22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2231 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 oktober 2016

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij een fiche, dat werd opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Mededeling EU-Tunesië

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Fiche: Mededeling EU-Tunesië

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad

    Meer EU-steun aan Tunesië

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    29 september 2016

  • c) Nr. Commissiedocument

    JOIN(2016) 47

  • d) EUR-Lex

    http://eur-lex.Europa.eu/legal-content/EN/ALL/?uri=JOIN:2016:47:FIN

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

    N.v.t.

  • f) Behandelingstraject Raad

    Raad Buitenlandse Zaken

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Buitenlandse Zaken.

2. Essentie voorstel

In deze mededeling worden door de Europese Commissie (EC) en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) voorstellen gedaan om bij te dragen aan een sterk, democratisch en stabiel Tunesië.

Aanleiding en belang

De Europese Commissie en Hoge Vertegenwoordiger Mogherini (HV) constateren dat Tunesië sinds de revolutie in 2011 belangrijke en bewonderenswaardige stappen heeft gezet richting een moderne democratie, gebaseerd op transparante en inclusieve verkiezingen, de rechtsstaat, respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden. Tevens stellen ze dat het land zich op een kruispunt bevindt in zijn ontwikkeling. De transitie is fragiel en kan worden bedreigd door het feit dat de meeste Tunesiërs de voordelen van het nieuwe democratische systeem niet kunnen plukken. Dit heeft deels te maken met de volgende omstandigheden: meerdere terroristische aanslagen, een (mislukte) poging van ISIS om de grensstad Ben Guerdane in te nemen en de gevolgen van instabiliteit in Libië. Werkloosheid neemt toe en één op de zes Tunesiërs leeft inmiddels in armoede. Deels komt dit ook voort uit beperkte overheidscapaciteit. Hervormingen lopen vertragingen op doordat het parlement te veel prioriteiten, te weinig middelen en stroperige procedures heeft, waardoor er een tekort is aan politieke daadkracht om de onvoltooide transitie voort te zetten. Het opzetten van een constitutioneel Hof, aanpassing van wetgeving en toepassing daarvan is noodzakelijk om de rechten en vrijheden die zijn vastgelegd in de Grondwet van praktisch nut te maken voor de bevolking. Structurele hervormingen zijn nodig om de democratische verworvenheden te vertalen naar economisch succes en de Tunesische bevolking daadwerkelijk te laten profiteren van de transitie. De EU heeft een strategisch belang bij een sterk, democratisch en stabiel Tunesië in de nabuurschapsregio. Daarom is een versterkte inzet op Tunesië noodzakelijk in aanvulling op wat de EU reeds doet.

Inzet Tunesische regering

De Tunesische regering is gecommitteerd aan het versnellen van de noodzakelijke hervormingen. Maatschappelijke partners en maatschappelijk middenveld erkennen het belang hiervan, in een context waarin politieke, maatschappelijke en administratieve weerstanden inherent zijn aan een ingrijpend hervormingsproces. De regering heeft een aantal wetsvoorstellen gedaan om de bepalingen uit de Grondwet te implementeren, heeft een aantal noodmaatregelen genomen o.g.v. veiligheid en heeft in mei jl. een vijfjaren-ontwikkelingsplan opgesteld. Hierin wordt de huidige situatie geanalyseerd en noodzakelijke hervormingen geschetst o.g.v. openbaar bestuur, economisch, financieel, regionaal en sociaal beleid.

Huidige inzet EU

Tussen 2011 en 2016 bedroeg de EU-steun aan Tunesië EUR 2 miljard (projectsteun en macro-financiële steun), gericht op de democratische en economische transitie. Hieronder valt ook steun aan het maatschappelijk middenveld bestaande uit 85 projecten met omvang van EUR 41 miljoen. Daarnaast verstrekten financiële instellingen in de EU en lidstaten (de Europese Investeringsbank, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, Agence Française de Development, de Kreditanstalt für Wiederaufbau) voor EUR 2,6 miljard aan leningen. Tunesië kan sinds januari 2016 deelnemen aan het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020, studenten kunnen gebruik maken van beurzenprogramma’s «Erasmus+» en de economie wordt ondersteund met een tariefvrij quotum voor olijfolie.

Voorgestelde intensivering

Het voorstel moet volgens de EU een «meer doeltreffende» respons zijn op de huidige situatie. Belangrijk uitgangspunt in dit plan is het vijfjarenplan van de Tunesische overheid. Het gaat daarbij om het aanpakken van jeugdwerkloosheid, het verkleinen van regionale ongelijkheid, hervorming van de publieke sector en het oplossen van de veiligheidsproblemen, naast versterking van democratische instituties.

De Commissie en de HV stellen voor om de politieke dialoog met Tunesië te intensiveren middels een tweejaarlijkse politieke ontmoeting op hoog niveau intensivering van contacten op alle niveaus. De jaarlijkse financiële projectsteun zal worden opgeschroefd tot mogelijk EUR 300 miljoen in 2017 (van EUR 186,5 miljoen in 2015; afkomstig uit verschillende instrumenten). De EU wil tot 2020 een hoog niveau van steun behouden. Deze steun blijft wel afhankelijk van voortgang van de democratische transitie en uitvoering van de hervormingen, zoals het vijfjarenplan. Daarnaast zal er de komende 5 jaar EUR 200 miljoen beschikbaar zijn voor verbetering van toegang tot krediet voor micro- midden- en kleinbedrijf. De Europese financiële instellingen zijn bereid om ongeveer EUR 800 miljoen per jaar te mobiliseren tot 2020. Op basis van een eerder voorstel van de Commissie, hebben de Raad en het Europees Parlement deze zomer ingestemd met 500 miljoen euro extra aan macro financiële steun voor 2016–2017.

De EU-steun zal gericht zijn op een zestal sectoren:

  • 1. Goed bestuur, waaronder hervorming van het openbaar bestuur, verbetering van het beheer van overheidsfinanciën, verbetering van publieke dienstverlening, strijd tegen corruptie, decentralisatie, hervorming van de justitiesector en steun aan het parlement.

  • 2. Maatschappelijk middenveld: de tripartite dialoog tussen EU, Tunesische autoriteiten en NGO’s zal worden versterkt, waaronder ten aanzien van economie, migratie, veiligheid en terrorismebestrijding.

  • 3. Sociaaleconomische ontwikkeling: het sluiten van een diep en breed vrijhandelsakkoord (DCFTA), steun bij hervorming van regelgeving en integratie in de Europese markt. De nadruk zal liggen op landbouw, convergentie van productnormen, onderzoeken van mogelijkheden tot vervroegde toepassing van pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels, een «partnerschap voor groei» voor versterking van economische sectoren, verbetering van douaneprocedures.

  • 4. Territoriale en sociale ongelijkheid: aanpak van redenen voor maatschappelijke ontevredenheid door versterking van capaciteiten van lokaal bestuur voor betere publieke dienstverlening, versterking van het sociaal vangnet, investeringen in sociale infrastructuur, toegang tot onderwijs en een baangarantiestelsel voor kwetsbare jongeren.

  • 5. Veiligheid: doorgaan met bestaand programma voor hervorming van de veiligheidssector, uitvoeren van veiligheidsbeleid, versterken van analysecapaciteit voor terrorismebestrijding, preventie van radicalisering, integraal grensmanagement, banden tussen Tunesische en EU-veiligheidsdiensten versterken (bv. Europol) en versterking van het early warning system.

  • 6. Migratie: aanpakken grondoorzaken door sociaal-economische ontwikkeling, steun bij ontwikkelen en uitvoeren van nationaal migratie- en asielbeleid, het snel sluiten van een visumfacilitatieverdrag en een terug- en overnameovereenkomst, ontwikkelen van mogelijkheden voor legale migratie (betreft een pilot in het kader van het Valletta actieplan), versterken van mobiliteit (waaronder studentenuitwisselingen) en aanpak van irreguliere migratie, waaronder door intensievere bestrijding van mensensmokkel en handel en versterking grensbeheer.

Tot slot stellen de Commissie en de HV dat de EU-instituties, lidstaten, Tunesië en andere partners hun onderlinge coördinatie en efficiëntie moeten vergroten. Een gecoördineerd, coherent EU steunpakket zou de impact van de EU-steun, de leverage en zichtbaarheid van de EU vergroten.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Het is van belang om de weerbaarheid van de Tunesische samenleving te versterken, wat tevens een centraal punt is in de EU Global Strategy. Het kabinet ziet het versterken van de Tunesische economie en het creëren van werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren in de minder welvarende gebieden in het land, als prioriteit in Tunesië. Dit is noodzakelijk om op korte termijn perspectief te verschaffen en te voorkomen dat jongeren radicaliseren en een voedingsbodem voor gewelddadig conflict ontstaat. Groter sociaal-economisch persepctief is daarom essentieel om draagvlak te behouden voor de Tunesische democratische transitie. Dit is in het belang van Tunesië, Nederland en de Europese Unie. Het kabinet zet zich hiervoor zowel bilateraal als in Europees verband in. De Nederlandse bilaterale steun voor Tunesië is gericht op het ondersteunen van de transitie, het stimuleren van werkgelegenheid voor jongeren en het verbeteren van de veiligheidssituatie. Via het Shiraka-programma (het voormalige «Matra Zuid») wordt bijgedragen aan capaciteitsopbouw van de Tunesische overheid. Tevens ondersteunt Nederland bij het creëren van werkgelegenheid. Nederland maakt net als de EU deel uit van de zogenaamde G7+ groep (bestaande uit de Verenigde Staten, Canada, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië, Japan, Spanje, België, Zwitserland, Turkije, Europese Unie en Nederland), het afstemmingsgremium waarin de Tunesische autoriteiten op regelmatige basis overleggen met de internationale gemeenschap over de veiligheidssituatie. Op het gebied van veiligheid en contra-terrorisme, ondersteunt Nederland Tunesië door bij te dragen aan een programma voor Security Sector Reform. Daarnaast werkt Nederland, bilateraal en via het Global Counterterrorism Forum (GCTF) samen met Tunesië op het gebied van preventie van radicalisering. Dit gebeurt bij jongeren in kwetsbare gebieden, maar ook in de gevangenis, waar radicalisering en extremisme wordt tegengegaan door het uitwerken van een re-integratie programma conform internationale mensenrechtenstandaarden. Tussen Tunesië en Nederland is geen sprake van intensieve (irreguliere) migratiestromen. Verhoudingsgewijs is het aantal asielaanvragen dat door Tunesiërs wordt ingediend beperkt. Desalniettemin is Tunesië, net als alle andere landen in de regio, een belangrijke partner op het gebied van migratie. Vanuit Nederlands perspectief is het in het bijzonder van belang om vanuit de Europese Unie samenwerking met Tunesië te versterken om zo mensensmokkel in de regio te bestrijden en daarmee de stroom van (irreguliere) migranten naar Italië tegen te gaan.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet onderschrijft de analyse van de situatie, het belang van Tunesië voor de EU en steunt de hoofdlijnen van de voorgestelde inzet. De EU moet alles binnen haar mogelijkheden doen om bij te dragen aan voortgang van de democratische transitie, stabiliteit en economische vooruitgang in Tunesië.

Uitgangspunt voor het kabinet is daarbij: impact. Het gaat er in de eerste plaats om dat er op basis van een duidelijke strategie wordt gewerkt om de huidige obstakels te overwinnen. Hoofddoel daarbij is: het verbeteren van de sociaal-economische situatie. Tunesische jongeren mogen zich niet voor de keuze gesteld zien om te migreren naar Europa of te gaan strijden voor IS vanwege de slechte economische omstandigheden, en met name werkloosheid. Zij moeten kunnen ervaren dat een open, democratische samenleving in hun belang is, zodat zij kunnen bijdragen aan de verdere ontwikkeling van hun land.

De voorgestelde, omvattende aanpak en de zes kernsectoren passen hier goed bij en worden door het kabinet gesteund. De intensivering van zowel de politiek als de financiële samenwerking eveneens. De crux voor het kabinet zit hem daarom in de aanpak. Op een aantal onderdelen zou de aanpak van de Commissie en de HV kunnen worden aangescherpt door het maken van heldere afspraken.

Impact door heldere afspraken

Een gecoördineerd en coherent pakket is essentieel voor de effectiviteit en impact van het gebodene, zo stelt de EU. Het kabinet onderschrijft dit volledig, maar ziet in de mededeling te weinig terug van de wijze waarop dit tot stand moet komen. Het is hierbij van belang dat de juiste balans wordt gevonden tussen de administratieve efficiëntie van het toewijzen van hoge bijdragen aan grote samenwerkingspartners enerzijds en een op impact gerichte bijdrage aan kleine, innovatieve projecten anderzijds. Bovendien is de formulering van de inzet van de EU, evenals de inzet die we van Tunesië verwachten voor de aanzienlijke intensivering van de samenwerking op veel plaatsen niet concreet genoeg, zeker waar het gaat om democratische en institutionele hervormingen. Er wordt bijvoorbeeld verwezen naar een strategie voor hervorming van de publieke sector, zonder daarbij concreet aan te geven wat de EU verwacht van de Tunesische autoriteiten als het gaat om de implementatie daarvan. Daarom zal Nederland pleiten voor het uitwerken van de voorstellen in de mededeling tot een concreet pakket aan maatregelen, dat wordt afgezet tegen concrete commitments van de Tunesische overheid om bottlenecks aan te pakken, variërend van te implementeren regelgeving tot aanpak corruptie tot bestuurlijke capaciteit. Het compact met Jordanië ziet het kabinet als voorbeeld: tegenover iedere inspanning van de één staat een maatregel van de ander. Beide partijen kunnen elkaar zo bij de les houden en aanspreken op voortgang, die op deze wijze duidelijk meetbaar is. Dit vergt effectieve coördinatie aan EU-zijde. Het kabinet zal daarom pleiten voor het oprichten van een sterk coördinatiemechanisme voor Tunesië, bestaande uit vertegenwoordigers van verschillende Commissie-onderdelen, en onder leiding van EDEO. Tot slot ondersteunt het kabinet in algemene zin een verhoging van de steun aan Tunesië om al het mogelijk te kunnen doen om het land te steunen. Daarbij blijft effectiviteit van steun wel een voorwaarde. In dat kader hecht het kabinet aan een analyse van waar de huidige EU-steun het meest impact heeft gehad en waar niet en waarom niet.

Grotere betrokkenheid lidstaten noodzakelijk

Bovenstaande aanpak kan worden versterkt wanneer de lidstaten hun bilaterale inzet hieraan verbinden. Hoewel er op verschillende plaatsen wordt verwezen naar het belang van de lidstaten (bijvoorbeeld migratie, gezamenlijke programmering), wordt er geen voorstel gedaan hoe de inzet van de lidstaten in het pakket verwerkt wordt. Idealiter wordt er volgens het kabinet ingezet op een zo sterk mogelijk verweven pakket van maatregelen, gefinancierd door de EU en de lidstaten. Het kabinet zal de EU vragen hier voorstellen voor te doen.

Economie / banen

Het kabinet waardeert de brede inzet op economische vooruitgang, van regelgeving tot microkrediet. Dit is noodzakelijk om zowel de economische hoofdstructuur als de capaciteit van het midden- en kleinbedrijf te vergroten. Ook hier is impact voor het kabinet weer het sleutelwoord. Gezien de acute uitdagingen die beschreven worden, is het van belang dat de Tunesische bevolking snel veranderingen ervaart Het kabinet onderkent dat de onderhandelingen over en implementatie van een DCFTA op lange termijn een groot verschil kan maken, maar dat het resultaat tijdens de onderhandelingen nog weinig zichtbaar zal zijn. Waar mogelijk dienen in dit proces al stappen gezet te worden die al sneller impact hebben.

Het kabinet moedigt de Commissie aan om al tijdens het onderhandelingsproces zo veel mogelijk steun voor de hervorming van de economische hoofstructuur te bieden (wet- en regelgeving, dienstverlening als het gaat om vergunningen, belastingen etc.) en niet te wachten tot na het sluiten van het akkoord. Het kabinet verwelkomt de inzet op versoepeling van de oorsprongsregels in het kader van de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels. Vooralsnog is er geen duidelijkheid over de voortgang in dit proces, het tijdspad of de haalbaarheid.

Migratie en mobiliteit

Ten aanzien van migratie onderschrijft het kabinet het belang van het aannemen en uitvoeren van een nationaal migratiebeleid. Dit is noodzakelijk om tot een effectieve aanpak te komen. De EU en Tunesië zijn in maart 2014 een Mobiliteitspartnerschap aangegaan dat de basis vormt voor migratiesamenwerking met de EU. Daarbij dient de EU Tunesië te steunen waar mogelijk. Dit mobiliteitspartnerschap is gericht op de bevordering van een gemeenschappelijk en verantwoord beheer van de migratiestromen tussen de EU en Tunesië. In dit kader zal de EU de Tunesische autoriteiten eveneens helpen een systeem op te zetten voor de bescherming van vluchtelingen en asielzoekers. Het partnerschap is zo ingericht dat de EU en Tunesië niet alleen hun bilaterale betrekkingen op het gebied van migratie, mobiliteit en veiligheid ontwikkelen, maar ook samenwerken om de uitdagingen in het Middellandse Zeegebied beter het hoofd te bieden. Als onderdeel van dit bestaande mobiliteitspartnerschap zijn in oktober van dit jaar de onderhandelingen begonnen over een terug- en overnameovereenkomst van de EU met Tunesië in ruil waarvoor ook afspraken worden gemaakt over visumfacilitatie.

Veiligheid

Versterking van de veiligheid is essentieel. In de eerste plaats de fysieke veiligheid voor de Tunesische bevolking. Bovendien is het verbeteren van de veiligheidssituatie essentieel om het vertrouwen van (buitenlandse) investeerders en toeristen terug te winnen. Het brede pakket aan voorgestelde maatregelen sluit daar goed bij aan. In lijn met bovenstaande hecht het kabinet aan het sluiten van een integraal akkoord hierop, volgend op de versterkte politieke dialoog over veiligheidssamenwerking, waarbij wordt aangesloten bij de CT-dialoog en afspraken die in dat kader al zijn gemaakt. Op dit moment is de steun van de EU en lidstaten nog te gefragmenteerd en afhankelijk van een te diffuus Tunesisch veiligheidsbeleid. Waar Tunesië veel steun vraagt voor harde veiligheid, is er geen duidelijkheid over hoe investeringen in de noodzakelijke infrastructuur en hardware in balans wordt gebracht met versterkte operationele aansturing, investeringen in de «softe» kant van preventie (bv. rol van lokale politie, moskeeën, verenigingen) en deradicalisering. Daarom zet het kabinet in op het bundelen van maatregelen tot een integraal, afgewogen pakket, dat wordt afgewogen tegen concrete toezeggingen van Tunesische kant ten aanzien van hervorming van de veiligheidssector. Lidstaten dienen hun bilaterale steun op dit vlak op dit pakket/deze afspraak af te stemmen.

Rol internationale organisaties en derde landen

In de mededeling wordt nauwelijks melding gemaakt van internationale organisaties en andere landen die belangen hebben in Tunesië. De EU dient nauw samen te werken met de VN en de Wereldbank. Zij spelen een essentiële rol in de versterking van de Tunesische economie, zoals bleek tijdens de investeringsconferentie dit voorjaar, alsook ten aanzien van governance en planning om met investeringen ook daadwerkelijk tot een florerende private sector op langere termijn te komen. De Verenigde Staten doen grote investeringen in de economie en veiligheid van het land en zijn een belangrijke partner. Daarnaast zijn er landen in de regio met belangen in Tunesië, waarmee de EU diplomatieke contacten dient te onderhouden over de stabiliteit en ontwikkeling van het land. Het gaat hierbij naast de G7+groep bijvoorbeeld om Algerije, Egypte en Turkije. Het kabinet zal ervoor pleiten dit in de aanpak mee te nemen.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Er is brede steun onder lidstaten voor versterking van de EU-steun aan Tunesië, het streven naar impact en het verwijzen naar de verantwoordelijkheid van de Tunesische autoriteiten als het gaat om het doorvoeren van hervormingen.

Een aantal zuidelijke lidstaten wil het treffen van buitengewone handelsmaatregelen in het kader van de onder 3a genoemde versoepeling van oorsprongsregels en het onder3b genoemde belang van maatregelen op het gebied van handel zo snel mogelijk al impact te geven waarschijnlijk niet steunen.

4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten

a) Bevoegdheid

De mededeling raakt aan meerdere bevoegdheden van de EU. Het ziet op ontwikkelingssamenwerking, terrorismebestrijding en het GBVB. Dit zijn gedeelde bevoegdheden van de EU en de lidstaten (artikel 2, lid 4 VWEU voor het GBVB en artikel 4, lid 4 VWEU voor ontwikkelingssamenwerking). De mededeling tracht het EU-optreden op deze gebieden met elkaar te verbinden met betrekking tot de steun aan Tunesië. De EU heeft bevoegdheden voor de inzet die wordt genoemd. De lidstaten blijven op het gebied van ontwikkelingssamenwerking bevoegd hun eigen beleid te voeren.

b) Subsidiariteit

De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Gelet op de grote belangen van de EU bij een stabiel en democratisch Tunesië en het transnationale karakter van de consequenties als Tunesië zou destabiliseren (bijvoorbeeld op het gebied van terrorisme en migratie) is een uniforme Europese aanpak noodzakelijk, aanvullend op de inzet van individuele lidstaten. De EU kan vanwege haar gewicht en scala aan instrumenten, meer bereiken dan individuele lidstaten afzonderlijk.

c) Proportionaliteit

De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. Het gekozen instrumentarium bij de strategie is volgens Nederland noodzakelijk en evenredig om de gezamenlijke doelen te bereiken. Om concreet invulling te geven aan de rol van EDEO en de Commissie in het kader van het GBVB en optimale synergie te zoeken met de inzet van lidstaten, is het logisch en noodzakelijk om op prioritaire onderwerpen, zoals het bevorderen van de stabiliteit en welvaart in een land dat een lichtpunt is in een woelige regio, een dergelijke inzet te ontwikkelen. Hiermee wordt concreet invulling gegeven aan de doelstellingen van het herziene nabuurschapsbeleid. De EU gaat hierin niet verder dan op dit moment haalbaar is door het bestaand instrumentarium voor dergelijke doeleinden in te zetten.

d) Financiële gevolgen

Er zijn geen financiële consequenties voor de Nederlandse begroting. Als deze mededeling toch budgettaire gevolgen voor Nederland zou hebben, worden deze ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

Nederland is van mening dat de EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de EU-jaarbegroting.

De middelen die worden genoemd, waaronder de EUR 300 mln. in 2017, betreffen bestaande EU-fondsen, zoals het Europees Nabuurschapsinstrument (ENI) en het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP). Over de inzet van middelen vanuit ENI dient middels de gebruikelijke procedures te worden besloten in het beheerscomité (comitologie). Het kabinet waardeert het feit dat deze instrumenten in een integraal kader worden bezien. Nederland zal in de beheerscomités blijven aandringen op een goede afstemming van de inzet van deze instrumenten.

e) Gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

Er zijn geen gevolgen t.a.v. regeldruk en administratieve lasten.

Naar boven