22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3906 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 maart 2024

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 5 fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).

Fiche: Herziening verordening screening buitenlandse directe investeringen (Kamerstuk 22 112, nr. 3905)

Fiche: Raadsaanbeveling verbeteren onderzoeksveiligheid

Fiche: Verordening supercomputerinitiatief kunstmatige intelligentie (Kamerstuk 22 112, nr. 3907)

Fiche: Mededeling stimuleren van startups en innovatie in betrouwbare AI (Kamerstuk 22 112, nr. 3908)

Fiche: Herziening Richtlijn Europese Ondernemingsraden (Kamerstuk 22 112, nr. 3909)

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot

Fiche: Raadsaanbeveling verbeteren onderzoeksveiligheid

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Aanbeveling van de Raad betreffende verbetering van de onderzoeksveiligheid

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    24 januari 2024

  • c) Nr. CommissiedocumentCOM(2024) 26

  • d) EUR-Lex

    EUR-Lex – 52024DC0026 – EN – EUR-Lex (europa.eu)

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

    Niet opgesteld

  • f) Behandelingstraject Raad

    Raad voor Concurrentievermogen

  • g) Eerstverantwoordelijke ministerie

    Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in nauwe samenwerking met Ministerie van Justitie en Veiligheid

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

De Raadsaanbeveling is onderdeel van een pakket van vijf economische veiligheidsinitiatieven en een overkoepelende mededeling waarin de Europese Commissie (hierna: Commissie) een update geeft over de vooruitgang die de afgelopen maanden is geboekt ten aanzien van de economische veiligheid van de EU. Dit pakket bouwt voort op de eerdere Gezamenlijke Mededeling over een Europese Economische Veiligheidsstrategie.

Dit voorstel van de Commissie betreft een Raadsaanbeveling over het verbeteren van de onderzoeksveiligheid; in Nederland beter bekend als kennisveiligheid. De Commissie stelt dat internationale samenwerking van groot belang is voor de onderzoekssector, maar dat door toenemende internationale spanningen en relevantie van onderzoek en innovatie onze onderzoekers en academici in toenemende mate geconfronteerd worden met risico’s rond kennisveiligheid. Het voorstel heeft tot doel om de lidstaten, vervolgonderwijsinstellingen en andere publieke en private onderzoeksorganisaties en hun financieringsorganisaties in de EU te ondersteunen bij het identificeren en aanpakken van kennisveiligheidsrisico’s. Dit draagt bij aan het voorkomen dat via onderzoek en innovatie veiligheidsbelangen van lidstaten en/of de EU aangetast worden of ethische normen worden geschonden. De Commissie stelt dat nationale overheden het best in staat zijn om de kennissector te ondersteunen. Tegelijkertijd is er samenwerking en coördinatie op EU-niveau nodig om te zorgen dat veilige kennisoverdracht binnen de EU en met internationale partners kan worden bevorderd, zodat een gelijk speelveld binnen Europa op het gebied van kennisveiligheidsbeleid kan worden bevorderd en voorkomen kan worden dat er een waterbedeffect tussen de lidstaten ontstaat. Het voorstel bestaat uit de volgende elementen.

Ten eerste wordt een definitie gegeven van het begrip onderzoeksveiligheid: ten eerste, het voorkomen van ongewenste overdracht van kennis en technologie die de veiligheid van de EU en lidstaten kan schaden; ten tweede, het tegengaan van heimelijke beïnvloeding van onderzoek, waardoor onderzoek in samenwerking met derde landen gebruikt kan worden om narratieven van de betreffende landen te verspreiden of aan te zetten tot zelfcensuur; ten derde, het beheersen van risico’s op het gebied van ethische- en integriteitsschendingen. Die schendingen vinden plaats als kennis of technologie wordt gebruikt om fundamentele waarden op bijvoorbeeld het vlak van mensenrechten binnen of buiten de EU te onderdrukken.

Daarnaast omschrijft de Commissie wat er onder verantwoorde internationalisering verstaan wordt. De Commissie doet dit aan de hand van negen principes. Zo wordt er bijvoorbeeld genoemd dat het beschermen van academische vrijheid, academische integriteit en de institutionele autonomie van de kennisinstellingen voorop staat wanneer het gaat om het verbeteren van de kennisveiligheid. Ook open academische uitwisseling en het gebruik van FAIR (findable, accessible, interoperable, reusable) data, proportionaliteit van de maatregelen, landenneutraliteit, het vermijden van discriminatie en stigmatisering en respect voor fundamentele mensenrechten worden genoemd als basisprincipes. Voor de Commissie is «zo open als mogelijk, gesloten waar nodig» het uitgangspunt. Daarbij wijst de Commissie erop dat zelfregulering het uitgangspunt is, dat cybersecurity ook onderdeel is van deze definitie en dat academische vrijheid en academische verantwoordelijkheid hand in hand gaan.

Het voorstel vraagt actie vanuit verschillende actoren die een rol spelen in kennisveiligheidsbeleid. De lidstaten wordt aanbevolen om een nationaal actieplan met een beleidskader en tijdspad voor kennisveiligheid op te stellen. Dit plan dient gedragen te worden binnen de gehele overheid, met gebruik van analyses voor het inschatten van de risico’s. Daarnaast wordt verwacht dat lidstaten de dialoog aangaan met kennisinstellingen en ondersteuningsstructuren voor instellingen optuigen. Ook wordt lidstaten gevraagd proactief bij te dragen aan het EU-platform voor het tegengaan van ongewenste buitenlandse inmenging in onderzoek en innovatie. Daarnaast stelt de Commissie voor dat lidstaten op basis van een risicoassessment maatregelen overwegen op het gebied van internationale mobiliteit van studenten en personeel.

Met betrekking tot wetenschappelijke financieringsorganisaties stelt de Commissie in de aanbeveling voor dat lidstaten hen ondersteunen, zodat de financieringsorganisaties een rol kunnen pakken bij het kennisveiligheidsproces. Idealiter zou kennisveiligheid een integraal onderdeel zijn van het aanvraagproces van onderzoeksfinanciering. Financieringsorganisaties zouden dan aanvragers bij kunnen staan bij het identificeren en afwegen van kennisveiligheidsrisico’s en projecten met een hoog risico identificeren zodat risico’s kunnen worden gemitigeerd. De Commissie stelt voor dat bijvoorbeeld partnerschapsovereenkomsten op te stellen tussen de internationale partners op het gebied van mensenrechten en onethisch gebruik van de onderzoeksresultaten.

Vervolgonderwijsinstellingen en onderzoeksorganisaties kunnen volgens de Commissie, met ondersteuning van de lidstaten, een hoofdrol spelen in de uitvoering van het kennisveiligheidsbeleid. De overheid zou een faciliterende rol bij het creëren van bewustwording over kennisveiligheidsrisico’s, het delen van informatie en maatregelen of good practices kunnen spelen. Daarnaast zouden de kennisinstellingen met behulp van de overheid een sector breed platform kunnen oprichten waar zij kennis en informatie onderling kunnen uitwisselen. Ook stelt de Commissie voor dat lidstaten kennisinstellingen vragen risicomanagementprocessen in te richten, informatie en trainingsprogramma’s op te zetten voor hun medewerkers en studenten, en volledige transparantie over de (buitenlandse) financiering van wetenschappelijk onderzoek te verschaffen.

Op EU-niveau stelt de Commissie voor om een Europees Expertisecentrum voor kennisveiligheid op te richten, waar lidstaten en kennisinstellingen structureel het gesprek met elkaar kunnen aangaan. Ook wordt voorgesteld een «resilience testing» methode te ontwikkelen die de weerbaarheid van kennisinstellingen op een vrijwillige basis kan testen. Daarnaast zou op EU-niveau ruimte moeten worden gemaakt om samen met de lidstaten de dialoog te blijven aangaan over risico’s, maatregelen en praktische handvatten. Ook zou moeten worden gewerkt aan een EU-brede positie op kennisveiligheid die uitgedragen kan worden naar derde landen en in multilaterale fora. De Commissie stelt voor de aanbeveling zo snel als praktisch haalbaar is uit te voeren, waarbij lidstaten in ieder geval negen maanden na het aannemen van deze aanbeveling een plan van aanpak hebben. De voortgang die op dit onderwerp wordt gemaakt, zal worden gemonitord via het forum van de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Eens per twee jaar zal er worden gerapporteerd aan de Commissie.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Kennisveiligheid is onderdeel van de brede aanpak tegen statelijke dreigingen, waarbij het bevorderen en beschermen van de economische veiligheid, waaronder kennisveiligheid als een van de prioriteiten is benoemd.1 Ook in de Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden is het vergroten van de weerbaarheid van de economie en het beschermen van de wetenschap, waaronder het versterken van de aanpak kennisveiligheid, nationaal en internationaal, als een van de actielijnen benoemd.2

De geopolitieke situatie en de risico’s die internationale wetenschappelijke samenwerking met zich meebrengt, betekenen niet dat internationale samenwerking in vervolgonderwijs, onderzoek en innovatie vermeden moeten worden. Integendeel, voor vervolgonderwijs en wetenschap op topniveau is internationale samenwerking juist van essentieel belang. Nationaal en internationaal beleid op kennisveiligheid is noodzakelijk om open én veilige internationale samenwerking te garanderen.

Het ontwikkelen van het kennisveiligheidsbeleid doet Nederland langs drie met elkaar samenhangende lijnen: (1) het bevorderen van bewustzijn en zelfregulering binnen kennisinstellingen, met een overheid die hen daarbij ondersteunt, bijvoorbeeld door middel van de Leidraad Kennisveiligheid, de bestuurlijke dialoog, en het Loket Kennisveiligheid; (2) door als overheid heldere kaders te stellen waar dat nodig is. In dit kader werkt het kabinet onder andere momenteel aan een wetsvoorstel om een screening te introduceren van studenten en onderzoekers van buiten de EU die in Nederland willen studeren of onderzoek komen doen op het gebied van sensitieve kennis en technologie3; en (3) het bevorderen van een gelijk speelveld op het gebied van kennisveiligheid op EU-niveau en internationaal in samenwerking met gelijkgestemde landen.4

Specifiek in de EU zet Nederland sterk in op het delen van kennis tussen de lidstaten en het creëren van een gelijk speelveld met een gedeeld beeld van de kansen, risico’s en gezamenlijke inzet op kennisveiligheid. We trekken daarbij nauw op met gelijkgezinde landen. De strategische inzet van het kabinet richt zich niet alleen op het beschermen van nationale veiligheidsbelangen en sensitieve kennis en technologie (protect). Het richt zich ook op het behouden van onze vooraanstaande kennispositie en technologisch leiderschap door internationale en Europese coalities te verstevigen zodat internationale samenwerking ten behoeve van hoogtechnologische innovatie mogelijk blijft (promote). In de ontwikkeling en uitvoering van het kennisveiligheidsbeleid moet Nederland volgens de strategie de balans tussen enerzijds de kansen van open internationale samenwerking en anderzijds het beschermen van de nationale en EU-veiligheidsbelangen, onze kennis, technologie, waarden en weerbaarheid blijven bewaken. Dit vraagt om het verder ontwikkelen van het kennisveiligheidsbeleid, in nauwe samenwerking met de kennisinstellingen, en via een lerende aanpak waarbij de overheid en het veld continu kennis en ervaringen uitwisselen.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet staat positief ten aanzien van deze Raadsaanbeveling. Het is een essentiële stap om te komen tot een gezamenlijke kennisveiligheidspositie op EU-niveau en een gelijk speelveld in de EU.

Het kabinet verwelkomt de definitie die de Commissie hanteert ten aanzien van kennisveiligheid, deze komt overeen met de inhoud van de definitie die in Nederland gangbaar is. Ook vindt het kabinet het positief dat in de Raadsaanbeveling duidelijk wordt gecommuniceerd over het belang van open internationale samenwerking, met respect voor academische vrijheid, institutionele autonomie en aandacht voor het borgen van mensenrechten in internationale samenwerking. Het kabinet onderschrijft een landenneutrale aanpak met oog voor het voorkomen van discriminatie en stigmatisering en het belang van een toekomstbestendige en adaptieve aanpak. De balans, door de Commissie benoemd als «zo open als mogelijk, gesloten waar nodig» is er een waar het kabinet groot belang aan hecht zoals eerder benoemd in de hiervoor genoemde Veiligheidsstrategie. Het kabinet zal zich daarom blijven inspannen dat er een juiste afweging plaatsvindt tussen open wetenschappelijke samenwerking en veiligheidsoverwegingen bij het maken van het kennisveiligheidsbeleid.

Het kabinet is positief over de voorstellen die de Commissie doet aan de lidstaten. Nederland is samen met het veld al een aantal jaar bezig met het ontwikkelen van kennisveiligheidsbeleid. Een aantal van de voorstellen van de Commissie zijn reeds geïmplementeerd. Zo is er het Loket Kennisveiligheid, waar kennisinstellingen advies kunnen inwinnen, worden er bestuurlijke dialogen gehouden met het kennisveld en heeft het kabinet een Leidraad Kennisveiligheid opgesteld met de kennisinstellingen. Ook werken instellingen samen aan de professionalisering van hun veiligheidsrisicomanagement via het Platform Integrale Veiligheid. Vanwege de verwevenheid van kennisveiligheid met economische veiligheid en nationale veiligheidsvraagstukken, werkt de overheid met een integrale «whole of government approach» voor het duiden en analyseren van de risico’s, en het opstellen en uitvoeren van beleid. Het kabinet is er voorstander van om de «whole of government approach» ook binnen de EU na te streven, en acht het daarom van belang om deze aanbeveling in het bredere kader van de inzet van de EU op hybride dreigingen, economische veiligheid, cyberveiligheid en exportcontrole te plaatsen.

Het kabinet verwelkomt het voorstel van de Commissie om ook met het bedrijfsleven richtlijnen en informatie te ontwikkelen. Het kabinet werkt in het kader van het economische veiligheidsbeleid aan het vergroten van de bewustwording en het bieden van handelingsperspectieven aan het bedrijfsleven. Dit doet het kabinet door middel van het Ondernemersloket Economische Veiligheid, waar ondernemers terecht kunnen voor vragen en advies, dialogen met het bedrijfsleven en de nog in ontwikkeling zijnde Handleiding Economische Veiligheid. Wel wil het kabinet benadrukken dat de Raadsaanbeveling primair over kennisinstellingen en de academische sector gaat, welke specifieke kenmerken heeft zoals institutionele autonomie, academische vrijheid en open science. Tegelijkertijd is het van belang om de het bedrijfsleven mee te nemen in het kennisveiligheidsbeleid aangezien er vaak onderzoekssamenwerkingen zijn tussen academische instellingen en het bedrijfsleven. Daarnaast kunnen kennisintensieve bedrijven het doelwit zijn van statelijke actoren. Het voorstel dient op dit punt echter duidelijker gedefinieerd en uitgewerkt te worden. Het kabinet is van mening dat de Commissie zich dient te realiseren dat hoewel de dreigingen voor de academische sector en het bedrijfsleven vergelijkbaar zijn, het verschillende doelgroepen zijn en dat de maatregelen daarop dienen te worden aangepast.

Met betrekking tot de voorstellen van de Commissie die zich richten op de financieringsorganisaties en de kennisinstellingen, is het kabinet overwegend positief. Het kabinet verwelkomt de verschillende voorstellen die als doel hebben dat de kennisinstellingen en financieringsorganisaties hun verantwoordelijkheid kunnen nemen, met duidelijk begrip van de risico’s en hoe deze te mitigeren. Wel wil het kabinet benadrukken dat de administratieve lasten voor de kennisinstellingen zo laag als mogelijk dienen te blijven, zodat zowel de kennisinstellingen als de financieringsorganisaties in staat gesteld worden om te doen waartoe ze zijn opgericht. Aanvullende maatregelen moeten in verhouding staan tot het doel, zowel om regeldruk te beperken als om te voorkomen dat kennisinstellingen zich uit voorzorg afsluiten voor internationale samenwerking wanneer het niet nodig is. Dit is in lijn met het bevorderen van de zelfregulering binnen de kennisinstellingen, waar het kabinet op inzet. De nadruk die de Raadsaanbeveling legt op het inregelen van risicomanagement bij kennisinstellingen, verwelkomt het kabinet ten zeerste.

De Commissie doet daarnaast een aantal voorstellen voor acties op EU-niveau. Hierover is het kabinet positief. Ook verwelkomt het kabinet de aanbeveling om gebruik te maken van de bestaande Europese Onderzoeksruimte (ERA) structuur op EU-niveau. De ERA beleidsagenda is de ambitie om één enkele, grenzeloze markt voor onderzoek, innovatie en technologie in de hele EU te creëren. Lidstaten stemmen in de ERA hun onderzoeksbeleid en -programma’s sterk op elkaar af, om zo effectiever te zijn in de onderzoekssector. Momenteel heeft Nederland een voorstel voor een nieuwe beleidsactie op kennisveiligheid binnen de ERA ter behandeling aangeboden. Als deze Raadsaanbeveling wordt aangenomen, zal de invulling van deze ERA subgroep medebepaald worden door de Raadsaanbeveling en is Nederland voornemens het voortouw hierin te nemen. Dit betekent dat er een EU-werkgroep kennisveiligheid kan worden opgezet, waar beleidsmakers kennis kunnen delen.

Ook is het kabinet positief over het creëren van een European Centre of Expertise. Wel vraagt het kabinet zich af hoe de expertise voor dit centrum ingewonnen of ontwikkeld zal worden en wat er van lidstaten aan medewerking of inbreng wordt verwacht. Verder ziet het kabinet met interesse het plan van de Commissie tegemoet om een «resilience testing» methodologie te ontwikkelen. De parameters van de methodologie moeten goed worden afgebakend en gericht zijn op de kwaliteit van de zelfregulering van de sector om een dergelijke methode over de hele EU nuttig te laten zijn. Het kabinet zal hiertoe ervaringen inbrengen die zijn opgedaan met het opstellen van een sectorbeeld en de methodiek hiervan.

In aanvulling op de Raadsaanbeveling, pleit het kabinet voor het ontwikkelen van een Europees instrument om risico’s in wetenschappelijke samenwerking met partners uit derde landen, die een offensief programma tegen de EU of EU-belangen hebben, inzichtelijk te krijgen. Denk daarbij aan een Europese variant van de Australian Strategic Policy Institute (ASPI) universities-tracker.5

Tot slot benadrukt het kabinet dat gezien de definitie van kennisveiligheid die wordt gehanteerd, er meer aandacht mag zijn voor het aanpakken van heimelijke beïnvloeding en het omgaan met ethische kwesties. Deze twee onderdelen komen in de Raadsaanbeveling minder aan bod, maar zijn zeker niet minder belangrijk.

Het kabinet kijkt positief naar de inbedding van dit initiatief als onderdeel van het economische veiligheidspakket van de Commissie binnen de bredere uitwerking van de Europese economische veiligheidsstrategie.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Naar verwachting zullen meerdere lidstaten positief tegenover dit voorstel staan. Nederland is al langer in dialoog, zowel bilateraal als multilateraal, met verschillende lidstaten over kennisveiligheid en hoe deze te versterken. Het Europees Parlement heeft zich niet uitgesproken op dit onderwerp.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid van dit voorstel voor een Raadsaanbeveling is positief. De voorgestelde aanbeveling van de Raad is gebaseerd op artikel 182, lid 5, juncto artikel 292 VWEU. Artikel 182, lid 5, betreft meerjarenkaderprogramma's op het terrein van onderzoek en technologische ontwikkeling voor de tenuitvoerlegging van de Europese onderzoeksruimte. Artikel 292 VWEU biedt daar de rechtsgrondslag voor en behelst geen uitbreiding van de regelgevende bevoegdheid van de EU of bindende instrumenten voor de lidstaten voor. De aanbeveling heeft betrekking op het beleidsterrein onderzoek en technologische ontwikkeling. Op dit terrein is sprake van een gedeelde bevoegdheid overeenkomstig artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het zijn de lidstaten die op basis van hun nationale omstandigheden beslissen hoe zij dit voorstel ten uitvoer leggen.

b) Subsidiariteit

De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van dit voorstel is positief. Het doel van de Raadsaanbeveling is om goede werking van de Europese onderzoeksruimte te waarborgen en de verschillen op het gebied van onderzoek te verkleinen om zo de kennisveiligheid te versterken. Gezien het feit dat lidstaten momenteel in verschillende stadia van bewustwording verkeren, en dat wetenschap en onderzoek in het algemeen een grensoverschrijdend karakter hebben, kan dit onvoldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt. Daarom is een EU-aanpak nodig. Dit draagt tevens bij aan het versterken van de Europese autonomie, het voorkomen van fragmentatie op de interne markt, en bevordert grensoverschrijdende samenwerking. Optreden op EU-niveau is om die redenen gerechtvaardigd.

c) Proportionaliteit

De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. De aanbeveling heeft tot doel om de goede werking van de Europese onderzoeksruimte te waarborgen en de verschillen op het gebied van onderzoek te verkleinen om zo de kennisveiligheid te versterken. Op dit moment is de bewustwording over de risico’s niet overal hetzelfde in de EU. Steeds meer lidstaten ontwikkelen en introduceren specifieke beschermingsmaatregelen, terwijl andere lidstaten minder ver zijn qua beleidsvorming. Hierdoor ontstaan kwetsbaarheden die kunnen worden misbruikt (waterbed-effect). Hoewel lidstaten zelf het best in staat zijn om hun kennisinstellingen te bereiken en hen te ondersteunen bij het nemen van de nodige maatregelen, is samenwerking en coördinatie op EU-niveau nodig. Het voorgestelde optreden is wat betreft de inhoud en vorm geschikt om deze doelstellingen te bereiken en om een minimumniveau van consistentie van de aanpak in de hele EU te bewerkstelligen. Het biedt handvatten en voorstellen voor het maken van beleid of het treffen van specifieke maatregelen. Bovendien gaat het voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk, omdat het voorstel zowel de academische vrijheid, als de institutionele autonomie van de kennisinstellingen respecteert.

d) Financiële gevolgen

Het kabinet verwacht naar aanleiding van deze aanbeveling geen directe financiële gevolgen voor de EU-begroting of Nederland. Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het MFK 2014–2020 en het MFK 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Budgettaire gevolgen worden ingepast in de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e)) departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.

e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

Rapportagelasten moeten tot een minimum worden beperkt. Maatregelen die belemmeringen opwerpen voor internationale samenwerking of de administratieve lasten verhogen, kunnen hun vermogen om effectief te concurreren op de wereldmarkt belemmeren. Het risico bestaat dat al te restrictieve regelgeving die gericht is op het verbeteren van kennisveiligheid de innovatie verstikt en het groeipotentieel van met name kleinere ondernemingen beperkt. Internationale O&I-samenwerking is cruciaal voor open strategische autonomie en het draagt bij aan het versterken van de Europese concurrentiepositie wanneer daarbij evenwicht wordt gezocht tussen openheid en het bewaken van de belangen van de EU. De maatregelen in de aanbeveling moeten gezien worden in de context van toenemende machtspolitieke concurrentie tussen staten en beogen bij te dragen aan evenwichtige en wederzijdse voordelige O&I – samenwerking op mondiaal niveau. Het kabinet is hier positief over.


X Noot
1

Kamerstukken II, 2022/23, 30 821, nr. 175.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2022/23, 30 821, nr. 178, bijlage Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2023/24, 31 288, nr. 1077

X Noot
4

Kamerstukken II, 2023/24, 31 288, nr. 1077; Kamerstukken II, 2022/23, 31 288, nr. 1003

Naar boven