22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3081 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 april 2021

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 29 januari 2021 inzake het Fiche: Mededeling Europees Democratie Actieplan (Kamerstuk 22 112, nr. 3028).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 12 april 2021. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De waarnemend voorzitter van de commissie, Bosma

De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

Vraag 1

Wat zijn de gevolgen van het Europees Democratie Actieplan voor de relevante wet- en regelgeving in Nederland? Welke gevolgen zijn er voor de Wet financiering politieke partijen dan wel voor het nog in te dienen wetsvoorstel inzake een Wet op de politieke partijen?

Antwoord vraag 1

De Wet financiering politieke partijen (Wfpp) en ook het voorstel tot een Wet op de politieke partijen (Wpp) hebben beide alleen betrekking op Nederlandse politieke partijen. Gezien de competentieverdeling is en blijft het reguleren van nationale politieke partijen een nationale competentie. Wetgevende voorstellen vanuit de Europese Commissie hebben alleen direct betrekking op bijvoorbeeld Europese politieke partijen waar zij een bevoegdheid toe heeft. Het Europees Democratie Actieplan heeft daarom geen gevolgen voor de Wfpp en het voorstel voor een Wpp.

Vraag 2

Is er het voornemen de EU-gedragscode tegen desinformatie om te zetten in regelgeving?

Antwoord vraag 2

Vooralsnog niet. Wel wordt de gedragscode in 2021 herzien. Hierbij wordt er door de Europese Commissie onder andere ingezet op het formuleren van kritieke prestatie indicatoren (KPI’s) en rapportagestandaarden zodat naleving van de code beter gecontroleerd kan worden. Deelname en naleving kunnen in het kader van de Digital Services Act een manier zijn voor de allergrootste sociale mediabedrijven om systemische risico’s van hun dienstverlening aan te pakken. Zoals bijvoorbeeld misbruik van de dienstverlening voor de ondermijning van verkiezingsprocessen.

Vraag 3

Welke concrete plannen leven er bij de Commissie om in 2021 voorstellen te doen tot een herziening van de bestaande regels voor de financiering van Europese politieke partijen nu er vanwege mogelijke indirecte financiering door buitenlandse actoren via nationale middelen of particuliere donaties steun wordt geboden?

Antwoord vraag 3

In het Europees Democratie Actieplan kondigt de Commissie aan dat zij in 2021 een herziening van de wetgeving inzake de financiering van Europese politieke partijen zal voorstellen om financiering van Europese politieke partijen van buiten de EU aan te pakken, de auditvereisten te herzien, de banden tussen de Europese financiering en de nationale campagnes te versterken en transparantie en audits te vergemakkelijken. Het is nog niet bekend wanneer de Commissie het voorstel voor deze herziening zal publiceren en wat de exacte inhoud van dit voorstel zal zijn.

Vraag 4

Kan een overzicht worden verstrekt van de regels die nu in de verschillende EU-lidstaten gelden voor de transparantie ten aanzien van de financiering van politieke partijen? Kan de regering daarbij ook nader ingaan op hoe in andere EU-lidstaten de regelgeving is ten aanzien van giften in natura en giften via bijvoorbeeld stichtingen, waarbij het vaak onduidelijk is wie de financiers van de betreffende stichtingen zijn?

Antwoord vraag 4

In 2017 heeft de Universiteit Leiden in opdracht van de Evaluatie- en Adviescommissie Wet financiering politieke partijen een internationaal vergelijkend onderzoek naar de financiering van politieke partijen uitgevoerd.1 Vervolgens heeft de Rijksuniversiteit Groningen in 2019 en 2020 op mijn verzoek een internationaal vergelijkend onderzoek naar regelgeving over politieke partijen verricht.2 Ik beschik niet over recentere studies.

Vraag 5

Wat wordt, in het kader van de Digital Services Act (DSA), bedoeld met een «co-regulerende aanpak» van de vernieuwde gedragscode tegen desinformatie»?

Antwoord vraag 5

In de Digital Services Act (DSA) wordt aan de very large online platforms («VLOPs») de verplichting opgelegd om systemische risico’s te adresseren. Dit houdt onder meer in dat VLOPs jaarlijks een risicoanalyse moeten verrichten waarbij wordt onderzocht voor welke systemische risico’s de diensten die zij aanbieden vatbaar zijn. Hierbij moet worden gedacht aan risico’s zoals beperking van de vrije uitoefening van fundamentele rechten door gebruikers, opzettelijk misbruik door derden om bijvoorbeeld de volksgezondheid of het democratisch (verkiezings)proces te schaden en de verspreiding van illegale inhoud zoals inhoud die op grote schaal consumenten misleidt. Op grond van deze analyse moeten maatregelen worden genomen. Eventuele maatregelen zien op het modereren van inhoud, de plaatsing van advertenties, en het opstellen van gedragscodes. Met name het systemische risico voor opzettelijk misbruik om de volksgezondheid of het democratisch (verkiezings)proces te schaden heeft betrekking op de verspreiding van desinformatie.

De deelname aan een gedragscode is weliswaar niet verplicht maar wordt door de DSA wel gestimuleerd. Het kan namelijk een middel zijn voor VLOPs om te voldoen aan de verplichtingen om systemische risico’s te adresseren. Indien zij deelnemen aan een gedragscode dan controleren externe onafhankelijke auditors, die VLOPs tenminste één keer per jaar moeten inhuren, bovendien de naleving met de gedragscode. Als zij concluderen dat de naleving onvoldoende is dan kunnen zij aanbevelingen doen om dat te veranderen. VLOPs moeten daar «terdege rekening» mee houden «met als doel de nodige maatregelen te nemen om ze uit te voeren» (artikel 28, vierde lid DSA). Dit vormt een sterke prikkel voor VLOPs om een gedragscode na te leven want toezichthouders zien toe op naleving van deze verplichting.

Vraag 6

Wat wordt, in het kader van de Digital Services Act (DSA), bedoeld met een «horizontaal kader voor regelgevend toezicht, verantwoordingsplicht en transparantie van de online ruimte.»? Hoort daar een toezichthouder bij? Aan welke toezichthouder wordt gedacht?

Antwoord vraag 6

De DSA vormt een algemeen kader voor de bestrijding van alle vormen van illegale inhoud online. Er zijn echter diverse wetgevingskader voor de bestrijding van specifieke vormen van illegale inhoud online. Zoals voor auteursrecht, kinderporno, misleidende reclame, oneerlijke handelspraktijken, en meer. Vanwege het algemene karakter van de DSA wordt het ook wel een «horizontaal» kader genoemd, waar specifieke wetgeving «verticale» kaders zijn. Het horizontale kader is van toepassing waar geen verticale kaders gelden.

Op de DSA moet ook toezicht worden gehouden. Het voorstel voor de DSA voorziet in een mix van nationale toezichthouder(s) en toezicht door de Europese Commissie. De Staatssecretaris van EZK is in het kader van haar verantwoordelijkheid voor de DSA bezig om te onderzoeken wat die wetgeving betekent voor het werk van diverse nationale toezichthouders die zich bezighouden met de bestrijding van illegale inhoud online. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan de Autoriteit Consument en Markt («ACM»), het Commissariaat voor de Media («CvdM»), en de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit («NVWA»). Er zijn nog geen keuzes gemaakt over de organisatie van het toezicht op de DSA in Nederland.

Vraag 7

Is er net zoals dat gedaan is voor de Digital Services Act (DSA), door het kabinet gekeken naar de mogelijke invloed voor de Digital Markets Act (DMA) op onze nationale democratie?

Antwoord vraag 7

Het is belangrijk om te benadrukken dat de DMA een ander doel dient dan de DSA.

De DSA beoogt de bestrijding van illegale inhoud online te verbeteren, en systemische risico’s waar de allergrootste online platformen vatbaar voor zijn te adresseren. Het beschermen van de vrijheid van meningsuiting is hierbij van bijzonder groot belang. De vrijheid van meningsuiting is essentieel voor een goed functionerende democratie. Maatregelen ter bestrijding van illegale inhoud moeten dan ook bijzonder zorgvuldig worden ontworpen en kritisch beoordeeld om de vrijheid van meningsuiting te beschermen. De maatregelen ter bestrijding van systemische risico’s ondersteunen daarnaast de bescherming van onze democratie. Zo moeten de allergrootste online platformen bijvoorbeeld jaarlijks onderzoeken of hun diensten misbruikt (kunnen) worden voor de ondermijning van het publiek debat of verkiezingen en zo nodig maatregelen nemen om dat tegen te gaan.

Een direct raakvlak tussen het doel van het voorstel en de nationale democratie, is bij de DMA niet aanwezig. De DMA bevat verboden en verplichtingen voor platforms met een poortwachtersfunctie. Doel is om concurrentie in platformmarkten te stimuleren en ervoor te zorgen dat poortwachtersplatforms zich eerlijk gedragen tegenover eindgebruikers en ondernemers die hun product of dienst via een platform aanbieden. Het is belangrijk om de doelstelling van de DSA en DMA gescheiden te houden, omdat de DMA focust op andere typen problemen in de digitale economie dan de DSA.

Vraag 8

Heeft de EU-gedragscode tegen desinformatie alleen betrekking op Europese politieke partijen of ook op nationale politieke partijen?

Antwoord vraag 8

De EU-gedragscode tegen desinformatie richt zich op sociale media platforms en op koepelorganisaties van adverteerders. De code richting zich niet op politieke partijen. De gedragscode kan wel indirect gevolgen hebben voor kopers van politieke advertenties, aangezien dit een van de onderwerpen van de code is. De code kan dus indirect gevolgen hebben voor zowel Europese als nationale politieke partijen indien zij onlineadvertenties willen kopen.

Het kabinet is van mening dat het reguleren van nationale politieke partijen een nationale competentie is. Dit standpunt draagt zij ook uit bij de herziening van de gedragscode tegen desinformatie en bij Europese wetgevende voorstellen.


X Noot
1

Kamerstuk 32 752, nr. 50.

X Noot
2

Kamerstuk 35 300 VII, nr. 123.

Naar boven