22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3809 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 oktober 2023

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 17 februari 2023 over het Fiche: Herziening verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (CLP)(Kamerstuk 22 112, nr. 3626).

De vragen en opmerkingen zijn op 21 maart 2023 aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 19 oktober 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Smals

De griffier van de commissie, Esmeijer

Inhoud

   

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

4

     

II.

Reactie van de Minister

5

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief omtrent het BNC-fiche herziening verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (CLP). Zij hebben hierbij nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie vinden het net als het kabinet belangrijk dat er duidelijk gecommuniceerd wordt over de gevaren van stoffen, mengsels en voorwerpen en juiste gebruik hiervan. Deze leden vragen het kabinet daarom hoe de website waarzitwatin.nl onder de aandacht wordt gebracht, als er gesproken wordt over duidelijke communicatie.

Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie dat het kabinet investeert in projecten en onderzoeken naar de ontwikkeling van methoden voor de identificatie en risicobeoordeling van gevaarlijke stoffen. Zij zouden graag een overzicht zien van de projecten en onderzoeken. Deze leden vragen wat de reden is dat er voor deze projecten en onderzoeken is gekozen.

Voorts lezen genoemde leden dat de uitbreiding van de bevoegdheid van de Europese Commissie om het recht van initiatief te krijgen voor geharmoniseerde indeling ervoor zorgt dat meer gevaarlijke stoffen kunnen worden geïdentificeerd, doordat naast lidstaten en industrie, ook de Commissie CLH-dossiers (harmonised classification and labelling) kan indienen. Kan het kabinet schetsen hoe een dergelijk proces eruitziet? Onder welke criteria mag de Commissie CLH-dossiers indienen en gelden die ook voor lidstaten en industrie?

De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet de mogelijkheid tot digitale etikettering een goede aanvulling vindt op het fysieke etiket en sluiten zich hierbij aan. Deze leden vragen het kabinet hoe mensen gestimuleerd worden dit digitale etiket te raadplegen, zeker als het gaat om belangrijke informatie.

Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat er vanuit de lidstaten steun lijkt te zijn voor de modernisering van de verordening, maar dat de voorstellen van digitalisering van de etiketten en online verkoop zouden kunnen leiden tot discussies. Waar zijn deze verwachtingen op gebaseerd? Welke mogelijke discussies verwacht het kabinet?

Het is aan de lidstaten om toezicht en handhaving van het voorgestelde optreden met betrekking tot online verkoop verder in te richten, zo lezen de leden van de VVD-fractie in het BNC-fiche. Kan het kabinet aangeven hoe het Nederlandse toezicht en handhaving hierop vorm zal krijgen?

Deze leden lezen dat het kabinet kritisch is over de stijging van het aantal werknemers ten gevolge van één van de voorgestelde maatregelen. Om welke maatregel gaat het hier en hoe ziet de Commissie dit voor zich gezien de huidige krapte op de arbeidsmarkt?

Genoemde leden lezen dat het kabinet nadere onderbouwing zal opvragen over de financiële consequenties van het voorstel voor burgers en bedrijven. Zullen er tot die opheldering er is geen onomkeerbare stappen worden genomen?

De Commissie stelt in het impact assessment dat als onderdeel van de strategie voor duurzame chemische stoffen er vóór 2024 een raamwerk wordt ontwikkeld, bestaande uit indicatoren die oorzaken en gevolgen van chemische vervuiling monitoren en de effectiviteit van de wetgeving inzake chemicaliën meten. Het kabinet is kritisch over de invulling van dit raamwerk, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Kan dit nader toegelicht worden? En welke lidstaten vindt het kabinet in deze kritiek aan haar zijde?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het BNC-fiche. Deze leden vinden het belangrijk dat er als onderdeel van de Green Deal op Europees niveau gekeken wordt hoe de regulering van chemische stoffen en mengsels kan worden verbeterd. Deze leden maken zich namelijk grote zorgen over de effecten op mens en milieu als deze stoffen in afval- of grondwater terecht komen.

Deze leden begrijpen onder andere van waterzuiveringsbedrijven dat zij weinig zicht hebben op de stoffen die in medicijnen zitten, waardoor zij ook niet goed in staat zijn deze uit het water te filteren. Kan het kabinet onderschrijven dat met de regulering die de Europese Commissie voorstelt er wel beter zicht komt op de stoffen in medicijnen, zodat waterzuiveringsbedrijven hier ook rekening mee kunnen houden? Deze leden brengen ook graag de motie van de leden Hagen en Tjeerd de Groot1) onder de aandacht, waarin de regering wordt verzocht om in samenwerking met de medicijnproducenten een Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid (UPV) voor medicijnen in te stellen.

Welke mogelijkheden ziet het kabinet om te sturen op de hele keten van chemische stoffen en mengsels, dus van producent, verkoper en gebruikers? Want regulering van het product is belangrijk, maar hoe wordt ervoor gezorgd dat gebruikers en verkopers zorgvuldig omgaan met deze stoffen en wordt voorkomen dat het in het grond- en afvalwater terecht komt, zo vragen de leden van de D66-fractie het kabinet.

Genoemde leden lezen dat het kabinet nog vragen heeft bij de financiële effecten van de regulering. Kan het kabinet aangeven bij wie de kosten neerslaan voor regulering en hoe voorkomen wordt dat dit overwegend de burgers zijn? Deze leden vragen het kabinet tevens of er ook een goede kosten-, maar vooral (maatschappelijke) batenanalyse kan worden gemaakt van de effecten van betere reguleren van de chemische stoffen en mengsels in medicijnen.

De leden van de D66-fractie vragen het kabinet hoe het voorstel van de Commissie zich verhoudt tot Nederlands beleid op dit onderwerp.

De leden van de D66-fractie hebben op 1 november 2022 de petitie van ReumaNederland in ontvangst genomen. Hierin wordt gevraagd om gebruikersvriendelijke verpakkingen van medicijnen voor mensen met aandoeningen zoals Reuma die hierdoor moeite hebben om reguliere verpakkingen te openen. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gaf eerder aan zich hiervoor op Europees niveau in te zetten. Kan het kabinet aangeven of gebruikersvriendelijke verpakkingen ook wordt meegenomen bij de kabinetsappreciatie van dit voorstel?2

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het BNC-fiche: Herziening verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsel en de appreciatie van het kabinet daarop. Het lid van de BBB-fractie ondersteunt de doelstelling van deze herziening om ervoor te zorgen dat consumenten, bedrijven en autoriteiten ten volle bescherming kunnen genieten tegen de gevaren van gevaarlijke chemische stoffen. Zij vindt het van belang dat er binnen de gehele Europese Unie dezelfde regels gelden en dat er eenduidigheid is in classificering en etikettering.

Wat het lid van de BBB-fractie betreft moet voorop staan dat consumenten altijd over de juiste informatie moeten kunnen beschikken om goed doordachte keuzes te maken. Uit het fiche blijkt dat dit nu niet het geval is. Zij vindt dat een slechte zaak en steunt dan ook het voorstel om dit zo snel mogelijk aan te passen.

Het lid van de BBB-fractie vraagt het kabinet hoe de Europese Unie invulling denkt te geven aan het tweede doel dat genoemd wordt: «de doeltreffendheid van de voorlichting over gevaren te verbeteren door de etiketten toegankelijker en begrijpelijker te maken voor gebruikers van chemische stoffen, en bedrijven meer flexibiliteit te bieden, waardoor de administratieve lasten worden verminderd zonder dat de veiligheidsniveaus dalen». Uit de kabinetsreactie maakt het lid van de BBB-fractie op dat dit voor het kabinet ook niet duidelijk is. Zij ondersteunt dan ook het voornemen om hierover opheldering te vragen.

Net als het kabinet vindt ook het lid van de BBB-fractie dat de online verkoop beter gereguleerd moet worden. Zij vraagt het kabinet hoe de naleving inzake etikettering en voorlichting bij online verkoop verhoogd kan worden. Aangezien deze naleving en de controle daarop nu al slecht is, verwacht het lid daar niet zomaar verbetering als de richtlijnen worden aangescherpt. Hoe kijkt het kabinet daar tegenaan? Hoe zou deze naleving verbeterd kunnen worden? Wordt dit ook in Europees verband opgepakt?

Het lid van de BBB-fractie vraagt het kabinet hoe het kan dat er met sterk verouderde databases wordt gewerkt waarin ook informatie mist. Logischerwijs zou dit jaarlijks, of in geval van wijzigingen bijgewerkt moeten worden.

Hoe gaat de Europese Commissie er zorg voor dragen dat we over tien jaar niet weer in dezelfde situatie zitten? Kan het kabinet dit toelichten of vragen aan de Commissie?

Het lid van de BBB-fractie merkt op dat in de kabinetsreactie wordt gesteld dat de kosten van de herziening bij de industrie komen te liggen en de baten bij de burger. Het lid wil daar toch wel graag aan toe voegen dat kosten uiteindelijk bij de burger terechtkomen, omdat producten simpelweg duurder zullen worden.

Ten slotte vraagt het lid van de BBB-fractie het kabinet om inzicht in de kosten voor de lidstaten voor dit voorstel. Het is het lid van de BBB-fractie niet duidelijk wat deze kosten moeten inhouden daar de kosten toch vooral bij de industrie lijken te liggen. Zij ontvangt daar graag een toelichting van het kabinet op.

II. Reactie van de Minister

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vinden het net als het kabinet belangrijk dat er duidelijk gecommuniceerd wordt over de gevaren van stoffen, mengsels en voorwerpen en het juiste gebruik hiervan. Deze leden vragen het kabinet daarom hoe de website waarzitwatin.nl onder de aandacht wordt gebracht, als er gesproken wordt over duidelijke communicatie.

Waarzitwatin.nl is een initiatief van VWS, RIVM en VeiligheidNL. Op dit online platform wordt onafhankelijke, wetenschappelijk onderbouwde en actuele informatie gegeven over chemische stoffen in alledaagse producten voor consumenten, de mogelijke risico’s ervan en tips om er veilig mee om te gaan. Er worden verschillende activiteiten ondernomen om het platform bij het publiek bekend te maken. Deze activiteiten zijn te verdelen in paid media (betaalde media), owned media (via eigen kanalen) en earned media («verdiende aandacht» via derden).

Doorlopend zijn er in de paid media campagnes in de zoekmachinemarketing om hoog in de zoekresultaten van Google te verschijnen. Daarnaast zijn er drie promotiecampagnes per jaar, gericht op verschillende doelgroepen (dit jaar ouders van jonge kinderen, mensen met affiniteit met klussers/tuinieren/woninginrichting en jonge vrouwen met affiniteit met persoonlijke verzorging). Deze campagnes worden onder andere ingezet via display banners, branded content via relevante platforms, video’s via YouTube en advertenties via social media.

Met betrekking tot owned media wordt er ingezet op zoekmachine optimalisatie van de teksten op de website om hoog in de zoekresultaten van Google te verschijnen en wordt er content via social mediakanalen van Waarzitwatin (Facebook & Instagram) gedeeld.

Daarnaast vinden er in earned media pr-activiteiten plaats zoals het versturen van persberichten, een persmailing, het pitchen van experts van Waarzitwatin om bij het grote publiek bekend te worden en zodat de media Waarzitwatin weet te vinden als betrouwbare bron met informatie over chemische stoffen. Ook wordt het platform via stakeholders, zoals branche- en belangenorganisaties gepromoot.

Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie dat het kabinet investeert in projecten en onderzoeken naar de ontwikkeling van methoden voor de identificatie en risicobeoordeling van gevaarlijke stoffen. Zij zouden graag een overzicht zien van de projecten en onderzoeken. Deze leden vragen wat de reden is dat er voor deze projecten en onderzoeken is gekozen.

Het kabinet financiert in haar reguliere projecten onderzoek dat wordt uitgevoerd door het RIVM naar de ontwikkeling van (proefdiervrije) methoden voor de identificatie en risicobeoordeling van gevaarlijke stoffen waaronder carcinogene, mutagene, reproductie toxische, sensibiliserende en hormoonverstorende stoffen (CMRS+HVS). Binnen deze projecten worden methoden ontwikkeld in het laboratorium van het RIVM en wordt de toepassing van de methoden onderzocht en bediscussieerd in verschillende internationale gremia. Vanuit de reguliere projecten is RIVM ook betrokken bij het versnellingsprogramma Transitie Proefdiervrije Innovatie (TPI), waarin een actielijn van het RIVM een belangrijk onderdeel is. Deze heeft de titel: «Op naar een betrouwbare, humaan relevante veiligheidsbeoordeling gebaseerd op proefdiervrije innovaties».

Het kabinet heeft een extra financiële bijdrage gedaan aan de OESO ten behoeve van het opstellen van nieuwe of aanpassen van bestaande testrichtsnoeren voor gevaarlijke stoffen (zoals CMRS+HVS) en voor het tot stand brengen van een mondiaal meer geharmoniseerde aanpak van biociden. Nederland is actief in diverse OESO-werkgroepen die onder andere werken aan methoden die gericht zijn op het opsporen van diverse mechanismen van hormoonverstoring en methoden die gericht zijn op het opsporen van nadelige effecten van verstoring van het hormoonsysteem. Het ontwikkelen van internationaal vastgestelde methoden is belangrijk voor een goede en evenwichtige implementatie in wet- en regelgeving.

Met het subsidiëren van PEPPER helpt Nederland om een belangrijk knelpunt aan te pakken in het beoordelen van de veiligheid van hormoonverstorende stoffen. Het Public-Private Platform for the Pre-Validation of Endocrine Disruptors Characterization Methods (PEPPER) houdt zich bezig met het opsporen van testmethodes om hormoonverstorende stoffen te identificeren; organiseren van het beproeven van de betrouwbaarheid van geïdentificeerde testmethoden; het voordragen van gebleken betrouwbare methodes op het gebied van hormoonverstoring voor validatie bij OESO.

Vanuit de Europese Commissie worden projecten gefinancierd waarvoor het kabinet cofinanciering beschikbaar heeft gesteld:

  • Het Europese «Partnership for the Assessment of Risk from Chemicals» (PARC3) heeft als doel om innovatie van de veiligheidsbeoordeling van chemische stoffen te realiseren, en zo een substantiële bijdrage te leveren aan de Europese Strategie voor duurzame stoffen en de «zero pollution» ambitie van de Europese Green Deal. Het RIVM heeft, samen met de Ministeries van VWS, IenW en LNV, een belangrijke rol gehad in de voorbereidende fase en treedt nu op onder andere als trekker van het werkpakket «Innovation in Regulatory Risk Assessment», gericht op onderzoek naar vernieuwing van de risicobeoordeling.

  • Het Europese Horizon 2020 project «RISK assessment of chemicals integrating Human centric Next generation Testing strategies promoting the 3Rs» (RISK-HUNT3R4) heeft als doel een efficiënte proefdiervrije strategie voor de veiligheidsbeoordeling van chemische stoffen op te stellen. Het RIVM heeft een leidende rol in het project in het opstellen van de strategie voor de nieuwe veiligheidsbeoordeling ten behoeve van regulatoire toepassing. Ook is het RIVM betrokken bij onderzoek gericht op het ontwikkelen van een test strategie voor verstoring van de hersenontwikkeling en non-genotoxische carcinogenen en levert een bijdrage aan de onderdelen gericht op toxicokinetiek en blootstelling. Het project sluit goed aan bij de Green Deal doelstellingen van de Europese Commissie. Tevens is het project onderdeel van het grotere ASPIS-cluster5, een samenwerkingsverband tussen Europese projecten gericht op innovatieve methoden voor risicobeoordeling en acceptatie daarvan door autoriteiten. De projecten uit dit cluster ontwikkelen onder andere een gezamenlijk algoritme voor risicobeoordeling van stoffen.

  • Binnen Safe-, sUstainable- and Recyclable-by design Polymeric systems (SURPASS6) wordt binnen het RIVM een hazard strategie opgezet voor het identificeren van hormoonverstorende stoffen. Dit gaat om testen die worden gedaan voordat een stof op de markt komt (Safe and Sustainable by Design).

  • In Advancing Tools for Human Early Lifecourse Exposome Research and Translation (ATHLETE7) – wordt in kaart gebracht welke omgevingsfactoren, zoals voedingspatroon, blootstelling aan chemische stoffen, roken en luchtvervuiling, bijdragen aan de ontwikkeling van luchtwegaandoeningen, hersenaandoeningen en hart en vaatziekten bij onze kinderen. Het RIVM onderzoekt in ATHLETE de effecten van chemische stoffen op de hersenontwikkeling in de beschikbare in vitro testen.

Aanvullend financiert het kabinet een deel van projecten die zijn gehonoreerd vanuit de Nationale Wetenschapsagenda:

  • VHP4Safety: in het Virtual Human Platform for Safety Assessement (VHP4safety8) project, wordt een Virtueel Menselijk Platform voor de veiligheidsbeoordeling van chemische stoffen en geneesmiddelen ontwikkeld. VHP4Safety is een initiatief van de Universiteit Utrecht, de Hogeschool Utrecht en het RIVM. Aan het project nemen universiteiten, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en bedrijven deel, zowel nationaal als internationaal. Zij bouwen samen vanuit verschillende disciplines aan een dataplatform met gegevens gebaseerd op de fysiologie en biologie van de mens. Hiermee willen zij de veiligheid van chemische stoffen en geneesmiddelen bepalen zonder gebruik van dierproeven.

  • Het thematische programma «Proefdiervrije modellen: acceptatie en implementatie»9 is gericht op de acceptatie en implementatie van bestaande proefdiervrije modellen bij de beoordeling van de veiligheid van stoffen voor de mens. Binnen dit programma zijn drie projecten gehonoreerd; het RIVM is betrokken bij het AFARA-project. Het project «Animal free assays for endocrine disruption – from science to regulatory acceptance (AFARA)»10 wordt gecoördineerd door de Universiteit Utrecht en RIVM. Het doel van het project is om de regulatoire acceptatie van proefdiervrije testen voor hormoonverstoring te bevorderen door de drijfveren en barrières in kaart te brengen. Het onderzoek zal worden uitgevoerd met een interdisciplinair team van experts op het gebied van toxicologie, sociale wetenschappen en recht. RIVM is een belangrijke partner gezien haar centrale positie in de risicobeoordeling en het onderzoek naar humaan relevante methoden om hormoonverstorende stoffen te identificeren.

Voorts lezen genoemde leden dat de uitbreiding van de bevoegdheid van de Europese Commissie om het recht van initiatief te krijgen voor geharmoniseerde indeling ervoor zorgt dat meer gevaarlijke stoffen kunnen worden geïdentificeerd, doordat naast lidstaten en industrie, ook de Commissie CLH-dossiers (harmonised classification and labelling) kan indienen. Kan het kabinet schetsen hoe een dergelijk proces eruitziet? Onder welke criteria mag de Commissie CLH-dossiers indienen en gelden die ook voor lidstaten en industrie?

Het proces voor het indienen van een CLH-dossier ziet er als volgt uit.

Allereerst informeert de indiener – de bevoegde instantie van een lidstaat, fabrikant, importeur of downstreamgebruiker van een stof – ECHA (het Europees Chemicaliënagentschap) over zijn voornemen om een CLH in te dienen. De lidstaat mag dat ook voor een stof doen waarvoor reeds een CLH bestaat. ECHA publiceert de gegevens over de stof(fen), de status van het voorstel en de naam van de indiener.

Het voorstel voor CLH voldoet aan de in deel 1 en 2 van bijlage VI van CLP opgenomen eisen, en vindt vorm in het CLH-dossier. Het CLH-dossier dient volgens deel 2 het volgende te bevatten: het voorstel, dat bestaat uit de identiteit van de desbetreffende stof(fen) en de voorgestelde geharmoniseerde indeling en etikettering, en de motivering hiervan. De motivering moet worden onderbouwd aan de hand van de criteria zoals vastgesteld in Bijlage 1 van de CLP-verordening.

Indien het stoffen betreft met andere effecten dan kankerverwekkendheid, mutageniteit, giftigheid voor de voortplanting of sensibilisatie van de luchtwegen, dan is een extra motivering voor de behandeling van het voorstel vereist om aan te tonen dat er behoefte is aan actie op EU-niveau.

Dezelfde criteria voor het indienen van een CLH-dossier zijn ook van toepassing op de Commissie, die overigens net als een lidstaat, ook een CLH-voorstel mag indienen ter aanpassing van een reeds bestaand CLH. Het startproces verschilt iets omdat de Commissie het voorstel niet zelf opstelt. In plaats daarvan zal de Commissie wanneer zij een voorstel wil indienen, ECHA of de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) verzoeken tot het opstellen van een voorstel voor een CLH. ECHA zal dit dan kenbaar maken net zoals wanneer het een intentie heeft ontvangen van een andere bevoegde instantie waarna het proces zich ook op dezelfde manier vervolgd.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet de mogelijkheid tot digitale etikettering een goede aanvulling vindt op het fysieke etiket en sluiten zich hierbij aan. Deze leden vragen het kabinet hoe mensen gestimuleerd worden dit digitale etiket te raadplegen, zeker als het gaat om belangrijke informatie.

De inzet van het kabinet hierbij is om de gebruiker van het product te informeren over het digitale label door het op het fysieke etiket te laten markeren als zijnde belangrijke aanvullende informatie over het product.

Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat er vanuit de lidstaten steun lijkt te zijn voor de modernisering van de verordening, maar dat de voorstellen van digitalisering van de etiketten en online verkoop zouden kunnen leiden tot discussies. Waar zijn deze verwachtingen op gebaseerd? Welke mogelijke discussies verwacht het kabinet?

De verwachtingen zijn gebaseerd op eerdere besprekingen in de expertcomités waarin de CLP-herziening is besproken. Er zijn lidstaten die ervoor pleiten om stringentere regels op te nemen voor online verkoop, bijvoorbeeld door ook online marktplaatsen die fungeren als intermediair, verantwoordelijk te stellen voor hetgeen te koop is op hun platform. Voor wat betreft digitale etiketten gaat de discussie over welke informatie het etiket dient te bevatten.

Het is aan de lidstaten om toezicht en handhaving van het voorgestelde optreden met betrekking tot online verkoop verder in te richten, zo lezen de leden van de VVD-fractie in het BNC-fiche. Kan het kabinet aangeven hoe het Nederlandse toezicht en handhaving hierop vorm zal krijgen?

De NVWA houdt kennis gedreven en risicogericht toezicht op de eisen uit de CLP-verordening bij Nederlandse online aanbieders aan consumenten, zowel op platforms als websites.

Voor het toezicht en handhaven van eisen voortvloeiend uit CLP van online aanbieders van buiten de EU biedt de Markttoezichtverordening (EU 2019/1020, geïmplementeerd in de Warenwet) de mogelijkheid om digitale tussendienstverleners (platformen, providers, registrars) te gelasten een website af te sluiten. Het specifieke optreden hiertegen zal worden vormgegeven bij de implementatie van de nieuwe eisen in CLP in de Nederlandse wetgeving.

Deze leden lezen dat het kabinet kritisch is over de stijging van het aantal werknemers ten gevolge van één van de voorgestelde maatregelen. Om welke maatregel gaat het hier en hoe ziet de Commissie dit voor zich gezien de huidige krapte op de arbeidsmarkt?

De maatregel waarover gesproken wordt, is de bevoegdheid van de Commissie om (naast lidstaten en industrie) CLH-voorstellen in te dienen. Hiervoor wordt verwacht dat er aanvullend 5 FTE benodigd is bij ECHA. Het kabinet is voorstander van deze nieuwe bevoegdheid van de Commissie. Wel is het kabinet van mening dat eventueel benodigde middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027.

Genoemde leden lezen dat het kabinet nadere onderbouwing zal opvragen over de financiële consequenties van het voorstel voor burgers en bedrijven. Zullen er tot die opheldering er is geen onomkeerbare stappen worden genomen?

De cijfers in de impact assessment blijken niet altijd gebaseerd op hetzelfde uitgangspunt; de ene keer gaat het over jaarlijkse, terugkerende kosten en besparingen en de andere keer over eenmalige kosten of besparingen; dan weer over administratieve kosten of besparingen en dan weer andersoortige kosten. Hierdoor zijn de cijfers niet altijd duidelijk en zijn ze inconsistent. De financiële consequenties zijn echter over het algemeen in kaart gebracht en het uitgangspunt dat het kabinet het voorstel in beginsel kan steunen, blijft ongewijzigd.

De Commissie stelt in het impact assessment dat als onderdeel van de strategie voor duurzame chemische stoffen er vóór 2024 een raamwerk wordt ontwikkeld, bestaande uit indicatoren die oorzaken en gevolgen van chemische vervuiling monitoren en de effectiviteit van de wetgeving inzake chemicaliën meten. Het kabinet is kritisch over de invulling van dit raamwerk, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Kan dit nader toegelicht worden? En welke lidstaten vindt het kabinet in deze kritiek aan haar zijde?

Het kabinet steunt de ontwikkeling van het raamwerk, echter vindt het kabinet het belangrijk dat het raamwerk wordt gecreëerd met de juiste indicatoren die resulteren in een bruikbaar instrument voor het monitoren en evalueren van de doeltreffendheid van de herziening van CLP, naast de andere onderdelen binnen de Strategie voor duurzame chemische stoffen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Deze leden begrijpen onder andere van waterzuiveringsbedrijven dat zij weinig zicht hebben op de stoffen die in medicijnen zitten, waardoor zij ook niet goed in staat zijn deze uit het water te filteren. Kan het kabinet onderschrijven dat met de regulering die de Europese Commissie voorstelt er wel beter zicht komt op de stoffen in medicijnen, zodat waterzuiveringsbedrijven hier ook rekening mee kunnen houden? Deze leden brengen ook graag de motie van de leden Hagen en Tjeerd de Groot11 onder de aandacht, waarin de regering wordt verzocht om in samenwerking met de medicijnproducenten een Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid (UPV) voor medicijnen in te stellen.

Medicijnen hebben hun eigen regulatoire kader en zijn uitgesloten van CLP. Het voorstel van de Europese Commissie stelt dus ook geen nieuwe of additionele eisen aan medicijnen.

Welke mogelijkheden ziet het kabinet om te sturen op de hele keten van chemische stoffen en mengsels, dus van producent, verkoper en gebruikers? Want regulering van het product is belangrijk, maar hoe wordt ervoor gezorgd dat gebruikers en verkopers zorgvuldig omgaan met deze stoffen en wordt voorkomen dat het in het grond- en afvalwater terecht komt, zo vragen de leden van de D66-fractie het kabinet.

CLP ziet toe op de gehele keten tot aan de gebruiker en stelt eisen aan de importeur, fabrikant, distributeur en de downstreamgebruikers (o.a. formuleerders, eindgebruikers, producenten van voorwerpen) en hun samenwerking om te voldoen aan de indeling, etikettering en verpakkingsverplichtingen. Het etiket bevat, indien van toepassing, informatie over de wijze van deponeren en weggooien.

Genoemde leden lezen dat het kabinet nog vragen heeft bij de financiële effecten van de regulering. Kan het kabinet aangeven bij wie de kosten neerslaan voor regulering en hoe voorkomen wordt dat dit overwegend de burgers zijn? Deze leden vragen het kabinet tevens of er ook een goede kosten-, maar vooral (maatschappelijke) batenanalyse kan worden gemaakt van de effecten van betere reguleren van de chemische stoffen en mengsels in medicijnen.

De kosten voor regulering zullen worden ingepast op de begroting van het kabinet. Medicijnen zijn uitgesloten van CLP en een kosten- en batenanalyse met betrekking tot medicijnen maakt aldus geen onderdeel uit van het voorstel en de herziening van CLP.

De leden van de D66-fractie vragen het kabinet hoe het voorstel van de Commissie zich verhoudt tot Nederlands beleid op dit onderwerp.

Het voorstel van de Commissie sluit aan bij het Nederlands beleid om een zo hoog mogelijk beschermingsniveau na te streven voor mens en milieu. Met het voorstel wordt een verbetering van de (gevaren)communicatie naar de consument en werker gerealiseerd en wordt rekening gehouden met de digitalisering waarbij aankopen steeds meer online plaatsvinden. Het kabinet is voorstander van een horizontale aanpak van gevaarlijke stoffen en harmonisatie van criteria en is positief over het voorstel van de Commissie hierin.

De leden van de D66-fractie hebben op 1 november 2022 de petitie van ReumaNederland in ontvangst genomen. Hierin wordt gevraagd om gebruikersvriendelijke verpakkingen van medicijnen voor mensen met aandoeningen zoals Reuma die hierdoor moeite hebben om reguliere verpakkingen te openen. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gaf eerder aan zich hiervoor op Europees niveau in te zetten. Kan het kabinet aangeven of gebruikersvriendelijke verpakkingen ook wordt meegenomen bij de kabinetsappreciatie van dit voorstel?12

Zoals ik u hierboven heb toegelicht zijn medicijnen uitgesloten van CLP en maakt dit dus ook geen deel uit van de kabinetsappreciatie van onderhavig voorstel.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Net als het kabinet vindt ook het lid van de BBB-fractie dat de online verkoop beter gereguleerd moet worden. Zij vraagt het kabinet hoe de naleving inzake etikettering en voorlichting bij online verkoop verhoogd kan worden. Aangezien deze naleving en de controle daarop nu al slecht is, verwacht het lid daar niet zomaar verbetering als de richtlijnen worden aangescherpt. Hoe kijkt het kabinet daar tegenaan? Hoe zou deze naleving verbeterd kunnen worden? Wordt dit ook in Europees verband opgepakt?

In de huidige CLP wordt online verkoop minimaal gereguleerd. Met de nieuwe bepalingen, waaronder de verplichte aanwijzing van een leverancier binnen de EU die verantwoordelijk is voor het voldoen van het product aan de CLP eisen, als ook de verplichting om bij de online aanbieding aan de consument relevante gevareninformatie op te nemen en de nieuwe Markttoezichtverordening, zal de toezichthouder beter kunnen optreden tegen non-conforme producten die online worden verkocht en producten waarbij de voorlichting aan de consument – het informeren over de gevaren van het product – onvoldoende is.

Het lid van de BBB-fractie vraagt het kabinet hoe het kan dat er met sterk verouderde databases wordt gewerkt waarin ook informatie mist. Logischerwijs zou dit jaarlijks, of in geval van wijzigingen bijgewerkt moeten worden. Hoe gaat de Europese Commissie er zorg voor dragen dat we over tien jaar niet weer in dezelfde situatie zitten? Kan het kabinet dit toelichten of vragen aan de Commissie?

In het voorstel worden bepalingen opgenomen om informatie die in de toekomst wordt ingevoerd in de databases up-to-date te houden en wijzigingen aldus te verwerken. Daarnaast heeft de Europese Commissie een opdracht uitbesteed aan ECHA, om de database op te schonen. Onderdeel daarvan is om verouderde informatie te verwijderen van de database.

Ten slotte vraagt het lid van de BBB-fractie het kabinet om inzicht in de kosten voor de lidstaten voor dit voorstel. Het is het lid van de BBB-fractie niet duidelijk wat deze kosten moeten inhouden daar de kosten toch vooral bij de industrie lijken te liggen. Zij ontvangt daar graag een toelichting van het kabinet op.

De kosten voor de lidstaten zullen voornamelijk voortvloeien uit het voorstel dat ziet op de prioritering van de identificatie van de hormoonontregelende stoffen voor de gezondheid van de mens en voor het milieu, PBT, zPzB, PMT en zPzM13 en het in de werkwijze aanpassen aan de criteria voor deze nieuwe gevarenklassen.


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-08, nr. 894.

X Noot
2

ReumaNederland, 1 november 2022, «Petitieaanbieding Gebruikersvriendelijke medicijnverpakkingen» (Reuma Nederland – «gebruikersvriendelijke medicijnverpakkingen» | Tweede Kamer der Staten-Generaal).

X Noot
11

Kamerstuk 21 501-08, nr. 894.

X Noot
12

ReumaNederland, 1 november 2022, «Petitieaanbieding Gebruikersvriendelijke medicijnverpakkingen» (Reuma Nederland – «gebruikersvriendelijke medicijnverpakkingen» | Tweede Kamer der Staten-Generaal).

X Noot
13

(Zeer) persistente, (zeer) bioaccumulerende en toxische stoffen (PBT en zPzB) en (zeer) persistente, (zeer) mobiele en toxische stoffen (PMT en zPzM).

Naar boven