22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3558 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 december 2022

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 15 juli 2022 inzake het fiche: Verordening herziening Financieel Reglement (Kamerstuk 22 112, nr. 3471).

De vragen en opmerkingen zijn op 27 september 2022 aan de Minister en de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 25 november 2022 zijn de vragen door de Minister van Financiën beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Tielen

Adjunct-griffier van de commissie, Van den Bos

I Reacties vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche. Deze leden steunen in grote lijnen de inzet op vereenvoudiging en de terughoudendheid ten aanzien van de voorstellen rondom mededingingsboetes. De leden van de VVD-fractie zijn geen voorstander van het inboeken van mededingingsboetes als negatieve ontvangsten door de Europese Commissie en roepen de Minister op met gelijkgezinde landen op te trekken op dit vlak. De leden van de VVD-fractie hebben naar aanleiding van het BNC-fiche nog een aantal vragen aan de Minister.

Allereerst vragen deze leden wat de gevolgen zijn van het toevoegen van het do-no-significant-harm-principe aan deze verordening en welke meerwaarde dit heeft ten opzichte van al geldende eisen in andere verordeningen en de taxonomie. Ook vragen deze leden de Minister nader toe te lichten waarom de Minister voorstander is van het toevoegen van dit principe aan deze verordening. Kan het toevoegen van dit principe aan deze verordening tot problemen leiden bij de financiering van innovatieve projecten waarbij dit principe niet eenduidig aantoonbaar is? Deze leden vragen voorts waarom hiervan geen impact assessment is gemaakt en of de Minister hier alsnog toe bereid is.

Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of de uitbreiding van transparantie-eisen op financiële instrumenten en leningen ook geldt voor Next Generation EU (NGEU)/het Recovery and Resilience Facility (RRF). Zo niet, dan vragen deze leden of de Minister bereid is zich in te zetten om ook de transparantie over uitgaven van lidstaten gefinancierd uit het RRF onder deze strengere eisen te laten vallen. In het verlengde hiervan vragen deze leden wat de precieze gevolgen zijn van het opnemen van het rechtstaatmechanisme in deze verordening. Leidt het opnemen hiervan tot nieuwe mogelijkheden om EU-middelen te blokkeren die bestemd waren voor lidstaten die rechtstatelijke eisen (structureel) negeren?

Tot slot begrijpen de leden van de VVD-fractie dat een aantal mogelijkheden voor crisismanagement worden versoepeld. Uit het BNC-fiche blijkt echter niet in welke omstandigheden deze versoepelde voorwaarden ingezet kunnen worden. Deze leden vragen de Minister nader toe te lichten onder welke voorwaarden en met welke procedure dit «crisisregime» van kracht wordt.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken over Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie met hierin twee fiches. Dit lid heeft hierover de navolgende reactie.

Het lid van de BBB-fractie ondersteunt het voornemen van de Europese Commissie om de transparantie omtrent bestemmingsontvangsten, financiële instrumenten en garanties, en door de Europese Commissie afgesloten leningen te vergroten.

Het voorstel van de Europese Commissie om de aanbestedingsregels in crisissituaties te wijzigen, zodat EU-instellingen namens lidstaten als centrale aanbestedingsorganen kunnen optreden wijst het lid van de BBB-fractie echter af, omdat dit de soevereiniteit van staten kan aantasten. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan?

Dergelijke organen zouden leveringen en/of diensten aan individuele lidstaten kunnen schenken of doorverkopen en daarmee voegt de Europese Unie in de ogen van dit lid weer een taak aan haar palet toe. Het lid van de BBB-fractie ziet de Europese Unie zich het liefst beperken tot taken op gebied van handelsbevordering, zoals destijds bedoeld was bij de oprichting van de EEG. Ook de beweging van de Europese Commissie om raamwerken aan het Financieel Reglement toe te voegen die EU-instellingen de mogelijkheid bieden om niet-financiële donaties (goederen en/of diensten) en prijzen (zoals vouchers en reizen) uit te geven en het mogelijk maken voor EU-instellingen om makkelijker donaties te kunnen accepteren is volgens het lid van de BBB-fractie geen goede ontwikkeling. Op deze manier komt de Europese Unie steeds meer in het taken- en verantwoordelijkheidsveld van de individuele lidstaten. Dat is in de ogen van dit lid niet de bedoeling. Het accepteren van donaties op zo’n schaal geeft multinationals en andere grote entiteiten invloed op de burgers van Nederland zonder dat onze eigen staat hier direct invloed op heeft. Hoe kijkt de Minister tegen deze bezwaren aan?

Het doel om in te zetten op een betere bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie kan het lid van de BBB-fractie ondersteunen. Bescherming tegen frauduleuze praktijken, belangenconflicten en onvolkomenheden is natuurlijk een goede ontwikkeling.

De eerste manier waarop de Europese Commissie dat wil bereiken is door het Systeem voor Vroegtijdige Opsporing en Uitsluiting (EDES) te versterken door het gericht inzetten van het systeem bij fondsen in gedeeld en direct beheer. Dit heeft als doel om frauduleuze marktdeelnemers die projecten willen uitvoeren op te sporen en te weren, en hiermee de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen.

De tweede manier is om de dataverzameling van begunstigden van EU-financiering te verbeteren. Dit wordt gedaan door het verzamelen van deze data te standaardiseren en het gebruik van een integraal systeem verplicht te stellen voor alle lidstaten. Het systeem dat de Europese Commissie hiervoor ontwikkeld heeft, is Arachne. Kan de Minister aangeven welke organisatorische en financiële gevolgen dit heeft voor Nederland en in welke mate dit aansluit bij onze eigen wetgeving en procedures?

Als derde wil de Europese Commissie transparanter optreden wat betreft informatie over de EU-begroting en begunstigden van EU-financiering. Hiervoor stelt de Europese Commissie als eis dat er richting de Europese Commissie door lidstaten en andere uitvoeringsorganisaties minimaal jaarlijks gerapporteerd wordt over deze begunstigden. Een overig voorstel van de Europese Commissie in deze herziening is om voorwaarden te stellen voor derde landen die deelnemen aan toekenningsprocedures die betrekking hebben op veiligheid en de openbare orde. Wil de Minister aangeven welke deadlines en sancties hiervoor gehanteerd worden voor landen die zich hier niet aan houden?

Ook stelt de Europese Commissie wijzigingen voor om te garanderen dat EU-middelen bijdragen aan het behalen van de Green Deal, onder andere door de toevoeging van het do-no-significant-harm-principe. Kan de Minister aangeven wie dat gaat beoordelen en langs welke feitelijke meetlat dit wordt gelegd? Worden hiermee niet dezelfde problemen gecreëerd als met onze eigen Stikstofwetgeving, omdat vervolgens in rechtszaken aangetoond moet worden dat deze do-no-significant-harm-eis gegarandeerd van toepassing is? Hoe kijken de juristen hier volgens de Minister tegenaan? Het lid van de BBB-fractie ontvangt hier graag een juridisch onderbouwd advies op.

Het lid van de BBB-fractie constateert dat er geen impact assessment is opgesteld. De Europese Commissie geeft aan dat het Financieel Reglement als zodanig geen economische, sociale en geografische effecten kent, aangezien het onderliggende voorstel pas een impact heeft nadat beleidskeuzes ten aanzien van de implementatie van programma’s zijn gemaakt. Het lid van de BBB-fractie is het hier niet mee eens. De impact is er wel degelijk omdat alle toekomstige programma’s hieraan moeten voldoen. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan?

II Reactie van de Minister

Met interesse heb ik kennisgenomen van de vragen die door de verschillende fracties zijn gesteld naar aanleiding van het BNC-fiche van 15 juli 2022 inzake de Verordening herziening Financieel Reglement (Kamerstuk 22 112, nr. 3471). Onderstaand wordt bij de beantwoording de volgorde van het verslag aangehouden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche. Deze leden steunen in grote lijnen de inzet op vereenvoudiging en de terughoudendheid ten aanzien van de voorstellen rondom mededingingsboetes. De leden van de VVD-fractie zijn geen voorstander van het inboeken van mededingingsboetes als negatieve ontvangsten door de Europese Commissie en roepen de Minister op met gelijkgezinde landen op te trekken op dit vlak. De leden van de VVD-fractie hebben naar aanleiding van het BNC-fiche nog een aantal vragen aan de Minister.

Allereerst vragen deze leden wat de gevolgen zijn van het toevoegen van het do-no-significant-harm-principe aan deze verordening en welke meerwaarde dit heeft ten opzichte van al geldende eisen in andere verordeningen en de taxonomie. Ook vragen deze leden de Minister nader toe te lichten waarom de Minister voorstander is van het toevoegen van dit principe aan deze verordening. Kan het toevoegen van dit principe aan deze verordening tot problemen leiden bij de financiering van innovatieve projecten waarbij dit principe niet eenduidig aantoonbaar is? Deze leden vragen voorts waarom hiervan geen impact assessment is gemaakt en of de Minister hier alsnog toe bereid is.

Het do-no-significant-harm principe is door de Europese Commissie toegevoegd aan het Financieel Reglement met als doel te garanderen dat EU-middelen geen afbreuk doen aan het behalen van de doelstellingen van de Green Deal en significante schade toebrengen aan het klimaat. Op dit moment is per EU-programma en bijbehorende verordening apart opgenomen of het do-no-significant-harm principe van toepassing is en op welke manier hier uitvoering aan wordt gegeven. De Europese Taxonomie maakt ook gebruik van het do-no-significant-harm principe, waarbij de reikwijdte hiervan beperkt is tot het classificeren van investeringen door de private financiële sector. Met de opname van het principe in het Financieel Reglement wordt expliciet gemaakt dat het van toepassing is op de gehele EU-begroting en daarmee alle EU-middelen.

Het kabinet zet zich in om de doelstellingen van de Green Deal te behalen en is er voorstander van dat EU-middelen geen afbreuk doen aan deze doelstellingen. Het do-no-significant-harm principe zorgt ervoor dat EU-activiteiten en programma’s de bestaande klimaatmaatregelen niet tegenwerken. Daarom kan het kabinet het Commissievoorstel om het principe toe te voegen aan het Financieel Reglement steunen.

Wanneer uit EU-middelen gesubsidieerde innovatieve projecten een positief klimaateffect kunnen hebben op lange termijn, maar op korte termijn een negatieve impact hebben, kan dit een reden zijn om het project onder het do-no-significant-harm principe alsnog doorgang te geven. Dit moet dan voor specifieke programma’s of activiteiten als eis zijn uitgewerkt. Vooralsnog heeft het toevoegen van het do-no-significant-harm principe voor zover bekend niet tot problemen geleid bij de financiering van innovatieve projecten.

De Europese Commissie heeft geen impact assessment gedaan en geeft aan dat de herziening van het Financieel Reglement als zodanig geen directe economische, sociale en geografische effecten kent waarvoor een impact assessment nuttig zou zijn. De Commissie bevestigt wel dat wanneer er beleidskeuzes op specifieke uitgavenprogramma’s moeten worden gemaakt een impact assessment toegevoegde waarde heeft en zal worden uitgevoerd. Daarbij kan de impact op het milieu ook worden meegenomen.

Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of de uitbreiding van transparantie-eisen op financiële instrumenten en leningen ook geldt voor Next Generation EU (NGEU)/het Recovery and Resilience Facility (RRF). Zo niet, dan vragen deze leden of de Minister bereid is zich in te zetten om ook de transparantie over uitgaven van lidstaten gefinancierd uit het RRF onder deze strengere eisen te laten vallen.

De uitbreiding van de transparantie-eisen op financiële instrumenten en budgettaire garanties in het voorstel van de Commissie betreft de versimpeling en verduidelijking van de rapportage-eisen op het gebied van budgettaire garanties, het Common Provisioning Fund (CPF), en voorwaardelijke verplichtingen. De uitgebreide transparantie-eisen hebben betrekking op alle budgettaire garanties in de Europese begroting, de financiële voorzieningen die worden aangehouden door de Commissie binnen het CPF, en de voorwaardelijke verplichtingen als gevolg van budgettaire garanties of financiële bijstand. Dit betekent dat de garanties en voorwaardelijke verplichtingen die de Commissie aangaat onder NextGenerationEU (NGEU) (waar de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (RRF) onder valt) onder de uitgebreide transparantie-eisen op financiële instrumenten en budgettaire garanties vallen.

In het verlengde hiervan vragen deze leden wat de precieze gevolgen zijn van het opnemen van het rechtstaatmechanisme in deze verordening. Leidt het opnemen hiervan tot nieuwe mogelijkheden om EU-middelen te blokkeren die bestemd waren voor lidstaten die rechtstatelijke eisen (structureel) negeren?

Met de opname van een verwijzing naar de MFK-rechtsstaatsverordening wordt expliciet gemaakt dat de MFK-rechtsstaatsverordening van toepassing is bij de uitvoering van de EU-begroting. Hiermee wordt het Financieel Reglement in lijn gebracht met het MFK-pakket, om zo één set aan regels voor de uitgaven van de Unie te behouden. Er worden met deze verwijzing geen nieuwe mogelijkheden geschept om EU-middelen op te schorten. Het gaat om het expliciteren van de mogelijkheden die reeds bestaan onder de MFK-rechtsstaatsverordening.

Tot slot begrijpen de leden van de VVD-fractie dat een aantal mogelijkheden voor crisismanagement worden versoepeld. Uit het BNC-fiche blijkt echter niet in welke omstandigheden deze versoepelde voorwaarden ingezet kunnen worden. Deze leden vragen de Minister nader toe te lichten onder welke voorwaarden en met welke procedure dit «crisisregime» van kracht wordt.

De voorgestelde wijzigingen van het Financieel Reglement hebben als doel de Europese begroting beter in te kunnen zetten in tijd van crisis. Hiervoor is ten eerste de definitie van crisis uitgebreid, zodat de regels ook van toepassing zijn bij crises op het gebied van volksgezondheid, diergezondheid, voedselveiligheid en gezondheidscrises zoals pandemieën. Daarnaast is geregeld dat EU-instellingen, organen of uitvoerende agentschappen namens EU-lidstaten als centrale aanbestedingsorgaan kunnen fungeren. Dit kan alleen indien lidstaten de EU-instellingen hiervoor hebben gemandateerd na het ondertekenen van een overeenkomst tussen alle betrokken partijen.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken over Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie met hierin twee fiches. Dit lid heeft hierover de navolgende reactie.

Het lid van de BBB-fractie ondersteunt het voornemen van de Europese Commissie om de transparantie omtrent bestemmingsontvangsten, financiële instrumenten en garanties, en door de Europese Commissie afgesloten leningen te vergroten.

Het voorstel van de Europese Commissie om de aanbestedingsregels in crisissituaties te wijzigen, zodat EU-instellingen namens lidstaten als centrale aanbestedingsorganen kunnen optreden wijst het lid van de BBB-fractie echter af, omdat dit de soevereiniteit van staten kan aantasten. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan?

Het voorstel maakt het mogelijk dat EU-instellingen als centraal aanbestedingsorgaan kunnen optreden in crisissituaties en goederen en diensten kunnen inkopen. Dit heeft als voordeel dat de middelen gerichter en efficiënter kunnen worden ingezet dan wanneer lidstaten dit afzonderlijk doen.

Het optreden van EU-instellingen als centraal aanbestedingsorgaan kan alleen indien de EU-instellingen hiervoor door de lidstaten zijn gemandateerd door middel van het ondertekenen van een overeenkomst tussen alle betrokken partijen. Deze wijziging tast de onderlinge bevoegdheden en daarmee de soevereiniteit van lidstaten niet aan. Lidstaten kunnen zelf de keuze maken of ze gebruik willen maken van een centraal aanbestedingsorgaan.

Dergelijke organen zouden leveringen en/of diensten aan individuele lidstaten kunnen schenken of doorverkopen en daarmee voegt de Europese Unie in de ogen van dit lid weer een taak aan haar palet toe. Het lid van de BBB-fractie ziet de Europese Unie zich het liefst beperken tot taken op gebied van handelsbevordering, zoals destijds bedoeld was bij de oprichting van de EEG. Ook de beweging van de Europese Commissie om raamwerken aan het Financieel Reglement toe te voegen die EU-instellingen de mogelijkheid bieden om niet-financiële donaties (goederen en/of diensten) en prijzen (zoals vouchers en reizen) uit te geven en het mogelijk maken voor EU-instellingen om makkelijker donaties te kunnen accepteren is volgens het lid van de BBB-fractie geen goede ontwikkeling. Op deze manier komt de Europese Unie steeds meer in het taken- en verantwoordelijkheidsveld van de individuele lidstaten. Dat is in de ogen van dit lid niet de bedoeling. Het accepteren van donaties op zo’n schaal geeft multinationals en andere grote entiteiten invloed op de burgers van Nederland zonder dat onze eigen staat hier direct invloed op heeft. Hoe kijkt de Minister tegen deze bezwaren aan?

Deze bezwaren herkent het kabinet niet. Het nieuwe artikel 244 maakt het mogelijk dat Europese instanties naast financiële middelen ook niet-financiële middelen zoals diensten en goederen kunnen doneren. In specifieke gevallen, zoals in tijden van crisis, kan er meer behoefte zijn aan diensten of goederen in plaats van financiële middelen, zoals het doneren van desinfectierobots aan ziekenhuizen door de Commissie tijdens de COVID-19 crisis. Deze wijziging in het Financieel Reglement maakt het mogelijk voor EU instanties om niet-financiële donaties te doen. Ook de niet-financiële donaties moeten in lijn zijn met de principes van transparantie en gelijke behandeling en waar van toepassing met de sectorspecifieke regels. Deze wijziging doet geen inbreuk op de invloedssfeer van de lidstaten en burgers, het geeft enkel een extra optie inzake de vorm van donaties.

Het doel om in te zetten op een betere bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie kan het lid van de BBB-fractie ondersteunen. Bescherming tegen frauduleuze praktijken, belangenconflicten en onvolkomenheden is natuurlijk een goede ontwikkeling.

De eerste manier waarop de Europese Commissie dat wil bereiken is door het Systeem voor Vroegtijdige Opsporing en Uitsluiting (EDES) te versterken door het gericht inzetten van het systeem bij fondsen in gedeeld en direct beheer. Dit heeft als doel om frauduleuze marktdeelnemers die projecten willen uitvoeren op te sporen en te weren, en hiermee de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen.

De tweede manier is om de dataverzameling van begunstigden van EU-financiering te verbeteren. Dit wordt gedaan door het verzamelen van deze data te standaardiseren en het gebruik van een integraal systeem verplicht te stellen voor alle lidstaten. Het systeem dat de Europese Commissie hiervoor ontwikkeld heeft, is Arachne. Kan de Minister aangeven welke organisatorische en financiële gevolgen dit heeft voor Nederland en in welke mate dit aansluit bij onze eigen wetgeving en procedures?

Het kabinet is positief over het uitgangspunt van het verkennen van een centrale Europese database voor EU-fondsen, zoals Arachne. Een aantal EU-programma’s, zoals de Herstel- en veerkrachtfaciliteit (HVF) en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) in Nederland gebruiken Arachne daar waar het kan. Het kabinet is op dit moment echter niet overtuigd van de meerwaarde van het verplichtstellen van Arachne. De vraagtekens die het kabinet heeft op het gebied van databescherming, functionaliteit en toepasbaarheid zijn nog niet weggenomen. Een verplichtstelling voor alle EU-programma’s in Nederland leidt tot extra administratieve lasten, vooral voor de overheid, afhankelijk van de implementatietermijn en overgangsperiode. Bij verplichtstelling zou het kabinet mogelijk databeschermingsmaatregelen moeten inzetten om er zeker van te zijn dat de in Arachne ingevulde data aan de vereiste standaarden voldoet. Fraudebestrijding en dataverzameling is volgens Europese wetgeving een verplichting en de beheerautoriteiten van de verschillende Europese fondsen voldoen hier op dit moment aan, ofwel met Arachne, ofwel met eigen systemen. Een verplichtstelling van Arachne met de huidige leemtes zou in dat geval dus tot dubbel werk leiden, aangezien dezelfde data dan in meerdere systemen zou moeten worden ingevuld

Als derde wil de Europese Commissie transparanter optreden wat betreft informatie over de EU-begroting en begunstigden van EU-financiering. Hiervoor stelt de Europese Commissie als eis dat er richting de Europese Commissie door lidstaten en andere uitvoeringsorganisaties minimaal jaarlijks gerapporteerd wordt over deze begunstigden. Een overig voorstel van de Europese Commissie in deze herziening is om voorwaarden te stellen voor derde landen die deelnemen aan toekenningsprocedures die betrekking hebben op veiligheid en de openbare orde. Wil de Minister aangeven welke deadlines en sancties hiervoor gehanteerd worden voor landen die zich hier niet aan houden?

De voorgestelde wijziging van de Commissie heeft betrekking op alle toekenningsprocedures van de Unie waar het beschermen van de veiligheid en openbare orde van de Unie en de lidstaten benodigd is.

Er wordt een nieuw artikel 137 voorgesteld op basis waarvan specifieke voorwaarden opgesteld kunnen worden bij deelname aan toekenningsprocedures van de Unie op het gebied van veiligheid en openbare orde. De bevoegde toezichthouder kan specifieke voorwaarden stellen aan 1) de entiteiten op basis van het vestigingsland of direct of indirecte zeggenschap door derde landen van de deelnemer in de toekenningsprocedure, 2) de activiteiten op basis van de herkomst van goederen, diensten en materieel of de plaats van uitvoering van de activiteiten, en 3) de entiteiten en activiteiten naar aanleiding van een risico inschatting. De bepalingen uit artikel 137 hebben betrekking op alle soorten (financiële) instrumenten (subsidies, aanbestedingen, prijzen, indirect beheer, enz.).

Indien wordt verdacht dat in een toekenningsprocedure sprake is van onregelmatigheden of fraude worden deze conform artikel 133 van het Financieel Reglement gemeld aan het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF). Ook speelt het Systeem voor Vroegtijdige Opsporing en Uitsluiting (EDES) hierin een rol.

Ook stelt de Europese Commissie wijzigingen voor om te garanderen dat EU-middelen bijdragen aan het behalen van de Green Deal, onder andere door de toevoeging van het do-no-significant-harm-principe. Kan de Minister aangeven wie dat gaat beoordelen en langs welke feitelijke meetlat dit wordt gelegd? Worden hiermee niet dezelfde problemen gecreëerd als met onze eigen Stikstofwetgeving, omdat vervolgens in rechtszaken aangetoond moet worden dat deze do-no-significant-harm-eis gegarandeerd van toepassing is? Hoe kijken de juristen hier volgens de Minister tegenaan? Het lid van de BBB-fractie ontvangt hier graag een juridisch onderbouwd advies op.

Het do-no-significant-harm principe is door de Europese Commissie toegevoegd aan het Financieel Regelement met als doel te garanderen dat EU-middelen geen afbreuk doen aan het behalen van de doelstellingen van de Green Deal en significante schade toebrengen aan het klimaat. Op dit moment is per EU-programma apart opgenomen of het do no significant harm-principe van toepassing is en op welke manier hier uitvoering aan wordt gegeven.

De Europese Commissie heeft aangegeven dat in de praktijk de naleving van dit principe zal worden geborgd o.b.v. uitwerking in de verschillende programma’s zoals opgenomen in het werkdocument van de Commissie over klimaatmainstreaming in het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027.1 De beoordeling en de feitelijke meetlat kunnen verschillen per programma. De controle op het do-no-significant-harm principe geschiedt ex ante door de Europese Commissie wanneer zij EU-middelen toekent aan een programma, projectvoorstel of een inschrijving voor een opdracht beoordeelt en toekent en ex post bij de vergoeding van de gemaakte kosten door de auditors van de Europese Commissie onder toezicht van de Europese Rekenkamer. Indien het DNSH-principe wordt ondermijnd kan er wel een klacht ingediend worden bij de Europese Commissie.

Het kabinet zet zich in om de doelstellingen van de Green Deal te behalen en is er voorstander van dat EU-middelen geen afbreuk doen aan deze doelstellingen. Het do-no-significant-harm principe zorgt ervoor dat activiteiten en programma’s de bestaande klimaatmaatregelen niet tegenwerken. Vooralsnog heeft het toevoegen van het do-no-significant-harm principe voor zover bekend niet tot problemen geleid bij de financiering van voor Nederland belangrijke projecten. Tegelijkertijd zou met toepassing van dit principe er een situatie kunnen ontstaan dat sommige projecten die significante schade toebrengen aan het klimaat niet Europees gefinancierd kunnen worden. Het kabinet is er van overtuigd dat EU-middelen, met het oog op klimaatneutraliteit in 2050, in principe niet meer besteed moeten worden aan vervuilende projecten.

Het lid van de BBB-fractie constateert dat er geen impact assessment is opgesteld. De Europese Commissie geeft aan dat het Financieel Reglement als zodanig geen economische, sociale en geografische effecten kent, aangezien het onderliggende voorstel pas een impact heeft nadat beleidskeuzes ten aanzien van de implementatie van programma’s zijn gemaakt. Het lid van de BBB-fractie is het hier niet mee eens. De impact is er wel degelijk omdat alle toekomstige programma’s hieraan moeten voldoen. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan?

In lijn met de verklaring van de Commissie uit 2018 over toekomstige herzieningen van het Financieel Reglement (2018/C 267 I/01) is er geen impact assessment voor de herziening van het Financieel Reglement opgesteld. Het Financieel Reglement bevat de algemene regels en instrumenten die kunnen worden gebruikt voor het implementeren van (toekomstige) uitgavenprogramma’s. In deze zin heeft de herziening van het Financieel Reglement op zichzelf geen directe economische, sociale, en geografische gevolgen waarvoor een impact assessment nuttig zou zijn. Wel heeft de Commissie een publieke consultatie uitgevoerd onder een breed aanbod aan stakeholders, zoals autoriteiten van lidstaten, internationale organisaties, niet-gouvernementele organisaties, bedrijfsverenigingen, en burgers. De feedback uit deze consultatie is meegenomen in het Commissievoorstel. De Commissie heeft ook bevestigd dat wanneer er beleidskeuzes op specifieke uitgavenprogramma’s moeten worden gemaakt een impact assessment toegevoegde waarde heeft en zal worden uitgevoerd.


X Noot
1

SWD(2022) 225 final

Naar boven