Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 22112 nr. 296 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 22112 nr. 296 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 november 2003
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij tien fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
1. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen
2. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2320/2002 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart
3. Mededeling De EU en de Verenigde Naties: kiezen voor multilateralisme
4. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch Sociaal Comité Bestuur en Ontwikkeling
5. Mededeling van de Commissie, De Structuurfondsen en de coördinatie met het Cohesiefonds, herziene indicatieve richtsnoeren
6. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de communautaire statistiek inzake de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en buitenlandse directe investeringen
7. Mededeling Private sector ontwikkeling in de Mediterrane Regio
8. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – Naar de volledige integratie van de samenwerking met de ACS-landen in de EU-begroting
9. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, voor wat betreft de toegang tot het Schengeninformatiesysteem (SIS) voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen.
10. Mededeling van de Commissie: Ontwikkeling van een communautair actieplan voor het beheer van Europese aal.
Fiche 1 : Verordening gefluoreerde broeikasgassen (F-gassen)
Titel: Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen
Datum Raadsdocument: 2 september 2003
Nr Raadsdocument: 12 179/03 ENV 433
Nr. Commissiedocument: COM (2003)492 def
Eerstverantwoordelijk ministerie: VROM
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Milieu; Milieuraad
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Met deze verordening wordt een wetgevingskader gecreëerd voor de beperking van de emissie van fluorkoolwaterstoffen (HFK), perfluorkoolstoffen (PFK) en zwavelhexafluoride. Dit zijn krachtige broeikasgassen die onder het Protocol van Kyoto vallen. Het voorstel bevat bepalingen inzake de insluiting (lekdichtheideisen), de rapportage, het op de markt brengen en het gebruik van gefluoreerde gassen.
Het voorstel heeft als algehele doelstelling een significante bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van de doelstelling van de Europese Gemeenschap conform het Protocol van Kyoto. De verordening regelt de invoering van kosteneffectieve beperkingsmaatregelen en voorkomt een verstoring van de interne markt, die een gevolg zou kunnen zijn van verschillen in ingevoerde of geplande nationale maatregelen. Dit betekent o.a. geharmoniseerde beperkingen voor het op de markt brengen en het gebruik van gefluoreerde gassen bij toepassingen waar de insluiting van die gassen moeilijk te verwezenlijken is of het gebruik onnodig wordt geacht en geschikte alternatieven beschikbaar zijn. Concreet bestrijken de bepalingen de volgende aspecten:
Insluiting;
– Afhankelijk van de hoeveelheid gefluoreerde gassen in systemen: een verplichting om maatregelen te nemen die technisch en economisch haalbaar zijn om lekkage te voorkomen en tot een minimum te beperken; verplichte inspecties op lekkages; verplichte installatie van lekdetectiesystemen; bijhouden van een registratie;
– verplichting tot terugwinning van gefluoreerde gassen uit het koelcircuit van apparatuur voor koel- en klimaatregeling, uit warmtepompapparatuur, uit oplosmiddelhoudende apparatuur, brandbeveiligingssystemen en brandblussers en uit hoogspanningschakelaars voor recycling, regeneratie of vernietiging en terugwinning uit alle andere producten indien het technisch uitvoerbaar en kosteneffectief is;
Opleidings- en certificeringsprogramma's:
– voor personeel dat betrokken is bij inspectie op lekkage, terugwinning, recycling, regeneratie en vernietiging van gefluoreerde gassen, waarvan de Commissie in kennis moet worden gesteld;
– rapportageverplichtingen voor producenten, importeurs en exporteurs van meer dan 1 ton gefluoreerde gassen per jaar;
Regulering gebruik:
– autobanden: met ingang van inwerkingtreding verordening wordt gebruik van SF6 voor het vullen van autobanden verboden;
– spuitgieten magnesium: gebruik van SF6 vanaf 1 januari 2007 verboden, behalve wanneer jaarlijks verbruik van SF6 minder is dan 500 Kg;
– klimaatregeling in personenauto's en lichte bedrijfswagens: vanaf 1 januari 2009 mag als vulling van klimaatregelingsapparatuur een koelmiddel worden gebruikt met een Global warming potential (GWP) van max. 150.
Regulering van het op de markt brengen:
– Met ingang van inwerkingtreding verboden op de markt te brengen van:
• Niet-ingesloten systemen voor directe verdamping waarin gefluoreerde gassen als koelmiddel worden gebruikt (bijv. zelfkoelende blikjes);
• brandbeveiligingsystemen en brandblussers die PFK bevatten. Gebruik van PFK voor onderhoud van bestaande systemen blijft toegestaan;
• schoeisel met SF6; schoeisel met andere gefluoreerde gassen vanaf 1 juli 2006 verboden;
– één jaar na inwerkingtreding verboden op de markt te brengen van:
• Niet-navulbare houders met gefluoreerde gassen;
• schuim met één component dat gefluoreerde gassen bevat, tenzij gebruik van gefluoreerde gassen noodzakelijk is om aan nationale veiligheidsnormen te voldoen;
– twee jaar na inwerkingtreding verboden op de markt te brengen van:
• ramen, gevuld met gefluoreerde gassen;
– drie jaar na inwerkingtreding verboden op de markt te brengen van:
• aërosolen voor amusement of decoratie met gefluoreerde gassen;
– gefaseerd:
• klimaatregeling in nieuwe personenauto's en lichte bedrijfswagens:
• normen voor maximale lekkage klimaatregelingsystemen
• geleidelijke eliminatie van klimaatregelingsystemen in nieuwe personenauto's en lichte bedrijfswagens met HFK-134a tussen 01-01-2009 en 31-12-2013.
Rechtsbasis van het voorstel: Art. 95 EG-verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:
Raad: gekwalificeerde meerderheid (art 251 EG-verdrag), EP: co-decisie
Instelling nieuw Comitologiecomité:
Beheerscomité, zijnde het bij art. 18 van verordening nr. 2037/2000 ingestelde comité.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief. Op zich kan terugdringing van de emissies van gefluoreerde gassen ook op het niveau van lidstaten worden bereikt. In Nederland is hiervoor het Reductieplan overige broeikasgassen (ROB) ingericht en worden lekdichtheideisen in de Regeling lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties 1997 geregeld. Met name het ROB wordt door de Verordening deels «overruled» en deels ondersteunt de Verordening het ROB-beleid. De harmonisatie heeft echter een beperking van de emissies van gefluoreerde gassen binnen de gehele EU tot gevolg zonder dat dit tot verstoring van de interne markt leidt.
Proportionaliteit: voldoende positief: Aan de noodzaak om op Europees niveau wetgeving in te voeren om de emissies van gefluoreerde gassen te beperken wordt niet getwijfeld, ook niet door de belanghebbenden die bij de totstandkoming van onderliggende verordening zijn betrokken. Hoewel de verordening geen ruimte overlaat aan de lidstaten (flexibiliteit) om eigen stringenter beleid te voeren, is Nederland bereid artikel 95 EG-verdrag als grondslag te aanvaarden onder de voorwaarden dat:
1. aan de onder punt 13 genoemde gewenste aanpassingen i.v.m. Nederlandse belangen in voldoende mate tegemoet gekomen wordt, en
2. de ontwerpverordening niet wordt afgezwakt tijdens het overleg. Dit zal Nederland als standpunt innemen. Dit houdt overigens ook in dat NL geen tegenstander is van het (al dan niet geheel) baseren van de verordening op artikel 175 EG-verdrag als daarvoor een meerderheid binnen de EU zou blijken te bestaan. Laatstgenoemd artikel geeft de lidstaten namelijk de ruimte om, zo nodig, verdergaande eisen te stellen om in elk geval het reeds in de lidstaat bestaande niveau aan eisen te waarborgen. Verordening (EG) 2037/2000 inzake ozonlaagafbrekende stoffen, die sterk lijkt op de F-gassenverordening, is om die reden destijds ook gebaseerd op art. 175 EG-verdrag.
Consequenties voor de EU-begroting:
M€ 0,6 in 2004, daarna jaarlijks ca. M€ 0,4. Betreft administratieve/personele uitgaven
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger
a. Geen directe financiële consequenties, alleen administratieve (art. 5, lid 2), nl. de Commissie informeren over de opleidings- en certificeringsprogramma's. Aangezien Nederland de opleidings- en certiferingsprogramma's reeds heeft ontwikkeld zijn hier geen extra kosten aan verbonden. Voor lidstaten die deze programma's nog moeten ontwikkelen zullen er wel financiële consequenties aan verbonden zijn. (Nog onduidelijk is welke rol Nederland krijgt bij het controleren en valideren van de rapportageverplichtingen van bedrijven.)
b. Toezicht op de naleving van de verordening zal berusten bij de VROM-Inspectie. Dat toezicht zal een uitbreiding betekenen van de taken van de VROM-Inspectie, geschat op 2 fte per jaar.
Voorzover de voorschriften betrekking hebben op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer zijn burgemeester en wethouders mede belast met het toezicht op de naleving. Die uitbreiding van het toezicht door de gemeenten leidt tot extra kosten voor de gemeenten.
– producenten, importeurs en exporteurs van gefluoreerde gassen: verkoop gefluoreerde gassen zal dalen;
– fabrikanten van apparatuur en producten die gefluoreerde gassen bevatten moeten maatregelen treffen om emissie tijdens fabricage tot een minimum te beperken en ontwerpen van apparatuur die ten minste voldoet aan het Besluit drukapparatuur;
– eigenaren van apparatuur met gefluoreerde gassen: moeten apparatuur periodiek op lekkage laten controleren;
– onderhoudssector: personen die omgaan met apparatuur die gefluoreerde gassen bevat, hebben opleiding en certificering nodig;
– producenten, importeurs en exporteurs zullen te maken krijgen met rapportageverplichtingen.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/ zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):
geen consequenties voor nationale agentschappen; wel noodzaak tot aanpassing Besluit Broeikasgassen Wms 2003.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
De verordening treedt op de 20ste dag na bekendmaking in werking. Dat leidt tot het volgende probleem. Het Besluit broeikasgassen Wms 2003 zal moeten worden aangepast teneinde de strafbepaling voor overtreding van de verordening te regelen. Directe inwerkingtreding van de verordening leidt dan ook tot verboden die niet kunnen worden vervolgd en berecht. Beter ware dan ook het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening vast te stellen op één jaar na de bekendmaking ervan. Indien wordt uitgegaan van de inwerkingtreding op de dag volgend nadat een jaar is verstreken na de bekendmaking van de verordening, zou dat gevolgen moeten hebben voor in de verordening genoemde data waarop bepaalde verboden ingaan.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland is in het algemeen positief over de voorliggende verordening omdat deze een bijdrage levert aan het kunnen realiseren van een deel van het Nederlandse klimaatbeleid.
Tevens onderschrijft Nederland de gekozen lijn, die primair gericht is op het voorkomen en beperken van lekkages van apparatuur en systemen en er, indien dat niet mogelijk is en goede alternatieven voorhanden zijn, wordt overgegaan tot uitfaseren.
Nederland is bereid artikel 95 EG-verdrag als rechtsgrondslag van de verordening te aanvaarden, onder de voorwaarden dat:
1. aan de onderstaande Nederlandse belangen (gewenste aanpassingen) in voldoende mate tegemoet gekomen wordt, en
2. het thans in de verordening neergelegde niveau van de voorschriften in de verdere procedure van totstandkoming niet wordt verlaagd. Nederland ziet dat niveau namelijk als een minimumniveau; een lager niveau zou voor Nederland leiden tot verslechtering van het thans in Nederland aanwezige niveau. Wordt het niveau van de voorschriften gedurende de verdergaande procedure van totstandkoming van de verordening verlaagd, dan geeft Nederland er de voorkeur aan om art. 175 EG-verdrag als rechtsbasis voor deze verordening te nemen. Nederland zal zich dus ook niet verzetten tegen basering op artikel 175 EG-verdrag als een meerderheid zich daarvoor aftekent om het thans in Nederland aanwezige niveau te kunnen handhaven.
Fiche 2:Voorstel beveiliging van de burgerluchtvaart
Titel: Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2320/2002 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart
Datum Raadsdocument: 1 oktober 2003
Nr Raadsdocument: 3119/03 Aviation 190
Nr. Commissiedocument: COM (2003) 566 definitief
Eerstverantwoordelijk ministerie: JUST
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Transport, Raad voor Transport, Telecommunicatie en Energie
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Na 11 september 2001 is onder zekere tijdsdruk de kaderverordening opgesteld tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart. Deze verordening is vastgesteld op 16 december 2002 en in werking getreden op 19 januari 2003. De uitwerking van de beveiligingsmaatregelen wordt behandeld in een comité onder voorzitterschap van de Commissie. In dit comité is geconstateerd dat de toepassing van 1 artikel (art. 4, lid 3) van de verordening onbedoeld operationele problemen met zich mee brengt, en dat de verordening daarnaast enkele technische onjuistheden bevat. Onderhavig voorstel voorziet in de oplossing voor deze operationele problemen door de mogelijkheid te bieden afgebakende zones van grote luchthavens als «kleine luchthaven» te beschouwen, waarvoor passende beveiligingsmaatregelen worden vastgesteld. Hierbij wordt nadrukkelijk vermeld dat er geen afbreuk aan het vereiste beveiligingsniveau wordt gedaan.
Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 80, lid 2 Verdrag tot oprichting van de EG
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:
Co-decisieprocedure (zie artikel 251 van het Verdrag).
Commisie-EP: Regionaal Beleid, Vervoer en Toerisme
Rapporteur: Jan Dhaene
Instelling nieuw Comitologie-comité: nee
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Positief: betreft technische aanpassingen van de Raamwerkverordening van 16-12-2002, waarin wordt gesteld (overweging 14) dat «daar de doelstellingen van het overwogen optreden (...) niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. (...)».
Consequenties voor de EU-begroting: geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen consequenties.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/ zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen. De aanpassingen vallen binnen het bereik van de nationale regelgeving/ beleid.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
Inwerkingtreding: 20 dagen na publicatie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Dit is haalbaar.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland kan instemmen met dit voorstel tot wijziging van de Verordening 2320/2002. In dit voorstel worden operationele problemen opgelost die bij de totstandkoming van de huidige verordening niet voorzien zijn. Onderhavig voorstel doet geen afbreuk aan het bestaande beveiligingsniveau.
Fiche 3: Mededeling De EU-VN: kiezen voor multilateralisme
Titel: Mededeling De EU en de Verenigde Naties: kiezen voor multilateralisme
Datum Raadsdocument: 9 oktober 2003
Nr Raadsdocument: 13 362/03 PESC 571
Nr. Commissiedocument: COM(2003)526 def
Eerstverantwoordelijk ministerie: BZ
Behandelingstraject in Brussel:
Bespreking in CONUN (VN-werkgroep) mede aan de hand van inbreng van de raadswerkgroep Ontwikkelingssamenwerking, CONOP (non-proliferatie), CODUN (ontwapening), COTER (terrorisme) en COHOM (mensenrechten). Daarna zal CONUN zijn rapport aan het Political and Security (PSC) aanbieden. PSC kan vervolgens nog advies inwinnen van PMG, CIVCOM en RELEX. Daarna zal via Coreper doorgeleiding naar Raad voor Algemene Zaken en Externe Betrekkingen plaatsvinden.
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Multilateralisme is een bepalend principe van het buitenlands beleid van de EU. Aangezien internationale samenwerking essentieel is voor het kunnen inspelen op de talloze wereldwijde uitdagingen, heeft de EU een duidelijk belang bij ondersteuning van en voortdurende ontwikkeling en verbetering van de multilaterale instrumenten. Tegen de achtergrond van een sterk veranderde wereld zal in de komende periode de betrokkenheid van de EU met name bij de VN als spil van het multilaterale stelsel, medebepalend zijn voor de vraag of instituties die in de na-oorlogse periode tot stand zijn gekomen, in dezelfde vorm kunnen blijven fungeren als basis voor het internationale systeem.
De mededeling beoogt de mogelijkheden voor een verbeterde bijdrage van de EU tot het effectief functioneren van multilaterale instellingen in kaart te brengen. Hierbij wordt uitgegaan van wederzijds voordeel. Zowel de EU als de VN kunnen winnen bij een efficiëntere samenwerking. Bovendien kan de EU via een intern goed gecoördineerd optreden beter gebruik maken van de VN om haar eigen waarden te bevorderen.
Er wordt van uitgegaan dat de EU bij uitstek de capaciteit heeft om het voortouw te nemen bij de implementatie en ontwikkeling van multilaterale instrumenten. Daarnaast is de EU goed toegerust om andere landen te ondersteunen in hun capaciteit multilaterale verbintenissen na te komen. Hiertoe is een actieve EU-rol wenselijk op terreinen als vrede en veiligheid, armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling. Deze behelzen onder meer een EU-inzet op VN-hervormingen, financiering voor ontwikkeling, geïntegreerde follow-up van diverse VN-toppen, vredesmissies, mensenrechten, terrorismebestrijding, grensoverschrijdende criminaliteit, vluchtelingen- en asielbeleid. De multilaterale beleidsdoelstellingen moeten ook vertaald worden naar het bilaterale EU-beleid t.o.v. derde landen.
Door middel van het aangaan van strategische partnerschappen met VN-organisaties (fondsen, programma's en Gespecialiseerde organisaties) en een verbeterde samenwerking bij vredes- en veiligheidskwesties kunnen de EU en de VN elkaars inspanningen versterken. Voor een effectief en geloofwaardig optreden van de EU in de multilaterale instellingen is van belang: eenheid van standpunten (geen «split votes»), efficiënte coördinatie tussen Brussel en New York/Genève, versterking van vertegenwoordigingen in bestuursorganen (o.a. van de Bretton Woods Instellingen), taakverdeling (geen overbelast voorzitterschap) en coördinatie van EU-kandidaturen in VN-lichamen. Voorts is het van belang dat de EU meer tijd inruimt voor de dialoog met ander regionale groepen om bredere steun voor standpunten te verwerven.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Betreft een mededeling, dus strikt genomen niet van toepassing.
In de mededeling wordt een aantal praktische voorstellen gedaan om de EU samen met de VN een doeltreffender bijdrage te laten leveren aan multilateralisme. Slechts enkele voorstellen vallen onder de exclusieve verantwoordelijkheid van de Commissie, voor vele andere is het optreden van de Raad en de lidstaten vereist, terwijl in talloze gevallen een gezamenlijke inspanning van de verschillende instellingen en op verschillende niveaus nodig is.
Consequenties voor de EU-begroting: geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/ zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Ook Nederland is van mening dat de steeds verdergaande internationale vervlechting vraagt om een stevige en duurzame internationale ordening. Het bevorderen hiervan behoort tot de grondwettelijke opdrachten aan de regering. De regering stelt zich dan ook ten doel bij te dragen aan een rechtvaardige internationale omgeving waarin veiligheid, welvaart en welzijn kunnen worden gewaarborgd. Goed functionerende multilaterale instellingen spelen daarbij een essentiële rol, vandaar dat Nederland zich voorstander toont van «multilateralisme met tanden».
Voorts steunt Nederland het streven naar een effectief gezamenlijk optreden van de EU in multilateraal verband en kan derhalve in het algemeen de Commissie-voorstellen onderschrijven. Voorbehouden betreffen:
– de Bretton Woods-instellingen (IMF en Wereldbank), waar Nederland de huidige vorm van Europese vertegenwoordiging (kiesgroepen) wenst te handhaven. Wel is Nederland voorstander van informele coördinatie van de standpunten van Europese lidstaten in de internationale financiële instellingen;
– de VN-fondsen en -programma's, waar Nederland gezamenlijk optreden van de EU afhankelijk maakt van «fair burden sharing» in de bijdragen (die er nu bij lange na niet is).
Fiche 4: Mededeling Bestuur en Ontwikkeling
Titel: Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch Sociaal Comité Bestuur en Ontwikkeling
Datum Raadsdocument: 22 oktober 2003
Nr Raadsdocument: 13 859/03 Devgen 130
Nr. Commissiedocument: COM(2003) 615 def
Eerstverantwoordelijk ministerie: BZ
Behandelingstraject in Brussel:
De Mededeling zal in de Raadswerkgroep voor ontwikkelingssamenwerking worden besproken. Het voornemen is om vervolgens Raadsconclusies over dit onderwerp aan te nemen in de RAZEB (Raad voor Algemene Zaken en Externe Betrekkingen).
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De Commissie stelt voor de beleidsbeginselen op het terrein van goed bestuur vast te leggen in richtsnoeren en in een handboek om de delegaties te ondersteunen bij het beheer van EG-samenwerkingsprogramma's met betrekking tot bestuur.
De Mededeling van de Commissie gaat ervan uit dat bestuur een belangrijk onderdeel is van beleid en hervormingen gericht op armoedevermindering, democratisering en wereldwijde veiligheid.
Het doel van de Mededeling is:
– praktische methoden te definiëren om capaciteit voor bestuur op te bouwen
– de eigen inbreng van partnerlanden bij de formulering van hervormingsprogramma's te stimuleren
– samenhang tussen EG- en EU-beleid en -instrumenten te waarborgen.
De Commissie maakt onderscheid tussen drie verschillende soorten partnerschappen: moeilijke partnerschappen, post-conflictsituaties en doeltreffende partnerschappen.
Rechtsbasis van het voorstel: nvt; het betreft een Mededeling
Besluitvormingsprocedure en rol EP: nvt; het betreft een Mededeling
Instelling nieuw Comitologie-comité: nvt.
Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t.
Consequenties voor de EU-begroting: Geen. Mededeling gaat in op inhoudelijke aanwending van bestaande middelen.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): nvt.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: nvt.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland ondersteunt het initiatief van de Commissie. Terecht wordt in de Mededeling gesteld dat de internationale aandacht voor dit onderwerp sterk groeiende is. Ook in Nederland wordt sinds het midden van de jaren negentig het belang van goed bestuur voor politieke, economische en sociale ontwikkeling in partnerlanden steeds meer onderkend. De recent verschenen Notitie «Aan Elkaar Verplicht» over het nieuwe ontwikkelingsbeleid getuigt van dit gegroeide inzicht. Wel is Nederland van mening dat de door de Commissie gehanteerde methodologie voor verbetering vatbaar is.
Fiche 5: Mededeling herziene indicatieve richtsnoeren
Titel: Mededeling van de Commissie, De Structuurfondsen en de coördinatie met het Cohesiefonds, herziene indicatieve richtsnoeren
Datum Raadsdocument: 9 september 2003
Nr Raadsdocument: 12 342/03 FSTR 13
Nr. Commissiedocument: (2003) 499
Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ
Behandelingstraject in Brussel: (na vaststelling door Commissie vindt geen behandeling plaats)
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De herziene indicatieve richtsnoeren zijn een aanvulling op richtsnoeren die de Commissie in 1999 vaststelde. Doel van de richtsnoeren uit 1999 was inhoudelijke sturing te geven aan de op te stellen structuurfondsprogramma's. Halverwege de programmeringsperiode 2000–2006 vinden mid term reviews (MTR) plaats van de programma's. Op basis daarvan kan besloten worden de programma's te wijzigen. Het besluit hiertoe wordt genomen in het Comité van Toezicht van het betreffende programma. Wijzigingsvoorstellen worden uiterlijk eind maart ingediend bij de Commissie. Ten behoeve van zulke programma-aanpassingen stelde de Commissie de herziene indicatieve richtsnoeren vast op 25 augustus 2003. De concept-tekst is ter raadpleging besproken met de lidstaten in het Comité voor de ontwikkeling en omschakeling van regio's op 10 juni 2003. De richtsnoeren hebben alleen betrekking op de huidige lidstaten, voor de in 2004 toetredende lidstaten gelden aparte richtsnoeren. Inhoudelijk is de belangrijkste aanvulling op de bestaande richtsnoeren extra nadruk op concurrentiekrachtfactoren als bereikbaarheid, informatiemaatschappij, innovatie, onderzoek en ontwikkeling, milieu, werkgelegenheid, sociale integratie en een leven lang leren. Op het onderwerp informatiemaatschappij is een verdere uitwerking van de richtsnoeren gegeven in het werkdocument van de Commissiediensten «Richtlijnen voor Criteria en Uitvoeringsregels voor steunverlening uit de Structuurfondsen aan de Elektronische Communicatie» van 28 juli 2003.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Positief: bedoeld om inhoudelijk te sturen door Europese prioriteiten aan te geven, maar globaal van aard wat van belang is om programmawijzigingstraject niet te frustreren door eventuele onderhandelingen over de inhoud.
Consequenties voor de EU-begroting: geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: alleen bij wijziging van de programma's spelen de richtsnoeren een rol. In dat geval dienen Commissie en lidstaten op ambtelijk niveau in april 2004 overeenstemming te hebben bereikt over de programma's.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland gaf de voorkeur aan afzien van nieuwe richtsnoeren omdat ervaring bij opstellen huidige programma's is dat deze leiden tot extra onderhandelingen. Commissie heeft toegezegd dat dit niet het geval zou zijn. Gezien de inhoud is de verwachting dat de beheerautoriteiten van de programma's goed uit de voeten kunnen met de richtsnoeren. Nederland kan daarom instemmen met de richtsnoeren.
Fiche 6: Voorstel Communautaire statistiek
Titel: Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de communautaire statistiek inzake de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en buitenlandse directe investeringen
Datum Raadsdocument: 11 september 2003
Nr Raadsdocument: 12 461/03
Nr. Commissiedocument: COM(2003) 507
Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ (Centraal Bureau voor de Statistiek)
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Statistiek, Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Dit voorstel voor communautaire statistiek op het gebied van de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en buitenlandse directe investeringen komt voort uit de informatiebehoefte voor met name de handelsonderhandelingen die de Commissie gemachtigd is te voeren. Hieronder vallen de handel in diensten (GATS) en de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPs). Daarnaast moet de Commissie over de economische ontwikkelingen in de lidstaten en de Gemeenschap rapporteren aan de Raad.
Met het oog daarop moet een kader worden opgezet voor de systematische productie van deze statistieken op basis van gezamenlijke kwaliteitsnormen. Dit voorstel:
– bevat de definities die de lidstaten moeten aanwenden voor hun gegevens;
– specificeert de verplichtingen van de lidstaten omtrent de toe te zenden gegevens (aard en bron van de gegevens, kwaliteitscriteria, referentieperiode, frequentie en indieningstermijnen);
– bepaalt normen voor de verspreiding van communautaire statistieken door de Commissie
– richt het Betalingsbalanscomité op als nieuw forum voor samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie.
Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 285 EG-Verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:
Raad: Meerderheidsbesluitvorming, EP: co-decisie (artikel 251 EG-Verdrag)
Instelling nieuw Comitologie-comité:
Ja: Betalingsbalanscomité, regelgevend
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit positief. Het doel van de verordening, het vaststellen van een gemeenschappelijk kader voor de systematische productie van communautaire statistieken over de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen, kan niet voldoende door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt, en derhalve beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Proportionaliteit in beginsel positief. Wel is er enige bezorgdheid over de mate van detail die wordt geëist bij de verzameling van gegevens.
Consequenties voor de EU-begroting: Geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
In april 2003 is De Nederlandse Bank (DNB) overgegaan op een nieuw rapportagesysteem voor de betalingsbalans, gericht op de verbetering van de kwaliteit en vermindering van de administratieve lastendruk. Dit systeem is opgezet met als uitgangspunt de vereisten die voortvloeien uit deze verordening. Het deel van de gegevensverzameling dat betrekking heeft op de internationale handel in diensten is daarbij van DNB overgegaan naar het CBS. De aard van gegevensverzameling is door deze opzet gewijzigd van een kasregistratiesysteem naar een direct-rapportagesysteem. In deze nieuwe opzet is de administratieve last voor de Nederlandse economie als geheel aanzienlijk verminderd. In incidentele gevallen kunnen de nieuwe rapportages voor individuele rapporteurs een verzwaring betekenen. Het CBS heeft voor de ontwikkeling en uitvoering van de statistiek Internationale handel in diensten van rijkswege een financiële compensatie gekregen. Voor de ontwikkeling van de statistiek is een totaalbedrag van 1 006 019 euro beschikbaar gesteld. Structureel is een jaarlijks bedrag toegekend van 994 519 euro.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):
Het deel van de verplichtingen voortkomend uit de verordening dat betrekking heeft op de betalingsbalans en de buitenlandse directe investeringen wordt uitgevoerd door DNB. Het deel dat betrekking heeft op de internationale handel in diensten wordt uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Deze taakverdeling geldt vanaf 2003. Om te voorzien in een juridische grondslag voor de informatie-inwinning voor de internationale handel in diensten is voor 2003 een aanvullende beschikking op de Statistiekwet uit 1936 vervaardigd: de Regeling statistieken internationale handel in diensten. In de nieuwe CBS-wet, die waarschijnlijk per 1 januari 2004 in werking treedt, zijn bepalingen opgenomen om hierin te voorzien. Afspraken over de uitwisseling van gegevens met betrekking tot deze statistiek tussen het CBS en DNB worden neergelegd in een Service Level Agreement.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
De verordening treedt in werking de twintigste dag na publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Dit levert geen problemen ten aanzien van de haalbaarheid.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland onderschrijft het belang en de noodzaak van een wettelijk kader voor de systematische productie van statistieken over de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen. Wel is er enige bezorgdheid over de mate van detail die op bepaalde punten wordt gevraagd ten aanzien van het verzamelen van gegevens. Dit zou kunnen leiden tot vertrouwelijkheids- en kwaliteitsproblemen.
Fiche 7: Mededeling Private sector ontwikkeling in de Mediterrane Regio
Titel: Mededeling Private sector ontwikkeling in de Mediterrane Regio
Datum Raadsdocument: 20 oktober 2003
Nr Raadsdocument: 13 769/03
Nr. Commissiedocument: COM(2003) 587 final
Eerstverantwoordelijk ministerie: FIN
Behandelingstraject in Brussel: via AEFC en EFC naar de Economische en Financiële Raad
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
In 2002 is t.a.v. de vormgeving van de financiële samenwerking met Middellandse Zeelanden door het Spaanse Voorzitterschap voorgesteld dat een aparte ontwikkelingsbank zou moeten worden opgericht voor deze regio. Dit zou een dochter van de Europese Investeringsbank (EIB) moeten worden die daarnaast ook andere aandeelhouders zou hebben (Europese Commissie, lidstaten en MZ-landen). Dat voorstel kreeg weinig steun; Nederland was hier ook tegen evenals andere Noord-Europese landen. In plaats daarvan is gekozen voor de oprichting van een aparte faciliteit binnen de EIB die zich meer dan het bestaande MEDA-programma (gefinancierd uit de EU-begroting) en de EIB-leningenveloppe zou moeten richten op stimulering van de private sector. Deze faciliteit heet FEMIP – Faciliteit voor Euro-Mediterrane Investeringen en Partnerschap– en heeft een business plan t/m 2006. In de conclusies van de ER van Barcelona is echter opgenomen dat de FEMIP na 1 jaar zal worden geëvalueerd en dat dan opnieuw zou worden bekeken of een EIB-dochterbank wenselijk zou zijn. Het Italiaanse Voorzitterschap is groot voorstander van zo'n bank en heeft dit onderwerp geagendeerd.
In haar mededeling is de Commissie van mening dat de FEMIP goed functioneert, maar dat een dochterbank beter in staat zou zijn de private sector in het MZ-gebied te stimuleren. Zij pleit dan ook voor de oprichting van een dergelijke bank (optie 2 in de mededeling). Dit is vooral ingegeven door politieke redenen (zichtbaarheid, ownership etc). Als alternatief voor een dochterbank presenteert de Commissie de mogelijkheid dat de huidige faciliteit (FEMIP) wordt uitgebreid met nieuwe instrumenten die de EIB in staat stellen meer risico te nemen in de MZ-regio dan nu het geval is, b.v. meer risicokapitaal (optie 1 in de mededeling). Continueren van de huidige FEMIP (c.q. uitvoeren van het bestaande business plan) ziet de Commissie niet als een optie.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:
Mocht men een dochterbank willen oprichten, dan is daarvoor unanimiteit noodzakelijk in de Raad van Gouverneurs van de Europese Investeringsbank.
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit: Betreft een mededeling, dus strikt genomen niet van toepassing. Als het echter tot concrete voorstellen komt geldt het volgende:
Subsidiariteit: positief. Het stimuleren van de private sector in het Middellandse Zeegebied kan effectiever op Gemeenschapsniveau worden nagestreefd.
Proportionaliteit: twijfelachtig. Eén van de twee opties die de Commissie beschrijft, het oprichten van een EIB-dochterbank, gaat verder dan wat er noodzakelijk is om het doel te bereiken en is ook aanzienlijk duurder dan noodzakelijk.
Consequenties voor de EU-begroting:
Geen, betreft een mededeling. Eventuele concrete voorstellen die voortvloeien uit deze mededeling kunnen echter wel financiële consequenties (miljoenen euro's) hebben voor de EU-begroting en/of de begroting van lidstaten, afhankelijk van de gekozen vorm (dochterbank of uitbreiden huidige faciliteit). Een nieuwe dochterbank leidt tot aanzienlijk grotere financiële consequenties dan uitbreiding van de huidige faciliteit. Zowel de EU als de lidstaten afzonderlijk zouden aandeelhouder kunnen worden van de dochterbank. Het uitbreiden van de huidige faciliteit kost de aandeelhouders niets. De hogere administratieve kosten en de hogere risicopremie worden doorberekend via een hogere rente voor de lenende landen.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
Geen directe consequenties (zie ook vraag 9). Indien er gevolgen voor de nationale begroting zijn, nl. door oprichting van een dochterbank, dan komen deze ten laste van de begroting van het eerstverantwoordelijke ministerie.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: N.v.t.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland is geen voorstander van oprichting van een dochterbank voor de Middellandse Zeelanden; dit is reeds tweemaal door de Ministerraad bekrachtigd (feb. 2002 en juli 2003). Nederland is tevreden over de huidige financiële samenwerking (MEDA-programma, EIB-leningen en FEMIP) en met beperkte aanpassingen zouden de door de Commissie genoemde voordelen van een dochterbank (meer zichtbaarheid, ownership, meer risico etc) kunnen worden gerealiseerd op aanzienlijk goedkopere wijze. Deze mening wordt gedeeld door diverse andere lidstaten. Ook voor Middellandse Zeelanden lijkt een dochterbank weinig toegevoegde waarde te bieden, omdat deze hogere kosten met zich meebrengt en de uitleentarieven daarom omhoog zullen gaan.
Fiche 8: Samenwerking met de ACS-landen in de EU-begroting
Titel: Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – Naar de volledige integratie van de samenwerking met de ACS-landen in de EU-begroting
Datum Raadsdocument: 9 oktober 2003
Nr Raadsdocument: 13 465/03
Nr. Commissiedocument: COM(2003) 590 final
Eerstverantwoordelijk ministerie: BZ
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep ACS, Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) is een intergouvernementeel fonds en staat volledig los van de EU-begroting. Het 9e EOF bedraagt (inclusief restanten van vorige fondsen) maximaal € 13,5 miljard. Vanuit dit fonds wordt de samenwerking met de ACS landen (Afrika, Caraibisch Gebied en Stille Oceaan landen) en LGO's (Landen en Gebieden Overzee) onder het Cotonou Verdrag gefinancierd. De discussie over de opname van het EOF in de EU-begroting wordt al sinds 1973 gevoerd. Tijdens de laatste onderhandelingen over het Financieel Reglement van het Cotonou Verdrag in 2000 heeft Spanje het voorstel uiteindelijk in de Raad afgewezen.
De periode waarvoor het huidige (9e) EOF in middelen voorziet loopt af in 2007. De Commissie stelt voor om integratie van het EOF in de begroting gelijk met de instelling van de nieuwe Financiële Perspectieven van de EU (voor 2007 en verder) te realiseren. Dit zou betekenen dat dit voor het eerst in 2007/2008 op de EU-begroting zou moeten staan. Voor resterende EOF middelen wordt een overgangsregeling getroffen.
In 2000 heeft de Commissie toegezegd een document op te stellen waarin de voor- en nadelen van de integratie van het EOF in de EU-begroting uiteen worden gezet. Dit voorstel is hiervan het resultaat.
In het voorstel geeft de Commissie aan dat er behalve historische redenen, geen reden is om het EOF in een apart fonds voor de ACS/LGO landen onder het verdrag van Cotonou te handhaven. Zij noemt een aantal argumenten die pleiten vóór de integratie van het EOF:
– Integratie van het EOF vergroot de legitimiteit van de hulp aan de ACS/LGO landen vanwege de betrokkenheid van het Europees Parlement (EP) bij de EU-begroting. Het EP wordt nu enkel geïnformeerd over de vaststelling en besteding van het EOF.
– De vrij rigide EOF regulering (waarbij fondsen voor een land of regio worden gereserveerd en bij onderbesteding in beginsel niet anders kunnen worden besteed) zal plaats maken voor de flexibelere regelgeving van de reguliere begroting, mits een nieuw verdrag met de ACS-landen dat ook mogelijk maakt. De reguliere begroting kent het annualiteitsprincipe, waardoor onbestede middelen jaarlijks met een kritisch oog kunnen worden bekeken tijdens de begrotingsbehandeling. Dit komt de effectieve besteding van de fondsen ten goede en zal het probleem van onderbesteding van EOF gelden gedeeltelijk verhelpen.
– Integratie van het EOF komt ook de harmonisatie van EU inspanningen ten goede en vergroot de transparantie van de totale uitgaven van de EU t.a.v. de ACS landen. Er worden momenteel uitgaven vanuit de begroting en vanuit het EOF fonds ten gunste van de ACS landen gedaan.
– Integratie van het EOF zal de stabiliteit van de fondsen en de snelle inzet hiervan ten goede komen, aangezien de vijfjaarlijkse onderhandelingen over het vaststellen van het EOF komen te vervallen.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit: positief.
Consequenties voor de EU-begroting:
De EU begroting zal door opname van het EOF aanzienlijk stijgen. Afhankelijk van de realisatie van uitgaven kan categorie 4 (extern beleid) met maximaal € 2760 miljoen per jaar toenemen. Tegelijkertijd verdwijnt het bestaande intergouvernementele fonds. De Commissie geeft aan een mededeling op te zullen stellen met een uiteenzetting van de financiële implicaties van de integratie van het EOF voor de EU begroting. In een later fiche zal daarom nader moeten worden ingegaan op de financiële implicaties.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: n.v.t.
Op basis van de huidige verdeelsleutel in het EOF (5,22%) en de marginale afdrachtensleutel aan de EU begroting (ca. 4,7 %) zal de bijdrage van Nederland aan deze Europese uitgaven licht dalen.
De huidige financieringsmethode betekent dat EOF-middelen gedurende het begrotingsjaar deel uitmaken van het reguliere begrotingsbeheer. Dat wil zeggen dat een hogere afdracht dan initieel werd geraamd gedurende het jaar kan worden gecompenseerd binnen de lopende ODA-begroting en een lagere afdracht een vrijval oplevert die gedurende het jaar alternatief kan worden besteed.
De systematiek van de EU-begroting werkt anders. Jaarlijks wordt op basis van de vastgestelde EU-begroting de omvang van de toerekening aan de HGIS (ODA en non-ODA) bepaald. Na afloop van het jaar wordt aan de hand van de verantwoording van de EU de definitieve toerekening vastgesteld en vindt er een nacalculatie plaats die in beginsel leidt tot een aanpassing van de HGIS-eindejaarsmarge. Het nacalculatiemoment ligt ruim na de datum waarop aan het DAC wordt gerapporteerd over de NL-ODA-prestatie. Rapportage zou conform de DAC-procedure moeten blijven geschieden, op basis van gegevens die op dat moment bekend zijn. Conclusie is dat de voorgestelde nieuwe systematiek het budgetmanagement van de ODA compliceert. Het zou ook gevolgen kunnen hebben voor de formele vaststelling van de 0,8% BNP-doelstelling. Bovenstaande problematiek zou nader in kaart moeten worden gebracht alvorens in te stemmen met het voorstel van de Commissie.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/ zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
De Commissie streeft er naar de mededeling tussen oktober en december in de Raad te bespreken.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de integratie van het EOF in de EU-begroting. Daarbij wordt aangetekend dat armoedebestrijding centraal moet blijven staan en dat de speciale relatie tussen de EU en de ACS-landen niet onder de integratie mogen lijden.
Voor Nederland lijken de te verwachten financiële gevolgen neutraal te zijn. Op basis van de huidige verdeelsleutel in het EOF (5,22%) en de marginale afdrachtensleutel aan de EU-begroting (ca. 4,7 %) zijn deze zelfs licht positief.
Nederland is voorstander van een flexibelere inzet van OS middelen via de EU-begroting in vergelijking tot de vrij rigide werking van het EOF. Dit komt de diversificatie van hulp t.a.v. de Minst Ontwikkelde Landen ten goede. Bovendien zijn de stimuli voor ACS landen om ontwikkelingsgeld op een doelmatige wijze in te zetten en te besteden hoger, aangezien ieder jaar in de EU begrotingscyclus kritisch naar besteding van de middelen wordt gekeken. Ook zou op deze manier het ontstaan van stuwmeren kunnen worden voorkomen. Het Commissie-voorstel maakt nog niet voldoende duidelijk dat deze door Nederland gewenste effecten daadwerkelijk gerealiseerd zullen worden, hetgeen voor Nederland voorwaarde is om in te stemmen.
De Commissie geeft aan dat het bedrag dat naar de LGO's en ACS-landen gaat minstens gelijk moet blijven aan wat ze nu ontvangen en dat dit stabiel moet blijven in relatie tot het EU-BNI. Dit veronderstelt een autonome groei van het EOF. Dit kan volgens Nederland niet de bedoeling zijn bij een afspraak voor meerjarige financiële kaders. Nederland steunt de Commissie niet in dit streven. Zij loopt hiermee immers vooruit op de vaststelling van de nieuwe Financiële Perspectieven. Dit streven van de Commissie is bovendien in tegenspraak met het idee dat het externe beleid van de EU in onderlinge samenhang moet worden bekeken en kan worden aangepast om aan nieuwe beleidsprioriteiten tegemoet te komen. De Nederlandse Antillen ontvangen als LGO geld uit het EOF. Aruba komt inmiddels niet meer in aanmerking voor fondsen uit het EOF. LGO zijn een vreemde eend in de bijt gezien hun bijzondere positie binnen het EG Verdrag en aangezien zij onderdeel zijn van koninkrijken (Verenigd Koninkrijk, Nederland, Denemarken) en een republiek Frankrijk. Bekeken moet worden hoe het fonds voor de LGO opgenomen moet worden binnen de EU-begroting.
Fiche 9: Voorstel toegang Schengeninformatiesysteem (SIS)
Titel: Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, voor wat betreft de toegang tot het Schengeninformatiesysteem (SIS) voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen.
Datum Raadsdocument: 3 september 2003
Nr Raadsdocument: 12 205/03 SIRIS 75
Nr. Commissiedocument: COM (2003) 510 definitief
Eerstverantwoordelijk ministerie: JUST
Behandelingstraject in Brussel: Werkgroep SIS, JBZ-Raad
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Dit voorstel heeft ten doel de Schengenovereenkomst te wijzigen om de samenwerking tussen de lidstaten te verbeteren en zo de interne markt beter te laten functioneren. Concreet betekent dit dat het voorstel beoogt voertuigregistratie-instanties van de lidstaten het recht te geven om bepaalde categorieën gegevens in het SIS te raadplegen.
Daardoor zullen zij over meer en betere mogelijkheden beschikken om na te gaan of voertuigen die ter registratie bij hen worden aangemeld niet gestolen, verduisterd of anderszins vermist zijn en of degenen die een kenteken bewijs aanvragen, daarbij geen gebruik maken van gestolen, verduisterde, anderszins vermiste of, in de toekomst, ongeldig gemaakte identiteitspapieren of documenten betreffende het voertuig. Dat is niet alleen in het belang van de werking van de interne markt, maar ook van de fraudebestrijding en de strijd tegen de handel in gestolen voertuigen.
De Europese Commissie geeft aan dat artikel 71, lid 1, onder d) van het EG verdrag de rechtsbasis vormt van het voorstel. Dit artikel bepaalt dat de Raad, ter uitvoering van het gemeenschappelijk vervoerbeleid, «alle overige dienstige bepalingen» vaststelt volgens de procedure van artikel 251 en na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.
De toegang van voertuigregistratie-instanties tot het SIS moet volgens de Commissie worden beschouwd als zo'n dienstige bepaling om het gemeenschappelijk vervoerbeleid verder uit te voeren, meer bepaald omdat deze diensten de mogelijkheid krijgen de status van een voertuig te controleren alvorens het te registreren.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Co-decisie procedure
Instelling nieuw Comitologie-comité: N.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief.
De verordening verplicht de lidstaten ertoe de technische infrastructuur op te zetten die nodig is om de openbare registratie-instanties direct toegang tot het SIS te geven. De verordening bevat geen specifieke regels voor de samenwerking tussen nationale rechtshandhavingautoriteiten en de instanties die belast zijn met de registratie van voertuigen. Dat moet krachtens lid 3 worden geregeld door het nationale recht. Uit lid 3 vloeit voort dat de regels betreffende het gebruik van SIS-gegevens die voor voertuigenregistratie-instanties van belang zijn voor de bestrijding van illegale handel en fraude in het kader van Richtlijn 1999/37/EG, bij nationaal recht worden vastgesteld.
Consequenties voor de EU-begroting: Geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
Geen consequenties bij voortzetting van de huidige wijze van bevraging van SIS-gegevens (indirecte toegang). De Dienst Wegverkeer zal als overheidsorgaan op grond van deze verordening evenwel het recht krijgen tot directe bevraging van het SIS.Hiervoor is een aansluiting op het NSIS in Driebergen benodigd. Een dergelijke aansluiting zal, indien uitgegaan wordt van een reeds bestaand netwerk tussen de Dienst Wegverkeer en het NSIS, slechts geringe kosten met zich meebrengen die een bedrag van 20 000 Euro niet zullen overstijgen.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):
De Dienst Wegverkeer is verantwoordelijk voor de toepassing van de verordening. Zij is een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan, zoals geregeld in de Wegenverkeerswet 1994. Bevraging van de relevante SIS gegevens door de Dienst Wegverkeer vindt nu reeds plaats via bij deze Dienst gedetacheerde politiefunctionarissen die, vanwege het recht van de toegang van de politie tot het SIS, bevoegd zijn tot bevraging van het SIS.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Bij handhaving van de huidige mogelijkheid tot bevraging (indirecte toegang): per direct. Bij het realiseren van directe toegang is een periode van één jaar voldoende. Indien aanpassing van nationale regelgeving als voorwaardelijk beoordeeld wordt (zie pt. 13a), dan moet uitgegaan worden van een termijn van één tot twee jaar.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland is er bij gebaat dat zoveel als mogelijk signaleringen van gestolen, verduisterde of anderszins vermiste voertuigen ook aan de registratie autoriteit beschikbaar worden gesteld. Hierdoor kan immers worden voorkomen dat een gestolen voertuig door herregistratie in een ander land wordt «gewit». Nederland staat dus positief tegenover deze verordening. In de WVW 1994 is overigens niet geregeld dat systemen, zoals het SIS alsmede EUCARIS, waarbij de registraties van andere landen kunnen worden geraadpleegd, verplicht moeten worden geraadpleegd, alvorens tot de afgifte van een kentekenbewijs mag worden overgegaan. Andersom is ook niet wettelijk geregeld dat een signalering van diefstal de afgifte van een kentekenbewijs in de weg staat.
Fiche 10: Mededeling Communautair actieplan het beheer van Europese aal.
Titel: Mededeling van de Commissie: Ontwikkeling van een communautair actieplan voor het beheer van Europese aal.
Datum Raadsdocument: 3 oktober 2003
Nr Raadsdocument:13 219/03 Peche 229
Nr. Commissiedocument: COM (2003) 573 def
Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Visserij Intern, Raad Landbouw en Visserij
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De kern van deze mededeling is het probleem dat de Europese aalstand zich op een dermate laag niveau bevindt dat dringend beheersmaatregelen noodzakelijk zijn. De Commissie stelt beheersmaatregelen voor die zich richten op drie te onderscheiden levensstadia van de aal, nl. de juveniele glasaal die vanuit de zee de rivieren optrekt (intrek), de rode aal die in de binnenwateren opgroeit, en de volwassen schieraal die vanuit het binnenwater naar de oceaan trekt om zich voort te planten (ontsnapping of uittrek). De Commissie acht het noodzakelijk om voor elk levensstadium specifieke doelstellingen vast te stellen waarvan de minimumnormen in de communautaire wetgeving zullen worden opgenomen, als volgt: 1) Intrekdoelstellingen voor glasaal, 2) Populatiedoelstellingen voor de stand van de rode aal, en 3) Ontsnappingsdoelstellingen voor schieraal. De benodigde beheersmaatregelen om aan bovengenoemde doelstellingen te kunnen voldoen zullen sterk verschillen per land en/of per stroomgebied, e.e.a. afhankelijk van de mate en soort van visserij alsmede van de ecologische toestand van de rivieren.
De Commissie is van mening dat de lidstaten zelf verantwoordelijk zijn voor het realiseren van de beheersdoelstellingen, en voor de keuze van de beheersinstrumenten om deze doelstellingen te bereiken.Voor het vaststellen van de doelstellingen en het meten van het effect van de beheersmaatregelen is het noodzakelijk een communautair datacollectiesysteem op te zetten. Omdat veel stroomgebieden van rivieren waarin aal voorkomt zich over verschillende lidstaten uitstrekken zal het noodzakelijk zijn de beheersmaatregelen (en de datacollectie) onderling af te stemmen tussen de betreffende lidstaten.
In afwachting van de concrete uitwerking van bovengenoemd herstelplan stelt de Commissie ook een aantal noodmaatregelen voor, mede gebaseerd op het advies van de ICES (International Council for the Exploration of the Sea) van oktober 2002, en vanuit de voorzorgsaanpak. Deze richten zich op het vergroten van de uittrekmogelijkheden voor schieraal middels het beperken van de schieraalvisserij.
Het actieplan voorziet in een tijdschema van acties voor de periode 2003 tot eind 2004.
Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., betreft een mededeling.
De bevoegdheid van de Gemeenschap voor het beheer van aal kan rechtstreeks worden afgeleid van het EG-Verdrag (met name artikel 37). Om echter meer duidelijkheid te scheppen in de betrokken wetsteksten, is de Commissie van plan een wijziging voor te stellen voor de definitie van «levende aquatische hulpbronnen» in artikel 3, onder b), van de Verordening inzake de instandhouding en duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (2371/2002). De Commissie stelt voor dat de woorden «tijdens hun mariene levensduur» voor katadrome soorten worden geschrapt, zodat het beheer van de aal tijdens de zoetwaterfase ook onder het toepassingsgebied van Verordening 2371/2002 valt.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: N.v.t.
Instelling nieuw Comitologie-comité: N.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit: N.v.t., betreft een mededeling.
(Het actieplan refereert duidelijk aan de verantwoordelijkheid die de betrokken lidstaten hebben voor het verwezenlijken van de lokale beheersdoelstellingen en voor de keuze van de beheersinstrumenten. De belangrijkste taken van de Gemeenschap zijn het ontwerpen van een beheerssysteem, het kwantificeren van de doelstellingen, en verificatie van het resultaat van genomen maatregelen. Daarnaast faciliteert zij lokale inspanningen d.m.v. wetenschappelijke en technische bijstand en eventueel verdere communautaire maatregelen, en voert zij onderhandelingen met derde landen).
Consequenties voor de EU-begroting:
De mededeling zelf heeft geen consequenties voor de EU-begroting. Echter in het actieplan is aangegeven dat na een herziening van de procedures voor het verzamelen van gegevens de Commissie zal voorstellen om aal op te nemen in het communautair programma voor het verzamelen van gegevens betreffende de visserij, en om de financiering overeenkomstig aan te passen. Daarnaast zullen er voorstellen worden ingediend voor extra financiële middelen voor specifieke studies, te financieren uit de EU begroting (begrotingslijn beheer van het programma voor verzamelen van gegevens) voor een bedrag van ten hoogste 0,5 miljoen EUR in de periode 2004–2006.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen
Indien de voorgestelde acties zullen worden geïmplementeerd dan zullen de maatregelen die Nederland zal moeten nemen om aan de beheersdoelstellingen te voldoen financiële en administratieve consequenties voor de overheid, d.w.z. voor de begroting van LNV, en het bedrijfsleven hebben.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/ zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): N.v.t.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: N.v.t.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
De aalvisserij in Nederland is gericht op rode aal en schieraal. Op veel binnenwateren is de aal de belangrijkste bron van inkomsten voor de beroepsvissers. In totaal wordt circa 1000 ton per jaar gevangen met een waarde van ca. 8 miljoen euro, hiervan is ca. eenderde deel schieraal. Zo'n 500 beroepsvissers zijn volledig of in deeltijd betrokken bij de aalvangst. Daarnaast is Nederland binnen Europa één van de grootse producenten van kweekaal. Deze kweek is afhankelijk van in het wild gevangen glasaal. De Nederlandse kweeksector betrekt circa 12 ton glasaal per jaar. De totale Nederlandse kweekproductie is ca. 5000 ton met een waarde van ca. 40 miljoen euro. Het Nederlandse binnenvisserijbeleid is gericht op het behouden en bereiken van een gevarieerde visstand die past bij de aquatische ecosystemen in ons land. De visstand (en dus ook de aalstand) dient zichzelf duurzaam in stand te houden. Aalvangst is mogelijk binnen deze randvoorwaarden. Echter ook in Nederland is er sprake van een dramatische achteruitgang van de aalstand. De soort is geplaatst op de rode lijst van de Flora en Fauna wet, in de categorie«gevoelig» (voor uitsterven). In april 2002 heeft de Staatssecretaris van LNV een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over de aalproblematiek.
Met dit plan komt de Commissie tegemoet aan een expliciet verzoek van Nederland. De mededeling wordt dan ook in hoge mate verwelkomd. Nederland is het eens met de grondslag van het actieplan, d.w.z. beheersmaatregelen gebaseerd op de drie levenstadia van de aal en de verantwoordelijkheid van de lidstaten bij het realiseren van de beheersdoelstellingen. Nederland onderschrijft ook de noodzaak tot het opzetten van een Europees datacollectiesysteem. Nederland stemt in met het voornemen van de Commissie om de glasaalvisserij beter te reguleren vanuit het oogmerk van een zorgvuldig beheer en benutting van de glasaalbestanden.
Ten aanzien van de voorgestelde noodmaatregelen is Nederland van mening dat een beperking van de schieraalvisserij als zodanig wel een nuttig instrument is, maar een te eenzijdig karakter heeft. Op deze wijze is er geen sprake van een billijke verdeling van de lasten, welke nu vooral op de Noord-Europese vissers worden afgewenteld. Bovendien houden eenzijdige maatregelen gericht op schieraal het risico in dat de visserij-inspanning op aal in andere levensstadia zal toenemen. Nederland zal zich dan ook inzetten voor het tevens maken van duidelijke afspraken ten aanzien van maatregelen die zich richten op het inzetten van glasaal ten behoeve van een verbetering van de aalstand in het Noordelijk deel van Europa. Tenslotte vindt Nederland de institutionele besluitvormingstructuur onduidelijk, met name de rol van de Raad en de rol van het Adviescomité voor de Visserij en de Aquacultuur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-296.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.