22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2704 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 oktober 2018

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 20 juli 2018 over het BNC Fiche inzake Invest EU-programma (Kamerstuk 22 112, nr. 2665).

De vragen en opmerkingen zijn op 27 september 2018 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 22 oktober 2018 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Freriks

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie lezen dat het InvestEU-programma voortbouwt op de ervaringen met onder meer het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI). Wat zijn de ervaringen met eerdere programma’s zoals het EFSI? Wat zijn de resultaten van die eerdere programma’s? Wat is de meerwaarde geweest van deze programma’s? Waar zijn de investeringen uit de programma’s terecht gekomen? In hoeverre zijn de doelen van het EFSI gerealiseerd? Wat is de toegevoegde waarde van dit voorstel ten opzichte van het EFSI?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom dit soort investeringen gedaan moet worden door de EU, want nationaal zijn er ook instrumenten, zoals in Nederland bijvoorbeeld de Nederlandse Investeringsinstelling en Invest-NL. Hoe overlappen deze initiatieven met elkaar? Wat is de «European Added Value» van dit voorstel?

De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat er concurrentievervalsing is dan wel verdringing van private financiering. Zijn hier expliciete maatregelen of regels voor voorzien? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat dan?

De leden van de VVD-fractie vragen wat wordt bedoeld met het «lidstaat-compartiment». Waarom zouden lidstaten gebruik willen maken van een lidstaatcompartiment? Welke lidstaten hebben hier interesse in getoond?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de investeringen zich zouden moeten richting op de volgende beleidsterreinen: duurzame infrastructuur, onderzoek/innovatie/digitalisering, toegang tot kapitaal voor het mkb, en sociale investeringen/vaardigheden. Deze leden steunen de inzet van het Nederlandse kabinet dat het gericht zou moeten zijn op de eerste drie, en dus niet op sociale investeringen en vaardigheden. Dat is namelijk een nationale aangelegenheid. In hoeverre kan dit aangepast worden? Hoe zorgt het kabinet dat dit aangepast wordt? Wat is het krachtenveld bij de EU-lidstaten op dit punt?

De leden van de VVD-fractie merken op dat de Europese Investeringsbank (EIB) geen exclusief uitvoeringsmandaat krijgt. Welke gevolgen heeft dit? Welke instanties in Nederland zouden in aanmerking komen als regionale uitvoeringspartners? Gaat het dan om bijvoorbeeld de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen? Wat is de rol van c.q. de link met Invest-NL?

De leden van de VVD-fractie zijn kritisch ten aanzien van de omvang: de Europese begroting is geen hefboominstrument en de Commissie geen investeringsinstelling. Hoeveel instanties kent de EU inmiddels die private investeringen moeten lostrekken? Waarom worden er schotten in het budget vastgesteld? Waarom wordt er niet voor een meer vraaggestuurde optie gekozen? Waarop baseert de Commissie de conclusie dat de investeringen die nu niet gedaan worden alleen gedaan worden met een publieke achtervang? Is het rendement niet gewoon te laag? Waarom moet de overheid dan een rol spelen? Welke toets vindt er plaats dat projecten gekozen worden op basis van merites in plaats vanuit politiek oogpunt?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de huidige financiële elementen niet verbeterd worden in plaats van dat een nieuw vehikel opgesteld wordt, gezien het feit dat de Commissie stelt dat zij lering wil trekken uit de huidige financiële elementen.

Is de Commissie voornemens bepaalde landen (bijvoorbeeld landen met een relatief laag bbp per hoofd) voorrang te verlenen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche over het InvestEU-programma. Deze leden delen de tevredenheid van het kabinet over de keuze om investeringen te richten op de genoemde belangrijke maatschappelijke doelen. Deze leden delen echter eveneens de vragen van het kabinet over de precieze vormgeving en samenhang met andere organisatie en programma’s. Zij vrezen dat hierdoor verwarring en verdere versnippering kan plaatsvinden. Zij vragen het kabinet eveneens de additionaliteit dan wel complementariteit met de doelen van Invest-NL nader uiteen te zetten. In dit kader nodigen zij het kabinet graag uit om toe te lichten aan welke investeringen (onder 4b) wordt gedacht als zij schrijft dat InvestEU «binnen heel Europa grensoverschrijdende of meer risicovolle projecten» kan financieren. Kan het kabinet specifieke voorbeelden noemen van projecten of categorieën die thans niet kunnen worden gefinancierd door de EIB of andere bestaande instituties/instrumenten? Kan het kabinet ook ingaan op de samenhang tussen InvestEU en andere bestaande instrumenten gericht op de financiering van instrumenten?

Ook vragen deze leden aan het kabinet een overzicht van garanties die thans via het MFK uitstaan en welke andere nieuwe garanties worden voorgesteld in het nieuwe MFK.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat het bij de voorloper van dit programma, de EFSI, ontbrak aan politieke sturing dat leningen en garanties uit dit fonds bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen zoals klimaatverandering. Kan de Minister toelichten of dit is veranderd bij het voorgenomen InvestEU-programma? Zal met het nieuwe InvestEU-programma de voorgenomen financiering meer gericht zijn op de publieke sector in plaats van de private sector, die veelal al zelf haar projecten kan financieren? Graag krijgen deze leden een garantie dat het fonds zich zou moeten richten op zaken die het meeste maatschappelijke nut en banen opleveren, zoals projecten rondom energiebesparing en isolatie. Is er wat de Minister betreft ruimte voor bepalingen die dit garanderen? De leden van de GroenLinks-fractie verwelkomen de inzet van Nederland die gericht is op het streefpercentage van 30% van de totale middelen van het InvestEU-programma ten behoeve van het behalen van klimaatdoelstellingen en het streefpercentage van 50% bij duurzame infrastructuur. Is de Minister van mening dat dit genoeg is om de klimaatdoelstellingen te behalen of moet dit percentage omhoog geschroefd worden? Staat dit streefpercentage nog ter discussie en is Nederland bereid de maximale ambitie hierop te verwezenlijken?

II Reactie van de Minister

Reactie op de vragen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie lezen dat het InvestEU-programma voortbouwt op de ervaringen met onder meer het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI). Wat zijn de ervaringen met eerdere programma’s zoals het EFSI? Wat zijn de resultaten van die eerdere programma’s? Wat is de meerwaarde geweest van deze programma’s? Waar zijn de investeringen uit de programma’s terecht gekomen? In hoeverre zijn de doelen van het EFSI gerealiseerd? Wat is de toegevoegde waarde van dit voorstel ten opzichte van het EFSI?

Het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) is in juni 2015 van start gestaan en had aanvankelijk een looptijd tot medio 2018. Onder EFSI wordt vanuit de EU-begroting een publieke garantie verstrekt om de eerste risico’s van investeringen af te dekken. Door het verstrekken van een garantie worden andere financiële middelen gemobiliseerd, bijvoorbeeld van publieke ontwikkelingsbanken en private bronnen. EFSI had destijds de doelstelling om in totaal 315 miljard euro aan investeringen te mobiliseren. In het najaar van 2017 is er een akkoord bereikt tussen de Europese Raad en het Europese Parlement over een verlenging van EFSI. EFSI loopt nu tot en met eind 2020 en heeft een volumedoelstelling van 500 miljard euro.

De Europese Investeringsbank (EIB) rapporteert maandelijks over de voortgang van EFSI1. Volgens de laatste rapportage van oktober 2018 zal met de tot dan toe goedgekeurde projecten onder EFSI in totaal voor 344 miljard euro aan investeringen worden gemobiliseerd. Daarmee ligt EFSI op schema om de doelstelling van 500 miljard euro aan investeringen in 2020 te bereiken.

De leden van de VVD vragen ook waar de investeringen terecht zijn gekomen. De EIB rapporteert tevens over de verdeling per sector en land. Zo gaat 32% van de hierboven genoemde 344 miljard euro naar het midden- en klein bedrijf en 21% naar onderzoek en ontwikkeling. Voor Nederland hebben per oktober 2018 22 projecten EFSI financiering ontvangen. Daarnaast zijn er 11 overeenkomsten gesloten voor intermediaire financiering van projecten via private banken of fondsen. In totaal bedraagt de financiering voor deze projecten onder EFSI in Nederland circa 2 miljard euro. De verwachting is dat hiermee 8 miljard aan cofinanciering wordt gemobiliseerd waarmee het totale investeringsvolume 10 miljard euro bedraagt.2, 3

Het realiseren van de volumedoelstelling be tekent nog niet dat ook alle doelstellingen van EFSI daadwerkelijk zijn bereikt. Zo is het van belang dat met name investeringen worden gemobiliseerd die zonder EFSI niet tot stand zouden zijn gekomen. Er hebben in de tussentijd diverse evaluaties van EFSI plaatsgevonden.4 Deze evaluaties tonen aan dat de EU-garantie de EIB in staat stelde riskantere activiteiten te ontplooien en producten met een hoger risico in te voeren met als doel de investeringskloof, vaak als gevolg van tekortkomingen van de markt, aan te pakken. EFSI bleek ook een nuttig instrument voor het mobiliseren van particulier kapitaal. Rond 64% van de financiering van investeringen komt uit de particuliere sector. De onafhankelijke evaluatie van 2018 benadrukte ook de niet-financiële meerwaarde van EFSI zoals het aantrekken van nieuwe investeerders en het demonstreren en op de markt testen van nieuwe producten en financieringsmodellen.

Er werden in de evaluaties daarnaast een aantal aanbevelingen gedaan die door de Europese Commissie zijn meegenomen in het voorstel voor InvestEU:

  • De EIB-evaluatie van 20165 en de onafhankelijke evaluatie van 2018 bevestigden dat EFSI aanvankelijk het gebruik van andere financiële instrumenten op EU-niveau verstoorde door vergelijkbare financiële producten aan te bieden. De integratie van deze financieringsinstrumenten onder InvestEU heeft als doel dit te voorkomen.

  • De heterogene en gefragmenteerde portefeuille van financiële instrumenten leidt tot complexiteit voor financiële intermediairs en eindontvangers door verschillende criteria en rapportageregels. InvestEU beoogt de investeringssteun van de EU te vereenvoudigen door één kader vast te stellen dat helpt de complexiteit te verminderen.

In algemene zin geldt dat de Europese Commissie de uitvoering van bestaande programma’s evalueert en de uitkomsten van deze evaluaties meeneemt in de continuering en vormgeving van toekomstig beleid betreffende programma’s en instrumenten. Zo ook voor programma’s die in het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) worden samengevoegd onder InvestEU. De Europese Commissie houdt daarnaast consultaties en gebruikt ook de uitkomsten van impact assessments om het toekomstig beleid te verbeteren.

In het nieuwe voorstel voor de oprichting van InvestEU worden bestaande financiële instrumenten samengevoegd. Het gaat naast EFSI om de instrumenten van de programma’s COSME, InnovFin, CEF, en Easi en enkele kleinere programma’s.6 InvestEU betreft dus niet het oprichten van een geheel nieuw instrument. Met het samenvoegen streeft de Europese Commissie naar het verbeteren van de aansluiting van de afzonderlijke instrumenten op elkaar (synergiën) en naar het wegnemen van mogelijke overlap. Daarnaast streeft de Europese Commissie naar een betere complementariteit met andere programma’s en instrumenten, zoals bijvoorbeeld het cohesiebeleid. Met het samenvoegen van de afzonderlijke instrumenten streeft de Europese Commissie ook naar betere informatievoorziening over de implementatie en over de verslaglegging.

De leden van de VVD-fractie vragen waarom dit soort investeringen gedaan moet worden door de EU, want nationaal zijn er ook instrumenten, zoals in Nederland bijvoorbeeld de Nederlandse Investeringsinstelling en Invest-NL. Hoe overlappen deze initiatieven met elkaar? Wat is de «European Added Value» van dit voorstel?

Zoals ook in het BNC-fiche7 vermeldt ligt voor het aanjagen van investeringen in de EU en om te voorzien in de investeringsbehoeften voor maatschappelijke opgaven in Europa een Europese aanpak in de rede. Het creëren van een investeringsfonds dat in staat is om binnen heel Europa grensoverschrijdende of meer risicovolle projecten te financieren is een logische invulling hiervan. Optreden door de EU creëert ook schaalvoordelen. Concreet wordt met InvestEU voor de periode 2021–2027 38 miljard euro aan garantiekapitaal beschikbaar gesteld, waarmee via een hefboomeffect private en publieke investeringen van totaal 650 miljard euro worden gegenereerd.

Invest-NL heeft ook eigen investeringskapitaal om projecten tot stand te brengen die in de markt onvoldoende financiering kunnen krijgen. Door het samenspel van Europese garanties en cofinanciering van de EIB, de nationale ontwikkelfunctie en investeringskapitaal van Invest-NL, en de aansluiting van private financieringsbronnen kan er meer kapitaal beschikbaar komen voor de strategische doelen van zowel Nederland als de Europese Unie. Invest-NL en het InvestEU-programma zijn daarmee grotendeels complementair.

Voor zover InvestEU en Invest-NL elkaar overlappen is samenwerking mogelijk tussen de EIB, als de belangrijkste uitvoerende instantie van het InvestEU programma, en Invest-NL. Omdat het niet doelmatig en efficiënt is voor de EIB om alle projectaanvragen zelf volledig af te handelen wordt vaak samengewerkt met nationale partners zoals Invest-NL met bijkomend voordeel dat hierdoor kennis van de specifieke nationale – of lokale marktomstandigheden en behoeften kan worden ingebracht. De EIB en Invest-NL kunnen samen in Nederland op de Nederlandse omstandigheden toegesneden instrumenten ontwikkelen, zoals fondsen en investeringsplatforms waar projectaanvragen kunnen worden ingediend en beoordeeld, en aansluiting kan worden gezocht bij privaat ingebrachte financiering.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat er concurrentievervalsing is dan wel verdringing van private financiering. Zijn hier expliciete maatregelen of regels voor voorzien? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat dan?

Verdringing (crowding-out) van private financiering kan worden voorkomen door een duidelijke definitie te hanteren van additionaliteit. Dat wil zeggen dat per investeringsvoorstel moet worden getoetst of de beoogde financiering uit InvestEU-middelen additioneel is aan de markt.

In het huidige voorstel van InvestEU wordt toegelicht dat financiële instrumenten onder InvestEU marktfalen of suboptimale investeringssituaties moeten adresseren, op een proportionele manier, en alleen mogen worden gebruikt bij projecten die conform internationale standaarden economisch rendabel zijn. Daarnaast mogen de financiële instrumenten van InvestEU geen vervanging zijn van andere potentiële publieke of private financieringsbronnen.

Nederland vindt het belangrijk dat er veel aandacht is voor de wijze waarop deze definitie wordt getoetst in de praktijk en zal hier blijvend aandacht voor vragen.

De leden van de VVD-fractie vragen wat wordt bedoeld met het «lidstaat-compartiment». Waarom zouden lidstaten gebruik willen maken van een lidstaatcompartiment? Welke lidstaten hebben hier interesse in getoond?

Het voorstel van de Europese Commissie voor InvestEU bevat een lidstaatcompartiment. Onder dit compartiment kunnen lidstaten ervoor kiezen om maximaal 5% van hun eigen fondsen of garanties komend vanuit het EFRO (EU-fonds regionale ontwikkeling), ESF (Europees Sociaal Fonds), Cohesiefonds en het EMFF (Europees maritiem- en visserijfonds) bij te laten dragen aan het InvestEU-programma. Voordelen voor de lidstaten zijn onder andere dat als er gebruik wordt gemaakt van een dergelijk lidstaatcompartiment er geen nationale cofinanciering nodig is. Tevens zou dit moeten leiden tot minder administratieve lasten voor de lidstaat. Benutting van het lidstaatcompartiment kan voor veel lidstaten interessant zijn omdat via deze aanpak, ook wel het «blenden» van verschillende instrumenten genoemd, maatschappelijk zinvolle projecten in bepaalde gevallen eerder levensvatbaar zijn.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de investeringen zich zouden moeten richten op de volgende beleidsterreinen: duurzame infrastructuur, onderzoek/innovatie/digitalisering, toegang tot kapitaal voor het mkb, en sociale investeringen/vaardigheden. Deze leden steunen de inzet van het Nederlandse kabinet dat het gericht zou moeten zijn op de eerste drie, en dus niet op sociale investeringen en vaardigheden. Dat is namelijk een nationale aangelegenheid. In hoeverre kan dit aangepast worden? Hoe zorgt het kabinet dat dit aangepast wordt? Wat is het krachtenveld bij de EU-lidstaten op dit punt?

»Sociale Investeringen en Vaardigheden» is één van de vier beleidsterreinen waar InvestEU zich op richt. Elk beleidsterrein bestaat uit een EU-compartiment en uit een mogelijk lidstaatcompartiment (zie ook het antwoord op vorige vraag voor een toelichting over het lidstaatcompartiment).

De in het Commissievoorstel genoemde sociale investeringen en vaardigheden zijn onder andere gericht op investeringen in onderwijs, gezondheidszorg, sociale huisvesting, sociale ondernemingen, maar ook op investeringen in menselijk kapitaal voor zowel studenten, werkenden als kwetsbare groepen. Ook onder het lopende EFSI-programma worden rendabele en strategische investeringsprojecten met brede maatschappelijke baten op het gebied van onder andere onderwijs, onderzoek en innovatie, (sociale) infrastructuur, gezondheidszorg ondersteund. De Europese Commissie benadrukt in het voorstel dat alle investeringen die uit het EU-compartiment gefinancierd worden een duidelijke toegevoegde waarde voor Europa moeten hebben, terwijl investeringen via het lidstaatcompartiment lidstaten de mogelijkheid bieden om specifiek marktfalen of suboptimale investeringssituaties in de lidstaten aan te pakken. Het kabinet is van mening dat ook deze investeringen de duurzame economische groei en het concurrentievermogen van de EU kunnen bevorderen en ondersteunt daarom net als de meeste andere lidstaten dit onderdeel van het Commissievoorstel.

De leden van de VVD-fractie merken op dat de Europese Investeringsbank (EIB) geen exclusief uitvoeringsmandaat krijgt. Welke gevolgen heeft dit? Welke instanties in Nederland zouden in aanmerking komen als regionale uitvoeringspartners? Gaat het dan om bijvoorbeeld de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen? Wat is de rol van c.q. de link met Invest-NL?

De EIB heeft in het huidige voorstel van de Europese Commissie geen exclusief uitvoeringsmandaat. In plaats daarvan kunnen verschillende uitvoerende partners in aanmerking komen voor een garantie onder InvestEU. Naast de EIB kunnen dit bijvoorbeeld nationale investeringsbanken of -instellingen zijn wanneer zij investeren in relevante projecten. Invest-NL, als nationale financieringsinstelling, kan in een dergelijk geval dus in aanmerking komen voor een garantie.

Ook kan samenwerking plaatsvinden met andere instellingen die specifieke kennis, ervaring en deskundigheid van lokale marktomstandigheden kunnen inbrengen.

De consultatie en verdere uitwerking van het InvestEU programma zal moeten uitwijzen of de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen ook kwalificeren voor dit programma, maar het voorstel van de Europese Commissie sluit op voorhand geen investeringsbanken of -instellingen uit.

De leden van de VVD-fractie zijn kritisch ten aanzien van de omvang: de Europese begroting is geen hefboominstrument en de Commissie geen investeringsinstelling. Hoeveel instanties kent de EU inmiddels die private investeringen moeten lostrekken? Waarom worden er schotten in het budget vastgesteld? Waarom is er niet voor een meer vraaggestuurde optie gekozen? Waarop baseert de Commissie de conclusie dat de investeringen die nu niet gedaan worden alleen gedaan worden met een publieke achtervang? Is het rendement niet gewoon te laag? Waarom moet de overheid dan een rol spelen? Welke toets vindt er plaats dat projecten gekozen worden op basis van merites in plaats vanuit politiek oogpunt?

Naast de EIB, die onder meer uitvoerder is van het EFSI en instrumenten beheert die gericht zijn op risicodeling om onderzoek, ontwikkeling en innovatie te ondersteunen, kent de EU diverse financieringsprogramma’s en fondsen die zich richten op het aantrekken van private financieringen. Zo zijn samenwerkingen mogelijk tussen publieke – en private partijen onder het Joint Technology Initiative (JTI) en is er een programma voor de particuliere financiering van energie-efficiëntie (PF4EE) dat private partijen helpt met het verkrijgen van leningen voor energiezuinige initiatieven.

De leden van de VVD vragen vervolgens naar de schotten in het budget voor InvestEU. De Europese Commissie stelt vier beleidsdoeleinden voor die met InvestEU nagestreefd worden. Het betreft (1) Duurzame infrastructuur, (2) Onderzoek, Innovatie en Digitalisering, (3) Toegang tot kapitaal voor het Midden- en Kleinbedrijf en (4) Sociale Investeringen en Vaardigheden. De Europese Commissie stelt deze beleidsdoeleinden voor als Europese doeleinden waar Europese toegevoegde waarde gegenereerd kan worden door middel van het aantrekken van privaat kapitaal. Per beleidsterrein wordt in het voorstel tevens een omschrijving gegeven van de doelstellingen die in aanmerking kunnen komen voor een garantie onder InvestEU. In het huidige voorstel van de Europese Commissie zijn ook een aantal waarborgen voor onafhankelijke beoordeling opgenomen in het aanvraagproces. Deze beoordeling begint wanneer een instelling een projectvoorstel indient. De Europese Commissie beoordeelt eerst of dit projectvoorstel voldoet aan EU wet- en regelgeving. Vervolgens wordt beoordeeld in hoeverre het voorstel voldoet aan de doelstellingen van InvestEU en of het project financieel rendabel is. Deze aanvraagprocedure dient ook te waarborgen dat projectselectie plaatsvindt op basis ven merites in plaats van op basis van politieke druk.

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de huidige financiële elementen niet verbeterd worden in plaats van dat een nieuw vehikel opgesteld wordt, gezien het feit dat de Commissie stelt dat zij lering wil trekken uit de huidige financiële elementen. Is de Commissie voornemens bepaalde landen (bijvoorbeeld landen met een relatief laag bbp per hoofd) voorrang te verlenen?

Zoals hierboven omschreven zit de toegevoegde waarde van InvestEU er vooral in dat verschillende financiële instrumenten binnen de EU worden samengevoegd. Er is dus geen sprake van de oprichting van een geheel nieuw instrument. De voordelen van deze samenvoeging, en de wijze waarop lering wordt getrokken uit de evaluaties, worden verder hierboven reeds omschreven.

In het huidige voorstel van de Europese Commissie is geen voornemen opgenomen om bepaalde landen (met bijvoorbeeld een relatief laag bbp per hoofd) voorrang te verlenen. De Europese Commissie geeft wel aan aandacht te hebben voor geografische spreiding van de projecten waar financiering aan wordt toegekend.

Reactie op de vragen en opmerkingen van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche over het InvestEU-programma. Deze leden delen de tevredenheid van het kabinet over de keuze om investeringen te richten op de genoemde belangrijke maatschappelijke doelen. Deze leden delen echter eveneens de vragen van het kabinet over de precieze vormgeving en samenhang met andere organisatie en programma’s. Zij vrezen dat hierdoor verwarring en verdere versnippering kan plaatsvinden. Zij vragen het kabinet eveneens de additionaliteit dan wel complementariteit met de doelen van Invest-NL nader uiteen te zetten. In dit kader nodigen zij het kabinet graag uit om toe te lichten aan welke investeringen (onder 4b) wordt gedacht als zij schrijft dat InvestEU «binnen heel Europa grensoverschrijdende of meer risicovolle projecten» kan financieren. Kan het kabinet specifieke voorbeelden noemen van projecten of categorieën die thans niet kunnen worden gefinancierd door de EIB of andere bestaande instituties/instrumenten? Kan het kabinet ook ingaan op de samenhang tussen InvestEU en andere bestaande instrumenten gericht op de financiering van instrumenten?

Zie bovenstaand antwoord op vraag van de leden van de VVD met betrekking tot de wijze waarop InvestEU zich verhoudt tot een Nederlandse investeringsinstelling als Invest-NL.

Ook vragen deze leden aan het kabinet een overzicht van garanties die thans via het MFK uitstaan en welke andere nieuwe garanties worden voorgesteld in het nieuwe MFK.

De Europese Unie verstrekt voor verschillende Europese beleidsdoeleinden financiële instrumenten, waaronder garanties, via de daartoe vastgestelde Europese programma’s. Ook voor het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) stelt de Europese Commissie verschillende programma’s voor waar financiële instrumenten voor ingezet kunnen worden. Het betreft financiële instrumenten die ingezet kunnen worden binnen de grenzen van de Europese Unie, maar bijvoorbeeld ook in omringende landen of in regio’s buiten de grenzen van de Europese Unie. Omdat deze schriftelijke vragen gesteld worden naar aanleiding van het voorstel voor InvestEU, wordt het overzicht van financiële instrumenten ook daartoe beperkt.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de instrumenten onder het huidige MFK, die onder InvestEU worden samengevoegd. De bedragen die in onderstaande tabel zijn opgenomen betreffen het totaal voor financiële instrumenten, waaronder garanties. Onderstaande tabel is afkomstig van de Europese Commissie en is verstrekt als toelichting bij het voorstel voor InvestEU.

Reactie op de vragen en opmerkingen van de fractie van Groenlinks

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat het bij de voorloper van dit programma, de EFSI, ontbrak aan politieke sturing dat leningen en garanties uit dit fonds bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen zoals klimaatverandering. Kan de Minister toelichten of dit is veranderd bij het voorgenomen InvestEU-programma?

Zoals hierboven omschreven richt het voorstel van de Europese Commissie voor InvestEU zich met name op vier beleidsterreinen waar Nederland zich goed in kan vinden. Nederland is van mening dat een duidelijke omschrijving van deze beleidsdoelen en de waarborgen in het aanvraagproces ervoor moeten zorgen dat projecten worden beoordeeld op hun merites en dat verdere politieke sturing zoals op de beoordeling van projectvoorstellen zoveel als mogelijk moet worden voorkomen.

Zal met het nieuwe InvestEU-programma de voorgenomen financiering meer gericht zijn op de publieke sector in plaats van de private sector, die veelal al zelf haar projecten kan financieren? Graag krijgen deze leden een garantie dat het fonds zich zou moeten richten op zaken die het meeste maatschappelijke nut en banen opleveren, zoals projecten rondom energiebesparing en isolatie. Is er wat de Minister betreft ruimte voor bepalingen die dit garanderen?

De leden van de GroenLinks-fractie verwelkomen de inzet van Nederland die gericht is op het streefpercentage van 30% van de totale middelen van het InvestEU-programma ten behoeve van het behalen van klimaatdoelstellingen en het streefpercentage van 50% bij duurzame infrastructuur. Is de Minister van mening dat dit genoeg is om de klimaatdoelstellingen te behalen of moet dit percentage omhoog geschroefd worden? Staat dit streefpercentage nog ter discussie en is Nederland bereid de maximale ambitie hierop te verwezenlijken?

De eerste benoemde beleidsdoelstelling, duurzame infrastructuur, richt zich onder andere op investeringen die de reductie van CO2-uitstoot in lijn moeten brengen met het Parijs-akkoord en het mogelijk maken van grensoverschrijdende projecten op het gebied van klimaat en energie.

De leden van GroenLinks vragen naar de Nederlandse inzet ten behoeve van de klimaatdoelstellingen. Zoals in het BNC-fiche is opgenomen verwelkomt het kabinet het streefpercentage van InvestEU, waarbij 30% van de totale financiële middelen van InvestEU aan de realisatie van klimaatdoelstellingen bijdragen. Voor de uitgaven onder het thema duurzame infrastructuur is dit zelfs 50%. Deze streefwaarden zijn samen met andere klimaatmaatregelen in het MFK als geheel consistent met milieu- en klimaatdoelstellingen die voortvloeien uit het Klimaatakkoord van Parijs en de VN-agenda voor Duurzame Ontwikkeling richting 2030.


X Noot
3

Een volledig overzicht van alle projecten die met EFSI zijn gefinancierd zijn hier terug te vinden: http://www.eib.org/en/efsi/efsi-projects/index.htm.

X Noot
4

De laatste onafhankelijke door ICF International (ICF staat voor Inner City Fund) in juni 2018 evaluatie is hier te vinden: https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/economy-finance/efsi_evaluation_-_final_report.pdf. De laatste evaluatie van de Commissie uit juni 2018 is hier te vinden: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=SWD%3A2018%3A316%3AFIN.

X Noot
6

COSME staat voor Competitiveness of Enterprises and Small and Medium-sized Enterprises, InnovFin bestaat uit EU financiering voor innovatieve projecten. CEF staat voor Connecting Europe Facility. EaSi staat voor Employment and Social Innovation. Een volledig overzicht alle financiële instrumenten die onder InvestEU worden gecombineerd is te vinden op: https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/budget-june2018-what-is-investeu_en.pdf.

Naar boven