22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3398 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 mei 2022

Op 25 april jl. heeft de Commissie een voorstel gedaan voor de wijziging van Verordening 2018/1727 met het oog op het verzamelen, bewaren en analyseren van bewijs bij Eurojust met betrekking tot genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven1. Met deze brief informeer ik uw Kamer over het voorstel en de beoordeling daarvan door het kabinet.

Gegeven de urgentie van het Commissievoorstel, is het Franse voorzitterschap van de Raad voornemens om samen met het Europees Parlement via een versnelde wetgevingsprocedure op korte termijn over te gaan tot vaststelling van de verordening – in beginsel zonder dat een van beide instellingen amendementen in het voorstel zal aanbrengen. Naar het zich thans laat aanzien zal op 4 mei a.s. in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (COREPER) een vaststelling van het standpunt in eerste lezing door een nader te bepalen Raad plaatsvinden. Gelet op de zeer hoge snelheid van dit onderhandelingsproces en het belang dat het kabinet hecht aan een tijdige informatievoorziening aan uw Kamer, is ervoor gekozen u per brief een toelichting op en appreciatie van het voorstel te doen toekomen in plaats van een BNC-fiche.

Inhoud van het voorstel

De Commissie heeft onderhavig voorstel gedaan naar aanleiding van de ook in de media uitgebreid gerapporteerde gevallen van mogelijke ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht in Oekraïne. Het onderhavige voorstel omvat drie elementen: in de eerste plaats breidt het de huidige operationele taken van Eurojust uitdrukkelijk uit tot het verzamelen, analyseren, bewaren en delen van bewijsmateriaal ter ondersteuning van onderzoeken en vervolgingen van ernstige internationale misdrijven, met name genocide, misdrijven tegen de menselijkheid, oorlogsmisdrijven en aanverwante strafbare feiten in overeenstemming met artikel 3, vierde lid van de Eurojustverordening. Eurojust kan, blijkens de toelichting op het voorstel, de bevoegde autoriteiten van de lidstaten ondersteunen bij de analyse van bewijsmateriaal, met name wat betreft de beoordeling van de authenticiteit en betrouwbaarheid van bewijsmateriaal met betrekking tot feiten die onderwerp zijn van lopende onderzoeken en vervolgingen, met inbegrip van die welke door Eurojust worden ondersteund, met het oog op de latere toelaatbaarheid van dergelijk bewijs voor nationale of internationale rechtbanken of gelijkwaardige mechanismen. Op grond van de Eurojustverordening kan Eurojust al bewijsmateriaal verstrekken aan nationale bevoegde autoriteiten en internationale organisaties, mits dat gebeurt in overeenstemming met de bepalingen in de Eurojustverordening waarin het gegevensbeschermingskader voor Eurojust is vastgelegd. Eurojust kan dergelijk bewijsmateriaal ook tijdelijk opslaan ter ondersteuning van nationale onderzoeken en vervolgingen. Het tweede element van het voorstel betreft de ontwikkeling van een technische faciliteit naast het bestaande case management system. Dat is nodig aangezien het case management system dat Eurojust thans gebruikt niet geschikt is voor de uitvoering van de hiervoor genoemde nieuwe taken. Het derde element van het voorstel betreft de uitbreiding van de lijst met operationele persoonsgegevens die Eurojust ten behoeve daarvan mag verwerken tot geluidsopnamen, video- en satellietbeelden en foto’s.

Kabinetsappreciatie

Inhoudelijke appreciatie

Zoals het kabinet eerder aan uw Kamer heeft aangegeven, ondersteunt het de inspanningen vanuit de EU die zijn gericht op bijdragen aan opsporing, vervolging en berechting n.a.v. schendingen van humanitair oorlogsrecht in Oekraïne. De Commissie stelt in de toelichting op het voorstel bovendien dat het, gelet op de oorlogshandelingen in Oekraïne, niet mogelijk is daar bewijs op een veilige manier op te slaan. Het kabinet volgt dit ten dele en is het eens met de wens vanuit de Commissie de rol van Eurojust bij het tegengaan van straffeloosheid voor deze strafbare feiten te versterken en wat het kabinet aangaat, gebeurt dat in eerste aanleg vooral in relatie tot de situatie in Oekraïne en in nauwe afstemming met de behoeften van de Oekraïense procureur-generaal en de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof. Tegelijkertijd dient de rol van Eurojust hierbij wat het kabinet betreft duidelijker afgebakend te worden ten opzichte van de werkzaamheden die reeds op dit terrein worden verricht onder de paraplu van Europol. Daarbij moet in het bijzonder worden gewezen op de werkzaamheden die worden ondernomen in het kader van het zgn. Analysis Project Core International Crimes, dat tot tevredenheid van alle betrokken instanties, waaronder ook politie en OM in Nederland, functioneert. Eurojust dient dus in de optiek van het kabinet, uitgaande van zijn specifieke mandaat, bij voorkeur bij te dragen aan het tegengaan van straffeloosheid in het kader van justitiële samenwerking binnen de EU, zoals het dat al doet in de vorm van ondersteuning van het JIT dat Polen, Litouwen en Oekraïne gezamenlijk hebben opgericht. Het kabinet is er geen voorstander van dat Eurojust zelfstandig opsporingshandelingen zou kunnen gaan verrichten of ruwe informatie zou analyseren waarvoor Europol of nationale politiële instanties veel beter geëquipeerd zijn. Het kabinet kan met inachtneming van het voorgaande instemmen met de ontwikkeling van een aanvullende, op de specifieke taken van Eurojust op dit terrein toegesneden technische faciliteit en eveneens met de uitbreiding van de lijst operationele persoonsgegevens die Eurojust daartoe zal mogen gaan verwerken.

Oordeel ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

Bevoegdheid

Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het kabinet acht de gekozen rechtsgrondslag voor de wijziging van de Eurojustverordening, te weten artikel 85, VWEU, juist. Artikel 85, VWEU geeft de EU de bevoegdheid om bij verordeningen de structuur, de werking, het werkterrein en de taken van Eurojust te bepalen. Op het terrein van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (zie artikel 4, lid 2, onder j, VWEU).

Subsidiariteit

Het subsidiariteitsoordeel van het kabinet over het voorstel tot aanpassing van de Eurojustverordening is positief. Het onderhavige voorstel beoogt de rol van Eurojust bij het tegengaan van straffeloosheid in relatie tot ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht te versterken. Het effectief tegengaan van dergelijke straffeloosheid kan onvoldoende door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt. Ze moeten daarbij nauw samenwerken en gezamenlijk de veelal complexe uitdagingen op dit gebied het hoofd bieden. Eurojust kan lidstaten, maar ook de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof en de Oekraïense procureur-generaal, daarbij als geen ander ondersteunen. Gelet op de vereiste investeringen in de daarvoor benodigde technische infrastructuur en de wens alle lidstaten in hun optreden tegen straffeloosheid maximaal te faciliteren, is er bovendien meerwaarde in optreden op EU-niveau. De lidstaten kunnen een dergelijke EU-brede technische faciliteit niet even effectief individueel of met een beperkt aantal andere lidstaten tot stand brengen. Een wijziging van bestaande EU-regelgeving kan bovendien slechts op EU-niveau plaatsvinden. Optreden op EU-niveau is daarom gerechtvaardigd.

Proportionaliteit

Het proportionaliteitsoordeel van het kabinet over het voorstel tot aanpassing van de Eurojustverordening is eveneens positief. Het voorstel gaat niet verder dan noodzakelijk is om de doelstelling van het versterken van de rol van Eurojust bij het tegengaan van straffeloosheid te realiseren. De huidige functie en structuur van Eurojust worden door dit voorstel niet wezenlijk gewijzigd. Het voorstel is ook geschikt om de genoemde doelstelling te bereiken, omdat de ontwikkeling van een aanvullende technische faciliteit en uitbreiding van de lijst met operationele persoonsgegevens die Eurojust mag gaan verwerken het mogelijk maken de ondersteuning aan lidstaten die verdachten van de ernstige strafbare feiten waarvan hier sprake is willen opsporen, vervolgen en berechten te verbeteren. Daarnaast stelt het voorstel Eurojust in staat ook de activiteiten van zijn partners effectiever te ondersteunen. Zoals eerder genoemd waakt het kabinet er wel voor dat geen overlap ontstaat met de werkzaamheden van Europol en dat Eurojust niet zelfstandig opsporingshandelingen zou kunnen gaan verrichten of ruwe informatie zou analyseren.

Financiële gevolgen

De Commissie schat de financiële gevolgen voor het ontwikkelen van een technische faciliteit voor het verzamelen, bewaren en opslaan van bewijs en voor extra personeel voor Eurojust in op 15,7 miljoen Euro. Voor deze extra middelen is vooralsnog budgettair geen dekking gevonden binnen de EU-begroting. Het kabinet is van mening dat de middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Daarnaast moet de ontwikkeling van de administratieve uitgaven in lijn zijn met de ER-conclusies van juli 2020 over het MFK-akkoord. Het kabinet zal de noodzaak van de voorgestelde stijging van het aantal werknemers in dat licht kritisch bezien. Indien er sprake is van budgettaire gevolgen voor Nederland, dan zullen deze worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels van de budgetdiscipline.

Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

Het kabinet voorziet geen gevolgen op deze punten.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yesilgöz-Zegerius


X Noot
1

COM (2022) 187 final.

Naar boven