22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3939 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 mei 2024

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 1 maart 2024 over de Kabinetsappreciatie Witboek over exportcontrole (Kamerstuk 22 112, nr. 3902).

De vragen en opmerkingen zijn op 22 maart 2024 aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 8 mei 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Thijssen

De griffier van de commissie, Meijers

Inhoudsopgave

   

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

2

Inbreng GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon

2

Inbreng VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

5

Inbreng NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon

10

Inbreng D66-fractie en reactie van de bewindspersoon

12

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Inbreng leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Kabinetsappreciatie van het Europese witboek over exportcontrole. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet een positieve grondhouding heeft ten aanzien van de doelstelling van de Commissie om het mogelijk te maken om gecoördineerd EU-controles uit te voeren, maar bespeuren tegelijkertijd terughoudendheid bij het uitbreiden van de bevoegdheden van de Commissie. Klopt deze constatering en kan de Minister een toelichting geven over hoe hij hierover denkt?

Antwoord van het kabinet:

Om het doel van betere EU-coördinatie op exportcontrole van dual-use goederen en technologie te bereiken, is een uitbreiding van de bevoegdheden van de Commissie niet noodzakelijk. De huidige EU Dual-Use Verordening bevat reeds voldoende aanknopingspunten voor de Commissie om de lidstaten te ondersteunen bij een doeltreffende en gecoördineerde toepassing van exportcontroles, waaronder op het terrein van informatiedeling en het ontwikkelen van richtsnoeren ter ondersteuning van de praktische toepassing van controles.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen dat exportcontrole onder andere betrekking heeft op de nationale veiligheid waardoor uitbreiding van de Europese bevoegdheden mogelijk gevoelig kan liggen. Tegelijkertijd zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie van mening dat de Europese slagkracht moet worden vergroot, juist in kader van economische veiligheid en strategische autonomie. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Vindt de Minister dat de plannen in dit witboek voldoende zijn om deze slagkracht op het terrein van exportcontrole te bewerkstelligen?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de mening van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie over het belang van het vergroten van de geopolitieke slagkracht van de EU, zoals uiteengezet in de Kamerbrief Open Strategische Autonomie (OSA).1 In een instabiel geopolitiek klimaat met toenemende spanningen ziet het kabinet het vergroten van de geopolitieke weerbaarheid en handelingsvermogen van de EU, als een manier om Nederlandse belangen waaronder nationale veiligheid te kunnen blijven waarborgen. Temeer gezien de nauwe economische verwevenheid tussen de lidstaten, die de Nederlandse nationale veiligheid een grensoverschrijdende dimensie geven. Het is echter wel van belang om hierbij een zorgvuldige balans tussen enerzijds de nationale verantwoordelijkheid inzake veiligheid en anderzijds de toegevoegde waarde van verbeterde Europese slagkracht op het internationale toneel te bewaren. Het kabinet meent dat de Europese slagkracht en coördinatie kunnen worden vergroot zonder de bevoegdheden van de Commissie te veranderen, zoals tevens aangegeven in het antwoord op vraag 1.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af of er middels dit witboek, maar ook in bredere zin, in Europa voldoende gebeurt op het gebied van economische veiligheid en strategische autonomie. Vindt de Minister dat de EU op het terrein van strategische autonomie voldoende bevoegdheden en instrumenten tot zijn beschikking heeft, of moet er meer gebeuren om daadwerkelijk Europees meer slagkracht te krijgen tegen derde landen? Hoe draagt dit voorstel voor meer coördinatie en harmonisatie hieraan bij?

Antwoord van het kabinet:

Om de geopolitieke uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd het hoofd te kunnen bieden, zet het kabinet zich in Europees verband onverminderd in voor het versterken van de open strategische autonomie van de Unie en het waarborgen van de economische veiligheid van de EU. De marktmacht die de interne markt met zich meebrengt draagt hier aan bij. Voorbeelden van beleidsontwikkelingen die hier in brede zin aan bijdragen zijn de implementatie van het Strategisch Kompas, IPCEIs (Important Projects of Common European Interest), de Critical Raw Materials Act, de Chips Act en de inwerkingtreding van het EU anti-dwang instrument (ACI). Het kabinet verwelkomt hierbij ook meer Europese coördinatie op economische veiligheid, waar de voorstellen uit het economische veiligheidspakket van de Commissie aan kunnen bijdragen. De huidige competentieverdeling biedt voldoende ruimte om dit te bewerkstelligen. Ten aanzien van eventuele (verdere) maatregelen is het kabinet voorstander van een risico-gebaseerde aanpak. Er wordt momenteel aan verschillende risicoanalyses gewerkt op EU-niveau die inzichtelijk kunnen maken in hoeverre nieuwe instrumenten noodzakelijk zijn.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af welke verantwoordelijkheid private actoren – zowel maakbedrijven als handelshuizen als financiële instellingen – zelf hebben om de veiligheidsrisico’s mee te nemen in hun afwegingen. Daarnaast vragen de leden zich af hoe bestaande of in ontwikkeling zijnde juridische kaders inspelen op de rol van de private actoren in exportbeslissingen. Kan het kabinet aangeven waarom de (mogelijke) verplichtingen en verantwoordelijkheden van private actoren geen onderdeel zijn van het witboek?

Antwoord van het kabinet:

Het is de verantwoordelijkheid van bedrijven om de verplichtingen van de Dual-Use Verordening na te leven. Daarnaast wordt er van bedrijven verwacht dat ze rekening houden met IMVO-regelgeving en richtlijnen. Verplichtingen ten aanzien van strategische goederen en diensten zien niet alleen toe op het aanvragen van een exportvergunning, maar ook op het treffen van gepaste zorgvuldigheidsmaatregelen. Een toets op veiligheidsrisico’s omtrent de eindgebruiker en het eindgebruik, evenals op het eventuele dual-use gebruik van niet gecontroleerde goederen, vormt hier een essentieel onderdeel van.

De overheid informeert private actoren op verschillende manieren over de risico’s en relevante wet- en regelgeving, onder meer via het jaarlijkse exportcontrole seminar. Dat seminar is tevens bedoeld als platform voor dialoog tussen de overheid en industrie over de wederzijdse verantwoordelijkheden en verplichtingen op het gebied van exportcontrole.

Daarnaast is op 1 juni 2023 het ondernemersloket Economische Veiligheid gelanceerd, wat ondernemingen bewust maakt van economische veiligheidsrisico’s en waar zij terecht kunnen met vragen daaromtrent.

Het witboek van de Europese Commissie is nadrukkelijk ook bedoeld als uitnodiging richting de industrie om bij te dragen aan discussies over het bevorderen van uniforme en effectieve exportcontroles in de EU, en om mee te denken over oplossingen voor de in het witboek beschreven uitdagingen binnen het exportcontroledomein.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af hoe deze maatregelen zich verhouden tot mogelijke maatregelen die door handelspartners genomen kunnen worden. Is het mogelijk dat deze maatregelen (exportcontrole maar ook maatregelen op het gebied van uitgaande investeringen) internationaal escalerend werken? Wat doet de Minister om dit te voorkomen?

Antwoord van het kabinet:

Exportcontrole is nadrukkelijk een instrument om (inter)nationale veiligheid mee te beschermen, en niet om (handels)politiek of economisch mee op te treden. Exportcontrolemaatregelen zijn in de kern landenneutraal, met een zo gericht mogelijk reikwijdte, en ingesteld op basis van een grondige technische onderbouwing. Besluiten om goederen of technologieën onder exportcontrole te brengen worden genomen via multilaterale exportcontroleregimes. Op die manier hebben alle aangesloten landen dezelfde controles, wordt zo goed als mogelijk een gelijk speelveld gewaarborgd, en worden internationale escalaties voorkomen. Vergunningverlening verloopt daarnaast van geval-tot-geval. Het is echter niet ondenkbaar dat andere overheden in reactie op als onwenselijke beschouwde exportcontroleregels eigen maatregelen nemen. Door zorg te dragen voor goede internationale communicatie over en inbedding van de maatregelen die worden genomen hoopt het kabinet onwenselijke neveneffecten te voorkomen.

De besluitvorming rondom regels over uitgaande investeringen bevindt zich in een andere fase. Het witboek over uitgaande investeringen zet in op het verzamelen van data en informatie. Er is momenteel geen sprake van maatregelen met betrekking tot uitgaande investeringen. Voor de besluitvorming over uitgaande investeringen verwijs ik naar de Kabinetsappreciatie over het witboek uitgaande investeringen en de beantwoording van het schriftelijk overleg daarover die gezamenlijk met dit schriftelijk overleg aan uw Kamer zijn voorgelegd.

Inbreng leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de «Kabinetsappreciatie witboek over exportcontrole» d.d. 01-03-2024. Zij bedanken de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor de toezending hiervan. De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen met betrekking tot de kabinetsappreciatie.

Samenvatting witboek

In de samenvatting lezen de leden van de VVD-fractie dat de Europese Commissie stelt dat sommige (niet-EU-)leden uit multilaterale exportcontroleregimes de afgelopen jaren het proces vetoën, ook wanneer de 27 EU-lidstaten wel voor zijn, waardoor besluiten stagneren en niet leiden tot aanpassingen in de Dual-Use Verordening. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking of hij kan toelichten hoe vaak dit is voorgekomen sinds de actualisatie van de Dual-Use Verordening in 2021 en welke regimes het betreft en of daar een trend in te ontdekken is.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet onderschrijft de beschrijving van de Europese Commissie dat de multilaterale exportcontroleregimes in toenemende mate niet slagen in het nemen van belangrijke besluiten. Door het uitblijven van consensus in de technische werkgroepen van de regimes lukt het niet om de relevante goederen- en technologielijsten aan te passen aan de technologische vooruitgang, en worden als gevolg daarvan belangrijke technische aanpassingen ook niet opgenomen in de Dual-Use Verordening. Deze problematiek is het meest prangend in het Wassenaar Arrangement en in het Missile Technology Control Regime. Aangezien de onderhandelingen in de regimes zijn vertrouwelijk zijn kan het kabinet niet ingaan op inhoudelijke posities van landen.

Voorts lezen de leden de VVD-fractie dat er volgens de Europese Commissie sprake is van een beperkte mate van transparantie en onvoldoende consultatie en onzekerheid over hoe en wanneer lidstaten nationale controlelijsten van andere lidstaten zullen overnemen. De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet deze analyse deelt en of er mogelijkheden zijn om bovenstaand proces transparanter en minder onzeker te maken, zonder afbreuk te doen aan het feit dat exportcontrole een nationale competentie betreft.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet onderschrijft de analyse van de Commissie gedeeltelijk. De betreffende bepalingen in de Dual-Use Verordening bepalen enkel dat lidstaten nationale exportcontrolelijsten kunnen instellen en dat andere lidstaten die controles kunnen overnemen, maar schrijven niet voor dat lidstaten hun intentie tot overname of de wijze waarop zij die controles overnemen ook kenbaar moeten maken. Het kabinet is het eens met de Commissie dat transparantie daarover ten goede zou komen van een effectieve implementatie van het Europese exportcontrolesysteem. Het kabinet heeft daarom concrete voorstellen gedaan (zie het non-paper «Non-paper for improved EU coordination on export controls»2) die, met behoud van de nationale competentie, coördinatie en transparantie tussen de lidstaten onderling over de toepassing van deze artikelen beoogt te verbeteren, zoals reguliere informatiedeling.

In de samenvatting van het witboek lezen de leden van de VVD-fractie ook dat de Europese Commissie stelt dat er meer behoefte is aan gestroomlijnde en snellere acties op EU-niveau op het gebied van exportcontrole. Zij delen het belang van goede coördinatie tussen de lidstaten aangezien de Europese Commissie stelt dat ongecoördineerde controlelijsten van lidstaten kunnen leiden tot mazen in de wet en de effectiviteit van de exportcontrole verminderen. Hoe weegt het kabinet deze risico’s?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet acht het van belang dat lidstaten omwille van nationale veiligheidsoverwegingen zelfstandig exportcontrolemaatregelen kunnen instellen. Tegelijkertijd herkent het kabinet het door de Commissie gesignaleerde risico van een Europees lappendeken aan nationale controlelijsten en de mogelijke negatieve impact daarvan op de effectiviteit van exportcontrole en het gelijk speelveld.

Het behoud van een gelijk speelveld is een van de belangrijkste doelstellingen van beter op elkaar afgestemde nationale controlemaatregelen. Bij het treffen van exportcontrolemaatregelen op nationale veiligheidsgronden zal het kabinet daarom ook steeds oog houden voor de effecten daarvan op de Europese interne markt, zeker in die gevallen waarin ingestelde nationale controles relevantie hebben voor meerdere lidstaten. Door het tijdig op elkaar afstemmen van nationale controlemaatregelen met een internationale dimensie kunnen de aangehaalde risico’s worden gemitigeerd, en het kabinet verwelkomt een ondersteunende en coördinerende rol van de Commissie in dat proces.

Appreciatie witboek

De leden van de VVD-fractie lezen in de appreciatie van het kabinet dat zij met betrekking tot de uitwerking van het voornemen tot betere EU-coördinatie voor exportcontrole van dual-use goederen steeds zal toetsen of niet wordt getreden in de bevoegdheid van de lidstaten. De leden van de VVD-fractie willen benadrukken dat zij hier belang aan hechten en dat zij blij zijn met deze kanttekening van het kabinet in deze. Heeft het kabinet zicht op hoe andere lidstaten dit beoordelen? De leden van de VVD-fractie achten het essentieel dat bij de voorstellen om doeltreffendheid en efficiëntie van het huidige exportcontrolekader te verbeteren, er geen sprake is van overdracht van bevoegdheden. Zij vragen de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hoe dit kan worden gewaarborgd.

Antwoord van het kabinet:

In algemene zin geldt dat er binnen de EU brede steun is voor het versterken van EU-coördinatie op exportcontrole voor zover dat past binnen de bestaande bevoegdheidsverdeling. Een verschuiving of overdracht van bevoegdheden zou vrijwel zeker een wijziging van de EU Dual-Use Verordening vereisen en daarvoor ziet het kabinet op dit moment geen Europees draagvlak.

De leden van de VVD-fractie willen de ondersteunende rol van de Europese Commissie aan de nationale verantwoordelijkheid om tot een uitvoerbaar exportcontrolesysteem in te richten onderstrepen. Zij lezen in de kabinetsappreciatie dat er binnen de Dual-Use Verordening nog voldoende mogelijkheden zijn om de verordening optimaal te benutten. Kan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking nader toelichten welke mogelijkheden het kabinet hiervoor ziet?

Antwoord van het kabinet:

Ik verwijs hier graag naar de appreciatie van het witboek als ook naar het «Non-paper for improved EU coordination on export controls». Het verbeteren van de coördinatie ten aanzien van de artikelen 9 en 10 van de Dual-Use Verordening en het verkennen van de mogelijkheden die artikel 17 van de Verordening biedt voor uitbreiding van de bestaande EU-exportcontrolelijst ziet het kabinet als welkome stappen.

De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen ten aanzien van de kabinetsappreciatie met betrekking tot concrete voorstellen in het witboek:

1. Waarborgen van de continuïteit en het versterken van uniforme exportcontrole in de EU door EU-controles

De leden van de VVD-fractie lezen in de kabinetsappreciatie dat het kabinet onderkent dat toepassing van artikel 17 in de Verordening op de voorstellen waarover formeel geen consensus bestaan in de controleregimes zou afwijken van de gebruikelijke omstandigheden waaronder het artikel wordt toegepast, maar dat het kabinet vanwege de uitzonderlijke omstandigheden waarin de exportcontroleregimes op dit moment verkeren wel bereid is tot een nadere discussie met andere EU-lidstaten om te bezien of dit artikel ook kan worden toegepast voor een uitbreiding van de controlelijst waarvoor weliswaar geen steun is van alle landen die partij zijn bij internationale controleregimes, maar die wel wordt gesteund door alle EU-lidstaten. Hoe zal deze discussie worden vormgegeven en heeft het toepassen van artikel 17 op een andere wijze ook juridische implicaties? Verwacht het kabinet voorts dat er een meerderheid onder EU-lidstaten zal zijn hiervoor?

Antwoord van het kabinet:

Gezien de uitzonderlijke omstandigheden waarin de multilaterale exportcontroleregimes zich bevinden, is er brede bereidheid onder lidstaten om de mogelijkheid te verkennen om gecoördineerd EU-controles in te voeren met toepassing van artikel 17 van de Dual-Use Verordening. Een noodzakelijke voorwaarde voor lidstaten is dat er nadere discussie plaatsvindt tussen EU-lidstaten over de condities en omstandigheden waaronder artikel 17 kan worden toegepast. De gesprekken daarover zullen onder leiding van het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie worden gevoerd in de daarvoor bestemde Raadswerkgroep (de dual-use Raadswerkgroep).

Een interpretatie van artikel 17 die toelaat dat voorstellen waarover formeel geen consensus bestaat in de controleregimes toch aanleiding kunnen zijn voor een wijziging van bijlage I van de Verordening, zou een breuk betekenen ten opzichte van de huidige interpretatie. Een dergelijke, herziene interpretatie schept een precedent en zal niet onopgemerkt blijven door derde landen, waaronder de bij de internationale controleregimes aangesloten landen. Het kabinet hecht er waarde aan om eerst een goed en volledig beeld te hebben van de gevolgen van een dergelijke lezing van het artikel, waarvan de juridische implicaties slechts een onderdeel zijn.

2. Het instellen van een forum voor politieke coördinatie op het terrein van exportcontrole

De leden van de VVD-fractie zien net als het kabinet potentieel in het voorstel van de Europese Commissie voor het inrichten van een platform ten behoeve van de politieke coördinatie over het exportcontrole-instrumentarium ter aanvulling op de reeds bestaande Europese overlegstructuur. Zij zouden wel een nadere toelichting willen vragen op hoe de wisselwerking tussen dit complementaire forum en de reeds bestaande Raadswerkgroep er volgens het kabinet uit zou moeten zien. Kan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking toelichten wat de inzet van het kabinet hierop is?

Antwoord van het kabinet:

Het is de ervaring van het kabinet dat besprekingen over exportcontrole van dual-use goederen en technologie in de Raadswerkgroep overwegend technisch van aard is, terwijl het voeren van politiek-strategische beleidsdiscussies in beginsel ook binnen het mandaat van de Raadswerkgroep valt. Bij gebrek aan de meer strategische beleidsdiscussies is de inzet van het kabinet ten aanzien van dit forum primair dat er in EU-verband een structureel en grondig gesprek plaatsvindt over het exportcontrole-instrumentarium in relatie tot geopolitieke ontwikkelingen en over het coördineren van een politiek-strategische EU positie ten aanzien daarvan. Het kabinet is bereid verschillende modaliteiten voor een dergelijk forum te verkennen, waarbij de voorkeur verdient om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande overlegstructuur om overlap met andere fora te voorkomen. Gedacht kan worden aan (twee)jaarlijkse extra dual-use Raadswerkgroepen, voorgezeten door het voorzitterschap van de Raad van de EU, en met deelname door de lidstaten op hoog-ambtelijk niveau.

Het verbeteren van de coördinatie van nationale exportcontrolelijsten

De leden van de VVD-fractie vinden het cruciaal dat er sprake is van een gelijk speelveld waar het bedrijven betreft. Zij delen de opvatting van het kabinet dat een ongelijke toepassing van exportcontrolemaatregelen kan leiden tot oneerlijke concurrentie ten opzichte van andere EU-lidstaten en benadrukken het belang van het verbeteren van coördinatie en de afstemming van nationale exportcontrolemaatregelen met een internationale dimensie. Zij hechten wel belang aan het niet doen van afbreuk aan de inzet van verschillende EU-lidstaten hierbij. Kan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking nader toelichten hoe het kabinet haar eigen ervaring met de instelling van een nationale controlelijst onder de aandacht van andere EU-lidstaten zal brengen?

Antwoord van het kabinet:

De Nederlandse ervaring met de nationale exportcontrole-maatregel geavanceerde productieapparatuur voor halfgeleiders zijn op verschillende momenten gedeeld in zowel bilaterale contacten als ook in de dual-use Raadswerkgroep. In de Raadswerkgroep is door Nederland een presentatie verzorgd over het proces, van ontwerpfase tot implementatie. Daarnaast heeft Nederland op basis van haar ervaring een non-paper gepubliceerd dat Nederlandse ideeën uiteenzet ten behoeve van betere EU-coördinatie van nationale controlelijsten («Non-paper for improved EU coordination on export controls»). Dit non-paper is gedeeld met de EU-lidstaten en met uw Kamer.

3. Het vervroegen van de evaluatie van de Verordening (EU) 2021/821 tot instelling van een Unieregeling voor controle op de uitvoer, de tussenhandel, de technische bijstand, de doorvoer en de overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik

De leden van de VVD-fractie begrijpen de wens van de Europese Commissie voor een vervroegde evaluatie in 2025 van de Dual-Use Verordening. Wel willen zij de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking vragen hoe groot hij de kans acht dat deze evaluatie de voortgang van het volledig operationaliseren van het huidige Exportcontrolebeleid in de weg zit.

Antwoord van het kabinet:

Die kans is naar verwachting klein. Het kabinet ziet de vervroegde evaluatie op onderdelen en de verdere implementatie van de Dual-Use Verordening als complementaire processen – beiden dragen uiteindelijk bij aan een effectieve en praktische toepassing van de (nieuwe) bepalingen in de Verordening, en hebben tot doel algemene werkafspraken over een doeltreffende en EU-uniforme uitvoering van exportcontrole te realiseren.

Op dit moment lijkt er geen draagvlak onder de lidstaten om de EU Dual-Use Verordening te wijzigen. Ook ten aanzien van het idee van een gedeeltelijke evaluatie stelt een aanzienlijk deel van de lidstaten zich terughoudend op.

Non-paper for improved EU coordination on export controls

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Nederlandse non-paper «for improved EU coordination on export controls» naar aanleiding van het witboek exportcontrole. Kan de Minister de keuze toelichten om het non-paper al vóór de definitieve kabinetsreactie op het witboek van de Europese Commissie te publiceren?

Antwoord van het kabinet:

Ruim voor de publicatie van het witboek door de Europese Commissie vond reeds discussie plaats tussen EU-lidstaten onderling over de toepassing van de artikelen 9 en 10 van de Dual-Use Verordening. Met de instelling van een nationale controlelijst op grond van artikel 9 van de Verordening deed Nederland als een van de eerste lidstaten ervaring op met de toepassing van die bepaling. De tijdens die procedure opgedane inzichten, waaronder het belang van nauwe communicatie tussen en samenwerking met EU-lidstaten bij het instellen van dergelijke maatregelen, zijn verwerkt in een non-paper ten behoeve van verdere discussie- en gedachtenvorming over dit onderwerp tussen de EU-lidstaten. De concrete suggesties in het non-paper zijn bedoeld om een constructieve bijdrage te leveren aan de reeds voor de publicatie van het witboek in gang gezette gedachtevorming over de operationalisering van artikelen 9 en 10 door de EU-lidstaten.

Inbreng leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de fractie van NSC hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsappreciatie en hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen.

Volgens de leden van de fractie van NSC is de regering terecht kritisch over de parallel die de Commissie trekt met recente sanctiemaatregelen tegen Rusland. De leden van de fractie van NSC begrijpen en ondersteunen het argument dat het hier gaat om een fundamenteel andere juridische basis en ratio. Echter, de leden van de NSC-fractie zijn wel van mening dat de uitvoeringsproblematiek van het tegengaan van ondermijning van sancties en exportrestricties gelijkheden vertoont. Ziet de regering ook overeenkomsten op het gebied van handhaving en doorvoer via landen binnen de EU?

Antwoord van het kabinet:

Voor dual-use goederen geldt een vergunningplicht voor uitvoer buiten de Unie, voor sanctiegoederen een specifieke beperking op uitvoer naar een specifieke bestemming. Hierdoor verschilt de praktijk, ook al heeft de Douane ten aanzien van beiden een significante rol bij o.a. risicoprofilering, vergunning-/ontheffingsverlening en handhaving. Voor allebei de regimes geldt dat het kabinet groot belang hecht aan het tegengaan van omzeiling in de handhaving. Het gaat hierbij niet specifiek om omzeiling middels doorvoer via andere lidstaten, maar om het tegengaan van alle vormen van omzeiling. Samenwerking tussen EU-lidstaten is hiervoor van groot belang.

Hoe denkt de regering over verdere samenwerking op gebied van douanecontroles en grensbewaking om ondermijning te voorkomen? Is de regering van mening dat landen aan de buitengrenzen van de EU over voldoende douane- en grensbewakingscapaciteit beschikken? Gaat extra coördinatie en samenwerking iets toevoegen op dit punt?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet ziet dat de beschikbare capaciteit op exportcontrole bij de lidstaten sterk is ingegeven door de omvang van de nationale dual-use producerende industrie en niet zozeer wordt bepaald op basis van de geografische positie. Bij de herziening van de Dual-Use Verordening is meer aandacht gekomen voor capaciteitsopbouw en nauwere samenwerking op handhaving, bijvoorbeeld door het instellen van een handhavingscoördinatiemechanisme met als doel het uitwisselen van informatie en beste praktijken tussen nationale handhavingsautoriteiten met betrekking tot risico-gebaseerde audits, de opsporing en vervolging van niet-toegestane uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik en/of mogelijke andere inbreuken op de Dual-Use Verordening en/of andere, relevante nationale wetgeving.

De leden van de fractie van NSC lezen dat de Commissie constateert dat besluitvorming in multilaterale exportcontroleregimes, zoals het Wassenaar agreement, wordt geblokkeerd door landen buiten de EU. Hoe denkt de regering over de suggestie om de structuur van een dergelijk exportregime te gebruiken voor gecoördineerde afspraken onder EU-landen om zo voort te borduren op reeds bestaande multilaterale afspraken?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet onderzoekt momenteel of de structuur van een dergelijk exportregime gebruikt kan worden voor gecoördineerde afspraken tussen EU-lidstaten, als exceptionele maatregel, en als tussenoplossing voor de huidige impasse. Het kabinet wil nogmaals benadrukken dat, ondanks de huidige situatie, er geen enkele twijfel is over het belang van het in stand houden van de integriteit en continuïteit van de internationale exportcontroleregimes en het belang van de vertrouwelijke technische uitwisseling binnen de regimes.

De leden van de fractie van NSC lezen verder over het risico op «forum shopping». Kan de regering inzicht geven in hoeveel dit voorkomt en wat de grootste routes zijn waarlangs de exporten lopen?

Antwoord van het kabinet:

De voorstellen in het witboek zijn erop gericht forum shopping te voorkomen. In de huidige situatie, die gekenmerkt wordt door een beperkt aantal nationale exportcontrolemaatregelen, is hiervan voor zover bij het kabinet bekend, geen sprake. De voorstellen zijn erop gericht te voorkomen dat forum shopping binnen het douanegebied van de Unie in de toekomst een reëel probleem wordt.

De leden van de fractie van NSC lezen dat de Commissie een toename constateert van unilaterale exportcontroles. Het witboek geeft de voorbeelden van de VS, China en Japan. De leden van de fractie van NSC zijn geïnteresseerd te begrijpen of er ook EU-lidstaten zijn die unilaterale controles hebben ingesteld. Zo ja, welke landen zijn dit en om welke producten gaat het?

Antwoord van het kabinet:

EU-lidstaten hebben de mogelijkheid tot het instellen van nationale exportcontrolemaatregelen. Op grond van artikel 9, vierde lid, van de Dual-Use Verordening maakt de Europese Commissie de maatregelen waarvan haar door de lidstaten kennis is gegeven bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. De Commissie publiceert ook een overzicht van de in de lidstaten geldende nationale exportcontrolelijsten.

Op pagina 7 van het witboek exportcontrole staat een overzicht van nationale controles van EU-lidstaten op het moment van publicatie. Dit gaat om Spanje, Nederland, Litouwen, en Finland. Sinds de publicatie van het witboek heeft ook Frankrijk een nationale controlelijst gepubliceerd.

De nieuwe regels van met name de VS en China hebben ook gevolgen voor Nederlandse bedrijven. De voorstellen die de Commissie doet voor meer coördinatie hebben alleen betrekking op de EU-lidstaten. Op welke wijze zou meer coördinatie binnen de EU de lidstaten helpen zich te wapenen tegen deze additionele controles van landen buiten de EU?

Antwoord van het kabinet:

Het doel van versterkte EU-coördinatie ten aanzien van exportcontrole is niet om ons te wapenen tegen nationale exportcontrolemaatregelen van derde landen. De voorstellen van de Commissie in het witboek zijn erop gericht te verzekeren dat het Europese exportcontrolesysteem, dat door de lidstaten wordt bepaald en uitgevoerd, doeltreffend blijft functioneren door uniforme implementatie van exportcontroles binnen de hele EU zo veel mogelijk te realiseren en daarmee een gelijk speelveld binnen het douanegebied van de Unie te waarborgen.

De leden van de NSC-fractie zijn benieuwd naar de mogelijkheden die de regering ziet om de impact van unilaterale exportcontroles voor zover ze een voornamelijk een geopolitiek of protectionistisch karakter hebben, op Nederlandse bedrijven te verlagen. Welke ziet de regering hiervoor?

Antwoord van het kabinet:

Exportcontrole is een instrument dat primair gericht is op de bescherming van de (inter)nationale vrede en veiligheid en de bescherming van mensenrechten. Zoals aangegeven in de reactie op de motie van het lid Tuinman (Kamerstuk 22 054, nr. 407) worden bij het afwegingsproces van individuele vergunningaanvragen naast veiligheidsbelangen ook economische belangen meegewogen, zoals het ondernemingsklimaat, werkgelegenheid en een gelijk speelveld. Bij de belangenafweging zal het waarborgen van veiligheidsbelangen altijd zwaarder wegen dan economische belangen.

Het streven van het kabinet is om exportcontrolebeleid altijd zo goed als mogelijk internationaal en multilateraal in te bedden. Behalve een actieve deelname in de exportcontroleregimes en de EU-gremia houdt dit in dat het kabinet open (informele) communicatielijnen en dialogen onderhoudt met haar internationale partners op het gebied van exportcontrole waarin allerlei soorten kwesties worden besproken.

Inbreng leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het witboek over exportcontrole en de bijbehorende kabinetsappreciatie. Verdere Europese integratie van wapenexport en exportcontrole draagt bij aan onze slagkracht, een cruciale stap ten tijde van conflict op het eigen continent. De aan het woord zijnde leden staan dan ook positief tegenover deze koers van de Europese Commissie en hebben nog enkele vragen over de kabinetsappreciatie.

De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet snelheid geen doel op zich vindt. Wat deze leden betreft is het verhogen van de responsiviteit echter een cruciaal onderdeel van verdere integratie, aangezien het snel kunnen uitbreiden van de controlelijst onder de Dual-Use Verordening een belangrijke voorwaarde voor onze veiligheid is. Kan de Minister toelichten wat volgens hem dan wel het hoofddoel is en hoe het verhogen van de responsiviteit daarin past, zo vragen deze leden.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet hecht ook aan een responsief exportcontrolesysteem. Het is van essentieel belang om adequaat te kunnen reageren op risico’s in verband met opkomende technologieën en die onder exportcontrole te brengen voordat deze ongewenst kunnen worden ingezet. De technische analyse en zorgvuldige onderbouwing hiervan vergt echter de nodige tijd en deze vinden vooralsnog primair plaats in de multilaterale exportcontroleregimes. Dat zorgvuldige proces staat voor het kabinet centraal, en mag niet worden ondermijnd, omdat er een «sneller» alternatief beschikbaar zou zijn in EU-verband.

Voorts steunen de aan het woord zijnde leden het standpunt van het kabinet dat het reguliere wetgevingstraject geen goed instrument is voor het uitbreiden van de controlelijst onder de Dual-Use Verordening. Dit zou immers het verhogen van de responsiviteit tegenwerken. De leden van de D66-fractie zijn het met het kabinet eens dat het inzetten van gedelegeerde handelingen een logische route is.

Zij lezen ook dat het kabinet bereid is «om te bezien of dit artikel ook kan worden toegepast voor een uitbreiding van de controlelijst waarvoor weliswaar geen steun is van alle landen die partij zijn bij internationale controleregimes, maar die wel wordt gesteund door alle EU-lidstaten.» De leden van de D66-fractie zien het vereisen van steun van alle lidstaten als risico. Het doel van het zelfstandig uitbreiden van de controlelijst buiten de internationale controleregimes om, is het voorkomen dat bijvoorbeeld Rusland uitbreiding van de controlelijst blokkeert. Deelt de Minister de zorg dat het behoeven van steun van alle lidstaten ook betekent dat een land als Hongarije alsnog de uitbreiding van de controlelijst kan tegenhouden, zo vragen deze leden. Vindt de Minister het met deze leden onwenselijk dat Rusland op deze manier alsnog indirect bepaalt wat er wel en niet op onze controlelijst onder de Dual-Use Verordening staat, zo vragen zij.

Antwoord van het kabinet:

De gedachtevorming binnen de EU om artikel 17 van de Verordening toe te passen als gevolg van de huidige impasse in de multilaterale controleregimes, en onder welke voorwaarden dat kan, bevindt zich nog in een zeer vroeg stadium. Het kabinet is van oordeel dat voor een doeltreffend, gemeenschappelijk exportcontrolesysteem de steun van alle lidstaten belangrijk is en het kabinet zal zich daarom blijvend inzetten voor het bewerkstelligen van EU-eenheid.

Tot slot steunen de leden van de D66-fractie de instelling van een forum voor politieke coördinatie op het gebied van exportcontrole. Zij verschillen echter van mening met het kabinet over de wenselijkheid om het zwaartepunt bij de Raad te leggen en zien het zwaartepunt liever bij de Commissie, aangezien zij dit beter vinden aansluiten bij de bevoegdheid voor de Commissie om via gedelegeerde regelgeving de controlelijst uit te breiden. Kan het kabinet nader toelichten waarom zij het zwaartepunt liever bij de Raad legt en daarbij reageren op de voorgaande opmerking, zo vragen deze leden.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is positief over de inzet van de Commissie om te komen tot betere EU-coördinatie voor exportcontrole van dual-use goederen en technologie, maar benadrukt hierbij de bestaande nationale competentie op exportcontrole. De Commissie heeft op het terrein van exportcontrole een faciliterende rol. De bevoegdheid van de Commissie om via gedelegeerde regelgeving de controlelijst uit te breiden is begrensd door de beslissingsbevoegdheid van de lidstaten om goederen of diensten onder exportcontrole te brengen. Het zwaartepunt ligt daarmee inherent bij de lidstaten. Verbeterde EU coördinatie op exportcontrole begint en eindigt met de toewijding en verantwoordelijkheid van de lidstaten zelf.


X Noot
1

Kamerstuk 35 982, nr. 9.

X Noot
2

Bijlage bij Kamerstuk 25 074, nr. 199

Naar boven