurlijke hulpbronnen, stedelijk milieu, pesticiden, mariene milieu) zijn lucht en mariene milieu reeds gepresenteerd in 2005. De overige worden op korte termijn verwacht in 2005 of anders in 2006. Deze strategieën zijn voor Nederland prioritair omdat hiermee voor een langere periode sturing wordt gegeven aan de ontwikkeling van het Europese en daarmee ook het Nederlandse milieubeleid. Dit geldt tevens voor twee andere onderwerpen die in 2006 actueel zullen zijn: de herziening van de Europese Strategie voor Duurzame Ontwikkeling en de tussentijdse herziening van het zesde milieu-actieprogramma.
7. Het groenboek Maritiem Beleid(2006/FISH/001) verdient bijzondere aandacht vanwege de horizontale benadering die zich onder andere zal uitstrekken tot transport, visserij en de bescherming van ecosystemen en derhalve gevolgen kan hebben voor Nederland op velerlei terreinen.
8. Herziening van de gemeenschappelijke marktordening groente en fruit in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouw beleid. Het voorstel van de Commissie is erop gericht om de marktconformiteit van de Europese groenten- en fruitproductie te bevorderen, o.m. door verdere afbouw van het interventiesysteem en de afschaffing van uitvoersubsidies. Gezien de omvang van deze economische sector is deze herziening voor Nederland vanzelfsprekend van groot belang.
9. Mededeling inzake het tegengaan van het verlies van biodiversiteit. De Commissie zal in 2006 een mededeling presenteren waarin wordt aangegeven welke acties noodzakelijk zijn om de EU-doelstelling te realiseren om het verlies aan bio-diversiteit in 2010 tot staan te brengen. Momenteel is er ruimte voor inbreng vanuit de Lidstaten in een consultatieronde. Basis hiervoor is een notitie die is verspreid in voorbereiding op de mededeling. Na afronding van de consultatieronde zal de mededeling voorzien van een road mapnaar verwachting in mei 2006 uitkomen. Nederland zal in de consultatieronde bepleiten dat de prioriteiten niet te algemeen en breedvoerig worden opgesteld, maar eerder strategisch en voorbeeldvormend. Op die manier kan duplicatie met lopend Europees en nationaal biodiversiteitbeleid worden voorkomen. Van belang is verder dat de Commissie bij de uitvoering van de acties in de road map een actieve, initiërende rol gaat spelen.
10. Telecommunicatie en post: herziening van de elektronische communicatierichtlijnen en diensten en de openbare raadpleging over postdiensten. Nederland acht herziening van de communicatierichtlijnen van groot belang en vindt dat dit in samenhang gezien moet worden met herziening van andere relevante richtlijnen, zoals de richtlijn «Televisie Zonder Grenzen» en de privacy richtlijn. Dat geldt ook voor de liberalisering van de postmarkt. In 2006 start de Commissie een onderzoek naar de stand van zaken in de lidstaten met betrekking tot de postmarkt: Hoe zien de postmarkten er uit? Wat moet een nieuwe richtlijn over de geliberaliseerde postmarkt inhouden? Nederland is voorstander van een geliberaliseerde postmarkt in 2009.
11. Herziening van de aanbestedingsrichtlijn: Het belang hiervan behoeft nauwelijks toelichting. Bij de herziening moet worden gewaakt voor extra hoge lasten voor de overheid bij aanbestedingen. De Commissie heeft al te kennen gegeven dat de nieuwe aanbestedingsrichtlijn een nadere uitwerking zal geven aan het Alcatel-arrest. Dit voorstel kan tot hoge kosten leiden voor de overheid, indien Alcatel (te) ruim wordt uitgelegd.
12. Mededeling over de implementatie van een Europees netwerk voor spoorgoederenvervoer 92 006/tren/003): In deze mededeling worden de stappen verkend die nodig zijn voor het daadwerkelijk creëren van Europese spoorcorridors en het aanpakken van knelpunten en samenwerking tussen infrabeheerders. Deze mededeling is voor Nederland van belang omdat de Commissie een corridor-aanpak nastreeft naar het model Rotterdam-Milaan alsmede vanwege de aansluiting van de Betuwe-route.
13. De Communautaire Strategische Richtsnoeren(2005/REGIO+/013) vormen leidraad voor de nieuwe generatie structuurfondsen 2007–2013. Op grond van deze richtsnoeren stellen lidstaten hun Nationaal Strategisch Referentiekader op. Dit zal de omlijsting moeten vormen voor de operationele programma’s in de lidstaten. Deze richtsnoeren kunnen pas door de Raad worden aangenomen, nadat deze de kaderverordening voor de inrichting van het nieuwe cohesiebeleid en de vier verordeningen voor de individuele instrumenten heeft vastgesteld (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het nieuwe instrument dat grensoverschrijdende samenwerking regelt). Dit laatste is weer afhankelijk van een akkoord over de Financiële Perspectieven. Nederland is voorstander van de meer strategische benadering van het cohesiebeleid en steunt dan ook de Communautaire Strategische Richtsnoeren.
14. De mededeling over de vergrijzing (2006/EMPL/004) is een belangrijk thema binnen de Lissabonstrategie. In het Groenboek worden de uitdagingen geschetst waar Europa voor staat als het gaat om demografische veranderingen. In een vergrijzende samenleving wordt, door een afnemende groei van het arbeidsaanbod, de economische groei die noodzakelijk is om de lasten van de vergrijzing te dragen sterker dan voorheen afhankelijk van de groei van de arbeidsproductiviteit. Hiervoor is het essentieel- voorzover het maatregelen op sociaal en werkgelegenheidsbeleid betreft- te investeren in menselijk kapitaal. Nederland staat positief t.o.v. de Europese initiatieven om demografische veranderingen in Europees verband beter te analyseren. Zo wordt beter zicht op de gevolgen voor de samenleving en de beleidsmogelijkheden verkregen om hier invloed op uit te oefenen. Het is echter niet wenselijk om nieuwe processen op te zetten in dit kader. De bestaande structuren volstaan. Daarbij kan de uitwisseling van best practices bijdragen aan verbreding van deskundigheid tussen lidstaten.
15. Transportveiligheid: Betreft aanpassing van verordening 1592/2002 m.h.o. uitbreiding taken European Aviation Safety Agency op gebieden als Air Traffic Management, Air Navigation Service and Airports. De Nederlandse luchtvaartsector is gebaat bij de harmonisatie van veiligheidsvereisten. Aandachtspunten zijn dat deze taakuitbreiding tamelijk vroeg komt voor dit recent opgericht agentschap en dat de administratieve lasten beperkt moeten blijven. Ook voor de European Rail Agency is uitbreiding van bevoegdheden voorzien. Ook voor dit recent opgerichte agentschap vindt Nederland de taakuitbreiding erg vroeg.
16. Uitrol en EU-financiering onder de TEN’s van het spoorwegveiligheidssysteem ERTMS (European Railtraffic Management System). Onder meer van belang voor de Hogesnelheidslijn en de Betuweroute. Dit voorstel is in 2005 gepresenteerd. Behalve voldoende financiering is de versnelling van de nationale besluitvorming van belang en de aansluiting van land naar land.
17. Mededeling inzake de evaluatie van implementatie van JBZ-maatregelen (2006/JLS/017). In deze mededeling zal de Commissie in kaart brengen hoe de evaluatie van implementatie verbeterd kan worden. In het Haags Programma voor vrijheid, veiligheid en recht is hier door het Nederlands Voorzitterschap bijzondere nadruk opgelegd. De EU moet er beter op toezien of maatregelen in de praktijk wel werken en deze zo nodig aanpassen en erop toezien dat de implementatie voldoende is en niet teveel uiteenloopt.
18. Voorstel voor het opzetten van teams van nationale experts (2006/JLS/003) ter ondersteuning van de versterking van grensbewaking. Dit betreft een opdracht uit het Haags Programma dat voorziet in het opzetten van teams van nationale experts op het terrein van grensbewaking om technische en operationele bijstand desgevraagd te verlenen aan lidstaten waarvan de nationale grensbewaking overbelast is. Het gaat nog niet om het opzetten van de teams zelf. Het voorstel van de Commissie poogt te voorzien in een kader voor de bevoegdheden en financiering van dergelijke teams. Bewaking van buitengrenzen is een topprioriteit voor de Unie en voor Nederland in het kader van de bestrijding van illegale immigratie en terrorismebestrijding. Technische en operationele ondersteuning kan met name in de nieuwe lidstaten van waarde zijn.
19. Voorstel voor een gemeenschapscode voor visa van korte duur (2206/JLS/002). De code beoogt het bestaande acquis te consolideren, te moderniseren, en aan te vullen. De huidige juridische instrumenten vormen een mengeling van gemeenschapsregels en administratieve en praktische bepalingen, die in een gemeenschapscode bijeen kunnen worden gebracht, vergezeld van praktische richtlijnen voor de operationele implementatie van deze regels. Nederland meent dat een meer eenduidige aanpak verschillende praktijken kan voorkomen en daarmee ook illegale immigratie helpen bestrijden. Illegalen komen immers niet zelden in eerste instantie legaal de Unie binnen om vervolgens illegaal (in een andere lidstaat) te blijven.
20. Voorstel voor een geautomatiseerd systeem voor de uitwisseling van strafregisters (2004/JLS/116). De JBZ-Raad van april heeft de CIE gevraag een wetgevingsvoorstel uit te werken op basis van het uitgangspunt dat de lidstaat van de nationaliteit van de veroordeelde de centrale plaats wordt voor de opslag van gegevens over veroordelingen, die dan direct toegankelijk worden voor andere lidstaten. Voor niet-EU burgers wordt een centrale Europese Verwijzingsindex ingericht. Nederland is voorstander van snelle uitwerking van een concreet voorstel voor de uitwisseling van strafregisters. Door directe uitwisseling van gegevens kunnen misdadigers sneller worden opgespoord en vervolgd, en kunnen gevallen als de pedofiele moordenaar Fourniret die ondanks een Frans strafblad in België zijn gang kon gaan worden voorkomen. Aandachtspunten zijn wel de kosten en automatiseringsimplicaties van het voorstel.
21. Strafbaarstelling aanlevering expertise m.b.t. explosieven voor terroristische doeleinden (2006/ JLS/013). Doel van het voorstel is het strafbaar stellen van opzettelijk overdragen van expertise m.b.t. het maken van bommen. Hierdoor zal het voor terroristen en vooral potentiële terroristen moeilijker moeten worden aan de benodigde kennis en vaardigheden voor het plegen van een aanslag te komen. Het voorstel moet in samenhang worden gezien met de EU-strategie om radicalisering tegen te gaan: als de expertise over het maken van bommen vrijelijk voor handen is, zetten geradicaliseerde of radicaliserende jongeren wellicht sneller de stap naar terrorisme. Dit moet binnen de EU worden voorkomen.
22. Mededeling over prioriteiten voor een gemeenschappelijk beleid ten aanzien van illegale migratie (2006/JLS/005). Hoofdonderwerpen van de mededeling zullen zijn: grensbewaking, visumbeleid en beveiliging van reisdocumenten en identiteitskaarten, terugkeerbeleid, betrekkingen met derde landen, en het bestrijden van mensensmokkel en mensenhandel. Daarnaast denkt de Commissie erover zich ook te richten op mogelijk pull factoren als regularisering van illegalen (bijv. early warning) en het tegengaan van illegale tewerkstelling. Nederland vindt het belangrijk dat de brede aanpak van migratie zoals uiteengezet in het Haags Programma wordt voorgezet, en verwelkomt het dat de diverse elementen daarvan verder worden uitgewerkt.
23. Externe concurrentiekracht/externe aspecten Lissabon-agenda
In vervolg op een eerste informele discussie over dit onderwerp onder Nederlands voorzitterschap bereidt de Commissie een mededeling voor. In dit kader is in het najaar van 2005 een issues paper opgesteld dat gebruikt zal worden om lidstaten te consulteren en om de mening te peilen van bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. De echte Commissiemededeling volgt dan in 2006. Nederland ziet de uiteindelijke mededeling met belangstelling tegemoet. Nederland meent dat de discussiebijdrage van de Commissie redelijk van toon en vrij verstandig van inhoud is.
Voorstellen waarvan het kabinet verwacht dat de subsidiariteit en/of proportionaliteit een aandachtspunt zal zijn
24. De kaderrichtlijn mariene milieu is reeds in 2005 gepresenteerd, tegelijk met de thematische strategie. Nederland heeft bedenkingen of een juridisch bindend instrument voor het mariene milieu toegevoegde waarde biedt. De regering laat dit in een eigen economische impact analyse nagaan.
25. Kaderrichtlijn bodem (wordt eind 2005 verwacht en staat daarom niet in het 2006 Werkprogramma). De thematische strategie bodem zal vergezeld gaan van een richtlijn. Nederland is niet overtuigd van de toegevoegde waarde van een Kaderrichtlijn aangezien er meer flexibele en kosteneffectieve maatregelen voorhanden zijn om de doelen van de strategie te realiseren.
26. Groenboek over drugs en civil society. Aanpak van de drugsproblematiek is een topprioriteit van de EU, omdat drugsgebruik en illegale drugshandel omvangrijk zijn en veel maatschappelijke schade veroorzaken in de vorm van drugsgerelateerde criminaliteit, gezondheidsproblemen en sociale uitsluiting. Naast acties gericht op grensoverschrijdende problematiek, kunnen o.a. uitwisseling van kennis en ervaring en het uitvoeren van gezamenlijk onderzoek een bijdrage leveren aan de aanpak van de problematiek op nationaal niveau. De activiteiten de EU zijn complementair aan maatregelen in lidstaten. Zij liggen op het vlak van drugspreventie, vermindering van gebruik, afhankelijkheid en drugsgerelateerde volksgezondheidsschade. Bij nadere uitwerking van het groenboek zal aan het aspect van subsidiariteit terdege aandacht moeten worden besteed.
27. European Institute of Technology: dit betreft een prominent plan van de Commissie, waarvoor geen budget is gereserveerd binnen de EU-begroting en waar voor weinig draagvlak bestaat bij de lidstaten. Voor zover een EIT gefinancierd zou moeten worden uit categorie 1a (concurrentievermogen) en in het bijzonder het Kaderprogramma Onderzoek, zou het zowel bugettair als inhoudelijk de voorstellen voor oprichting van een European Research Council en de Joint Technology Initiatives kunnen doorkruisen. Deze voorstellen worden door Nederland ondersteund.
28. EMSA (Europees Agentschap voor Maritieme veiligheid): Het agentschap oefent regelgevingstaken uit en verleent diensten aan de industriesectoren waardoor het inkomsten verwerft en derhalve over eigen middelen beschikt. De meeste agentschappen worden gefinancierd met een hiertoe in de algemene begroting van de Europese Unie opgenomen communautaire subsidie. Deze wijze van financiering doet echter geen afbreuk aan de status van EMSA van autonome communautaire instelling. De concrete vraag die hier speelt is of inspectietaken op Europees niveau – door EMSA – of op nationaal niveau moeten worden uitgevoerd.
29. Mededeling nieuwe gemeenschapsstrategie voor gezondheid en veiligheid op het werk: Het gaat om een nieuwe strategie die voortborduurt op het bestaande beleid. Het is onder andere de bedoeling om bestaande wetgeving op dit terrein te vereenvoudigen. Het is onduidelijk in hoeverre men wil voorzien in veel nieuwe wetgeving. Verheldering van de kant van de Commissie is noodzakelijk.
Voorstellen die van belang worden geacht, maar die nog niet door de Europese Commissie ter hand worden genomen (Ontbrekende wetgevingsvoorstellen, Groenboeken of Mededelingen)
30. Zonder scherper Europees bronbeleid kunnen lidstaten de Europese luchtkwaliteitsnormen niet halen. Nederland mist daarom in de lijst met voorstellen voor 2006 de Euro-VI verordening, die emissienormen voor vrachtauto’s stelt. Nederland zal bij de Commissie aandringen spoedig met dit voorstel te komen.
31. Nieuwe Interne Markt Strategie, die de huidige Interne Markt Strategie 2003–2006 gaat vervangen. De mededeling krijgt naar verwachting een strategisch karakter en vormt een verdere voltooiing van de interne markt en een ondersteuning van de Lissabonstrategie. Nederland is voorstander van de Interne Markt Strategie. Het is een moedige poging van de Commissie om hardnekkige problemen binnen de interne markt op te lossen. Voor Nederland blijft een goede werking van de interne markt een prioriteit van de eerste orde.
32. Vereenvoudiging van de oorsprongsregels, die worden toegepast op de handel met derde landen. De preferentiële oorsprongsregels zijn van groot belang bij de toepassing van handelsakkoorden en preferenties zoals geboden in het Algemeen Preferentieel Stelsel. Door de complexiteit van de regels wordt onvoldoende gebruik gemaakt van geboden handelsvoordelen. Nederland hecht grote waarde aan het vereenvoudigen en waar mogelijk versoepelen van deze regels ter versterking van de internationale handel en het verhogen van de welvaart.
33. Het ITER-project (International Thermonuclear Experimental Reactor) is een internationaal project voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van energie uit kernfusie. Nu de vestigingskwestie bevredigend is opgelost, zijn er de nodige juridische en institutionele vragen voordat er een internationale overeenkomst kan worden ondertekend. Het is vooralsnog onduidelijk wanneer met de voorbereidende werkzaamheden kan worden aangevangen. Nederland acht voortgang van groot belang.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-408.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.