22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

nr. 399
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 2005

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vier fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

1.

– Communication from the Commission to the Council and the European Parliament Thematic Strategy on air pollution (de Nederlandse versie is niet beschikbaar)

– Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on ambient air quality and cleaner air for Europe (de Nederlandse versie is niet beschikbaar)

2. Voorstel voor een beschikking van de Raad tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van roggebrood met toegevoegde fytosterolen/fytostanolen als nieuw voedingsmiddel of nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

3. Voorstel voor een beschikking van de Raad tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van worst met toegevoegde fytosterolen/fytostanolen als nieuw voedingsmiddel of nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

4. Voorstel voor een verordening van het Europese Parlement en de Raad betreffende het Europese Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving.

De Staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken,

A. Nicolaï

Fiche 1: Mededeling over de thematische strategie luchtvervuiling en de richtlijn luchtkwaliteit Titel:

– Communication from the Commission to the Council and the European Parliament Thematic Strategy on air pollution (de Nederlandse versie is niet beschikbaar)

– Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on ambient air quality and cleaner air for Europe(de Nederlandse versie is niet beschikbaar)

NB: waar gesproken wordt over «het voorstel» wordt bedoeld: zowel de Thematische Strategie als de concept-richtlijn, aangezien deze niet losgezien kunnen worden van elkaar.

Datum Raadsdocument:29 september 2005, 29 september 2005
Nr. Raadsdocument:12735/05, nog niet beschikbaar
Nr. Commissiedocument:COM(2005)446, COM(2005)447
Eerstverantwoordelijk ministerie:VROM in nauwe samenwerking met V&W i.o.m. BZ, FIN, EZ, SZW, BZK, DEF, VWS, LNV en VNG en IPO

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Milieu, Milieuraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Deze Thematische Strategie is samen met de ontwerprichtlijn het gevolg van een Commissie-initiatief tot betere regulering. Met de nieuwe Richtlijn worden de eerste drie dochterrichtlijnen Lucht samengevoegd, evenals het Raadsbesluit «Luchtkwaliteitsbeoordeling en -beheer» en de richtlijn tot uitwisseling van informatie luchtkwaliteit.

De Thematische Strategie Luchtkwaliteit is de eerste van in totaal zeven door de Commissie aangekondigde Thematische Strategieën en bevat het ambitieniveau dat in de ogen van de Commissie nodig is om de EU-luchtkwaliteitsdoelstellingen te halen. De concept-richtlijn geeft aan welke doelstellingen nodig zijn om dit ambitieniveau te realiseren. Het laat de bestaande doelstellingen voor de lidstaten intact maar voegt een nieuwe doelstelling toe voor fijn stof (de nieuwe norm PM2,5), naast de bestaande (en gehandhaafde) fijn stofnorm voor PM10. Tevens wordt een meer flexibele wijze voorgesteld om aan de doelen te voldoen. Doel van deze richtlijn is om te komen tot een heldere, begrijpelijke, actuele en gebruikersvriendelijke vorm van Europese regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit.

Rechtsbasis van het voorstel: art. 175 EG-Verdrag (richtlijn)

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: richtlijn: Codecisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: Instelling Comité inzake luchtkwa-liteit. Dit is een regelgevend Comité.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: Positief. Het voorstel voldoet aan het subsidiariteitsbeginsel, omdat wijziging van de Europese normstelling op Europees niveau moet plaatsvinden. De Richtlijn komt namelijk in de plaats van drie reeds bestaande richtlijnen, en ziet daarnaast op onder meer uitbreiding van de in deze richtlijnen vervatte doelstellingen/normen. Lidstaten alleen kunnen deze doelstellingen niet realiseren.

Proportionaliteit: Gematigd positief. Voor NL is een belangrijk punt dat enerzijds eisen aan de lidstaten worden gesteld (limit values) maar aan de andere kant geen harde plicht voor de Commissie is opgenomen om met onderbouwende bronmaatregelen te komen (emissie-eisen) die uitvoering voor de lidstaten mogelijk moet maken. Enige duidelijkheid kan worden gevraagd over een eventuele toename van monitorings- en andere eisen, in het licht van het doel van de Richtlijn, nl. het vereenvoudigen van administratieve procedures en regelgeving binnen het luchtkwaliteitsbeleid.

Consequenties voor de EU-begroting:

Geen consequenties voor de EU-begroting. De EU-bijdrage is voorzien vanuit het 7e EU Onderzoeksprogramma. Verdere onderzoekskosten komen voor rekening van de lidstaten.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksover-heid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

De Thematische Strategie gaat uit van jaarlijkse kosten voor de EU-lidstaten (gezamenlijk) van € 7,1 mld., zijnde ongeveer 0,05% van het EU-25 GDP in 2020, om aan de doelstellingen en normen te kunnen voldoen. Voor Nederland zal dit ongeveer € 328 mln. per jaar betekenen. Dat houdt in dat de totale kosten voor Nederland vanaf 2007 tot 2020 ca € 4 miljard zullen bedragen. Deze kosten worden veroorzaakt door aanvullende nationale maatregelen om de doelstellingen te realiseren. Het «September-briefpakket» van € 900 mln. tot 2010 zal hier onderdeel van uit maken. Het gaat om maatregelen als subsidiëring van schone auto’s, ondersteuning van gemeenten/provincies, etc.

De precieze omvang van de kosten hangt af van hoe de onderhandelingen over het ambitieniveau verlopen en of er grensof streefwaarden worden afgesproken voor PM2,5. De vraag is bovendien of de genoemde € 328 mln voldoende is om op alle locaties op tijd aan de normen te voldoen. Dit kan nopen tot aanvullende nationale maatregelen. Hierover zal pas in de loop van de onderhandelingen meer duidelijkheid komen.

Overigens geeft de Commissie nadrukkelijk aan dat er naast de kosten ook baten zijn in vorm van een betere gezondheid. Deze baten zijn in de analyse van de Commissie hoger dan de kosten.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Nadrukkelijk consequenties voor nationale regelgeving, met name met het oog op de nieuwe Wet Luchtkwaliteit die nu bij de Raad van State ligt. Dit kan ook consequenties hebben voor de taken van gemeenten en provincies, gezien de eis dat bij het niet halen van de doelen nu programma’s per agglomeratie/zone en niet meer per gemeente moeten worden opgesteld. Deze programma’s worden echter uitgebreid tot zowel NO2 als fijn stof. Of dit tot een de facto verlichting of verzwaring van de taken leidt is op dit moment nog niet in te schatten.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Bijna onmiddellijk na definitief goedgekeurde en vastgestelde richtlijn (dag van publikatie in het Official Journal of the European Union)

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland hecht groot belang aan zowel de Thematische Strategie Lucht als aan deze ontwerprichtlijn Luchtkwaliteit. Reden hiervoor is dat inmiddels duidelijk is geworden dat met de huidige inzet op het gebied van luchtkwaliteit – zowel nationaal als Europees – de doelstellingen van het EU-beleid niet gerealiseerd kunnen worden Dit resulteert voor Nederland enerzijds in ernstige gezondheidsrisico’s, doordat luchtverontreiniging, in het bijzonder fijn stof en ozon, kan leiden tot gezondheidsklachten en zelfs tot voortijdige sterfte. Uit epidemiologische studies blijkt dat in Nederland bij ongeveer 1700 tot 3000 sterfgevallen per jaar het inademen van fijn stof een rol speelt bij voortijdige sterfte. Bij langdurige blootstelling aan fijn stof zijn de gezondheidseffecten groter.

Anderzijds resulteert de ontstane situatie in grote juridische obstakels voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (zoals de aanleg van infrastructuur of grote woningbouwlocaties). Het geldende luchtkwaliteitsbeleid leidt ertoe dat ca. 50% van de ruimtelijke plannen in gevaar kan komen doordat deze strijdig zijn met de huidige nationale regelgeving (die grotendeels gebaseerd is op Europese regelgeving). Deze ernstige situatie wordt veroorzaakt door het uitblijven van aanscherping van het EU-brede brongerichte beleid (normstelling voor emissies verkeer en industrie) en door knelpunten in de huidige EG-luchtregelgeving. Deze herziening van de huidige dochterrichtlijnen moet dan ook aangegrepen worden om deze knelpunten te helpen op te lossen.

De Commissievoorstellen leveren in hun huidige vorm duidelijk niet de flexibiliteit op EU-niveau op die nodig is om, samen met het door het kabinet gepresenteerde pakket aan maatregelen, de beide doelstellingen van het kabinetsbeleid binnen bereik te brengen: het verbeteren van de situatie voor de volksgezondheid en tegelijkertijd er voor zorgen dat Nederland ruimtelijk en economisch niet langer «op slot» zit.

Indien met name het richtlijnvoorstel niet wezenlijk gewijzigd wordt, zal Nederland (opnieuw) geconfronteerd worden met een luchtkwaliteitrichtlijn waar het binnen de gestelde termijnen niet aan kan voldoen. Weliswaar lijkt de richtlijn enkele positieve aanzetten te bevatten (aftrek van natuurlijke bronnen fijn stof, mogelijkheid tot uitstel), Nederland houdt echter op belangrijke terreinen problemen met de inhoud van het voorstel zoals dat er nu ligt. Dit geldt met name voor:

• het toepasbaarheidsbeginsel (dat wil zeggen dat de fijn stofnorm overal in NL moet worden gehaald, ook daar waar geen blootstelling plaatsvindt);

• het feit dat er een nieuwe norm voor extra fijn stof (PM 2,5) wordt geïntroduceerd die nog onvoldoende wetenschappelijk is onderbouwd; dit terwijl de bestaande norm (PM10) niet uitvoerbaar lijkt te zijn voor veel lidstaten;

• de mogelijkheid om vijf jaar uitstel te krijgen om aan de normen te moeten voldoen is weliswaar een verbetering, maar de voorwaarden zijn te streng of te onduidelijk en de termijn is te kort;

• de introductie van een nieuwe «stand still bepaling», die afwijkt van de formulering uit artikel 9 van de Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit. Dit leidt ertoe dat de luchtkwaliteit daar waar die nog onder de normen blijft, in elk geval niet mag verslechteren. Dit staat haaks op het Nederlandse Besluit Luchtkwaliteit 2005 en de salderingsgedachte daarin. Nederland wenst daarom de formulering uit de Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit te handhaven.

Daarnaast is de thematische strategie onvoldoende ambitieus op het vlak van Europees bronbeleid (emissienormen voor voertuigen en industrie). Daarmee is het ambitieniveau van de Thematische Strategie onvoldoende om de doelstellingen uit de Richtlijn Luchtkwaliteit te kunnen realiseren. Mede in verband met de bijzondere omstandigheden in Nederland (hoge bevolkingsdichtheid, veel instroom van vervuilde lucht, hoge achtergrondconcentratie van natuurlijk fijn stof) is het voor Nederland essentieel dat de Commissie snel met aanvullend Europees bronbeleid komt. Europese normen voor luchtkwaliteit vergen immers bijbehorende instrumenten om de uitstoot van verontreiniging te verminderen. Deze moeten vanwege de interne markt en uit effectiviteitsoverwegingen bij voorkeur op Europees niveau overeengekomen worden. Dit betekent dat de emissienormen voor verkeer en industrie snel verder moeten worden aangescherpt, opdat luchtkwaliteitsnormen op termijn gehaald kunnen worden zonder het level playing field in Europa te verstoren.

Gezien het voorgaande is een pro-actieve en realistische inzet in de komende onderhandelingen in Brussel geboden. Aangezien besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid plaatsvindt is Nederland afhankelijk van het smeden van (wisselende) coalities. Het kabinet is zowel in Brussel als via onze ambassades reeds actief om coalities te vormen en zal dit verder uitbouwen, ook specifiek per onderdeel van de richtlijn. Hierbij zullen alle relevante kanalen benut worden.

Fiche 2: Beschikking over het in de handel brengen van roggebrood met toegevoegde fytosterolen/fytostanolen Titel: Voorstel voor een beschikking van de Raad tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van roggebrood met toegevoegde fytosterolen/fytostanolen als nieuw voedingsmiddel of nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

Datum Raadsdocument:13 september 2005
Nr. Raadsdocument:12127/05
Nr. Commissiedocument:COM(2005) 340
Eerstverantwoordelijk ministerie:VWS i.o.m. FIN en EZ

Behandelingstraject in Brussel:

Geen besluitvorming mogelijk in Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid (PCVD) van 30 april 2004, nu voorgelegd aan de Raad.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorgenomen besluit valt onder de uitvoering van verordening 258/97, betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten. Verordening 258/97 stelt dat nieuwe voedselingrediënten, zoals bijvoorbeeld fytosterolen en fytostanolen, niet zijn toegestaan, tenzij aan de (veiligheids)criteria en de toelatingsprocedures voldaan is. Als dit het geval is, kan een vergunning worden verleend voor het in de handel brengen van het desbetreffende product. In dit besluit gaat het specifiek om een voorstel voor vergunningverlening voor de toepassing van fytosterolen in roggebrood.

Fytosterolen en fytostanolen worden toegepast in producten met het doel het bloedcholesterolgehalte te verlagen. Het Wetenschappelijk Comité van de Europese Commissie heeft geconcludeerd dat inname van fytosterolen en fytostanolen beneden 3 gram per dag moet blijven, omdat daarboven ongewenste effecten te verwachten zijn.

Daarnaast heeft het PCVD (Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid) van november 2003 overeenstemming bereikt over een verbod op de toepassing van fytosterolen in de volgende productcategoriën:

– producten die aantrekkelijk zijn voor kinderen;

– dranken waarvan de consumptie moeilijk te portioneren is;

– voedingsmiddelen rijk aan verzadigd vetten of suikers, die niet geschikt zijn voor consumenten die proberen hun cholesterolgehalte in hun bloed te verlagen.

Rechtsbasis van het voorstel:

Verordening (EG) 258/97 inzake nieuwe voedingsmiddelen, m.n. art. 7.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Comitologie volgens artikel 7 jo. artikel 13, lid 4, onder b), van Verordening (EG) 258/97 en overeenkomstig artikel 5 van Besluit 1999/468/EG van de Raad.

Instelling nieuw Comitologie-comité:

Nee, er wordt gebruik gemaakt van de bestaande comitologie-procedure.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

N.v.t., want de voorgestelde vergunningverlening vormt uitvoering en toepassing van (mogelijkheden in) Verordening 258/97.

Consequenties voor de EU-begroting: geen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: n.v.t.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Beschikking treedt in werking op dag van publikatie in Publikatieblad.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Hoewel Nederland positief staat tegenover innovatie in de voedingsmiddelenindustrie, staat Nederland afwijzend tegen het volledig vrijgeven van de toepassing van fytostanolen en fytosterolen in een breed scala aan voedingsmiddelen, omdat Nederland het risico van overconsumptie van fytosterolen en fytostanolen wil beperken.

Nederland steunt de specifieke toepassing van fytostanolen en fytosterolen in roggebrood. Het product is voldoende specifiek gedefinieerd en valt niet onder een van de drie uitzonderingscategorieën van het PCVD:

– producten die aantrekkelijk zijn voor kinderen;

– dranken waarvan de consumptie moeilijk te portioneren is;

– voedingsmiddelen rijk aan verzadigd vetten of suikers, die niet geschikt zijn voor consumenten die proberen hun cholesterolgehalte in hun bloed te verlagen.

Verder is roggebrood geen product dat in Nederland specifiek door kinderen wordt gegeten.

Fiche 3: Beschikking over het in de handel brengen van worst met toegevoegde fytosterolen/fytostanolen Titel: Voorstel voor een beschikking van de Raad tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van worst met toegevoegde fytosterolen/fytostanolen als nieuw voedingsmiddel of nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

Datum Raadsdocument:13 september 2005
Nr. Raadsdocument:12136/05
Nr. Commissiedocument:COM(2005) 341
Eerstverantwoordelijk ministerie:VWS i.o.m. FIN en EZ

Behandelingstraject in Brussel:

Geen besluitvorming mogelijk in Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid (PCVD) van 30 april 2004, nu voorgelegd aan de Raad.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorgenomen besluit valt onder de uitvoering van verordening 258/97, betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten. Verordening 258/97 stelt dat nieuwe voedselingrediënten, zoals bijvoorbeeld fytosterolen en fytostanolen, niet zijn toegestaan, tenzij aan de (veiligheids)criteria en de toelatingsprocedures voldaan is. Als dit het geval is, kan een vergunning worden verleend voor het in de handel brengen van het desbetreffende product. In dit besluit gaat het specifiek om een voorstel voor vergunningverlening voor de toepassing van fytosterolen in worstjes met een vetgehalte onder de tien procent.

Fytosterolen en fytostanolen worden toegepast in producten met het doel het bloedcholesterolgehalte te verlagen. Het Wetenschappelijk Comité van de Europese Commissie heeft geconcludeerd dat inname van fytosterolen en fytostanolen beneden 3 gram per dag moet blijven, omdat daarboven ongewenste effecten te verwachten zijn.

Daarnaast heeft het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid (PCVD) van november 2003 overeenstemming bereikt over een verbod op de toepassing van fytosterolen in de volgende productcategorieën:

– producten die aantrekkelijk zijn voor kinderen;

– dranken waarvan de consumptie moeilijk te portioneren is;

– voedingsmiddelen rijk aan verzadigd vetten of suikers, die niet geschikt zijn voor consumenten die proberen hun cholesterolgehalte in hun bloed te verlagen.

Rechtsbasis van het voorstel: Verordening (EG) 258/97 inzake nieuwe voedingsmiddelen, m.n. art. 7.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Comitologie volgens artikel 7 jo. artikel 13, lid 4, onder b), van Verordening (EG) 258/97 en overeenkomstig artikel 5 van Besluit 1999/468/EG van de Raad.

Instelling nieuw Comitologie-comité: nee, er wordt gebruik gemaakt van de bestaande comitologie-procedure.

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t., want de voorgenomen vergunningverlening vormt uitvoering en toepassing van (mogelijkheden in) Verordening 258/97.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: n.v.t.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Beschikking treedt in werking op dag van publikatie in Publikatieblad.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Hoewel Nederland positief staat tegenover innovatie in de voedingsmiddelenindustrie, staat Nederland afwijzend tegen het volledig vrijgeven van de toepassing van fytostanolen en fytosterolen in een breed scala aan voedingsmiddelen, omdat Nederland het risico van overconsumptie van fytosterolen en fytostanolen wil beperken. Hierbij volgt Nederland de toetsingscriteria van het PCVD. Toepassing van fytosterolen is niet toegestaan bij:

– producten die aantrekkelijk zijn voor kinderen;

– dranken waarvan de consumptie moeilijk te portioneren is;

– voedingsmiddelen rijk aan verzadigd vetten of suikers, die niet geschikt zijn voor consumenten die proberen hun cholesterolgehalte in hun bloed te verlagen.

De worstjes uit het voorstel vallen onder categorie c. Ondanks dat het hier om light-worstjes gaat, is Nederland bezorgd over het toevoegen van fytosterolen/fytostanolen aan producten die normaal gesproken rijk aan verzadigde vetten zijn en daarmee niet geschikt voor consumenten die proberen hun bloedcholesterolgehalte proberen te verlagen. Nederland wijst de toepassing in dit product op dit moment uit voorzorg af, maar acht nader onderzoek naar toepassing van deze stoffen in light-producten wenselijk.

Fiche 4: Verordening betreffende Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving Titel: Voorstel voor een verordening van het Europese Parlement en de Raad betreffende het Europese Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

Datum Raadsdocument:13 september 2005
Nr. Raadsdocument:12143/05
Nr. Commissiedocument:COM(2005) 399
Eerstverantwoordelijk ministerie:VWS i.o.m. JUST, BZ, FIN, SZW, DEF, BZK

Behandelingstraject in Brussel: Horizontale Werkgroep Drugs, Raad Justitie en Binnenlandse Zaken

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het EMCDDA (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction) is in 1991 opgericht met als doel de Gemeenschap en haar lidstaten te voorzien van objectieve, betrouwbare en op Europees niveau vergelijkbare informatie over het verschijnsel drugs en drugsverslaving.

Met een herzien voorstel COM 808 met als rechtsbasis artikel 308, heeft de Commissie in 2003 voorstellen gedaan om de rol van het centrum uit te breiden. In de horizontale werkgroep drugs is vervolgens besloten deze rechtsbasis te wijzigen in artikel 152, om zo beter aan te sluiten op nationale acties gericht op met name het terugdringen van drugsgerelateerde gezondheidsschade. Op basis hiervan heeft de Commissie besloten het voorstel wederom aan te passen.

Met het voorliggende voorstel wil de Commissie de stichtingsakte van het EMCDDA aanpassen. Achtergrond is de wens van de Commissie om op de volgende punten wijzigingen aan te brengen:

– Uitbreiding van de rol/taken van het EMCDDA op het terrein van het gebruik van nieuwe drugs (in het bijzonder de combinatie van illegale drugs met legale drugs of met alcohol en medicijnen) en een uitbreiding van rol/taken ten aanzien van het onderwerp «emerging trends» (EMCDDA als waakhond);

– Het EMCDDA dient zich nu ook te richten op de ontwikkeling van instrumenten/indicatoren van beleidsevaluatie. In de regeling wordt niet de evaluatie van het beleid zelf als taak opgenomen;

– Er komt een stuurgroep om het bestuur te ondersteunen. Deze verandering is vooral optisch (vervangt het dagelijkse bestuur, «the Bureau»);

– De samenstelling van het wetenschappelijke comité wordt – met het oog op de komende uitbreiding van de Unie – uitgebreid zodat er per lidstaat een expert wordt afgevaardigd.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 152 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Co-decisie.

Instelling nieuw Comitologie-comité: Er is voor deze verordening geen comitologie-comité ingesteld.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief. De doelen van het EMCDDA kunnen onvoldoende op nationaal niveau bereikt worden. Optreden op EU-niveau heeft, onder meer in verband met schaalvoordelen en effecten van onderzoek/interventies, duidelijk meerwaarde. Vergelijkbare gegevens op Europees niveau over drugs, drugsverslaving en de gevolgen daarvan, evenals de risicobeoordeling van nieuwe drugs, kunnen gemakkelijker worden verkregen via een orgaan op Europees niveau. Door de werkzaamheden van het Waarnemingscentrum wordt de verzameling en verspreiding van vergelijkbare gegevens op Europees niveau vergemakkelijkt.

Proportionaliteit: positief. Een verordening is het geëigende middel om de stichtingsakte van het EMCDDA aan te passen. Deze verordening gaat niet verder dan wat nodig is om haar doelstellingen te verwezenlijken.

Consequenties voor de EU-begroting:

De Commissie geeft aan dat het voorstel geen budgettaire consequenties heeft, terwijl het EMCDDA er wel nieuwe taken bij krijgt die gefinancierd moeten worden. Verwacht wordt dat wanneer binnen de EU begroting geen aanvullende middelen gevonden kunnen worden, de Commissie het ambitieniveau van het EMCDDA naar beneden zal moeten bijstellen. Daarnaast zijn er nu al tekenen van overbelasting bij het EMCDDA bij het behalen van de doelstellingen in verhouding tot de beschikbare financiële middelen (zoals publicaties van het EMCDDA die niet meer in alle EU-talen worden vertaald).

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

In principe komen eventuele extra kosten ten laste van de vergoeding die de NFP’s ((national focal points: in Nederland is dit momenteel het Trimbos Instituut) ontvangen van het EMCDDA (indirect van de EC). Indien hier geen ruimte voor is, zal scherper geprioriteerd moeten worden.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/ zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: nog niet bekend.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland kan dit voorstel ondersteunen, waarbij als specifieke punten worden genoemd, dat

• Nederland zich al in eerdere onderhandelingen sterk heeft gemaakt voor wijziging van de rechtsbasis van artikel 308 in artikel 152 (volksgezondheidsartikel). Doordat nu de co-decisieprocedure zal worden gevolgd, krijgt het EP een belangrijkere rol bij het tot stand komen van dit voorstel;

• Nederland het van groot belang acht dat bij de invulling van functies, taken en prioriteiten van het EMCDDA voldoende flexibiliteit wordt ingebouwd, zodat de inzet van het centrum aansluit bij de activiteiten uit de nieuwe drugsstrategie en het EU Actieplan drugs 2005–2008;

• Nederland zich in grote lijnen kan vinden in het voorstel om de stichtingsakte van het EMCDDA te wijzigen en akkoord gaat met de taken van het centrum, zoals omschreven in de nieuwe stichtingsakte;

• Nederland de voorstellen steunt over het dagelijkse bestuur van het EMCDDA, voorzover die in overeenstemming zijn met de Verordening over ambtstermijnen van directeuren van Europese regelgevende agentschappen (COM (2005) 190). In deze verordening worden de thans geldende procedures voor het verlengen van de zittingstermijn van directeuren, plaatsvervangend directeuren en presidenten van 18 agentschappen herzien met als doel deze te stroomlijnen. Het EMCDDA is een van deze agentschappen. Daarnaast zal Nederland erop toezien dat in deze verordening op een adequate wijze wordt geregeld dat de Raad betrokken wordt bij én haar invloed kan uitoefenen op de werkzaamheden van het EMCDDA;

• Nederland van mening is dat het budget moet aansluiten bij de nieuwe taken van het centrum. Als er binnen de EU-begroting geen aanvullende middelen kunnen worden gevonden, zal de Commissie het ambitieniveau van het EMCDDA naar beneden moeten bijstellen;

• Nederland er nota van neemt dat beleidsevaluatie niet een zelfstandig te initiëren taak van het centrum is, maar dat het centrum wel instrumenten ontwikkelt voor beleidsevaluatie.

Naar boven