Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2018
De vaste commissie voor Financiën heeft bij brief van 26 november jl. verzocht om
een appreciatie van het Roemeense voorstel tot gesplitste betaling van btw. Hierbij
ga ik graag in op dit verzoek. Voordat ik toekom aan de appreciatie hecht ik eraan
om eerst het juridische kader en de reactie van de Europese Commissie uiteen te zetten
om eventuele onduidelijkheden hier over te voorkomen.
1. Inleiding – juridisch kader
In Europa is de btw op basis van de richtlijn 2006/112/EG (hierna: Richtlijn) geharmoniseerd.
Hiermee wordt voorkomen dat ondernemers en particulieren in iedere lidstaat met compleet
andere btw-regels te maken hebben.
Op basis van artikel 395 van deze Richtlijn kunnen de lidstaten gezamenlijk op voorstel
van de Europese Commissie (hierna: Commissie) een andere lidstaat machtigen om in
zeer speciale gevallen af te wijken van de Richtlijn. Hierbij kan worden gedacht aan
afwijkende maatregelen om fraude te bestrijden.
Roemenië heeft op 28 november 2017 een dergelijk derogatieverzoek op grond van artikel
395 van de Richtlijn ingediend. De Commissie heeft bij Mededeling van 8 november 2018
bezwaar gemaakt tegen dit verzoek. De redenen hiervoor zal ik hierna uiteen zetten.
2. Roemeense voorstel tot gesplitste betaling van btw
Roemenië heeft verzocht om belastingplichtigen en openbare instellingen met belastingschulden
of in een insolventieprocedure te verplichten een mechanisme van gesplitste btw betaling
toe te passen. De klant/koper van de hiervoor genoemde belastingplichtigen en openbare
instellingen is verplicht de btw die verschuldigd is op de aankoop direct te storten
op een btw-rekening bij de Roemeense schatkist of een financiële instelling. Zo wordt
voorkomen dat de verschuldigde btw in handen komt van belastingplichtigen en openbare
instellingen met belastingschulden of in een insolventieprocedure. Indien de klant
de btw niet afsplitst is hij verantwoordelijk voor de af te dragen btw en kan bovendien
een boete worden opgelegd. Het mechanisme geldt alleen voor b2b-transacties en is
ook niet van toepassing voor belastingplichtigen die onder de MKB-vrijstelling vallen.
Daarnaast gelden afhankelijk van de grootte van de belastingplichtige verschillende
drempels van belastingschulden voordat het mechanisme verplicht moet worden toegepast.
Het gaat om schulden die nog niet betaald zijn 60 werkdagen na de datum waarop ze
opeisbaar zijn geworden. In Roemenië geldt dit mechanisme voor gesplitste btw betaling
per 1 januari 2018.
3. Oordeel Commissie
De Commissie heeft bezwaar gemaakt tegen het derogatieverzoek. De redenen hiervoor
zijn als volgt. De Commissie is van mening dat voor de proportionaliteit van het Roemeense
verzoek een rechtvaardigingsgrond ontbreekt en dat de wijze waarop de drempels worden
gehanteerd zorgen voor een ongelijke behandeling van belastingplichtigen. Bovendien
is de klant verplicht in een register op te zoeken op welke belastingplichtige het
mechanisme van toepassing is. Een vermelding op de factuur dat het mechanisme verplicht
van toepassing is, was volgens Roemenië niet nodig. Ten slotte is de klant verantwoordelijk
van de af te dragen btw en hangt hem een boete boven het hoofd. Volgens de Commissie
legt een dergelijk systeem van gesplitste betaling een onrechtvaardigde en onevenredige
last op de klant. Het Roemeense mechanisme staat niet in verhouding tot de nagestreefde
doelen, namelijk het garanderen van een juiste inning van de btw en het voorkomen
van belastingontduiking.
4. Appreciatie
Laat ik voorop stellen dat Nederland altijd een voorstander is van een effectieve
fraudebestrijding. Moderne technieken zoals TNA (transaction network analysis), blockchain
en gesplitste btw betaling kunnen hierbij een belangrijke rol spelen. Alles staat
of valt daarbij met de manier waarop dergelijke moderne technieken worden toegepast.
Het vinden van een juiste balans tussen fraudebestrijding aan de ene kant en administratieve
lasten voor het bedrijfsleven aan de andere kant is hierbij van belang.
Het is voor mij niet goed mogelijk om op basis van de enkele afwijzende mededeling
van de Commissie een afgewogen appreciatie te geven. Ik volsta dan ook met constatering
dat de Commissie op dezelfde dag van de publicatie van de afwijzende mededeling tegen
Roemenië een zogenoemde ingebrekestelling is gestart. De Commissie stuurt in deze
procedure een advies naar de lidstaat in kwestie waarin wordt aangegeven op welke
manier dat land, volgens de Commissie, de Europese regels niet nakomt. De lidstaat
moet hierop reageren en kan daarbij uitleg geven over de nationale wetgeving. Wanneer
de Commissie die toelichting ontoereikend vindt, kan zij de zaak aanhangig maken bij
het Europese Hof van Justitie. Ik blijf deze zaak uiteraard met grote interesse volgen.
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel