22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2787 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 4 april 2019

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 15 februari 2019 over de kabinetsappreciatie van het Commissievoorstel voor een verordening van het Europees parlement en de Raad over contingency maatregelen omtrent het voortzetten van activiteiten gericht op leermobiliteit uit het programma Erasmus+ in het geval van een no-deal Brexit (COM (2019) 65) (Kamerstuk 22 112, nr. 2770).

De vragen en opmerkingen zijn op 6 maart 2019 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 3 april 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Alberts

I Vragen en opmerkingen uit de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsappreciatie over de voortzetting van Erasmus+. De leden hebben nog enkele vragen.

De leden zijn positief over het Erasmus+ programma dat studenten in staat stelt over de grens te studeren en dat talent uit andere lidstaten de kans geeft om Nederland te ervaren. Voor Nederlandse studenten kan een buitenlandperiode immers zeer waardevol zijn voor zowel de algemene ontwikkeling als de kennisontwikkeling binnen het eigen vakgebied. Daarmee helpt Erasmus+ onze studenten om vrije en verantwoordelijke volwassenen te worden. Erasmus+ kan zo toekomstig talent tijdens de studietijd naar Nederland toe trekken zodat men na afstuderen in Nederland kan werken.

De leden zijn dan ook positief dat de overgangsperiode bij een terugtrekkingsakkoord het mogelijk maakt om het Erasmus+ programma, dat tot en met 2020 loopt, goed af te ronden. Mocht dit niet lukken dan zijn de leden positief over de maatregelen die de Commissie neemt om te voorkomen dat al gestarte of zelfs afgeronde trajecten in het Verenigd Koninkrijk (VK) niet afgerond, of zelfs waardeloos, kunnen worden. Wel vragen de leden of de Minister al duidelijkheid kan scheppen over mobiliteitsprojecten die al wel goedgekeurd maar nog niet begonnen zijn. Kan de Minister aangeven op welke manier ondersteuning aan studenten wordt geboden om indien nodig alternatieven te organiseren zodat studenten met geplande internationale ambities in het VK deze elders invulling kunnen geven?

Tot slot, voor aankomend studenten die nu bezig zijn met het plannen van de studie zorgt de Brexit voor grote onzekerheid. Daarnaast kunnen ook bestaande instellingsverbanden tussen universiteiten door de Brexit op de helling komen te staan. De leden maken zich zorgen dat cruciale wetenschapsontwikkelingen hierdoor geschaad kunnen worden. Kan de Minister aangeven welke mogelijkheden er naar verwachting na de Brexit (zowel met als zonder terugtrekkingsakkoord) zijn voor studenten om in het VK te studeren en voor instellingen om samen te werken? Kan de Minister daarnaast aangeven wat haar ambities zijn om de mobiliteitsactiviteiten tussen het VK en Nederland ook na de Brexit te bevorderen? Welke mogelijkheden gebruikt de Minister om daar samen met haar EU-collega’s in op te trekken, zo willen de voornoemde leden weten.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Ik heb met interesse kennisgenomen van de vragen van de VVD en dank de VVD voor de inbreng.

De noodverordening die de Commissie heeft voorgesteld zal alleen van toepassing zijn op mobiliteitsprojecten onder Erasmus+ waarbij de concrete mobiliteitsactiviteit al gestart is vóór de datum van een no deal Brexit. Het voorstel geldt bijvoorbeeld niet voor studenten of docenten waarvan het Erasmus-voorstel al wel is goedgekeurd maar de fysieke mobiliteitsactie nog niet is gestart. De Commissie beoogt met het voorstel om de grootste negatieve impact van een no deal Brexit te ondervangen. De verordening is vastgesteld door de Raad Algemene Zaken van 19 maart 2019.

Het Commissievoorstel is in lijn met de fatsoenlijke regeling voor burgers en vormt daarmee een uitzondering op het uitgangspunt dat VK-gerelateerde financiering alleen doorgang kan vinden als het VK aan de financiële verplichtingen voldoet. De strategische partnerschappen en mobiliteitsprojecten onder Erasmus+, waarbij de fysieke mobiliteitsactie nog niet heeft plaatsgevonden, vallen onder het bredere noodvoorstel van de Commissie voor de EU-begroting 2019 (Kamerstuk 23 987, nr. 317).

Indien het terugtrekkingsakkoord wordt geratificeerd, verandert er in ieder geval tijdens de overgangsperiode niets voor Nederlandse studenten die in het VK willen gaan studeren. Zij kunnen zich in het VK inschrijven voor een volledige studie, of via uitwisselingsprogramma’s voor een deel van de studie naar het VK gaan. In hoeverre dit op dezelfde manier mogelijk blijft na een no deal Brexit is afhankelijk van de nieuwe regels over (tijdelijk) verblijf en studie in het VK. Nederland heeft hier geen invloed op.

De toekomstige relatie op dit punt is afhankelijk van hoe de bredere relatie tussen de EU en het VK vorm gaat krijgen en van de ratificatie van het terugtrekkingsakkoord. Dit zal duidelijk worden tijdens de onderhandelingen over de toekomstige relatie. In Nederland hebben onderwijsinstellingen grote autonomie. Samenwerking tussen onderzoekers en kennisinstellingen uit verschillende landen komt in eerste instantie door hen zelf tot stand. De Nederlandse overheid speelt alleen een rol wanneer dat meerwaarde heeft. In algemene zin kan ik alleen maar aanmoedigen dat Nederlandse studenten en Nederlandse instellingen een zo nauw mogelijke relatie met het VK behouden. Om dat proces zo goed mogelijk te faciliteren, blijft Nederland zich in Europees verband samen met onze partners actief inzetten voor het ratificeren van het terugtrekkingsakkoord.

Naar boven