22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2565 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 mei 2018

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij twee fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Wijziging Statuut Hof van Justitie (Kamerstuk 22 112, nr. 2564)

Fiche: Mededeling Actieplan Militaire Mobiliteit

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Fiche: Mededeling Actieplan Militaire Mobiliteit

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad over het actieplan voor militaire mobiliteit

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    maart 2018

  • c) Nr. Commissiedocument

    JOIN(2018)5

  • d) EUR-Lex

    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=JOIN%3A2018%3A5%3AFIN

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

    Niet opgesteld.

  • f) Behandelingstraject Raad

    Raad Buitenlandse Zaken

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Defensie, in nauwe samenwerking met Buitenlandse Zaken, Infrastructuur en Waterstaat, Financiën en Justitie en Veiligheid

2. Essentie voorstel

Op 28 maart 2018 presenteerden de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) een gezamenlijke mededeling over het actieplan voor een verbeterde militaire mobiliteit in de Europese Unie (EU) zodat het gemakkelijker wordt militair materieel en personeel in de EU te verplaatsen.

Doel van het actieplan van de Commissie en HV is te voorzien in een samenhangend kader voor de lopende en toekomstige programma's, projecten, initiatieven en activiteiten van de Commissie, de EU-agentschappen, het EDA en de lidstaten op het gebied van militaire mobiliteit. De Commissie en HV stellen dat een betere militaire mobiliteit binnen de EU de Europese veiligheid zal verhogen omdat de EU-lidstaten sneller kunnen handelen wanneer een crisis zich voordoet waarbij militair optreden noodzakelijk is. Een nauwere samenwerking tussen de EU-lidstaten, samen met alle relevante actoren, is cruciaal voor de implementatie van dit actieplan. Hierbij is het uitgangspunt dat de soevereiniteit van de EU-lidstaten over hun nationaal grondgebied en nationale besluitvormingsprocessen betreffende militaire verplaatsingen volledig wordt gerespecteerd.

Het actieplan is een vervolg op de gezamenlijke mededeling van 10 november 2017 (waarover eerder een BNC-fiche verscheen (Kamerstuk 22 112, nr. 2453)) over de verbetering van de militaire mobiliteit in de EU en is gebaseerd op het stappenplan van de, door Nederland geleide, ad hoc-werkgroep van het EDA inzake grensoverschrijdend militair transport in Europa, evenals op de pilot van de North Sea Baltic Corridor. Op basis hiervan identificeren de Commissie en HV de actiepunten op het gebied van militaire eisen, transportinfrastructuur, gevaarlijke goederen, douane, btw en toestemming voor grensoverschrijdende militaire verplaatsingen. Bij alle actiepunten maken de Commissie en HV een onderscheid tussen enerzijds de acties op EU-niveau en anderzijds verzoeken aan de lidstaten om nationaal actie te ondernemen. Hieronder zijn de belangrijkste actiepunten per deelterrein opgesomd.

• Militaire eisen (voorschriften)

De Commissie, EU-instellingen, EU-agentschappen en de EU-lidstaten (alle bevoegde autoriteiten) zullen zo nodig in overleg met de NAVO militaire eisen opstellen. Voorgesteld wordt dat de Raad de militaire eisen midden 2018 vaststelt.

• Transportinfrastructuur

De Commissie en HV willen de mogelijkheden voor synergiën tussen de defensiebehoeften en het bestaande Uniebeleid, met name voor het trans-Europees transportnetwerk (TEN-T), verder verkennen. Hiervoor is onder het Estse voorzitterschap een analyse uitgevoerd door de landen van de North Sea Baltic Corridor, waaronder Nederland. Voorstel is het pilot project uit te breiden en te verdiepen zodat kan worden vastgesteld in welke mate de bestaande transportinfrastructuur relevant en toereikend is voor militair transport. Tegen 2020 zal de Commissie beoordelen of in de TEN-T verordening militaire eisen worden opgenomen.

• Gevaarlijke goederen

Het actieplan stelt dat de veiligheid kan worden verhoogd als de regels die nu gelden voor militair vervoer van gevaarlijke goederen op de bestaande civiele EU-wetgeving worden aanpast. Voorgesteld wordt een enquête uit te laten voeren door de Europese Commissie, ondersteund door het EDA naar de nationale regels voor het militair vervoer van gevaarlijke goederen en de behoeften omtrent het vervoer van gevaarlijke goederen.

• Douane

De Commissie en HV willen meer duidelijkheid bieden aan de lidstaten over de mogelijkheden van het gebruik van het formulier 3021 voor de tijdelijke uit- en wederinvoer van militaire goederen door of namens de strijdkrachten van de lidstaten. Hiervoor wordt een overzicht opgesteld van de douane gerelateerde activiteiten die onder formulier 302 (moeten) vallen. Tegelijkertijd wordt onderzocht of een EU-model voor dit formulier nodig is daar waar het huidige NAVO- formulier 302 niet kan worden gebruikt. Verder wordt bekeken welke implicaties dit heeft voor bestaande douanewetgeving. Daarbij kan de Commissie richtlijnen opstellen om in verband met militaire activiteiten een correcte en uniforme toepassing van de douanewetgeving te waarborgen. Tot slot zal het EDA een categorie A-project2 voor douane voorbereiden. Hiervoor is een besluit van de EDA-bestuursraad nodig. Hierbij mag niet vooruit worden gelopen op het Commissie Douanewetgevingsinitiatief.

• Btw

Tegen eind 2018 zal de Commissie de mogelijkheden onderzoeken om de administratieve last te verlagen en de haalbaarheid beoordelen van een aanpassing van de btw-behandeling van defensie-inspanningen die worden geleverd in EU- en NAVO-verband.

• Toestemming voor grensoverschrijdende verplaatsingen

Er wordt een voorstel gedaan om tot een overeenkomst te komen over administratieve procedures voor de toestemming voor grensoverschrijdende verplaatsingen die specifiek gericht is op verplaatsingen over land. In het luchtvervoer heeft een dergelijke overeenkomst zich volgens de Commissie en HV reeds bewezen. Het EDA zal hiervoor een door het bestuur te besluiten categorie A-project voorbereiden inzake de toestemming voor grensoverschrijdende verplaatsingen. Daarnaast kan het EDA via het projectteam verplaatsing en vervoer een platform bieden voor gedachtewisselingen tussen de EU-lidstaten, de Europese Dienst voor extern optreden/de Militaire Staf van de EU en de NAVO over tijdschema's voor verplaatsingen over land.

Tot slot stellen de Commissie en HV voor, wat betreft overige regelgevende en procedurele onderwerpen rondom militaire mobiliteit, zoals de EU-overeenkomst inzake de status van de strijdkrachten, een enquête uit te laten voeren door de Europese Commissie, ondersteund door het EDA om mogelijke aanvullende actielijnen vast te stellen. Ook zal bij de reeds lopende uitvoering van het gezamenlijk kader voor de bestrijding van hybride bedreigingen bijzondere aandacht worden besteed aan militaire mobiliteit.

Het actieplan ligt nu ter goedkeuring voor aan de lidstaten. De HV en de Commissie zullen bij de EU-lidstaten regelmatig verslag uitbrengen over de uitvoering van het actieplan. Het eerste verslag zal worden ingediend in de zomer van 2019, als aanvulling op het jaarverslag van het EDA aan de Ministers van Defensie van de lidstaten. Het actieplan wordt gezien als een dynamisch plan dat zo nodig verschillende keren kan worden aangepast.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Internationaal beleid

Zoals aangegeven in de Defensienota 2018 (Kamerstuk 34 919, nr. 1), zet Nederland zich ervoor in dat het grensoverschrijdende transport van militaire capaciteiten binnen Europa eenvoudiger wordt. Het verbeteren van militaire mobiliteit in Europa is essentieel voor het adequaat en tijdig kunnen reageren op interne en externe crisissituaties. De EU en de NAVO hebben beide hun eigen expertise op het terrein van militaire mobiliteit. De wetgevende bevoegdheden en civiele expertise, bijvoorbeeld op het gebied van douane en infrastructuur, van de EU vullen de militaire expertise van de NAVO goed aan.

Veel van de maatregelen die nodig zijn om militaire mobiliteit te verbeteren vallen onder de bevoegdheid van individuele lidstaten. Daarom volgt Nederland voor het verbeteren van militaire mobiliteit een meersporenbeleid en zet zij in op initiatieven in EU-, NAVO-, en EU-NAVO-verband en tussen lidstaten onderling, zoals in het door Nederland geleide PESCO-project Militaire Mobiliteit. Hoewel Nederland kartrekker is van het initiatief voor het verbeteren van de militaire mobiliteit in Europa, is dit een gemeenschappelijke inspanning van de EU-lidstaten en NAVO-bondgenoten.

Sinds Nederland het onderwerp in het voorjaar van 2017 hoog op de internationale politieke agenda zette, heeft het dossier militaire mobiliteit een enorme vlucht genomen. Nederland leidt het PESCO-project Militaire Mobiliteit, dat het grootste project is van alle PESCO-projecten met 24 deelnemende EU-lidstaten. Doel van dit project is te dienen als platform voor het initiëren, coördineren en aanjagen van het werk op het gebied van militaire mobiliteit dat door de landen zelf – dus nationaal – moet worden gedaan. Daarom is het van belang dat het actieplan van de Commissie en de HV aan de ene kant, en het PESCO-project aan de andere kant, goed op elkaar worden afgestemd. Dit is dan ook de reden dat de Commissie, de Europese Dienst voor Extern Optreden, de EU Militaire Staf en het EDA aansluiten bij projectvergaderingen van het PESCO-project.

Belangrijkste doel voor Nederland op de korte termijn is dat de staatshoofden en regeringsleiders zich tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad in juni en de NAVO-top in juli aanstaande aan een military mobility pledge committeren. Deze pledge moet het commitment van de EU-lidstaten en NAVO-bondgenoten herbevestigen en ambities en resultaten neerzetten binnen een gedefinieerd tijdspad. Doel van de pledge is ook om op korte termijn concrete resultaten (deliverables) te behalen. Deliverables waaraan wordt gedacht zijn het aanstellen van een enkelvoudig contactpunt voor militaire mobiliteit in alle landen en het afspreken van één termijn voor de afgifte van diplomatieke toestemming. In samenwerking met belangrijke partners zoals Frankrijk, Duitsland, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk worden deze pledge en deliverables de komende weken nader uitgewerkt.

Het kabinet verwelkomt het stappenplan dat het EDA heeft ontwikkeld voor het versterken van militaire mobiliteit, alsook de twee op te richten categorie A-projecten bij het EDA op het gebied van douane en toestemming voor grensoverschrijdende verplaatsingen. Nederland heeft het als zeer positief ervaren dat binnen de ad hoc-werkgroep inzake grensoverschrijdend militair transport van het EDA de mogelijkheid bestond om met derde landen en derde organisaties samen te werken. Per vergadering en per agendapunt werden landen als de Verenigde Staten, Noorwegen en Canada, maar ook de NAVO, uitgenodigd. Dit sluit volledig aan bij de Nederlandse inzet om in samenhang en complementariteit, met alle relevante organisaties en landen, voortgang te boeken op het dossier militaire mobiliteit. Nederland zet zich ervoor in dat derde landen en organisaties opnieuw kunnen deelnemen aan de twee nieuwe op te richten categorie A projecten bij het EDA.

Aan NAVO-zijde wordt militaire mobiliteit geadresseerd in circa veertig activiteiten die zijn gerelateerd aan de «Enablement of SACEUR's Area of Responsibility». De NAVO zal tijdens de bijeenkomst van de Ministers van Defensie op 7 en 8 juni aanstaande plannen presenteren, waaronder op het gebied van militaire mobiliteit. In de navolgende jaren zal het pakket aan maatregelen uit dit plan worden uitgebreid. Het betreft hier met name maatregelen op het gebied van regelgeving, commandostructuur, communicatie, transportcapaciteit en infrastructuur. Nederland zet in op complementariteit tussen de verschillende EU en NAVO maatregelen. De voortrekkersrol die Nederland internationaal op dit vlak speelt, laat ook zien dat Nederland zich inzet om de NAVO te versterken.

Nationaal beleid

Sinds de eerste gezamenlijke mededeling over militaire mobiliteit op 10 november 2017 verscheen, wordt interdepartementaal afgestemd om de internationale ambities te vertalen naar nationale activiteiten om de militaire mobiliteit in Nederland te verbeteren. Het is belangrijk dat alle relevante departementen hierbij zijn betrokken. Momenteel wordt interdepartementaal onderzocht hoe de internationaal voorgestelde korte termijn resultaten, namelijk het aanstellen van een enkelvoudig contactpunt voor militaire mobiliteit en een snellere afgifte van diplomatieke toestemming, in Nederland kan worden gerealiseerd. Daarbij is het relevant te noemen dat voor de coördinatie en aansturing van nationale militaire operaties op Nederlands grondgebied, waaronder Host Nation Support, een Territoriaal Operatie Centrum wordt opgericht.

Het is van belang om nationaal de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende departementen in het kader van militaire mobiliteit helder te definiëren en waar nodig te verduidelijken. Ook dit wordt interdepartementaal in kaart gebracht. Daarbij worden reeds bestaande structuren en procedures zoveel mogelijk benut.

Voor de essentie van het Nederlands beleid op de deelterreinen verwijs ik naar het BNC-fiche over de gezamenlijke mededeling inzake de verbetering van militaire mobiliteit dat op 22 december 2017 aan de Kamer is gestuurd (Kamerstuk 22 112, nr. 2453).

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Nederland verwelkomt het actieplan van de Commissie en Hoge Vertegenwoordiger. Het verbeteren van militaire mobiliteit in Europa is voor Nederland een prioriteit. Hoewel de infrastructuur in Nederland in beginsel alle militaire transporten kan faciliteren, zijn er op dit moment te veel belemmeringen op het gebied van de Europese infrastructuur en te veel administratieve lasten en procedures die een snel militair transport door Europa belemmeren. In de afgelopen maanden is veel werk verricht om militaire mobiliteit te verbeteren.

Naast de EU-lidstaten, het EDA en de NAVO, neemt de Commissie nu haar rol gelet op de wetgevende bevoegdheden die zij heeft en het feit dat een groot deel van de oplossingen op EU-niveau dienen te worden gevonden. Nederland verwelkomt dit. In het actieplan committeren de Commissie en de HV zich aan het vinden van oplossingen op het gebied van onder andere infrastructuur, regelgeving over douane en het vervoer van gevaarlijke goederen. Deze top-down stimulans voor het verbeteren van militaire mobiliteit in Europa is wat Nederland betreft zeer welkom. Tot slot is het actieplan van de Commissie en HV een van de elementen om het politiek momentum voor een verbeterde militaire mobiliteit vast te houden.

Het actieplan zegt te voorzien in een samenhangend kader voor de lopende en toekomstige programma’s, projecten, initiatieven en activiteiten. Voor een deel voorziet het actieplan daarin en er worden relevante actiepunten geïdentificeerd. Er wordt verwezen naar Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO), het door Nederland geleide PESCO-project Militaire Mobiliteit, de nieuwe EU-NAVO voorstellen, het werk van het Europees Defensieagentschap en naar de NAVO. Wat echter volgens Nederland ontbreekt is een aanzet tot een heldere taakverdeling tussen de verschillende actoren. Bij verschillende voorgestelde acties worden diverse actoren benoemd waardoor niet direct duidelijk is wie de leiding heeft.

De NAVO blijft de hoeksteen van ons veiligheidsbeleid. Daarom is EU-NAVO samenwerking op het gebied van militaire mobiliteit essentieel. Bovendien is het een sterk signaal aan de buitenwereld wanneer de EU en NAVO hand in hand optrekken in dit dossier. De Europese inzet op dit terrein zal volgens Nederland moeten bijdragen aan de mobiliteit van de EU om daarmee gelijktijdig de mobiliteit van de NAVO te versterken. Tevens moet de betrokkenheid van NAVO-bondgenoten die geen EU-lidstaat zijn, worden verzekerd, waaronder met name de Verenigde Staten, Canada en in de toekomst het Verenigd Koninkrijk. Immers willen ook deze landen hun personeel en materieel snel door Europa kunnen verplaatsen (in NAVO-verband). Hoewel het actieplan de samenwerking met de NAVO benoemt, wordt niet concreet gemaakt hoe die samenwerking precies wordt vormgegeven. In het kader van coherentie tussen de EU en NAVO had Nederland graag gezien dat afspraken en activiteiten van de NAVO waren meegenomen in het actieplan.

Nederland verwelkomt de voorgestelde afstemming tussen het actieplan en het PESCO-project Militaire Mobiliteit. Het actieplan formuleert realistische maatregelen die binnen het PESCO-project kunnen worden opgepakt, zoals het maken van afspraken over de afgifte van diplomatieke toestemming voor grensoverschrijdend militair transport. Nederland zal daartoe, uit de in het actieplan voor de EU-lidstaten geformuleerde acties, concrete acties voor het PESCO-project destilleren en dit afstemmen met de Commissie en HV.

Voor het verbeteren van militaire mobiliteit in Europa, is de betrokkenheid van alle relevante actoren en afstemming essentieel. Militaire mobiliteit vraagt niet alleen de betrokkenheid van het Ministerie van Defensie maar ook van andere ministeries, lagere overheden, publieke en private organisaties. Nederland past daarom een overheids-brede en publiek-private benadering toe, die ook in het actieplan wordt benoemd. Daarnaast dienen afspraken operationeel uitvoerbaar te zijn. Deze uitgangspunten worden op hoofdlijnen meegenomen in de military mobility pledge.

Nederland verwelkomt dat het actieplan als een dynamisch plan is gepresenteerd dat, indien nodig, kan worden aangepast en dat de Commissie en HV regelmatig voortgangsrapporten zullen presenteren. Nederland ziet uit naar het eerste voortgangsrapport dat in de zomer van 2019 wordt verwacht.

Beoordeling + inzet ten aanzien van deelterreinen

Militaire eisen

Nederland ondersteunt dat het vaststellen van militaire eisen een belangrijk uitgangspunt is voor een effectieve aanpak van militaire mobiliteit en dat daarbij een overheids-brede inzet nodig is. Nederland verwelkomt dat de Raad wordt verzocht om de militaire eisen medio 2018 te valideren. Nederland zet zich hierbij in voor één set van militaire eisen. Die eisen worden meegenomen bij het vaststellen van de routes voor militair transport in Nederland. Voor wat betreft de Nederlandse transportinfrastructuur wordt vervolgens een analyse uitgevoerd naar de impact van deze militaire eisen, waarbij ook de frequentie van militair vervoer wordt meegenomen. Op basis van deze analyse moeten de financiële consequenties in kaart worden gebracht.

Transportinfrastructuur

Nederland verwelkomt de resultaten van het Estse pilot project alsook de conclusie dat er belangrijke mogelijkheden zijn om Europese infrastructuur voor zowel civiele als militaire doeleinden te gebruiken. Een verdere verdieping van het Estse pilot project is nodig en daartoe geeft het actieplan een aanzet.

Nederland verwelkomt het onderzoeken van kansen voor dubbelgebruik, gebruik door zowel civiel als militair verkeer, van de Europese transportinfrastructuur zoals het actieplan aangeeft en acht de door de Commissie voorgestelde chronologische acties passend. Startpunt daarvoor is het vaststellen van de militaire eisen, waarna onderzocht kan worden in hoeverre het trans-Europese transportnetwerk (TEN-T) voldoet aan militaire eisen. Bezien kan worden welke delen van het TEN-T geschikt zijn voor militair gebruik, welke delen dat niet zijn, waar men naar alternatieven voor TEN-T moet zoeken en welke delen eventueel aangepast moeten worden.

Het actieplan geeft aan dat de Commissie tegen 2020 zal beoordelen of in de verordening inzake het TEN-T militaire eisen moeten worden opgenomen. Nederland is voorstander van het verbeteren van de militaire mobiliteit, echter moet het in te zetten transportnetwerk daar wel geschikt voor zijn. Het wordt daarom wenselijk geacht om ook alternatieven voor TEN-T te onderzoeken. In Nederland ligt een groot deel van de geïdentificeerde routes in het kader van militaire mobiliteit niet op het TEN-T-kernnetwerk. Het is belangrijk dat zowel in Nederland als in andere delen van de EU waar die TEN-T infrastructuur wel geschikt is, kan worden ingezet om de militaire mobiliteit te verbeteren. TEN-T is daarbij geen doel op zich, er moet ruimte zijn voor alternatieven daar waar er geschiktere alternatieven beschikbaar zijn.

Nederland staat daarnaast positief tegenover het onderzoeken van een eventuele koppeling tussen de militaire en civiele (TENtec) databases.

Zoals door de Commissie in het actieplan verzocht, zal Nederland zo snel mogelijk één enkel contactpunt instellen voor militaire mobiliteit, dat ook informatie kan verschaffen over de militaire toegang tot transportinfrastructuur. Daarnaast verzoekt de Commissie de lidstaten om militaire eisen mee te nemen in de aanleg van nieuwe transportinfrastructuur. Met de huidige ontwerpeisen is de Nederlandse Rijksinfrastructuur in beginsel reeds geschikt voor zwaar militair transport. Nederland zal naar aanleiding van de militaire eisen een analyse uitvoeren van de Nederlandse transportinfrastructuur en routes voor militair transport vaststellen. Op basis van die analyse zal worden bezien hoe de militaire eisen en de ontwerpeisen van de Nederlandse Rijksinfrastructuur zich tot elkaar verhouden, en zullen de financiële consequenties in kaart worden gebracht.

Gevaarlijke goederen

Nederland verwelkomt de inventarisatie om de geschiktheid van bestaande civiele regels voor militair vervoer te onderzoeken, en de eventuele aanpassingen die hiertoe nodig zijn. Nederland onderschrijft het belang van nauwe samenwerking tussen betrokkenen en is van mening dat ook de NAVO hierin een belangrijke rol speelt. De NAVO wordt op dit gebied echter niet genoemd in het actieplan.

Ook het onderzoek naar de mogelijke verbeteringen in de samenhang van bestaande regels en procedures voor militaire vervoer door de lucht wordt verwelkomd. Dit zou echter niet beperkt moeten blijven tot vervoer door de lucht, maar ook vervoer over land en water moeten behelzen.

Douane en btw

Nederland is voorstander van het stroomlijnen en vereenvoudigen van douaneformaliteiten om militaire mobiliteit te verbeteren en ziet graag een EU-model van NAVO-formulier 302. Dit zou een belangrijke standaardisering en vereenvoudiging van procedures voor de lidstaten betekenen en bevordert de interoperabiliteit tussen de EU en NAVO.

Nederland verwelkomt het categorie A-project inzake douane bij het Europees Defensieagentschap. Daarbij is het essentieel dat de Commissie en EDA nauw en complementair samenwerken aangezien beide instellingen een rol en taken hebben op dit terrein.

Nederland is daarnaast groot voorstander van het onderzoeken van de mogelijkheid van een geharmoniseerde behandeling van btw betreffende de (btw-regelgeving die nu van toepassing is op) defensie-inspanningen in zowel EU- als NAVO-verband, zoals militaire mobiliteit (denk aan accommodatie, catering, brandstof, etc.).

Toestemming voor grensoverschrijdende verplaatsingen

Nederland verwelkomt het categorie A-project inzake de toestemming voor grensoverschrijdende verplaatsingen en gedachtewisselingen tussen relevante actoren via het projectteam verplaatsing en vervoer van het EDA. Het is hierbij van belang dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen het werk dat op dit gebied in het PESCO-project Militaire Mobiliteit wordt gedaan en het werk dat het EDA doet op dit gebied. Uitgangspunt hierbij is dat het PESCO-project zorgt voor normstelling en politiek commitment en het EDA deze normstelling per vervoersmodaliteit nader uitwerkt.

Tegen deze achtergrond ziet Nederland graag een uitbreiding van de technische regeling inzake diplomatieke toestemming in het luchtdomein en overeenkomsten voor verplaatsingen over land en water. Inzet van Nederland is het afspreken van simpele procedures en korte termijnen voor de afgifte van diplomatieke toestemming voor alle vervoersmodaliteiten van militair transport. Deze afspraken zouden zowel in EU- als NAVO-verband moeten gelden. Nederland streeft ernaar deze afspraak met de military mobility pledge in de zomer van 2018 te bekrachtigen.

Andere onderwerpen

Voor wat betreft de EU-overeenkomst inzake de status van de strijdkrachten, acht Nederland het van belang dat deze status zoveel mogelijk overeenkomt met de afspraken die de NAVO in het NAVO Status Treaty heeft gemaakt.

Nederland acht het daarnaast belangrijk dat bij de verbetering van militaire mobiliteit hybride dreigingen in acht worden genomen. Het onderwerp hybrid verdient in deze context bijzondere aandacht (zie ook brief aan Tweede Kamer inzake ongewenste buitenlandse inmenging (Kamerstukken 30 821 en 26 643, nr. 42)). Het verbeteren van militaire mobiliteit en de openbare communicatie daarover brengt bepaalde kwetsbaarheden met zich mee. Het is belangrijk dat hierop zowel nationaal als EU-niveau over na wordt gedacht. Nederland ondersteunt daarom dat bij de uitvoering en de aanpak van hybride dreigingen bijzondere aandacht wordt besteed aan militaire mobiliteit. Nederland draagt actief bij aan samenwerking op dit onderwerp in EU- en NAVO-verband en blijft zich inzetten voor verbeterde samenwerking op dit vlak.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

De posities van de lidstaten in de Raad zijn positief ten aanzien van het verbeteren van militaire mobiliteit in de EU. De Raad heeft dit actieplan verwelkomd. De Raad spreekt regelmatig over het onderwerp militaire mobiliteit.

De posities van de fracties in het Europees Parlement zijn nog niet duidelijk.

4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten

a) Bevoegdheid

De Nederlandse grondhouding ten aanzien van de gezamenlijke mededeling is positief. De mededeling ziet op het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB), waar ook het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) onder valt, en het terrein van de civiele bescherming. Op het terrein van het GBVB is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (artikel 2, lid 4 VWEU). Voor het GBVB (artikel 2, lid 4 VWEU) geldt dat de lidstaten bevoegd zijn om extern naast de Unie op te treden. Voor zover de EU een positie heeft ingenomen, dienen de lidstaten deze te respecteren. Met betrekking tot civiele bescherming geldt dat de EU een aanvullende bevoegdheid heeft (artikel 6, sub f, VWEU). Dat wil zeggen dat de Unie bevoegd is om met betrekking tot de Europese dimensie van civiele bescherming het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen.

Hoewel de Commissie en HV geen concrete wet- en regelgeving presenteren in dit voorstel, benoemen zij wel op welke beleidsgebieden (EU) wet- en regelgeving eventueel aangepast zou moeten worden, bijvoorbeeld op het terrein van vervoer (infrastructuur, vervoer van gevaarlijke goederen) en ten aanzien van douane. Op het terrein van vervoer bevat het VWEU verschillende grondslagen om met Europese regelgeving de doelstellingen van de mededeling te verwezenlijken. Gedacht kan worden aan artikel 171, eerste lid, VWEU voor maatregelen die het TEN-T-netwerk betreffen, of artikel 91, eerste lid, VWEU voor maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk vervoerbeleid. In beide gevallen wordt de gewone wetgevingsprocedure gevolgd. Voor het TEN-T netwerk geldt daarbij de extra voorwaarde dat wanneer een maatregel betrekking heeft op het grondgebied van Nederland, er goedkeuring van Nederland vereist is (artikel 172 VWEU).

b) Subsidiariteit

De Nederlandse grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit van de gezamenlijke mededeling is positief. Optreden op EU-niveau heeft naar de mening van het kabinet een duidelijke toegevoegde waarde. Interne en externe crisissituaties hebben een grensoverschrijdend karakter en vereisen daarmee een reactie op EU-niveau. Het wegnemen van belemmeringen voor een snelle en soepele verplaatsing van militair materieel en personeel in de EU kan voorts niet alleen op lidstaatniveau worden bewerkstelligd. Met het oog hierop moet immers ook bestaande EU-wetgeving worden gewijzigd.

c) Proportionaliteit

De Nederlandse grondhouding ten aanzien van de proportionaliteit van de gezamenlijke mededeling is positief. Er worden in deze mededeling geen concrete suggesties gedaan voor aanpassingen van Europese wet- en regelgeving. In de mededeling wordt uiteengezet hoe de EU, onder andere met haar bestaande beleidsmaatregelen, de militaire mobiliteit zou kunnen vereenvoudigen en versnellen. De hiertoe in de mededeling geformuleerde actiepunten zijn naar de mening van het kabinet geschikt en gaan voorts niet verder dan nodig om het doel van verbeterde militaire mobiliteit in de EU te bereiken. Nadere concrete voorstellen worden op termijn verwacht.

d) Financiële gevolgen

De in het actieplan gepresenteerde voorstellen hebben geen gevolgen voor de EU-begroting, behalve de eventuele toekomstige financiering van Europese infrastructuur voor dubbel gebruik. Nederland zal hier navraag naar doen bij de Commissie. Naar verwachting zal in het voorstel van de Commissie voor het volgende meerjarig financieel kader (MFK) vanaf 2021 rekening worden gehouden met eventuele aanvullende financiële steun van de EU voor de uitvoering van projecten voor dubbel gebruik (civiel-militair) van infrastructuur. Uitgangspunten van Nederland hierbij zijn de plafonds zoals vastgesteld onder het huidige MFK en dat er niet vooruit wordt gelopen op het volgende MFK (vanaf 2021).

De eventuele financiële gevolgen voor de nationale begroting met betrekking tot deze mededeling zijn nog niet helder en dienen in kaart gebracht te worden. Zodra hier meer inzicht in is, wordt de Kamer hierover geïnformeerd. Eventuele nationale budgettaire gevolgen van het verbeteren van militaire mobiliteit moeten worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de begrotingsregels.

e) Gevolgen voor regeldruk, administratieve lasten en concurrentiekracht

Deze gezamenlijke mededeling roept op tot een vereenvoudiging van regels en procedures op meerdere beleidsterreinen die betrekking hebben op militaire mobiliteit. Daarmee heeft dit positieve gevolgen voor de regeldruk, administratieve lasten en concurrentiekracht in de EU. In algemene zin dient onnodige duplicatie met de NAVO te worden voorkomen.


X Noot
1

De NAVO gebruikt dit douaneformulier voor militaire verplaatsingen door de NAVO-lidstaten.

X Noot
2

Categorie A-projecten bij het Europees Defensieagentschap zijn projecten waar alle EU-lidstaten aan deelnemen tenzij ze ervoor kiezen uit het project te stappen.

Naar boven