22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

nr. 329
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2004

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

1. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende de tenuitvoerlegging van de voorlichtings- en communicatiestrategie van de Europese Unie

2. Mededeling van de Commissie: European Neighbourhood Policy Strategy Paper

3. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure

4. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – De Europese Unie en Irak – Een raamwerk voor engagement

5. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's inzake modernisering van de sociale bescherming voor de ontwikkeling van hoogwaardige, toegankelijke en duurzame gezondheidszorg en langdurige zorg: steun aan de nationale strategieën door middel van de «open coördinatiemethode».

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

A. Nicolaï

Fiche 1: Mededeling betreffende de voorlichtings- en communicatiestrategie van de EU

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende de tenuitvoerlegging van de voorlichtings- en communicatiestrategie van de Europese Unie.

Datum Raadsdocument:7 mei 2004.
Nr Raadsdocument:9068/04.
Nr. Commissiedocument:COM(2004) 196 definitief.
Eerstverantwoordelijk ministerie:Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Informatie en Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De voorlichtings- en communicatiestrategie van de EU van 2 juli 2002 vereist aanpassing naar aanleiding van de gevolgen van de toepassing van een nieuw Financieel reglement en de uitbreiding. Doel is om met de nieuwe strategie de interinstitutionele samenwerking te versterken, de beschikbare middelen beter aan te wenden voor gerichte boodschappen en bepaalde doelgroepen, alsmede een nieuwe invulling te geven aan de samenwerking met de lidstaten.

Inhoud van het voorstel:

– communicatie dient in de toekomst plaats te vinden op basis van gemeenschappelijke waarden, maar met een concrete inhoud die voor de burger aansprekend is;

– centrale voorlichtingsthema's voor de periode 2005–2009 zullen opnieuw worden gedefinieerd op basis van beleidsprioriteiten;

– met de lidstaten zullen Memoranda van Overeenstemming (MoU's) worden opgesteld waarmee de vorm van samenwerking wordt vastgelegd en die stroken met het nieuwe financieel reglement;

– aantal instrumenten zullen worden gehandhaafd, maar met name in werkwijze of verantwoordelijkheid anders worden uitgevoerd/belegd: informatie punten per lidstaat (info-points en carrefours), PHARE centra (informatiecentra in nieuwe lidstaten), grote informatie centra (Lissabon, Rome en Parijs);

– mediastrategieën worden herzien: meer toegespitst op doelgroepen, verbetering van Europe by Satellite, standaardisering van mogelijkheid voor audiovisuele medefinanciering, handhaven van Euronews;

– website wordt verbeterd (geavanceerd systeem, meer interactief en naar uitgebreide meertaligheid);

– Eurobarometer en Europadirect (telefoonnummer) blijven gehandhaafd.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité: nee.

Subsidiariteit en proportionaliteit: strikt genomen niet van toepassing, betreft een mededeling.

Consequenties voor de EU-begroting: Financien betreffen de meerjarenraming voor 2004–2006. Totaal voor de gehele periode aan vastleggingskredieten 197 139 000 euro, aan betalingskredieten 174 639 000 euro.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: n.v.t.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland staat positief tegenover samenwerking van lidstaten met de EU op het gebied van communicatie, op voorwaarde dat de samenwerking op basis van vrijwilligheid plaatsvindt en dus aanvullend is aan de bestaande communicatieactiviteiten van de EU en de lidstaten. Het strategisch partnerschap, dat wordt vastgelegd in een MoU, lijkt hiervoor de meest geschikte samenwerkingsvorm te zijn. Echter, alvorens een definitief standpunt te kunnen innemen ten aanzien van de samenwerkingsvorm «strategisch partnerschap», is duidelijkheid vereist over hoe de verantwoordelijkheden tussen Europees Parlement, Commissie en nationale regering zijn verdeeld bij het opstellen van het gezamenlijk communicatieplan dat uit deze samenwerkingvorm automatisch voortvloeit. Nederland is ook geen voorstander van een nieuw, gezamenlijk logo dat de gezamenlijkheid zou moeten verbeelden: dit sluit niet aan bij de behoeften van de doelgroep en is niet in het belang van Nederland. Voorkomen dient te worden dat de samenwerking beheerst wordt door administratieve procedures.

De voorgestelde wijziging in het uitvoeren van informatienetwerken (info point en carrefours) zijn in de huidige situatie niet direct van toepassing op de Nederlandse situatie. De Nederlandse info-points leiden momenteel een slapend bestaan. In het najaar 2004 zal de vertegenwoordiging van de Europese Commissie in Den Haag inspanningen plegen hier nieuw leven in te blazen. De info-points kunnen, mits de kosten-baten analyse reëel is, nuttige voorlichtingsinstrumenten zijn op lokaal niveau.

Initiatief van de Commissie wordt gewaardeerd en het streven dient te zijn daadwerkelijk de communicatie van de Commissie beter aan te doen sluiten op de doelgroepen en hun gewenste communicatiemiddelen af te stemmen op nationale communicatie-inspanningen. De thans door de Commissie gehanteerde informatievoorziening en voorlichting sluit vaak te weinig aan bij de werkwijze en behoeften van de nationale lidstaten. De hoop is dat met deze nieuwe strategie de Commissie daadwerkelijk een andere koers inslaat.

Fiche 2: Mededeling European Neighboorhood Policy Strategy Paper

Titel:

Mededeling van de Commissie: European Neighbourhood Policy Strategy Paper.

Datum Raadsdocument:27 mei 2004.
Nr. Raadsdocument:9921/04.
r. Commissiedocument:COM(04)373.
Eerstverantwoordelijke ministerie:Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Oost-Europa en Centraal-Azië (COEST), Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Het strategiedocument bevat de principes, geografische reikwijdte en de implementatiemechanismen van de European Neighbourhood Policy (ENP), zoals deels reeds vastgelegd in eerdere Mededelingen: «De grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden» (maart 2003) en «De weg effenen voor een nieuw nabuurschapsinstrument (juli 2003)».

Centraal binnen de ENP staat de gedachte geen nieuwe scheidslijnen te creëren in Europa. Buurlanden worden belangrijke partners voor het aan beide zijden bevorderen van economische groei en buitenlandse handel, het tot stand brengen van een grotere ruimte met politieke stabiliteit en rechtszekerheid, en het bevorderen van de uitwisseling van menselijk kapitaal, ideeën, kennis en cultuur. Implementatie van dit nabuurschapsbeleid leidt uiteindelijk tot een vorm van deelname aan de interne markt door de buurlanden. De ENP staat los van de vraag of de buurlanden een perspectief hebben op toekomstig EU-lidmaatschap.

In het kader van de ENP worden voor de nieuwe buurlanden actieplannen ontwikkeld. Doel van de actieplannen, die in nauw overleg met de buurlanden worden opgesteld, is een verbeterde implementatie van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomsten (PSO's) waardoor deze landen dichter tot de Unie komen te staan. In de actieplannen zal een beperkt aantal prioriteiten worden gedefinieerd die op korte termijn (2 of 3 jaar) gerealiseerd dienen te worden. Na implementatie van de actieplannen zal worden bekeken of er nieuwe contractuele relaties tot stand gebracht moeten worden in de vorm van bijvoorbeeld «European Neighbourhood Agreements».

Belarus maakt onderdeel uit van de ENP, doch de EU kan pas een formele relatie aangaan wanneer Belarus daadwerkelijke progressie maakt op het gebied van democratische hervormingen. Vooralsnog zal de Unie zich richten op samenwerking met de «civil society» door o.a. voorlichting te geven over EU programma's en beleid. Voor Libië geldt dat het eerst geïntegreerd dient te zijn in het Barcelona-proces (inclusief Associatie-overeenkomst), alvorens het land kan deelnemen aan ENP.

Rusland wordt in de Mededelingen zijdelings als factor van invloed op de nieuwe buurlanden genoemd. De samenwerking met Rusland zal zich concentreren op de uitwerking van de vier gemeenschappelijke ruimten, zoals overeengekomen tijdens de EU-Rusland Top in St. Petersburg in mei 2003; economisch; externe veiligheid; interne veiligheid, vrijheid en rechtvaardigheid; onderzoek, onderwijs en cultuur. De Partnerschap en Samenwerkings Overeenkomst (PSO) blijft de hoeksteen van deze betrekkingen.

Nieuw element in de mededeling is de voorgestelde opname van Georgië, Armenië en Azerbeidzjan in de ENP. De Unie heeft groot belang bij stabiliteit en ontwikkeling van de Zuidelijke Kaukasus (Georgië, Armenië en Azerbeidzjan). Concrete vooruitgang dient in deze regio te worden geboekt op het gebied van conflictoplossing en implementatie van de drie respectieve PSO's.

Tot slot gaat de mededeling in op het Europese Nabuurschapsinstrument dat vanaf 2007 moet voorzien in financiële steun voor projecten aan weerszijden van de buitengrenzen van de Unie en voor enkele regionale projecten met buurlanden.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol EP: n.v.t., betreft een mededeling.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t., betreft een mededeling.

Consequenties voor de EU-begroting: Voor de periode t/m 2006 zijn geen extra middelen voorzien. De Commissie beoogt het ENP-budget voor de periode van de nieuwe Financiële Perspectieven (2007–2013) aanmerkelijk te verhogen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen, betreft een mededeling.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland kan zich in grote lijnen vinden in dit strategiedocument en dringt aan op spoedige afronding van de eerste actieplannen, waaronder die voor Oekraïne. NL verwelkomt opname van Armenië, Georgië en Azerbeidzjan in de ENP. Nauwere betrokkenheid van de EU is gericht op stabiliteit in de regio. Dit is conform de Europese Veiligheidsstrategie van december 2003 waarin de Zuidelijke Kaukasus werd aangewezen als regio waar EU «should take stronger and more active interest».

Nederland onderstreept het belang van volledige implementatie van de actieplannen en de bestaande PSO's en Associatieakkoorden, alvorens nieuwe contractuele relaties met de buurlanden in het vooruitzicht kunnen worden gesteld.

De omvang van de middelen voor de ENP en de verdeling tussen regio's kan volgens Nederland pas in het kader van de nieuwe Financiële Perspectieven (2007–2013) aan de orde komen. Daarbij geldt dat – conform Nederlands beleid aangaande de 1%-norm voor de FP – Nederland voorstander is van een versterking van het externe beleid, maar verhoging van middelen voor regionale programma's minder voor de hand acht. Daarbij moet bedacht worden dat externe relaties niet alleen ingevuld zouden moeten worden met hulpgelden maar ook door een afgewogen mix van alle instrumenten van het externe beleid.

Fiche 3: Verordening tot invoering van een Europees betalingsbevelprocedure

Titel:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure.

Datum Raadsdocument:26 maart 2004.
Nr. Raadsdocument:7615/04.
Nr. Commissiedocument:COM(2004) 173 definitief.
Eerstverantwoordelijke ministerie:Ministerie van Justitie.

Behandelingstraject in Brussel: Comité Civiel Recht, JBZ-Raad.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De ontwerpverordening betreft een regeling voor een Europese incassoprocedure. Het gaat hier om de situatie waarbij een schuldeiser een opeisbare geldvordering op een schuldenaar heeft en verwacht dat de schuldenaar deze niet betwist. Het voorstel gaat uit van toepasselijkheid op grensoverschrijdende en interne gevallen. Wanneer er een vergelijkbare nationale incassoprocedure is, kan de schuldeiser kiezen of om van die procedure of van het Europees betalingsbevel (EBB) gebruik te maken.

De procedure wordt ingeleid door een formulier in te dienen bij het gerecht. Als aan de voorwaarden is voldaan, geeft de rechterlijke instantie een Europese uitnodiging tot betaling af. De verweerder dient binnen drie weken na datum van betekening te reageren door (a) ofwel te betalen en een verklaring van betaling aan de rechterlijke instantie te doen toekomen, (b) ofwel een verweerschrift in te dienen, in welk geval de procedure wordt voortgezet overeenkomstig de regels van een gewone (nationale) procedure op tegenspraak, tenzij de schuldeiser dit bij voorbaat heeft uitgesloten.

In geval de schuldenaar niet reageert, vaardigt de rechterlijke instantie ambtshalve een Europees betalingsbevel uit. De verweerder kan binnen drie weken na betekening van dit bevel reageren door verzet aan te tekenen bij de rechterlijke instantie die het bevel heeft afgegeven. In dit geval wordt de procedure voortgezet overeenkomstig de regels van een gewone (nationale) procedure op tegenspraak, tenzij de schuldeiser dit bij voorbaat heeft uitgesloten. Wanneer ook de verzettermijn is verstreken, kan de verweerder onder bepaalde omstandigheden (met name als hij niet behoorlijk is opgeroepen) herziening (vorm van verzet) van het betalingsbevel vragen. Procesvertegenwoordiging is niet verplicht.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 61 sub c in samenhang met artikel 65, aanhef en onder a, derde gedachtestreepje, van het EG-verdrag.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: co-decisie.

Instelling nieuw Comitologie-comite: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: Subsidiariteit: onderscheid moet worden gemaakt tussen grensoverschrijdende en interne gevallen. Voor een Europese regeling voor grensoverschrijdende gevallen is aan het beginsel van subsidiariteit voldaan; op nationaal niveau is niet een vergelijkbare uniforme regeling te realiseren. Voor interne gevallen daarentegen is geen reden om deze op Europees niveau te regelen. Veel lidstaten hebben voor interne gevallen overigens een adequate incassoregeling.

Proportionaliteit: De keuze voor een verordening ligt voor de hand. Met een richtlijn zou niet een uniforme Europese regeling tot stand kunnen worden gebracht, maar zou alsnog veel variatie tussen de lidstaten blijven bestaan. Voor grensoverschrijdende gevallen is daarmee voldaan aan het vereiste van proportionaliteit. Voor interne gevallen is de wens van een uniforme regeling voor incassoprocedures op Europees niveau disproportioneel.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Het voorstel kan leiden tot de volgende kosten voor met name de rechtspraak:

– mogelijke kosten voor het opleiden van rechters en griffie ambtenaren voor nieuwe taak;

– mogelijke kosten voor aanwerven nieuwe rechterlijke ambtenaren;

– mogelijke kosten voor verzending oproeping en andere stukken door griffie met ontvangstbericht c.q. door persoonlijke uitreiking;

– mogelijke toename kosten griffie door toetsing adresgegevens schuldenaar;

– mogelijke toename kosten door verwachte toename gebruik rechterlijk apparaat voor kleinere vorderingen (die nu worden afgeschreven of alleen een buitengerechtelijk traject volgen);

– mogelijke kosten voor het opzetten van een geautomatiseerd systeem voor afwikkeling betalingsbevelen;

– mogelijke besparingen op termijn doordat de onder f) genoemde investering de hiervoor onder a) tot en met e) genoemde kosten zou kunnen drukken;

– mogelijke gevolgen voor de maximale hoogte van het griffierecht in procedures ter verkrijging van een betalingsbevel;

– evaluatiekosten.

Het ministerie van Justitie heeft de Raad voor de Rechtspraak verzocht om de gevolgen voor de rechtelijke macht op korte termijn te inventariseren. Het Ministerie van Justitie zal nadien in samenspraak met de Raad voor de Rechtspraak de kosten in kaart brengen. Vervolgens zal de Minister van Justitie, indien nodig, een voorstel tot dekking binnen de Justitiebegroting doen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Uitvoeringswetgeving bij formele wet is noodzakelijk.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen)dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. de haalbaarheid: 1 januari 2006. Nederland zal er op aandringen dat er voldoende tijd ligt tussen de vaststelling en de inwerkingtreding van het voorstel in verband met de benodigde tijd voor uitvoeringswetgeving bij formele wet.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Voor Nederland is een aantal zaken van groot belang. Dit betreft in de eerste plaats een beperking van de regeling tot grensoverschrijdende zaken. De grensoverschrijdende gevallen hebben eigen kenmerken (wat betreft taalproblemen, afstand en eventueel de bepaling van toepasselijk recht) waardoor een daarop ge-ente regeling niet zonder meer voor interne gevallen kan gelden. Nederland betwijfelt of artikel 65 zodanig ruim kan worden geïnterpreteerd dat de verordening ook van toepassing is op nationale gevallen.

In de tweede plaats zijn de wijze van indiening van de vordering en de wijze van oproeping van de schuldenaar van groot belang. Voor een effectieve verordening zou een uniform systeem van oproeping wenselijk zijn. Daarbij zijn voor Nederland de volgende punten relevant: de waarborgen die hiervoor moeten worden ingebouwd, beperking van extra werk voor de griffies, tijdige automatisering zodat geautomatiseerde afdoening van Europese betalingsbevelen mogelijk is, zekerstellen dat er een zodanig systeem voor het controleren van naam, rechtsvorm en adresgegevens komt dat de ingediende formulieren een bruikbare executoriale titel kunnen opleveren.

Ten derde is het voor de Nederlandse standpuntbepaling van belang inzicht te verkrijgen in de uitvoeringskosten die voortvloeien uit het voorstel, mede in het licht van de verwachten baten Tot slot hecht Nederland aan coherentie tussen de verschillende Europese instrumenten, zoals de Verordening Brussel I (44/2001) en de Europese executoriale titel (805/2004) enerzijds en dit voorstel voor een Europees betalingsbevel en het in de tweede helft van 2004 verwachte voorstel voor een small claims verordening anderzijds.

Fiche 4: Mededeling: de EU en Irak

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – De Europese Unie en Irak – Een raamwerk voor engagement.

Datum Raadsdocument:10 juni 2004.
Nr Raadsdocument:10 423/04.
Nr. Commissiedocument:COM (2004)417 definitief.
Eerstverantwoordelijk ministerie:Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep. MO-Golf/Coreper/RAZEB/.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Mededeling van de Commissie is opgesteld op verzoek van de Europese Raad van 16–17 oktober 2003 om richting te geven aan de verdere relatie tussen de EU en Irak. Eerst wordt ingegaan op de eerdere en huidige betrokkenheid van de EU bij Irak. De EU als geheel draagt thans bij met humanitaire en reconstructiehulp. Na de eerdere 100 miljoen Euro voor humanitaire hulp zegde de EU in Madrid voor 2004 nog eens 200 miljoen Euro toe. Bovendien heeft de EU na de aanvaarding van VN-resolutie 1483 de sancties tegen Irak opgeheven.

Het is in het belang van de EU om bij te dragen aan een stabiel, veilig en welvarend Irak gebaseerd op respect voor mensenrechten en democratische beginselen, goed bestuur en de rechtsstaat. Daarnaast is het in het belang van de EU dat Irak zich ontwikkelt in de richting van een duurzame en gediversifieerde markteconomie en goede relaties opbouwt met zowel de buurlanden als de internationale gemeenschap.

In de Mededeling worden drie fases onderscheiden, waarin de EU het wederopbouwproces in Irak kan ondersteunen. De eerste fase bestaat uit activiteiten die de EU onmiddellijk kan starten: ondersteunen van de verkiezingen opstarten van een informele politieke dialoog; bijdragen aan capaciteitsopbouw van het justitieel en veiligheidsapparaat, ontwikkelen van een gecoördineerde zienswijze op schuldenverlichting en economische ontwikkeling, inclusief handelsvoordelen; bevorderen van goede relaties tussen Irak en de buurlanden; voortzetten van humanitaire en wederopbouwassistentie; openen van een EU-vertegenwoordiging, afhankelijk van de veiligheidssituatie.

In de tweede fase, de zgn. post-verkiezingsfase, kan de EU: (financieel) bijdragen aan de wederopbouw en het herstel van Irak; een formele politieke dialoog opstarten; en gemeenschappelijke werkgroepen opzetten.

In de derde fase, waarin wordt gekeken naar de EU-relaties met Irak op de middellange termijn, kunnen onderhandelingen over een handels- en samenwerkingsovereenkomst worden gestart; assistentie worden verleend voor economische diversificatie en armoedebestrijding; toenadering van Irak tot een regionaal kader worden gestimuleerd; de rechtsstaat, democratisering en mensenrechten actief worden ondersteund; een verschuiving plaatsvinden van schenkingen naar leningen (door de Europese Investeringsbank); en, afhankelijk van de veiligheidssituatie, een delegatie van de Commissie worden geopend in Bagdad.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t.

Consequenties voor de EU-begroting: De Commissie stelt voor om € 200 miljoen uit te trekken voor wederopbouw in 2005 en schat in dat voor 2006 eenzelfde bedrag nodig zou kunnen zijn. Voor 2005 zal daarbij € 190 miljoen ten laste komen van budgetlijn 190 807 – «Aid for the rehabilitation and reconstruction of Iraq» en € 10 miljoen ten laste van budgetlijn 190 403 – «Development and consolidation of democracy and the rule of law». Voor 2006 is een dergelijke onderverdeling nog niet gemaakt. Besluitvorming over de voorstelde financiële middelen zal met inachtneming van de besluitvormingsprocedures voor de begrotingen van 2005 en 2006 plaatsvinden.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Het is in het belang van Nederland om bij te dragen aan een stabiel, veilig en welvarend Irak gebaseerd op respect voor mensenrechten en democratische beginselen, goed bestuur en de rechtsstaat. Nederland draagt hier reeds aan bij met de uitzending van ongeveer 1400 militairen ten behoeve van de multinationale troepenmacht in Irak. Daarnaast is het in het belang van de EU dat Irak zich ontwikkelt in de richting van een duurzame en gediversifieerde markteconomie en goede relaties opbouwt met zowel de buurlanden als de internationale gemeenschap. Irak heeft grote olievoorraden en zou zich in dat opzicht kunnen ontwikkelen tot een belangrijk olieleverancier.

Ten aanzien van de schuldenherstructurering van Irak hoeft geen EU-standpunt in te worden genomen. Dit is een aangelegenheid van de nationale lidstaten en wordt in de Club van Parijs geregeld.

Fiche 5: Mededeling inzake open coördinatiemethode in de gezondheidszorg

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's inzake modernisering van de sociale bescherming voor de ontwikkeling van hoogwaardige, toegankelijke en duurzame gezondheidszorg en langdurige zorg: steun aan de nationale strategieën door middel van de «open coördinatiemethode».

Datum Raadsdocument:22 april 2004.
Nr Raadsdocument:8131/04.
Nr. Commissiedocument:COM(2004) 304 definitief.
Eerstverantwoordelijk ministerie:Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Behandelingstraject in Brussel: Social Protection Committee, High Level Group on Health Services and Medical Care; Raad Werkgelegenheid, Sociaal beleid en Volksgezondheid.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Tijdens de Europese Raad van Nice in december 2000 is de Europese sociale agenda vastgesteld. De onderdelen hiervan variëren van arbeidsomstandigheden, armoedebeleid, uitdagingen van een vergrijzende samenleving, werk lonend maken tot en met gezondheidszorg en ziektekosten. Om een aantal van deze uitdagingen aan te pakken is het Social Protection Committee (SPC) ingesteld. De SPC heeft onder andere als taak om het sociale beschermingsbeleid van de EU-lidstaten te bevorderen en bij te dragen tot de uitwisseling van ervaringen en informatie tussen de lidstaten.

De Europese Raad van Lissabon in 2000 presenteerde de Open Coördinatie Methode (OCM) voor het eerst als werkmethode, gericht op het bevorderen van de samenwerking tussen lidstaten op het gebied van de modernisering van stelsels van sociale bescherming als onderdeel van een geïntegreerde sociaal-economische strategie voor Europa voor dit decennium.

De Europese Raad beschrijft OCM als een middel om «best practices» te verspreiden en de beleidsconvergentie in de EU te vergroten op terreinen waar de communautaire bevoegdheden beperkt zijn. Tijdens de top van Barcelona (maart 2002) is besloten de Commissie te vragen nader onderzoek te doen naar de toegankelijkheid, kwaliteit en financiële houdbaarheid van de gezondheidszorg en ouderenzorg.

Belangrijkste punt van deze mededeling is het pleidooi voor gebruik van de methode van open coördinatie in de gezondheidszorg. Met behulp van de OCM vindt een zekere mate aan beleidscoördinatie in de EU plaats. Uitgangspunt is de toegang tot gezondheidszorg, de kwaliteit van gezondheidszorg en de financiële houdbaarheid te waarborgen. Om dit te bereiken stelt de Commissie in de mededeling 22 gemeenschappelijke doelstellingen.

De onderhavige mededeling sluit aan bij de mededeling van de Commissie in reactie op het «Denkproces op hoog niveau over de mobiliteit van patiënten en de ontwikkelingen in de gezondheidszorg in de Europese Unie (COM (2004) 301 final, 20-04-2004). Dit document inzake patiëntenmobiliteit beveelt de oprichting aan van een permanent mechanisme, te weten een High Level Group on Health Services and Medical Care. Dit permanent mechanisme buigt zich over vragen die in het denkproces op hoog niveau aan de orde zijn geweest.

De beide mededelingen vormen tezamen een allesomvattende strategie om een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen voor de Europese gezondheidsstelsels en de sociale beschermingsstelsels. Tijdens de bijeenkomst van de Raad van ministers van Volksgezondheid te Luxemburg (2 juni 2004) is besloten tot de instelling van de High Level Group. De eerste bijeenkomst is gepland op 1 juli 2004.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 137 van het EG Verdrag.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: Subsidiariteit: positief. OCM treedt niet in de plaats van Gemeenschapsbeleid en beoogt evenmin afbreuk te doen aan het uitgangspunt van nationale soevereiniteit op het gebied van de gezondheidszorg. Het is daarmee naar zijn aard een complementair instrument.

Toepassing van OCM voor de gezondheidszorg stemt overeen met artikel 137 van het EG Verdrag, dat bepaalt dat activiteiten van de Gemeenschap op het gebied van sociale bescherming ondersteunend en aanvullend dienen te zijn op de activiteiten van de lidstaten.

Proportionaliteit: N.v.t., het betreft een mededeling.

Consequenties voor de EU-begroting: geen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland staat positief zowel tegenover de oprichting van de High Level Group als de toepassing van OCM in de gezondheidszorg. Eigen verantwoordelijkheid voor de inrichting van zorgsystemen van lidstaten is en blijft uitgangspunt van verdere EU samenwerking. Het nieuwe forum moet een start maken met het bepalen van de terreinen waarop met OCM gewerkt kan worden en de wijze waarop dat moet gebeuren. Het werken met die methode is succesvol geweest in andere gremia zoals het Social Protection Committee. Met de oprichting van de High Level Group hebben de Europese gezondheidszorg ministers een eigen permanent mechanisme gekregen. Beide mededelingen van de Europese Commissie over de open methode van coördinatie in de zorg en patiënten mobiliteit maken een onderdeel uit van de werkzaamheden van de High Level Group. Naast de HLG wordt de mededeling behandeld in het SPC. Het is daarom belangrijk onderscheid te maken tussen organisatorische en inhoudelijke aspecten van de mededeling. Voor aanvang van de werkzaamheden moet duidelijk zijn welk gremium (HLG-SPC) wat gaat behandelen om doublures, lacunes en tegenstrijdigheden te voorkomen. Het SPC werkt aan een opinie. Dit stuk wordt ook geagendeerd voor de eerste bijeenkomst High Level Group op 1 juli. Doel is om te komen tot een opinie die niet alleen door SPC, maar ook door High Level group gedragen kan worden.

Nederland is van mening dat de doelstellingen licht en realistisch zijn en indicatoren eenduidig en beleidsrelevant. Het is belangrijk om meer duidelijkheid te krijgen over reikwijdte en lengte van de landenrapporten. Nederland wil graag dat ook op dit terrein (net zoals bij de pensioenen het geval is) wordt samengewerkt met het EPC. Uitgangspunt van de Nederlandse regering, ingebracht in het dossier voor de Voorjaarsraad 2004 is vooralsnog eerst te beginnen met een lichte vorm van OCM. Dit lijkt de meest voor de hand liggende optie omdat ook andere lidstaten twijfels hebben over dit relatief nieuwe instrument. Ook zij willen voorzichtig starten bijvoorbeeld met het uitwisselen van ervaringen.

Nederland acht het van belang dat het statistisch bureau van de Europese Unie (Eurostat) en de nationale statistische bureaus nauw betrokken worden bij het maken van afspraken over de uniformering en bij de verdere ontwikkeling van de indicatoren.

Naar boven