Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 22112 nr. 251 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 22112 nr. 251 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 november 2002
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij negen fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
1. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkrediet.
2. Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 88/407/EEG tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intra-communautaire handelsverkeer in diepgevroren sperma van runderen en de invoer daarvan.
3. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 95/2/EG wat betreft de gebruiksvoorwaarden voor het levensmiddelenadditief E 425 konjac
4. Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende de deelname van de Gemeenschap aan een programma voor onderzoek en ontwikkeling met het oog op de ontwikkeling van nieuwe klinische interventies voor de bestrijding van hiv/aids, malaria en tuberculose dankzij een partnerschap op lange termijn tussen Europa en de ontwikkelingslanden, opgezet door verscheidene lidstaten en Noorwegen
5. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het openbaar overnamebod
6. Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen
7. Mededeling van de Europese Commissie over een communautair terugkeerbeleid ten aanzien van personen die illegaal in de Europese Unie verblijven.
8. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1268/1999 inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pre-toetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pre-toetredingsperiode.
9. Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 92/81/EEG en Richtlijn 92/82/EEG tot vaststelling van een bijzondere belastingregeling voor als motorbrandstof voor commerciële doeleinden gebruikte gasolie en tot geleidelijke onderlinge aanpassing van de accijnzen op benzine en op gasolie
Fiche 1: Richtlijn consumentenkrediet
Titel: Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkrediet.
Datum Raadsdocument: | 18 september 2002 |
nr. Raadsdocument: | 12 138/02 |
nr. Commissiedocument: | COM(2002)443 def |
Eerstverantwoordelijke ministerie: | FIN i.o.m. JUST, EZ |
Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep Consumentenvraagstukken, Raad Concurrentievermogen
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering. De kosten zijn: € 81 000 per jaar in verband met personele middelen en andere huishoudelijke uitgaven.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Het afgelopen decennium is de financiële markt sterk veranderd: er blijven nieuwe producten op de markt komen en er is steeds meer vervlechting van bestaande financiële producten ontstaan. Tegelijk is de vraag om harmonisatie van wetgeving toegenomen teneinde de bescherming van de consument te verbeteren en te komen tot een interne markt voor financiële diensten. De huidige richtlijn Consumentenkrediet1 kon aan de nieuwe eisen die de veranderde markt stelt niet meer voldoen aangezien deze is gebaseerd op minimumharmonisatie, de regels ter bescherming van de consument in de richtlijn zeer beperkt zijn en er geen ruimte was om op het ontstaan van nieuwe producten in te springen. Iedere lidstaat heeft op dit moment zijn eigen regels die ten opzichte van elkaar zeer verschillen2.
In haar voorstel voor een nieuwe richtlijn Consumentenkrediet wil de Commissie aan deze tekortkomingen een eind maken. De belangrijkste elementen van het voorstel:
• volledige harmonisatie;
• meer kredietsoorten onder de reikwijdte;
• regels ook van toepassing op kredietbemiddelaars;
• bevorderen van transparantie door:
– harmoniseren definitie en berekening jaarlijks kostenpercentage;3
– uitbreiding informatieverstrekkingregels in precontractuele fase en in de overeenkomst;
– introductie verplichting voor kredietverstrekker tot «responsible lending» en «best advice»;
• opzetten centraal nationaal (stelsel van) kredietregistratiebureau(s) en een samenwerkingsverband tussen deze kredietregistratiebureaus op Europees niveau.
artikel 95 EG-verdrag (besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Subsidiariteit/proportionaliteit: in beginsel positief. Immers, het niveau van consumentenbescherming is in de huidige richtlijn laag en op minimumharmonisatie gebaseerd. Het grote verschil in niveau van consumentenbescherming tussen de wetgevingen van de lidstaten dat hierdoor kon ontstaan heeft barrières opgeworpen voor grensoverschrijdende kredietverstrekking, hetgeen tevens de vraag naar goederen en diensten kan beïnvloeden. De huidige richtlijn dient bovendien te worden aangepast aan nieuwe, steeds meer gebruikte kredietvormen. Voorts waarborgt de harmonisatie van regelgeving met betrekking tot consumentenkrediet de bescherming van de consument en bevordert het de totstandbrenging van een transparantere en efficiëntere interne kredietmarkt. Met het oog op het optimaal functioneren van een interne kredietmarkt moet worden gestreefd naar volledige harmonisatie en toezicht door het land waar de kredietgever gevestigd is.
– Door volledige harmonisatie ontstaat er voor Nederlandse consumenten een betere mogelijkheid om te profiteren van kredietaanbiedingen van kredietgevers uit andere lidstaten en wordt aan Nederlandse kredietgevers een reëlere mogelijkheid geboden om hun producten ook in andere lidstaten te verkopen.
– Het voorstel gaat uit van cross-sector consistentie, uitbreiding van de informatieverstrekkingeisen en stelt regels voor de kredietbemiddelaar. Juist op deze punten is de Nederlandse wetgeving al ver ontwikkeld, dan wel in ontwikkeling, waardoor deze richtlijn eerder de andere lidstaten op het niveau van Nederland zal brengen dan dat het Nederlandse niveau zal moeten worden aangepast.
– Bij het opzetten van een centraal systeem van kredietregistratie is het van belang dat daarin alle kredieten worden geregistreerd en niet alleen de betalingsachterstanden. Deze zogenaamde «positieve» registratie komt overeen met het huidige Nederlandse systeem. De gegevensuitwisseling tussen de bureaus van kredietregistratie van de lidstaten dient te worden bevorderd zodat cross-border kredietverstrekking een reële optie wordt.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG): De Nederlandse wetgeving zal op enkele punten (herroepingsrecht, uitvoering en niet-uitvoering van de kredietovereenkomst e.d.) aanpassing behoeven.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: co-decisie.
Fiche 2: Richtlijn handel in sperma
Titel: Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 88/407/EEG tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intra-communautaire handelsverkeer in diepgevroren sperma van runderen en de invoer daarvan.
Datum Raadsdocument: | 2 oktober 2002 |
nr. Raadsdocument: | 12 636/02 |
nr. Commissiedocument: | COM(2002)527 |
Eerstverantwoordelijke ministerie: | LNV i.o.m. EZ |
Behandelingstraject in Brussel:
Werkgroep veterinaire experts, Landbouw- en VisserijRaad
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Bij richtlijn 88/407/EEG van de Raad worden de veterinairrechtelijke voorschriften vastgesteld die van toepassing zijn op het intracommunautaire handelsverkeer van diepgevroren sperma van runderen en de invoer daarvan. Het nieuwe voorstel heeft tot doel:
– de opslag van sperma in andere voorzieningen dan het KI-station waar het sperma is gewonnen, mogelijk te maken;
– de veterinairrechtelijke voorschriften voor het binnenbrengen van stieren in KI-stations te wijzigen in het licht van nieuwe wetenschappelijke gegevens en van de nieuwe voorschriften van het Internationaal Bureau voor Besmettelijke Veeziekten (OIE);
– op communautair niveau de procedure te vereenvoudigen voor de erkenning van KI-stations in derde landen en voor de opneming ervan in de lijsten van erkende centra. Deze lijsten worden regelmatig gewijzigd op basis van gegevens van bevoegde autoriteiten van derde landen ;
– de Commissie in staat te stellen volgens de comitologieprocedure wijzigingen aan te brengen in de bijlagen bij Richtlijn 88/407/EEG aangezien die betrekking hebben op technische aspecten van de erkenning van centra en de voorwaarden van toelating van stieren tot centra.
art. 37 EG-verdrag (besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid)
Comitologie: Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid (regelgevend comité)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
positief; het betreft een exclusieve bevoegdheid van de EG.
Met name het voorstel om opslagcentra voor sperma toe te staan is in het belang van het Nederlandse bedrijfsleven. KI-organisaties hebben moeite om te kunnen penetreren in de markten van diverse EU-lidstaten. Dit voorstel zal de toegang van Nederlandse KI-organisaties in andere EU-lidstaten vereenvoudigen.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)
Het huidige voorstel voorziet in een overgangstermijn van 6 maanden. Dit zou betekenen dat het huidige sperma na 6 maanden waardeloos zou worden. De aard van de wijziging is niet van dien aard dat het de vernietiging van de huidige voorraden rundersperma rechtvaardigt. Het voorstel zal hierop moeten worden aangepast.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: raadpleging
Fiche 3: Richtlijn levensmiddelenadditief konjac
Titel: Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 95/2/EG wat betreft de gebruiksvoorwaarden voor het levensmiddelenadditief E 425 konjac
Datum Raadsdocument: | 5 september 2002 |
nr. Raadsdocument: | 11 723/02 |
nr. Commissiedocument: | COM(2002)451 def |
Eerstverantwoordelijke ministerie: | VWS i.o.m. LNV |
Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep levensmiddelen;
Concurrentiekracht Raad
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Het levensmiddelenadditief E 425 konjac wordt binnen de Europese Gemeenschap in levensmiddelen toegestaan op grond van richtlijn 95/2/EG betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen.
Op 27 maart 2002 heeft de Commissie een beschikking goedgekeurd tot opschorting van het in de handel brengen en de invoer van geleiproducten die het additief konjac bevatten. Aanleiding tot deze beschikking vormde de dood door verstikking van verscheidene kinderen en ouderen in derde landen na het consumeren van geleiproducten («minicups») die E 425 konjac bevatten. De huidige toelatingsregeling moet gewijzigd worden zodat het gebruik van E 425 konjac niet meer wordt toegestaan in geleiproducten.
Naast hun vorm en grootte zijn de chemische en fysieke eigenschappen van het levensmiddeladditief konjac van dien aard dat geleiproducten in minicups een ernstig risico voor de menselijk gezondheid inhouden. Het niet langer toestaan dat konjac wordt gebruikt in geleiproducten dient zich niet te beperken tot geleiproducten in minicups maar tot geleiproducten in het algemeen, aangezien het gebruik van konjac in andere geleiproducten dezelfde risico's meebrengt.
Artikel 95 van het EG-verdrag (gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming)
Comitologie: Permanent Comité voor de voedselketen en diergezondheid
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
Subsidiariteit: positief. In verband met Beschikking 2002/247/EG van de Commissie waarbij het in de handel brengen, de invoer van de hier bedoelde geleiproducten en het gebruik van E 425 konjac in geleiproducten wordt opgeschort, moeten de thans van kracht zijnde gebruiksvoorwaarden voor E 425 konjac worden gewijzigd. Het gebruik van het levensmiddelenadditief E 425 konjac in levensmiddelen is toegestaan op grond van richtlijn 95/2/EG betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen. Onderhavig voorstel streeft ernaar het gebruik van E 425 konjac niet toe te staan in geleiproducten ter voorkoming dat (levensbedreigende) risico's optreden voor de menselijke gezondheid door wijziging van voornoemde richtlijn.
Proportionaliteit: positief. Waarschuwing door middel van etikettering is in dit geval niet voldoende om de menselijke gezondheid te beschermen, zeker aangezien het ook kinderen betreft.
De informatie die is verstrekt door de lidstaten en derde landen die maatregelen op nationaal niveau hebben rechtvaardigt de conclusie dat geleiproducten die E 425 konjac bevatten een levensbedreigend gevaar voor de volksgezondheid opleveren. Uit het oogpunt van voedselveiligheid dient ervoor gekozen te worden dat niet langer het gebruik van dit additief wordt toegestaan.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG):
Implementatie in de Warenwetregeling Gebruik van additieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen in levensmiddelen (Stcrt. 1996, 186, laatstelijk gewijzigd bij Stcrt 2001, 157)
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie
Fiche 4: Beschikking bestrijding ziektes (EDTCP)1
Titel: Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende de deelname van de Gemeenschap aan een programma voor onderzoek en ontwikkeling met het oog op de ontwikkeling van nieuwe klinische interventies voor de bestrijding van hiv/aids, malaria en tuberculose dankzij een partnerschap op lange termijn tussen Europa en de ontwikkelingslanden, opgezet door verscheidene lidstaten en Noorwegen
Datum Raadsdocument: | 10 september 2002 |
nr. Raadsdocument: | 11 825/02 |
nr. Commissiedocument: | COM(2002)474 def |
Eerstverantwoordelijke ministerie: | VWS i.o.m. BZ/OS, OCW, EZ |
Behandelingstraject in Brussel:
Voorzitterschapconclusies van primair procedureel karakter in de ConcurrentievermogenRaad van 26 november 2002. Raadswerkgroep Onderzoek2.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
Aan de financiering van het EDCTP-project zal uit het (reeds goedgekeurde) totaalbudget voor het zesde Kaderprogramma een EU-bijdrage van M€ 200 worden geleverd voor de periode 2003–2007. De financiering van het voorstel van de Commissie loopt door tot 2007. Nederland wil op dit moment niet vooruitlopen op de nieuwe financiële perspectieven die vanaf dat jaar in werking zullen treden. Nederland zal daarom inzetten op het vaststellen van een looptijd tot maximaal 2006. In dit geval zou dat betekenen dat de initiële periode loopt van 2003 tot 2006. In 2006 kan het project eventueel verlengd worden, waarmee het in de pas loopt met de financiële perspectieven.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De Europese Commissie wil een lange termijn partnership tussen Europa en OS-landen ondersteunen die is gericht op de ontwikkeling en versneld in productie brengen van nieuwe behandelmethoden en vaccins voor HIV/AIDS, malaria en tuberculose. Het testen van uit onderzoek voortgekomen veelbelovende kandidaat-behandelingen/vaccins voor de bestrijding van HIV/AIDS, malaria en tuberculose en het opbouwen van essentiële capaciteit in de betreffende OS-landen – gekozen is voor Afrika – vormen de centrale doelstellingen van het partnership. Recent werd het commitment voor dit type research ook expliciet onderstreept door de World Summit on Sustainable Development (WSSD) in Johannesburg waar het onderhavige «European and Developing Countries Clinical Trials Partnership» (EDCTP) programma werd gepresenteerd (conclusie nr 48d in het officiële WSSD implementatieplan). Het EDCTP programma wordt inhoudelijk krachtig gesteund door de DG-WHO.
Investeringen in onderzoek, gedaan door zowel de EU als de lidstaten, hebben geresulteerd in meerdere veelbelovende kandidaat-behandelmethoden en/of vaccins gericht op toepassing in Afrika. De volgende stap in het R&D traject, t.w. het volgens internationale (ethische) normen testen van de werking van deze middelen, vraagt een aanzienlijke investering, met name door de benodigde capaciteitsopbouw hiervoor in Afrika. De zeer hoge kosten hiervan kunnen alleen worden gedragen door samenwerking tussen meerdere financiers, de betrokken Afrikaanse landen en de farmaceutische industrie. Het EDCTP betreft de eerste samenwerking op Europees niveau waarbij de individuele (en vaak versnipperde) investeringen door de lidstaten op elkaar worden afgestemd. Daarbij zal het EDCTP fungeren als intermediair tussen de betrokken onderzoeksinstituten, de partners in Afrika en de farmaceutische industrie. Hiermee wordt beoogd om het benodigde R&D traject te versnellen, met inachtneming van de hoogste internationale standaard voor kwaliteit en ethiek. Het EDCTP zal complementair zijn aan diverse reeds bestaande internationale initiatieven (GAVI, EMVI, IAVI) en waar mogelijk faciliteren en samenwerking zoeken.
Het voorliggende voorstel aan Raad en EP gaat voor het EDCTP project uit van een «Art. 169» aanpak. Dit artikel uit het verdrag biedt de Europese Commissie de mogelijkheid om coördinatie en samenwerking tussen nationale onderzoeksprogramma's te ondersteunen. Deze coördinatie wordt bereikt doordat het betreffende partnership een eigen juridische basis krijgt en een eigen management, waarin in dit specifieke geval voor de deelnemende OS-landen gelijke vertegenwoordiging is voorzien als voor hun Europese counterparts. Thans wordt gewerkt aan een definitief voorstel voor de precieze organisatie- en managementstructuur die recht doet aan alle deelnemende partners.
Met het oog op afdoende controle op rechtmatige en doelmatige besteding van de EU-middelen stelt de Europese Commissie als voorwaarde voor ondersteuning dat deze coördinatie /samenwerking plaatsvindt binnen een juridische entiteit. Het Europees Economisch Samenwerkingsverband/ European Economic Interest Group (EESV/EEIG) wordt als aangewezen rechtsvorm beschouwd met als organen de Assemblee van de landenvertegenwoordigers (dit kunnen alleen Europese lidstaten zijn), een (inhoudelijk deskundig) Partnership Board (PB) met gelijke vertegenwoordiging van het Europese en het Afrikaanse blok, en een secretariaat.
Nederland is actief betrokken geweest bij oprichting van het EDCTP (NWO en ZonMw).
Het EDCTP zou juli 2003 feitelijk van start moeten gaan. Indien de behandeling in de Raad en EP zich niet te zeer richt op uitvoeringsmodaliteiten zou dit nog mogelijk moeten zijn. Als de discussie zich (omdat het als art. 169-initiatief om een nieuw fenomeen gaat) teveel tot het detailniveau zou gaan uitstrekken is deze startdatum waarschijnlijk niet haalbaar. Het EP streeft naar een snelle behandeling van het dossier, t.w. ITRE-commissie op 11 november (resp. 2 december), OS-comité 12 november en plenaire afhandeling EP in december (resp. februari 2003). De Raad zal in 2003 een besluit hierover nemen.
Art. 169 van het EG-verdrag (gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming). Dit artikel stelt dat de Gemeenschap in overeenstemming met de betrokken lidstaten kan voorzien in deelneming aan door verschillende lidstaten opgezette onderzoek en ontwikkelingsprogramma's, met inbegrip van de deelneming aan de voor de uitvoering van die programma's tot stand gebrachte structuren. Er vindt in de Raadswerkgroep nog een discussie plaats over het eventueel van toepassing zijn van de Deelnameregels van het Zesde Kaderprogramma voor EDCTP. Als lidstaten dit wensen is mogelijk artikel 167 ook een rechtsbasis.
In de voorgestelde opzet zal dit géén regulier onderdeel van het zesde Kaderprogramma blijven en dus ook niet onder de adviserende verantwoordelijkheid van het programmacomité voor het betreffende eerste KP6-thema vallen. Het EDCTP krijgt immers een eigen juridische status en een eigen management, met paritaire deelname van vertegenwoordigers uit de OS-landen op het hoogste bestuursniveau.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Subsidiariteit: positief. Het betreft hier een besluit dat voorziet in ondersteuning door de Gemeenschap van een initiatief waarbij lidstaten zich vrijwillig aansluiten. Lidstaten kunnen de beoogde doelstellingen door geen enkel ander initiatief zelf realiseren.
Proportionaliteit: positief. Het voorstel staat inhoudelijk in verhouding tot de omvang van armoedegerelateerde ziekten (HIV/AIDS, malaria en TBC) in de wereld en levert, gebruik makend van de mogelijkheden waarin het Zesde Kaderprogramma voor Onderzoek en Ontwikkeling 2002–2006 reeds voorziet, een belangrijke bijdrage aan een betere coördinatie van (bestaande) Europese onderzoeksactiviteiten en daarmee te bereiken resultaten. Het voorstel van de Commissie vormt de basis voor de formele instemming van Raad en EP gevraagd om op de reeds ingeslagen weg voort te gaan en regelt niet meer dan strikt noodzakelijk is om uitvoering te geven aan een artikel 169 project. Verdere uitwerking wordt overgelaten aan de projectleiding.
Deregulering: positief. Het voorstel is gebaseerd op het creëren van een flexibele «common structure» die belast wordt met de uitvoering van de gezamenlijke onderzoeksactiviteiten, met eigen operationale procedures, inclusief calls voor projecten en selectie en evaluatieprocedures. Lidstaten kunnen aan de common structure rechtstreeks deelnemen, of via door hen gemandateerde organisaties (in Nederland bijv. NWO) of door nieuwe speciale rechtspersonen.
Nederlandse onderzoekers op de betreffende gebieden blijken zeer geïnteresseerd om aan dit binnenkort op dit gebied naar verwachting toonaangevende project mee te doen. Nederland beschikt over meerdere onderzoeksgroepen die tot de internationale top op dit gebied behoren. Het EDCTP zou goede kansen bieden om de door hen (in samenwerking met hun buitenlandse partners) ontwikkelde kandidaat behandelmethoden/vaccins testen voor uiteindelijk gebruik in Afrika en als zodanig een duidelijke meerwaarde aan de reeds gedane investeringen toevoegen.
Bovendien betreft het een prioritair thema in het Nederlandse OS-beleid, waarvan het belang ten volle wordt onderschreven door de WHO en recent ook nog is bevestigd in de WSSD te Johannesburg.
Daarnaast maakt Nederland (i.c. NWO) kans om het coördinatiepunt van EDCTP, het EEIG, te huisvesten, hetgeen van belang is voor de positionering van Nederland in de «European Research Area».
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG): geen
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: co-decisie.
Fiche 5: Richtlijn openbaar overnamebod
Titel: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het openbaar overnamebod
Datum Raadsdocument: | 18 oktober 2002 |
nr. Raadsdocument: | 12 846/02 |
nr. Commissiedocument: | COM(2002)534 def |
Eerstverantwoordelijke ministerie: | JUST i.o.m. FIN, EZ, SZW |
Behandelingstraject in Brussel:
«Working Party on Company Law; Raad voor Concurrentievermogen.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Achtergrond:
Het voorstel beoogt de rechtszekerheid van alle betrokken partijen bij grensoverschrijdende openbare biedingen op effecten van beursvennootschappen te vergroten en minderheidsaandeelhouders die met een openbaar bod worden geconfronteerd te beschermen. Het voorstel van 2 oktober 2002 van de Europese Commissie komt op verschillende punten overeen met een eerder voorstel waarover de Raad op 19 juni 2000 een gemeenschappelijk standpunt heeft bereikt, maar dat op 4 juli 2001 door het Europees Parlement is verworpen. De Commissie streeft ernaar met het nieuwe voorstel tegemoet te komen aan de bezwaren van het Europees Parlement, zonder afbreuk te doen aan de basisbeginselen van het gemeenschappelijke standpunt.
Inhoud:
Degene die een door de lidstaten te bepalen percentage van de stemrechten in een beursvennootschap verkrijgt waardoor hij controle over de vennootschap heeft, moet een openbaar bod op alle aandelen uitbrengen. De richtlijn regelt niet met welk percentage stemrechten controle is verworven. De aandeelhouders hebben recht op een billijke prijs. Voor het toezicht op de gang van zaken in verband met het bod, zoals het verstrekken van inlichtingen over het bod en in acht te nemen termijnen, dient een toezichthoudende autoriteit te worden aangewezen.
Zodra het besluit om een bod uit te brengen openbaar is gemaakt mag het bestuur van de doelvennootschap geen extra beschermingsmaatregelen treffen tegen een vijandige overname, tenzij de aandeelhoudersvergadering daarvoor (alsnog) toestemming verleent. Bepaalde regelingen van juridische aard die de uitkomst van een bod kunnen beïnvloeden, worden door de richtlijn buiten werking gesteld. Het betreft beperkingen van de mogelijkheid aandelen te verkrijgen en stemrecht uit te oefenen in de aandeelhoudersvergadering over het opwerpen van extra beschermingsmaatregelen, indien deze beperkingen in de statuten van de doelvennootschap of in een overeenkomst tussen de doelvennootschap en aandeelhouders zijn vastgelegd.
Zodra een biedingsbericht openbaar is gemaakt, moet het bestuur van de doelvennootschap dat biedingsbericht doen toekomen aan de (vertegenwoordigers van de) werknemers. Het bestuur stelt een advies op waarin het zijn mening geeft over de gevolgen van het bod voor alle belangen van de vennootschap waaronder de werkgelegenheid. Overigens houdt de richtlijn in dat het recht op informatie en raadpleging van werknemers wordt geregeld in het nationale recht (naast toepasselijke andere Europese regelgeving).
De richtlijn bevat ook andere voorschriften. Beursvennootschappen moeten in hun jaarverslag informatie geven over constructies en regelingen die het verkrijgen en het uitoefenen van zeggenschap door een bieder kunnen voorkomen. De aandeelhoudersvergadering moet zich daarover ten minste om de twee jaar kunnen uitspreken. De lidstaten moeten een uitkoopregeling hebben voor de uitstoting van een minderheidsaandeelhouder die een openbaar bod heeft afgewezen. Voorts moeten de lidstaten een uitkooprecht toekennen aan een dergelijke minderheidsaandeelhouder. Ook in verband met aspecten van de richtlijn die de werking van de vennootschap betreffen moet een toezichthoudende autoriteit worden aangewezen.
artikel 44, lid 1, juncto artikel 44, lid 2, aanhef en onder g, van het EG-verdrag (gekwalificeerde meerheidsbesluitvorming)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief, in verband met het op Europees niveau bewerkstelligen van rechtszekerheid bij een grensoverschrijdend bod op effecten van een beursvennootschap, alsmede de bescherming van minderheidsaandeelhouders.
Uitgangspunt bij de onderhandelingen over de richtlijn is dat de concurrentiepositie van Nederland en de Nederlandse bedrijven niet mag verslechteren in verhouding tot de andere lidstaten. Daarnaast moeten Nederlandse investeerders ook van de richtlijn kunnen profiteren. Er bestaat twijfel aan de opportuniteit van bepaalde onderdelen van de richtlijn. Dit geldt in het bijzonder voor het onderdeel op grond waarvan bepaalde regelingen die de uitkomst van een bod kunnen beïnvloeden buiten werking worden gesteld. Onderzocht wordt in hoeverre de in Nederland gebruikelijke regelingen onmogelijk worden gemaakt. In dit kader is van belang dat uit uitlatingen van de Commissie kan worden afgeleid dat het richtlijnvoorstel waarschijnlijk niet bedoelt de in Nederland gebruikelijke certificering van aandelen te raken, omdat dat een contractuele relatie tussen de aandeelhouder en certificaathouder betreft. Andere juridische constructies die in andere lidstaten dan Nederland gebruikelijk zijn, zoals het mogelijk maken van een meervoudig stemrecht voor bepaalde aandeelhouders, worden niet geraakt door het richtlijnvoorstel. Deze constructies leiden naar het oordeel van de Commissie niet tot bescherming van het zittende bestuur. Voorts worden bepaalde (doel)-vennootschappen niet geraakt wanneer hun positie door een bijzondere nationale wet wordt bepaald.
De voorgestelde regeling in verband met de positie van werknemers sluit niet aan bij de SER Fusiegedragsregels 2000. Deze schrijven voor dat overleg moet worden gepleegd met het bestuur van de doelvennootschap en de werknemersorganisaties voordat een bod wordt uitgebracht. Die regeling zou op basis van het richtlijnvoorstel op dat punt niet in stand kunnen blijven.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG):
Het voorstel zal leiden tot aanzienlijke regulering (invloed op effectenwetgeving, vennootschapsrecht, SER-besluit Fusiegedragsregels 2000).
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie.
Fiche 6: Verordening biologische productiemethode landbouwproducten
Titel: Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen
Datum Raadsdocument: | 17 oktober 2002 |
nr. Raadsdocument: | 13 259/02 |
nr. Commissiedocument: | COM(2002)561 def |
Eerstverantwoordelijke ministerie: | LNV i.o.m. VROM, VWS |
Behandelingstraject in Brussel:
Op verzoek van een aantal lidstaten (waaronder Nederland) heeft de Europese Commissie in december 2001 een ontwerpverordening voorgelegd aan het regelgevend comité met als doel om in biologische diervoeders het gebruik van materialen met natuurlijke aminozuren (biergist en eieren) en het tijdelijk gebruik van synthetische vitaminen voor herkauwers en drie synthetische aminozuren voor pluimvee toe te staan. Na twee herziene voorstellen heeft het regelgevend comité uiteindelijk op 9 juli 2002 over het voorstel gestemd. Er werd geen advies uitgebracht, aangezien er 39 stemmen vóór, 33 stemmen tegen en 15 onthoudingen waren. Aangezien de Commissie geen advies heeft ontvangen moet zij dit voorstel aan de Raad voorleggen (artikel 5, lid 4 van Besluit 1999/468/EG). Alvorens de Raad erover beslist, wordt de ontwerpverordening nog in het CSA besproken.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
In het voorliggende voorstel stelt de Europese Commissie voor om ten aanzien van diervoer, te gebruiken in de biologische landbouw, het volgende toe te staan:
• synthetische vitaminen (A, D en E) als toevoegingsmiddel voor herkauwers, gedurende een overgangsperiode die afloopt op 31 december 2005. De lidstaten moeten het gebruik ervan toestaan en melden aan de Europese Commissie;
• biergist, eieren en eiproducten in diervoeders;
• een kleine aanpassing in voedermengsel voor pluimvee tijdens de mestperiode: ten minste 65% moet bestaan uit een mengsel van graan, eiwithoudende gewassen en oliehoudende zaden.
Doelstelling van het voorstel is om aan de door een aantal lidstaten geconstateerde problemen met de huidige regelgeving (o.a. verbod gebruik synthetische vitaminen voor herkauwers en synthetische aminozuren) tegemoet te komen. Bovendien is een aantal bronnen voor natuurlijk voeder op dit moment beperkt, onder andere vanwege het tijdelijke verbod op EU-niveau om in voeder dierlijke eiwitten te gebruiken. In het uiteindelijke voorstel is er geen tijdelijke voorziening opgenomen voor synthetische aminozuren, dit vanwege onvoldoende draagvlak bij de lidstaten.
Artikel 37 van het EG-verdrag (gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief, eenduidige benadering van het gebruik van synthetische vitamines en andere stoffen in biologische diervoeders.
Wettelijke harmonisatie van de dagelijkse praktijk binnen Europa (lidstaten gingen verschillend om met het al dan niet toelaten van de wettelijk niet toegestane synthetische vitamines). Daarnaast leverde een korte desk study door ID-TNO als resultaat op dat het niet uit te sluiten is dat een verbod op synthetische vitamines tot gezondheidsproblemen bij herkauwers leidt, maar dat voor definitieve uitspraken meer nauwkeurige gegevens over de voedingsbehoeftes van biologische dieren beschikbaar zouden moeten zijn. Dit overwegende is Nederland zich bewust van het imago van de biologische sector (zo natuurlijk als mogelijk) maar vraagt meer tijd om het gebruik van synthetische vitaminen af te kunnen bouwen (in de praktijk worden overtredingen van de huidige wetgeving geconstateerd) ervan uitgaande dat er alternatieve bronnen beschikbaar zijn. ID-TNO voert hier op dit moment een meer uitgebreide studie naar uit. Deze benadering wordt gesteund door het bedrijfsleven.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG): Geen.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: raadpleging.
Fiche 7: Mededeling terugkeerbeleid
Titel: Mededeling van de Europese Commissie over een communautair terugkeerbeleid ten aanzien van personen die illegaal in de Europese Unie verblijven.
Datum stuk: | 14 oktober 2002 |
nr. Raadsdocument: | 13 164/02 |
nr. Commissiedocument: | COM(2002)564 def |
Eerstverantwoordelijke ministerie: | JUST i.o.m. BZ, VWS |
Behandelingstraject in Brussel:
Werkgroep Migratie-verwijdering, Strategisch Comite voor immigratie, grenzen en asiel, JBZ-Raad.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
Geen. De Commissie zal gevraagd worden t.z.t. de financiële consequenties van de toekomstige voorstellen exact aan te geven.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
In oktober 2002 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht betreffende een communautair terugkeerbeleid ten aanzien van personen die illegaal in de Europese Unie verblijven. Daarin schetst zij het raamwerk voor een brede aanpak van dit probleem. De Commissie identificeert een viertal thema's waarbinnen maatregelen moeten worden genomen ten einde te komen tot een communautair terugkeerbeleid:
• operationele samenwerking;
• gemeenschappelijke minimumnormen om samenwerking te vergemakkelijken;
• gemeenschappelijk terugkeerprogramma (vrijwillige en verplichte terugkeer);
• samenwerking met derde landen
De mededeling bevat een voorstel voor een actieplan waarin een aantal voorstellen nader is uitgewerkt. Het Deens Voorzitterschap heeft inmiddels een eerste voorstel voor een gedetailleerde uitwerking hiervan gedaan en een roadmap opgesteld voor de termijnen waarbinnen maatregelen genomen moeten worden. Nederland hecht veel belang aan de ontwikkeling van een communautair terugkeerbeleid en acht het actieplan daarvoor een goede basis. Het bevat verschillende voorstellen die al eerder door Nederland zijn bepleit door middel van de Nederlandse reactie op het groenboek van de Commissie over een communautair terugkeerbeleid.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. aangezien het een mededeling betreft.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief. Het voorstel past in de plannen, voortvloeiend uit de conclusies van Tampere, Laken en Sevilla om een gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid te ontwikkelen.
Nederland is in het kader van de bestrijding van de illegale immigratie voorstander van gemeenschappelijke maatregelen op het terrein van terugkeer. Nederland acht het daarbij van belang om in dit kader de operationele samenwerking te intensiveren en te harmoniseren. Daarnaast zijn de ontwikkeling van gemeenschappelijke normen, het opstellen van geïntegreerde terugkeerprogramma's en de samenwerking met derde landen onontbeerlijk. De gedetailleerde uitwerking van het actieplan dat op basis van deze mededeling door het Deens Voorzitterschap is opgesteld, wordt voor een eerste bespreking aan de JBZ-Raad van 28/29 november 2002 voorgelegd.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)
Gezien de aard van de voorstellen kan thans nog niet worden beoordeeld in hoeverre er consequenties zijn voor de nationale regelgeving.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
n.v.t. aangezien het een mededeling betreft die het EP ter informatie is toegegaan.
Fiche 8: Verordening steun kandidaatlidstaten op gebied landbouw (SAPARD)
Titel: Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1268/1999 inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pre-toetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pre-toetredingsperiode.
Datum Raadsdocument: | 3 oktober 2002 |
nr. Raadsdocument: | 12 657/02 |
nr. Commissiedocument: | COM(2002)519 definitief |
Eerstverantwoordelijke ministerie: | BZ i.o.m. LNV, FIN |
Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep Centraal-Europa, Raadswerkgroep Financiële en Budgettaire Aspecten Landbouw, Raadswerkgroep Agristructuur, Landbouwraad
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
geen. Het betreft een herschikking binnen SAPARD.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
SAPARD heeft tot doel in de pre-toetredingsperiode de ontwikkeling van de duurzame landbouw en duurzame plattelandsontwikkeling in de Midden-Europese lidstaten te bevorderen. De steun moet een bijdrage leveren aan de uitvoering van het acquis communautaire op het gebied van het GLB en daarmee verband houdende beleidstakken en aan het oplossen van om prioriteit vragende en specifieke problemen in verband met de duurzame aanpassing van de landbouwsector in de plattelandsgebieden in de KLS. Doel van het voorliggende voorstel is het aanpassen van de SAPARD-verordening, zodat in geval van uitzonderlijke natuurrampen
(1) de Gemeenschapsbijdrage aan relevante SAPARD-projecten kan worden verhoogd tot 85% (gewoonlijk: 75%) van de totale subsidiabele overheidsuitgaven en
(2) de maximale overheidssteun in de totale subsidiabele kosten kan worden verhoogd tot 75% (gewoonlijk: 50%).
De voorgestelde wijziging is ingegeven door de overstromingen in Midden-Europa in de zomer van 2002. Door de aanpassing kan de Gemeenschap méér steun geven in de gebieden waar dit het hardste nodig is als gevolg van de overstromingen.
Rechtsbasis van het voorstel: Art. 308 EG-verdrag. Raad beslist met eenparigheid van stemmen.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief. De achterliggende afweging is de facto al gemaakt bij de totstandkoming van de SAPARD-verordening. Het betreft hier slechts een relatief geringe wijziging van deze verordening.
Nederlandse belangen: Geen bijzondere consequenties voor Nederland.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG): n.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: raadpleging.
Fiche 9: Richtlijn bijzondere belasting diesel
Titel: Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 92/81/EEG en Richtlijn 92/82/EEG tot vaststelling van een bijzondere belastingregeling voor als motorbrandstof voor commerciële doeleinden gebruikte gasolie en tot geleidelijke onderlinge aanpassing van de accijnzen op benzine en op gasolie.
Datum Commissiedocument: | 27 augustus 2002 |
nr. Raadsdocument: | 11 571/02 |
nr. Commissiedocument: | COM (2002)410 def |
Eerstverantwoordelijke ministerie: | FIN i.o.m. V&W, EZ, VROM |
Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep Belastingvraagstukken. Verder behandelingstraject nog niet vastgesteld (vermoedelijk EcofinRaad).
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Kernpunt van het voorstel is de mogelijkheid om commerciële en niet-commerciële diesel verschillend te belasten wat betreft de accijns. Voor commerciële diesel (gebruik door vrachtwagens met een maximum toegelaten massa van 16 000 kg en meer en gebruik door autobussen) wordt een voor de gehele EU uniform accijnstarief voorgesteld, gebaseerd op het gemiddelde van de dieseltarieven in de EU (€ 350). De beoogde ingangsdatum van het tarief is 1 januari 2010 met een ingroeimodel (lidstaten krijgen vanaf 1 januari 2003 7 jaar de tijd om daar geleidelijk naar toe te groeien). Voor niet-commerciële diesel (diesel gebruikt door andere voertuigen dan vrachtwagens met een maximum toegelaten massa van 16 000 kg en meer en autobussen) mogen lidstaten een hoger accijnstarief vaststellen. Overigens streeft het voorstel een dergelijk onderscheid ook na. Het communautaire minimum voor niet-commerciële diesel wordt verhoogd van € 245 naar € 302 per 1000 liter. Het communautaire minimum voor ongelode benzine wordt verhoogd van € 287 tot € 360. Voorts zouden de lidstaten op de lange termijn moeten nastreven dat de niet-commerciële diesel uiteindelijk op dezelfde wijze wordt belast als ongelode benzine.
Rechtsbasis van het voorstel: art. 93 EG-verdrag (besluitvorming met unanimiteit)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Subsidiariteit: De richtlijn voldoet in de huidige vorm onvoldoende aan de door het kabinet gewenste subsidiariteit. Lidstaten mogen voor commerciële diesel namelijk maar één bepaald tarief vaststellen. Daarmee wordt de huidige lijn van Europese minimumtarieven losgelaten en de vrijheid van lidstaten om de dieselaccijns te verhogen ingeperkt, zonder dat daartoe de noodzaak bestaat vanuit het goed functioneren van de interne markt. Het systeem van Europese minimumtarieven met de mogelijkheid voor lidstaten om een gedifferentieerd tarief vast te stellen, is als systeem voldoende.
Het bedrijfsleven heeft belangen bij de accijnstariefstelling op minerale olieproducten (zowel aan de omzetkant – oliemaatschappijen e.d. – als aan de kostenkant van het bedrijfsleven). Met name het internationale wegtransport is direct belanghebbende bij de richtlijn. De Nederlandse overheid is belanghebbende vanwege de belastinginkomsten.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)
Indien het richtlijnvoorstel wordt aangenomen kan dat leiden tot een wijziging van de Wet op de Accijns, ingeval de accijnstarieven voor diesel niet zouden voldoen aan de minimumtarieven die overeenkomstig de onderhavige richtlijn van toepassing zullen worden. Nederland zal een afzonderlijk besluit moeten nemen over een tariefsdifferentiatie zoals de richtlijn die mogelijk maakt en de wijze waarop die invulling krijgt. Deze besluitvorming is nationaal en staat los van deze richtlijn die feitelijk niet meer doet dan het bieden van een instrumentarium voor een differentiatie zonder direct daartoe te verplichten. Bij een eventuele differentiatie dient voorts de relatie met de andere autobelastingen (eurovignet, motorrijtuigenbelasting en dergelijke) te worden bezien.
Er worden geen specifieke implementatieproblemen voorzien, zij het dat de vormgeving van een eventuele tariefdifferentiatie een aandachtspunt is.
Jaarlijks kostenpercentage: de totale kosten van het krediet voor de consument, uitgedrukt in een percentage op jaarbasis van het totale bedrag van het verleende krediet.
Het voorstel van de Commissie om specifiek bij dit onderdeel van het Zesde Kaderprogramma voor Onderzoek en Ontwikkeling (voor het eerst) te kiezen voor een «art. 169 aanpak» maakt een apart behandelingstraject – met inbegrip van codecisie – nodig.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-251.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.