22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1887 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 augustus 2014

In vervolg op uw verzoek om geregeld middels een stand van zaken brief te rapporteren over de voortgang van de onderhandelingen betreffende de vierde anti-witwasrichtlijn (voorstel van 5 februari 2013),1 bericht ik u als volgt.

Op 18 juni jl. is in Coreper overeenstemming bereikt over een algemene oriëntatie («general approach») van de Raad van Ministers met betrekking tot een vierde anti-witwasrichtlijn. Het Europees parlement heeft in februari 2014 gestemd over amendementen die het parlement doorgevoerd zou willen zien in het voorstel van de Commissie. Naar verwachting zal de triloog tussen Raad, parlement en Commissie in het najaar van 2014 aanvangen.

In de algemene oriëntatie van de Raad is de Nederlandse positie, zoals beschreven in het BNC-fiche over dit richtlijnvoorstel,2 naar mijn mening in ruime mate terug te vinden. In het navolgende zal ik de belangrijkste individuele punten van de Nederlandse positie bespreken, alsmede de wijze waarop deze in de tekst van de algemene oriëntatie terecht zijn gekomen.

In de tekst van de algemene oriëntatie is de drempelwaarde voor handelaren in goederen van grote waarde niet verlaagd naar EUR 7.500 (zoals aanvankelijk voorgesteld door de Commissie), maar naar EUR 10.000. Dit komt beter dan het Commissievoorstel overeen met de Nederlandse positie. Die positie was dat dit drempelbedrag, zonder onderbouwing met een risicoanalyse, ongewijzigd zou moeten blijven (op EUR 15.000).

In lijn met het voorstel van de Commissie zijn in de algemene oriëntatie alle aanbieders van gokdiensten aangemerkt als instellingen (met bijbehorende verplichting om cliëntenonderzoek te doen en een meldingsplicht). Er is echter de mogelijkheid opgenomen dat lidstaten, op basis van een risicobeoordeling, die aanbieders (met uitzondering van casino’s en aanbieders van grensoverschrijdend online gokken) geheel of gedeeltelijk kunnen uitzonderen van de richtlijnverplichtingen. Die mogelijkheid van nationale flexibiliteit is geheel in lijn met de Nederlandse positie.

In de algemene oriëntatie is nauw aangesloten bij de aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF). De tekst van de algemene oriëntatie heeft, conform deze FATF aanbevelingen, de risicogeoriënteerde benadering als uitgangspunt. Dit betekent onder meer dat de bepalingen over cliëntenonderzoek in de algemene oriëntatie meer risicogebaseerd zijn ingevuld dan nu het geval is in de derde anti-witwasrichtlijn. Ook dit is in overeenstemming met de Nederlandse positie.

Met betrekking tot politiek prominente personen (politically exposed persons, ook wel «PEPs»), is de tekst van de algemene oriëntatie niet conform de aanbevelingen van FATF. De FATF aanbevelingen bieden de mogelijkheid om bij cliëntenonderzoek binnenlandse PEPs minder streng te behandelen dan buitenlandse PEPs. Het is op grond van die aanbevelingen niet mogelijk om PEPs afkomstig uit een andere lidstaat eveneens te behandelen als binnenlandse PEPs. Een onderscheid tussen «eigen» PEPs en PEPs uit een andere lidstaat is echter niet te rijmen met principes van de interne markt en om die reden is dit onderscheid dan ook niet opgenomen in de algemene oriëntatie.

De tekst van de algemene oriëntatie met betrekking tot informatie over uiteindelijk belanghebbenden (UBO-informatie) is uitgebreider geworden dan het voorstel van de Commissie. De tekst bevat nog steeds de verplichting voor bedrijven en andere juridische entiteiten om bij te houden wie hun uiteindelijk begunstigde(n) is/zijn. In aanvulling daarop schrijft de tekst van de algemene oriëntatie voor dat UBO-informatie gehouden moet worden op een specifieke locatie. Als voorbeelden van een dergelijke specifieke locatie wordt genoemd een openbaar centraal bedrijvenregister of data opvraagsystemen. Ook staat in de tekst expliciet vermeld dat het feit dat de bedrijven en andere juridische entiteiten UBO-informatie moeten bijhouden en het feit dat die informatie op een specifieke locatie moet worden gehouden, de instellingen niet ontslaat van de verplichting om zelf cliëntenonderzoek te doen. Nederland heeft deze tekst gesteund in de onderhandelingen.

Nederland heeft, met de Commissie, in de onderhandelingen gepleit voor het geheel achterwege laten van een lijst van derde landen die «equivalent» zijn aan de EU-lidstaten voor wat betreft hun systemen ter bestrijding en voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering (een zogenaamde «witte lijst»). Ook een EU-lijst van landen met strategische tekortkomingen in hun regelgeving met betrekking tot witwassen en terrorismefinanciering (een zogenaamde «zwarte lijst») past naar het Nederlands oordeel niet in een risicogebaseerde benadering. Er is echter voor gekozen om in de tekst van de algemene oriëntatie een rechtsbasis op te nemen voor een EU zwarte lijst.

Op het gebied van administratieve sancties sluit de tekst van de algemene oriëntatie goed aan op die van sanctieregimes uit andere financiële richtlijnen welke regimes ook de Nederlandse instemming hebben. Ook de teksten met betrekking tot de rol van FIU’s, inclusief de verwijzingen naar FIU.net (een in Nederland gevestigde organisatie met een belangrijke rol in de coördinatie tussen FIU’s), komen overeen met de wensen van Nederland. Hoewel Nederland bij de onderhandelingen meermalen vraagtekens heeft geplaatst bij de meer prominente rol die in het voorstel van de Commissie wordt toebedeeld aan de Europese toezichthouders (EBA, ESMA, EIOPA), heeft dit niet tot aanpassingen geleid. Wel is het gelukt om belastingmisdrijven expliciet in de tekst op te nemen als gronddelict voor witwassen.

Al met al ben ik van oordeel dat de Nederlandse standpunten een goede weerslag hebben gevonden in de tekst van de algemene oriëntatie. Ik zal de Kamer opnieuw verslag doen wanneer over de triloog met parlement en Commissie ontwikkelingen zijn te berichten.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, voorstel van 5 februari 2013, COM(2013) 45 final.

X Noot
2

Kamerstuk 22 112, nr. 1578.

Naar boven