22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3629 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 maart 2023

Mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid informeer ik uw Kamer over de richtlijn strafbestelling schending van beperkende maatregelen van de EU. Op 20 februari jl. heeft de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van uw Kamer mij per brief verzocht om uw Kamer te informeren hoe de voorgestelde Richtlijn Strafbaarstelling schending van beperkende maatregelen van de EU zich verhoudt tot de aangekondigde modernisering van het Nederlandse sanctiestelsel, specifiek waar het de verschillende tijdstrajecten betreft van, respectievelijk, het EU-voorstel en de wijziging van de Sanctiewet 1977. De richtlijn ziet op de strafbaarstelling van schendingen van beperkende maatregelen waar in het Nederlandse stelsel al in is voorzien. Dit licht ik hieronder nader toe.

Op 2 december jl. heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn gepubliceerd om definities van strafbare feiten die verband houden met de schending van beperkende maatregelen van de Unie te harmoniseren.1 Het voorstel heeft als doel grensoverschrijdend onderzoek en vervolging te bevorderen alsmede de operationele doeltreffendheid van de nationale handhavingsketens te verbeteren om onderzoeken, vervolgingen en strafrechtelijke sancties te bevorderen. Het kabinet heeft uw Kamer via een BNC-fiche hierover geïnformeerd.2 Het kabinet ondersteunt actief de inspanningen vanuit de EU die zijn gericht op bijdragen aan opsporing, vervolging en berechting van misdaden naar aanleiding van de Russische militaire agressie in Oekraïne en is voorstander van het doel van de richtlijn.

Op 4 november jl. heeft het kabinet in de hoofdlijnenbrief modernisering van het Nederlandse sanctiestelsel aangegeven dat het kabinet van plan is om de Sanctiewet 1977 te moderniseren en toekomstbestendig te maken. Ik ben voornemens om in juli 2023 een hiertoe strekkend wetsvoorstel in consultatie te brengen.

Aangezien schendingen van beperkende maatregelen van de Unie reeds een strafbaar feit vormen in Nederland vraagt het voorstel voor de richtlijn geen veranderingen van de nationale strafrechtelijke handhavingsprocedures. Het biedt wel de mogelijkheid tot betere Europese grensoverschrijdende samenwerking. Ik zie twee raakvlakken tussen de richtlijn en het moderniseringstraject.

  • 1. In de voornoemde hoofdlijnenbrief heeft het kabinet aangekondigd nader te onderzoeken of en in welke gevallen, in aanvulling op de strafrechtelijke handhaving, ook voorzien zou moeten worden in bestuursrechtelijke handhaving van schendingen van beperkende maatregelen van de Unie. Voor Nederland is van belang dat het voorstel voor de richtlijn deze mogelijkheid tot uitbreiding naar bestuursrechtelijke handhaving niet beperkt. De richtlijn moet nationaal ruimte laten voor een hybride stelsel (bestuursrechtelijke handhaving naast strafrecht).

  • 2. Strafbaarstelling van beperkende maatregelen vanuit de Unie vindt in Nederland momenteel plaats door in een ministeriële regeling neer te leggen dat het verboden is te handelen in strijd met beperkende maatregelen uit de desbetreffende Sanctieverordening of het besluit. Afhankelijk van de definitieve tekst van de richtlijn moet worden bezien of deze systematiek aanpassing behoeft, waarbij voor Nederland van belang is dat binnen korte termijn voorzien kan worden in de strafbaarstelling. Bij de modernisering van het sanctiestelsel is het uitgangspunt dat deze snelle strafbaarstelling geborgd blijft.

Indien de richtlijn tot stand komt en afhankelijk van de definitieve tekst wordt bepaald welke implementatiemaatregelen nodig zijn en of deze maatregelen kunnen worden meegenomen in het moderniseringstraject of via separaat traject. Dit zal mede afhankelijk zijn van de termijn waarbinnen de richtlijn tot stand komt en de implementatietermijn die daarin wordt gesteld. U zult via de reguliere informatievoorziening op de hoogte gehouden worden over de onderhandelingen over deze richtlijn.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Kamerstuk 22 112, nr. 3597.

X Noot
2

Kamerstuk 36 200 V, nr. 56.

Naar boven