De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese richtlijn tot vaststelling van de regels ter bestrijding
van belastingontwijkingspraktijken, gepresenteerd op 28 januari 2016, een aantal verstrekkende
voorstellen bevat die niet in het OESO-actieplan tegen belastingontwijking staan;
constaterende dat deze nieuwe voorstellen niet eerder zijn besproken in de Kamer en
het gebruikelijke impactassessment van de Europese Commissie hierop ontbreekt;
constaterende dat uit eerdere impactassessments bleek dat andere Europese belastingvoorstellen,
zoals de eerder voorgestelde geharmoniseerde grondslag voor de vennootschapsbelasting
uit 2011, zeer negatief uitpakten voor de economische groei en belastinginning in
Nederland, zeker in vergelijking tot andere EU-lidstaten;
constaterende dat het kabinet zelf aangeeft dat vooral beperking van de deelnemingsvrijstelling
gezonde bedrijven raakt en deze beperking niets doet voor de strijd tegen belastingontwijking;
constaterende dat de regering de deelnemingsvrijstelling benoemd heeft tot een van
de kroonjuwelen van een goed fiscaal Nederlands vestigingsklimaat;
van mening dat de Tweede Kamer moet kunnen zien wat de gevolgen zijn van de implementatie
van deze Brusselse voorstellen, voordat zij daarmee instemt;
verzoekt de regering, een impactassessment te vragen aan de Europese Commissie voor
de onderdelen uit dit pakket die verder gaan dan het OESO-actieplan, in het bijzonder
het voorstel om de deelnemingsvrijstelling te beperken;
verzoekt de regering voorts, dit impactassessment met de Tweede Kamer te overleggen
en tot die tijd aanname van beperking van de deelnemingsvrijstelling of andere, nieuwe
voorstellen die niet eerder specifiek besproken zijn met de Tweede Kamer, te blokkeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Neppérus
Omtzigt
Dijkgraaf