22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

nr. 289
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 oktober 2003

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zeven fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

1. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van de richtlijn tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, met betrekking tot de projectmechanismen van het Protocol van Kyoto

2. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de modernisering van het vennootschapsrecht en verbetering van de corporate governance in de Europese Unie – Een actieplan

3. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: De weg effenen voor een nieuw nabuurschapsinstrument

4. Tweede actieplan voor de noordelijke dimensie, 2004–2006

5. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – Een nieuw partnerschap met Zuidoost-Azië.

6. Verordening betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten

7. Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van verontreiniging vanaf schepen

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

A. Nicolaï

Fiche 1: Richtlijn handel in broeikasgasemissies

Titel:

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van de richtlijn tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, met betrekking tot de projectmechanismen van het Protocol van Kyoto

Datum Raadsdocument: 1 augustus 2003

Nr Raadsdocument: 11 916/03

Nr Commissiedocument: COM(2003)403 def

Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ in nauw overleg met VROM, i.o.m. LNV, BZ, FIN, IPO

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Milieu; Milieuraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De kern van de EU-emissierichtlijn is dat de overheid emissieplafonds voor installaties vaststelt die onder de richtlijn vallen. De overheid draagt zorg voor de verdeling van de rechten. De emissierechten zijn verhandelbaar binnen de EU.

In het onderhavige voorstel wordt de EU-emissiehandelrichtlijn zodanig aangepast dat bedrijven onder de richtlijn de emissiereductie-eenheden die met de Kyoto-instrumenten Joint Implementation (JI)1 en Clean Development Mechanism (CDM)2 -projecten zijn gegenereerd kunnen inwisselen voor EU-emissierechten («allowances»). Deze flexibele mechanismen van Kyoto, die nu worden gekoppeld aan de EU-emissierechten, stellen partijen in staat aan een gedeelte van hun Kyotodoelstellingen te voldoen door gebruik te maken van de mogelijkheden om broeikasgasemissies in andere landen met minder kosten te reduceren dan in eigen land.

Het voordeel van de EU-emissierechten is gelegen in het feit dat individuele bedrijven uit de verschillende Lidstaten gemakkelijk kunnen handelen in de rechten. De JI en CDM-rechten zij alleen op Lidstaatniveau in te wisselen.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 175 lid 1 EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: gekwalificeerde meerderheid; EP: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: geen

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief. Het betreft een amendering van de bestaande richtlijn, die het mogelijk maakt emissiereductie-eenheden die met de Kyoto-instrumenten zijn verkregen om te ruilen in EU-emissierechten. Daarnaast gaat het hier om een transnationaal aspect van de emissiereductie. De Gemeenschap is hierin (gewenst) bevoegd.

Proportionaliteit: positief: de Nederlandse overheid mag zelf doorgaan met het aankopen van reducties van JI en CDM projecten.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Introductie van dit voorstel maakt het voor deelnemende bedrijven eenvoudiger en goedkoper om hun CO2-doel per bedrijf te realiseren. Het uitvoeren vergt extra inspanning van de overheid omdat zij reducties moet omzetten in EU-emissierechten.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Indien JI en CDM rechten moeten worden omgezet in Allowances zal dat door de op te richten Nationale Emissie Autoriteit (NEA) kunnen geschieden. Dat vergt nadere regels.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Inwerkingtreding 30 september 2004. Het halen van deze datum levert mogelijk problemen op, omdat op dit moment nog geen overeenstemming in het vizier ligt.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland is voorstander van een Europese aanpak van het klimaatprobleem als bijdrage aan een mondiale oplossing. De koppeling van JI en CDM aan het EU-systeem zal een impuls geven aan JI en CDM en aan inwerkingtreding en implementatie van het Kyoto Protocol. Het op Nederlands aandringen nu voorliggende ontwerp voor koppeling zal voor de EU als geheel maar ook voor Nederland kostenbesparingen betekenen bij het bereiken van CO2-reducties. Tegelijkertijd kan de richtlijn tot gevolg hebben dat een groter gedeelte van de maatregelen in het buitenland (ook buiten de EU) zal worden genomen. Dit heeft consequenties voor het beginsel van supplementariteit1. Een groter deel buitenlandse reducties leidt tot lagere economische kosten. Daar staat tegenover dat het realiseren van een groter deel binnenlandse reducties een impuls betekent voor technologische vernieuwing en een bijdrage vormt aan de bestrijding van luchtverontreiniging.

Fiche 2: Mededeling actieplan vennootschapsrecht/corporate governance

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de modernisering van het vennootschapsrecht en verbetering van de corporate governance in de Europese Unie – Een actieplan

Datum Raadsdocument: 5 juni 2003

Nr Raadsdocument: 10 041/03

Nr Commissiedocument: COM(2003)284 def.

Eerstverantwoordelijk ministerie: JUST i.o.m. FIN, EZ, SZW

Behandelingstraject in Brussel:

Company Law Experts Group; Raad voor Concurrentievermogen (en Ecofin)

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In de mededeling wordt uiteengezet waarom het Europese regelgevingskader inzake vennootschapsrecht en corporate governance moet worden gemoderniseerd. De mededeling is een reactie van de Commissie op het rapport d.d. 4 november 2002 «A modern regulatory framework for company law in Europe» van de High Level Group on Company Law. Op basis van de mededeling wordt een actieplan vastgesteld met naar prioriteit gerangschikte acties die op korte, middellange en lange termijn noodzakelijk zijn, met vermelding van een wettelijk instrument in verband met de uitvoering van die acties (kaderrichtlijn, aanbeveling, studie etc). Het actieplan houdt verschillende initiatieven in. Het betreft bijvoorbeeld de totstandkoming van een richtlijn t.b.v. grensoverschrijdende fusies, een richtlijn t.b.v. verplaatsing van de statutaire zetel van een vennootschap naar een andere lidstaat, een richtlijn tot vereenvoudiging van de (tweede) richtlijn betreffende kapitaalbescherming, een richtlijn tot bevordering van grensoverschrijdend stemmen, alsmede openbaar-makingsverplichtingen voor vennootschappen. Er is ook een initiatief tot harmonisatie van aandeelhoudersrechten en de bestuursstructuur van vennootschappen. Het actieplan houdt rekening met de mogelijke introductie van de Europese B.V., de Europese vereniging en de Europese onderlinge waarborgmaatschappij.

Rechtsbasis van het voorstel:

n.v.t., het betreft een mededeling. (uitvoering van het actieplan zal worden gebaseerd op artikel 44 lid 2 onder g EG-verdrag)

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t. (mededeling)

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Strikt genomen zijn deze vragen nog niet aan de orde, omdat vooralsnog sprake is van een mededeling van de Commissie. Uitgaand van uitwerking van de mededeling geldt het volgende.

Het actieplan houdt verschillende initiatieven in. Een deel van deze initiatieven moet op het niveau van de EU ter hand worden genomen (richtlijn grensoverschrijdende fusie, richtlijn zetelverplaatsing, vereenvoudiging richtlijn kapitaalbescherming, richtlijn grensoverschrijdend stemmen, openbaarmakingsverplichtingen). In die gevallen is de keuze voor een kaderrichtlijn gepast.

Een ander initiatief houdt verband met harmonisatie van aandeelhoudersrechten en de bestuursstructuur van vennootschappen. De invulling van aandeelhoudersrechten en de bestuursstructuur kan nationaal geschieden, zodat bij activiteiten op Europees niveau – afhankelijk van de invulling – moet worden bezien of zij voldoen aan het vereiste van subsidiariteit.

Het actieplan houdt rekening met de mogelijke introductie van de Europese B.V., de Europese vereniging en de Europese onderlinge waarborgmaatschappij. De behoefte in de praktijk naar nieuwe Europese rechtsvormen is niet aangetoond, zodat dergelijke initiatieven kritisch moeten worden bezien.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Eventuele financiële consequenties voor de overheid komen ten laste van de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement. De mededeling kan leiden tot verschillende initiatieven. Een deel daarvan kan leiden tot vermindering van administratieve lasten voor het bedrijfsleven (mogelijk maken van grensoverschrijdende fusie en zetelverplaatsing en aanpassing kapitaalbeschermingsregels), een ander deel kan extra lasten inhouden (hetgeen gerechtvaardigd wordt door de omstandigheid dat zij verband houden met maatregelen ter verbetering van corporate governance inclusief voorkoming van financiële schandalen).

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

De mededeling houdt niet de inschakeling van agentschappen of zelfstandige bestuursorganen in, dan wel een verplichting tot implementatie, notificatie, handhaving of sanctionering.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland steunt in het algemeen het actieplan, de daarbij gehanteerde uitgangspunten en het gekozen wettelijke kader (de keuze voor kaderrichtlijnen, aanbevelingen en ruimte voor de nationale wetgever voor de invulling van details). Volgens Nederland moet in Europees verband prioriteit worden gegeven aan de totstandkoming van richtlijnen voor grensoverschrijdende fusie, zetelverplaatsing, grensoverschrijdend stemmen en vereenvoudiging van de richtlijn inzake kapitaalbescherming. Nederland heeft geen behoefte aan harmonisatie van aandeelhoudersrechten en de bestuurlijke inrichting van de vennootschap; dat kan nationaal worden geregeld. Nederland is ook geen voorstander van nieuwe Europese rechtsvormen, totdat de behoefte van de markt in dat opzicht is aangetoond.

Fiche 3: Mededeling nieuw nabuurschapsinstrument

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: De weg effenen voor een nieuw nabuurschapsinstrument

Datum Raadsdocument: 10 juli 2003

nr. Raadsdocument: 11 349/03

nr Commissiedocument: COM(2003)393 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: BZ i.o.m. EZ, FIN, VROM, SZW, JUST, VWS, V&W

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Oost-Europa en Centraal-Azië (COEST); Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het betreft een mededeling van de Commissie aan de Raad die voortvloeit uit de eerdere mededeling: «De grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden» van maart 2003.1 De mededeling biedt een evaluatie van de mogelijkheden om een nieuw nabuurschapsinstrument te creëren, voortbouwend op het coördinerende werk dat is verzet in het kader van de huidige financiële instrumenten als Interreg, Phare, Tacis, Cards en Meda. Aangezien de huidige financiële vooruitzichten tot eind 2006 lopen, en de financiële middelen voor enkele instrumenten reeds tot die datum zijn vastgelegd, wil de Commissie in twee fasen opereren:

Fase 1: De periode 2004–2006 is gericht op sterke verbetering van de huidige financiële instrumenten en de onderlinge coördinatie en worden nabuurschapsprogramma's opgesteld door betrokkenen aan weerszijden van de buitengrenzen van de Unie.

Fase 2: Na 2006 wordt een nieuw rechtsinstrument van kracht dat een mix van grensoverschrijdende en regionale samenwerkingsactiviteiten mogelijk maakt aan de buitengrenzen. Het nieuwe instrument biedt een oplossing voor de huidige restricties op de inzet van de financiële instrumenten en heeft een completere aanpak.

De samenwerkingsinstrumenten zullen zich richten op:

– Bevordering van duurzame economische en sociale ontwikkeling in de grensgebieden

– Milieu, volksgezondheid en voorkoming en bestrijding van georganiseerde misdaad

– Efficiënte en veilige grenzen

– Bevordering van culturele en onderwijssamenwerking

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)

Besluitvormingsprocedure en rol EP: n.v.t. (mededeling)

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. (mededeling)

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t. (mededeling)

Consequenties voor de EU-begroting:

Voor de periode t/m 2006 geen extra middelen voorzien; voor de periode daarna zal e.e.a. worden vastgesteld in het kader van de onderhandelingen over de Financiële Perspectieven 2007 – 2013

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t. (mededeling)

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland onderschrijft het belang van goede betrekkingen tussen de uitgebreide Unie en haar buren en verwelkomt een betere afstemming van de financiële nabuurschapsinstrumenten. Nederland ziet verdere uitwerking van deze voorstellen graag tegemoet, maar benadrukt ook het belang van implementatie van de huidige afspraken. Nederland hecht aan haar eerdere punt dat eventuele nieuwe middelen pas in het kader van de nieuwe financiële perspectieven (2007–2013) aan de orde kunnen komen. Voor die tijd kunnen er geen toezeggingen worden gedaan aan de nieuwe buurstaten.

– Nederland zal de Commissie vragen precies aan te geven wat het financieel beslag van de toekomstige voorstellen zal zijn.

– Nederland kan zich vinden in het twee fasen beleid zoals voorgesteld; tot 2006 voortbouwen op huidige samenwerkingsprogramma's en implementatie van huidige afspraken inclusief die met betrekking tot de financiële middelen en na 2006 werken aan een nieuw nabuurschapsinstrument.

– Nederland steunt het streven naar een verbeterde «interoperability» tussen de huidige financiële instrumenten, maar vraagt zich af of het ambitieniveau van de Commissie niet te hoog is. De Commissie zal gedetailleerder op de samenhang tussen programma's, de selectieprocedure en de praktische haalbaarheid (ook ivm tijdspad) van haar plannen dienen in te gaan.

– In de mededeling wordt het voorstel tot het instellen van «nabuurschapsprogramma's» gedaan. Meer duidelijkheid is nodig over de verhouding tussen deze programma's en de in de eerdere mededeling: «De grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden», omschreven «actieplannen».

– Nederland zal ervoor pleiten dat bij veilige grenzen ook een Terug- en Overname-overeenkomst behoort.

Fiche 4: Actieplan Noordelijke dimensie 2004 – 2006

Titel:

Tweede actieplan voor de noordelijke dimensie, 2004–2006

Datum Raadsdocument: 18 juni 2003

Nr Raadsdocument: 10 661/03

Nr Commissiedocument: COM(03)343 def

Eerstverantwoordelijk ministerie: BZ i.o.m. JUST, OCW, V&W, EZ, VROM

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Oost-Europa en Centraal-Azië (COEST); Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Dit ontwerp actieplan is een vervolg op het «Eerste Actieplan voor de Noordelijke Dimensie» aangenomen door de Europese Raad in juni 2000 dat eind 2003 afloopt. De Noordelijke Dimensie omvat de regio's rond de Baltische Zee, Noordelijke IJszee en Noordwest Rusland en is een samenwerkingsverband tussen EU-lidstaten, nieuwe lidstaten, Rusland, IJsland en Noorwegen. Daarnaast hebben de VS, Canada en een aantal inheemse volkeren waarnemersstatus. De Europese Commissie speelt een centrale rol in het opstellen en implementeren van de projecten. Naast speciale aandacht voor regio's als Kaliningrad en de Noordpool, bestrijkt het tweede Actieplan vijf prioritaire gebieden:

– economie, handel en infrastructuur met als doelstelling: verdere integratie van markten en versterking economische relaties tussen de landen in de regio met Rusland en afronding van een modern infrastructureel systeem;

– «human resources», onderwijs, cultuur, wetenschappelijk onderzoek en gezondheid met als doelstelling: verdere ontwikkeling van sociaal welzijn en economische groei van de regio;

– milieu, nucleaire veiligheid en natuurlijke hulpbronnen. Convergentie van regelgeving en beleid, en financiering van gezamenlijke activiteiten;

– grensoverschrijdende samenwerking en regionale ontwikkeling. Dit zal regionale economische ontwikkeling moeten stimuleren. Samenwerking met Rusland intensiveren.

– Justitie en Binnenlandse Zaken; gecoördineerde aanpak van o.a. georganiseerde misdaad, corruptie, illegale immigratie en mensenhandel.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t (werkdocument)

Besluitvormingsprocedure en rol EP: n.v.t (werkdocument)

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. (werkdocument)

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t. (werkdocument)

Consequenties voor de EU-begroting: geen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t. (werkdocument)

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland is inhoudelijk met name geïnteresseerd in de milieu- en onderzoeksaspecten van de Noordelijke Dimensie (op de Noordpool wordt, mede door Nederland, belangrijk onderzoek verricht naar o.a. klimaatverandering). Nederland verwelkomt daarnaast in het algemeen verdere samenwerking tussen de landen van de «Noordelijke Dimensie». Nederland ziet dit samenwerkingsverband als een belangrijk potentieel middel voor de uitgebreide Unie om praktische samenwerkingsverbanden met Rusland gestalte te geven. Helaas lijkt de Russische interesse en betrokkenheid gering, hetgeen waarschijnlijk gelegen is in het feit dat het gaat om betere synergie van bestaande financiële EU-instrumenten, zonder additionele middelen waar Rusland direct profijt van heeft.

Fiche 5: Mededeling partnerschap met Zuidoost-Azië

Titel:

Mededeling van de commissie – Een nieuw partnerschap met Zuidoost-Azië.

Datum Raadsdocument: nog niet bekend

Nr Raadsdocument: nog niet bekend

Nr Commissiedocument: COM(2003)399 def dd. 9 juli 2003

Eerstverantwoordelijk ministerie: BZ i.o.m. FIN, OCW, EZ, VROM, JUST

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Azië; Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Deze mededeling omvat een voorstel om een nieuwe impuls te geven aan de betrekkingen van de EU met de ASEAN en de landen in Zuidoost-Azië. De noodzaak om deze relaties verder uit te bouwen werd vastgesteld in de mededeling van de Commissie getiteld «Europa en Azië: een strategisch kader voor versterkte partnerschappen» van september 2001, die inmiddels door de Raad en het Parlement is goedgekeurd.

Nieuwe elementen zijn:

– ieder nieuw bilateraal akkoord dient een «essential element» clausule voor mensenrechten te bevatten;

– het Trans-Regional EU-ASEAN Trade Initiative (TREATI);

– terrorismebestrijding.

Het besef groeit dat veel problemen – zoals terrorisme, achteruitgang van het milieu, ziekten, georganiseerde misdaad – onmiskenbaar een mondiaal karakter hebben en alleen door middel van internationale samenwerking doeltreffend kunnen worden aangepakt.

In deze mededeling worden zes strategische prioriteiten vastgesteld en worden maatregelen geschetst waarmee de EU-betrekkingen met de ASEAN en de landen in Zuidoost-Azië verbeterd zouden kunnen worden:

– Steun voor regionale stabiliteit en bestrijding van het terrorisme;

– Mensenrechten, democratische beginselen en «good governance»;

– «Mainstreaming» van JBZ-kwesties;

– Een nieuwe dynamiek geven aan de betrekkingen op het gebied van regionale handel en investeringen;

– Verdere steun voor de ontwikkeling van minder welvarende landen;

– Intensivering van de dialoog en de samenwerking op specifieke beleidsterreinen.

Tot slot is het van belang dat de in deze mededeling beoogde versterking van de EU samenwerking met Zuidoost-Azië niet alleen zichtbaar is in regeringskringen, maar ook voor een breder publiek. In dit document wordt voorgesteld om een nieuwe «zichtbaarheidsstrategie» in te voeren, waarbij de mogelijkheden van de centrale Commissiediensten, de delegaties en de lidstaten worden benut.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)

Besluitvormingsprocedure en rol EP: n.v.t. (mededeling)

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. (mededeling)

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t. (mededeling)

Consequenties voor de EU-begroting:

De mededeling heeft geen financiële consequenties. De financiële middelen die beschikbaar zijn voor Zuidoost-Azië zullen de komende jaren stabiel blijven. Bovendien vindt de discussie over beschikbare middelen plaats binnen het kader van de nieuwe ALA-Verordening en niet middels deze mededeling.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland kan instemmen met de uitgangspunten vervat in het document. De prioriteiten die de Commissie voorstelt komen in grote lijnen overeen met haar mededeling van september 2000. Echter, ook daarin ontbrak een evaluatie van bestaande initiatieven, waardoor een onderbouwing van het programma van de Commissie ontbreekt. Nederland zal consistentie van beleid benadrukken en daarbij eerder vastgesteld beleid nadrukkelijk betrekken. Voor zover mogelijk dient de Commissie gebruik te maken van bestaande instrumenten en instellingen.

Fiche 6: Verordening beveiliging schepen / havenfaciliteiten

Titel:

Verordening betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten

Datum Raadsdocument: 8 mei 2003

Nr Raadsdocument: 8 566/03

Nr Commissiedocument: COM(2003)229 def

Eerstverantwoordelijk ministerie: V&W i.o.m. DEF, BZK, SZW, FIN, EZ, JUST

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroepen Vervoer; Raad voor Transport, Telecommunicatie en Energie.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In de IMO (International Maritime Organisation) is op Amerikaans initiatief gedurende 2002 gesproken over de invoering van internationale regelgeving op het terrein van maritieme security. Dit heeft in december 2002 geleid tot:

– aanpassing van de Convention for Safety of Life at Sea (SOLAS), een instrument dat normaliter alleen over veiligheid gaat, maar geschikt gemaakt wordt voor «Security» door toevoeging van een extra hoofdstuk

– aanname van de International Ship and Port Facility Security (ISPS) Code.

De diverse maatregelen betreffen zowel schepen als havenfaciliteit en de raakvlakken tussen die twee. De balans lijkt redelijk evenwichtig, waarbij de maatregelen aan boord van het schip en die aan de wal elkaar aanvullen als onderdeel van een alomvattend systeem.

Verder zijn er initiatieven ontwikkeld die liggen op het terrein van zeevarenden, zoals de invoering van een zeelieden identificatieplicht, welke meer zekerheid zou moeten bieden t.a.v. de stroom aan mensen die havens in- en uitgaat. In het voetspoor van de IMO-regelgeving heeft de Commissie besloten om met voorstellen te komen die maritieme veiligheid in Europees verband moeten regelen. Dit gaat geschieden door een verordening die de diverse relevante SOLAS-hoofdstukken en de ISPS-Code overneemt. De International Ship and Portfacility Security Code (ISPS-Code), zoals aangehecht aan de Conferentieresolutie nr 2 bestaat uit een deel A en een deel B. Deel A wordt letterlijk overgenomen. Deel B, zijnde een aanbeveling (guidance) is niet verplicht, maar de voorstellen van de Commissie behelzen delen daaruit, welke vervolgens verplicht zouden worden.

Het voordeel van een verordening is dat het nationale wetgevingstraject aanzienlijk verkort kan worden. Tevens moet een verordening (mits goed nageleefd en met adequaat toezicht) zekerheden geven om de onderlinge concurrentieverschillen te vereffenen. Dit geldt voor schepen uit de lidstaten én haven faciliteiten. De verordening is niet van toepassing op oorlogsschepen, marine- en marinehulpschepen en overige overheidsschepen die worden gebruikt voor niet-commerciële doeleinden. Daarnaast is het voorstel niet van toepassing op marinehavens en marine-havenfaciliteiten.

De Commissie denkt later in het jaar te komen met voorstellen voor havens in zijn algemeenheid en andere onderdelen van de transportketen.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 80 EG, lid 2

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Raad: gekwalificeerde meerderheid; EP: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: nee

Subsidiariteit en proportionaliteit:

subsidiariteit positief: optreden op communautair niveau waarborgt in dit geval een level playing field binnen de interne markt

proportionaliteit: twijfelachtig: er is discussie omtrent ruimte voor de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Het is niet mogelijk in dit stadium een schatting te doen van de kosten, omdat het voorstel op een aantal punten in algemene termen is geformuleerd. Bovendien zijn de kosten mede afhankelijk van de wijze waarop Nederland de verordening zal uitvoeren. Havenfaciliteiten zullen veiligheidsprocedures moeten invoeren en noodzakelijke apparatuur moeten aanschaffen. Extra personeel zal nodig zijn (veiligheidsofficieren op schepen, bij rederijen en havenbedrijven).

De kosten voor de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten dienen voor rekening te komen van de scheepvaart- en havensector. Kosten van uitvoering van toetsing door de overheid, na aftrek van de opbrengsten van de tarieven voor certificering, alsmede eventuele handhavingskosten komen ten laste van de begrotingen van de beleidsverantwoordelijke departementen. Over de verdeling zal nader interdepartementaal overleg worden gevoerd.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Er wordt een Haven Beveiligingswet gemaakt en er zal een instantie (bestaand of nieuw op te richten) belast moeten worden met de controlerende taken.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Inwerkingtreding 1 juli 2004. Het streven van Nederland is erop gericht deze termijn te halen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland is voorstander van uniforme, internationale regelgeving welk de kans op willekeur ten opzichte van schepen varend onder Nederlandse vlag in buitenlandse havens verkleint, en de internationale concurrentiepositie van Nederlandse reders en de regionale concurrentiepositie van Nederlandse havens het beste gewaarborgd wordt. Naast de borging van het level playing field zal ook «Substandard Security» minder optreden.

Uitgangspunt is een redelijke kosten/baten verhouding van de diverse maatregelen. Deze (algemene) opstelling wordt gedeeld door de KVNR (Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders) en de Nederlandse havenautoriteiten. Internationale regelgeving is meestal een redelijk haalbaar gemiddelde (compromis) van standpunten; het gevaar van unilaterale maatregelen wordt hierdoor verminderd.

Een level playing field vormt een belangrijk uitgangspunt. De nieuwe SOLAS-toevoeging en de Code bevatten nuttige aanknopingpunten in de sfeer van controles hierop, maar gaan hierin niet echt ver. Het mechanisme is analoog aan dat van Port State Control. Ook zijn rapportagemechanismen voorzien.

Het begrip «substandard security» kan in principe op dezelfde wijze bestreden worden als «substandard safety». De opstelling van Nederland wordt derhalve bepaald door de effectiviteit van het veiligheidsregime. Nederland wil de reders en de havens niets in de weg leggen om hogere standaards te hanteren zodat het veiligheidsniveau een concurrentiemiddel kan zijn, en ziet het IMO-niveau als een minimum.

Fiche 7: Kaderbesluit bestrijding verontreiniging vanaf schepen

Titel:

Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van verontreiniging vanaf schepen

Datum Raadsdocument: 6 mei 2003

Nr Raadsdocument: 9 008/03

Nr Commissiedocument: COM(2003)227 def.

Eerstverantwoordelijk ministerie: JUST i.o.m. V&W, VROM, LNV, BZ

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep materieel strafrecht; Comité Artikel 36; JBZ-Raad

De Commissie had daarvoor reeds een voorstel voor een richtlijn inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties, inclusief strafrechtelijke sancties, voor milieumisdrijven gepresenteerd (COM 2003) 92 def. (hiervoor zal een apart BNC-fiche worden opgesteld). Deze ontwerp richtlijn is in behandeling in de Raadswerkgroep Vervoer.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

(Zie ook behandelingstraject). De richtlijn en het kaderbesluit vullen elkaar aan. Het kaderbesluit sluit aan bij de definities en reikwijdte van de richtlijn.

Het voorstel voor een richtlijn neemt in de eerste plaats de geldende internationale lozingsvoorschriften ter voorkoming van verontreiniging van het mariene milieu door schepen op in gemeenschapsrecht en voorziet in nadere regels voor de handhaving, ook bij overtredingen begaan op volle zee. In de tweede plaats bepaalde het oorspronkelijke door de Commissie gepresenteerde voorstel dat overtredingen van lozingsregels strafbare delicten zijn en gaf het richtsnoeren voor de op te leggen straffen.

In het aangepaste voorstel voor een richtlijn van het Italiaanse voorzitterschap dat in juli jl. verscheen, zijn inmiddels alle rechtstreekse verwijzingen naar het strafrecht, zoals te vinden in het oorspronkelijke voorstel, verwijderd en wordt voorgesteld deze verwijzingen in het kaderbesluit onder te brengen.

Het kaderbesluit strekt tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van verontreiniging vanaf schepen. Het sluit aan bij de richtlijn.

In het oorspronkelijke voorstel van de Commissie ontbraken een omschrijving van de strafbaar te stellen feiten, en enige gebruikelijke standaardbepalingen in kaderbesluiten inzake materieel strafrecht (aansprakelijkheid van en straffen tegen rechtspersonen en rechtsmacht). Kernbepaling was die inzake harmonisatie van vrijheidstraffen en geldboetes. Het bevatte voorts enige specifieke bepalingen inzake strafrechtelijke onderzoeken in de havenstaat, gemeenschappelijke onderzoekteams, het instellen van vervolging, de samenwerking tussen de lidstaten, informatieverstrekking en aanwijzing van contactpunten.

Het Italiaanse voorzitterschap heeft een aangepast ontwerp kaderbesluit opgesteld, waarin de strafrechtelijke bepalingen uit de richtlijn zijn overgeheveld en waarin de tekst van het kaderbesluit is aangepast aan andere kaderbesluiten inzake materieel strafrecht.

Rechtsbasis van het voorstel: artikelen 29, 31(e) en 34, tweede lid (b), EU-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: unanimiteit, EP: advies

Instelling nieuw Comitologie-comité: geen

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief gezien het transnationale karakter van de verontreiniging vanaf schepen

Proportionaliteit: positief wat betreft het kaderbesluit, waarin de strafrechtelijke bepalingen uit de richtlijn zullen worden overgeheveld en dat wordt aangepast aan andere kaderbesluiten. Richtlijn en kaderbesluit ter uitvoering van de verplichtingen onder Marpol en andere internationale zeeverdragen vergroten en versterken de effectieve uitvoering en handhaving van deze internationale verplichtingen.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Op grond van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Wvvs) in samenhang met de Wet op de economische delicten zijn de in het kaderbesluit strafbaar te stellen lozingen voor zover begaan in de territoriale zee, reeds strafbaar. Een wetsvoorstel tot uitbreiding van de rechtsmacht in de Wvvs tot strafbare feiten begaan in de exclusieve economische zone en de volle zee (beide voorzover dat op grond van het VN-Zeerechtverdrag is toegestaan) is bij de Tweede Kamer ingediend. Het voorstel om ook lozingen die het gevolg zijn van beschadigingen van het schip of de scheepsuitrusting (ook voor buitenlandse schepen) strafbaar te stellen, zou in ieder geval aanpassing van twee algemene maatregelen van bestuur en wellicht een wijziging van de Wvvs vereisen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Voorgestelde termijn van 6 maanden voor de uitvoering van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen is te kort; Nederland is voorstander van een termijn van tenminste 18 maanden.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland heeft als kust-, haven- en vlaggenstaat nadrukkelijk een belang bij effectieve en uniforme uitvoering en handhaving van maatregelen op het gebied van de bevordering van de maritieme veiligheid en op het gebied van de bescherming van het mariene milieu.

Nederland is ermee akkoord dat ook in EU-verband nadere bindende afspraken worden gemaakt inzake de strafrechtelijke bestrijding van verontreiniging vanaf schepen. Voor Nederland is van belang dat (richtlijn en) het kaderbesluit niet strijdig is met Internationale regelgeving (UNCLOS en MARPOL) en in de pas loopt met andere kaderbesluiten inzake materieel strafrecht, waaronder het kaderbesluit inzake de bescherming van het milieu.


XNoot
1

Joint Implementation projecten zijn projec- ten die leiden tot reducties in bepaalde vastgestelde landen en die kunnen worden overgedragen volgens de voorwaarden in het Kyoto protocol.

XNoot
2

Idem, maar dan met betrekking tot projecten in ontwikkelingslanden.

XNoot
1

D.w.z. het beginsel dat het genereren van reducties in andere landen slechts een aanvulling mag zijn op de reducties in eigen land en geen vervanging van deze laatste.

XNoot
1

Doc. COM(2003)104. Zie fiche in Kamerstukken II, 22 112, 270 d.d. 12-05-03.

Naar boven