22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1862 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2014

Met deze brief informeer ik uw Kamer over mijn eerste bevindingen met de pilots «Gedragscode eerlijke handelspraktijken agrofoodsector» en «Gedragscode eerlijke handelspraktijken voor de sector mode, textiel en schoeisel». Deze eerste bevindingen heb ik toegezegd tijdens het Algemeen Overleg over oneerlijke handelspraktijken in de Tweede Kamer van 6 februari 2013 en in mijn brief van 11 september 2013 (Kamerstuk 22 112, nr. 1687).

De pilot voor de agrofoodsector is van start gegaan op 16 september 2013, tegelijkertijd met het Europese initiatief op dit terrein. De pilot voor de sector mode, textiel en schoeisel is begin november 2013 van start gegaan. De stuurgroepen van deze pilots zijn verantwoordelijk voor de voortgang van de pilots. In de stuurgroep voor de agrofoodsector zijn het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), Federatie Nederlandse Levensmiddelenindustrie (FNLI) en de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO Nederland) vertegenwoordigd. In de stuurgroep voor de sector mode, textiel en schoeisel zitten vertegenwoordigers van MODINT (de ondernemersorganisatie van fabrikanten, importeurs, agenten en groothandelaren van kleding, modeaccessoires, tapijt en textiel), INretail (de brancheorganisatie voor ondernemers in de wonen-, mode-, schoenen- en sportbranche), de Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Textiel (VGT), de Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Schoenen (VGS) en de Vereniging Importeurs Verre Oosten (VIVO). De opzet van de pilots is dat deze via zelfregulering tot stand komen, waarbij partijen zich vrijwillig conformeren aan de gedragscode eerlijke handelspraktijken.

Eerste bevindingen pilots

Beide stuurgroepen hebben mij desgevraagd verslag uit gebracht over hun werkzaamheden in de eerste maanden van de respectievelijke pilots.

Stand van zaken pilot in de agrofoodsector

De stuurgroep van de pilot in de sector agrofood is sinds de aanvang vier keer samengekomen. De stuurgroep heeft besloten dat voor de Nederlandse uitvoering maximaal aansluiting gezocht wordt bij het Europese Supply Chain Initiative, dat gelijktijdig met de Nederlandse pilot is gelanceerd. Afgesproken is voorts dat de «Rules of procedure for the Governance Group» van het Europese Supply Chain Initiative van overeenkomstige toepassing zijn op het werk van de Nederlandse stuurgroep. Dit houdt onder meer in dat de leden van de stuurgroep erkennen dat hun primaire rol niet is om hun persoonlijke belangen te verdedigen, maar om de gedragscode en kaderregeling effectief te laten functioneren en dat besloten wordt bij 75% meerderheid van stemmen. Omdat de stuurgroep uit drie leden bestaat, houdt dit in de praktijk in dat bij consensus besloten wordt. In de vergaderingen van de stuurgroep is in de eerste maanden met name gesproken over de ontwikkeling van een breed draagvlak voor de gedragscode bij de leden van FNLI, CBL en LTO Nederland en de stand van zaken van de registratie. Daarnaast is gesproken over de brief van Plus Retail aan een aantal A-merkfabrikanten van september 2013 over het doorberekenen van margeverlies (zie hieronder).

CBL, FNLI en LTO Nederland hebben diverse activiteiten ontplooid om het belang van deelname aan de Supply Chain Initiative bij hun leden te benadrukken. Inmiddels hebben alle in Nederland actieve supermarktorganisaties (Albert Heijn, Aldi, Jumbo Supermarkten, Lidl en de supermarktorganisaties die vertegenwoordigd zijn door Superunie zoals Plus Retail, Dirk van den Broek, Jan Linders, Deen enz.) zich formeel geregistreerd bij het Europese Supply Chain Initiative als zijnde dat hun bedrijfsvoering in lijn is met de gedragscode. Dit betekent onder andere dat:

  • alle bij het commerciële proces betrokken medewerkers geïnformeerd zijn;

  • deze medewerkers de e-learning cursus zullen volgen; en

  • dat de supermarktorganisaties aan leveranciers te kennen hebben gegeven dat de gedragscode en de beginselen van goede praktijken van kracht zijn op de commerciële relaties.

Uit de levensmiddelenindustrie hebben zich tot op heden onder meer de volgende fabrikanten geregistreerd: Nestlé, Unilever, Mars, Ferrero, Wrigley, Coca-Cola, Kellogg’s, Bieze Food Group, Peijnenburg, Verstegen, Concorp, Aarts. In aanvulling daarop hebben de bedrijven PepsiCo, Mondelez, GlaxoSmithKline Consumer Healthcare, Danone, Cloetta, Arla en Alpro een intentieverklaring ondertekend.

Van LTO-zijde heeft tot nu één lid, de coöperatie Fruitmaster, zich formeel geregistreerd. Eén andere coöperatie heeft de intentie uitgesproken zich te willen aanmelden. LTO blijft zich inzetten om de pilot onder de aandacht van ondernemers te brengen. Boeren en tuinders zijn voor hun afzet vaak lid van een coöperatie of telerscollectief. Zij hebben in dit geval geen directe relatie met retailers. De afzet en verwaarding van hun producten lopen vaak via tussenschakels, waaronder via leden van de FNLI.

Bij het Europese Supply Chain Initiative hebben (stand 19 mei 2014) in totaal 114 bedrijven, waarvan 41 actief in Nederland, zich geregistreerd, met een totaal van 672 werkmaatschappijen. Daarnaast hebben 66 bedrijven aangegeven het voornemen te hebben om zich te registreren. Op de website http://www.supplychaininitiative.eu/registry is de meest actuele stand van zaken te vinden.

Uw Kamer heeft de afgelopen periode aandacht gevraagd voor de brief die een aantal A-merkfabrikanten medio september 2013 heeft ontvangen van Plus Retail. Hierin gaf Plus Retail aan genoodzaakt te zijn het opgetreden margeverlies bij de A-merkfabrikanten in rekening te brengen. De A-merkfabrikanten werden wel uitgenodigd om met andere oplossingen te komen voor het ontstane margeverlies. De Staatssecretaris van Economische Zaken en ik hebben de stuurgroep op 26 september 2013 gevraagd deze brief te beoordelen.

In de vergadering van de stuurgroep van 27 september 2013 heeft de stuurgroep bij uitzondering besloten dat het voor de klachtbehandeling van de brief van Plus Retail niet noodzakelijk was dat de klagers formeel geregistreerd zijn op de Europese website voor deelname aan de gedragscode. Om te kunnen beoordelen of de brief van Plus Retail aan een aantal A-merkfabrikanten een overtreding vormt van de gedragscode voor eerlijke handelspraktijken, is van belang wat in de contractuele overeenkomsten tussen afnemers en leveranciers is afgesproken. De FNLI heeft het op zich genomen om klachten van A-merkfabrikanten en de contractuele kaders tussen de fabrikanten en de supermarktorganisatie te verzamelen. Deze gegevens zouden in geanonimiseerde vorm aan de stuurgroep kunnen worden voorgelegd ter bespreking. De stuurgroep zou vervolgens bepalen hoe hiermee kon worden omgegaan. Uit de inventarisatie bleek dat geen van de A-merkfabrikanten op het verzoek van Plus Retail is gegaan. De stuurgroep heeft geconcludeerd dat de betreffende brief niet heeft geleid tot een gebundelde klacht en derhalve is de Plus-casus niet verder door de stuurgroep behandeld.

Stand van zaken pilot in de sector mode, textiel en schoeisel

Bij de sector mode, textiel en schoeisel heeft het praktisch vormgeven van de pilot meer voeten in de aarde gehad, omdat niet aangesloten kan worden bij een reeds bestaande infrastructuur, zoals in de agrofoodsector. Afgelopen periode is dan ook met name benut om de pilot praktisch vorm te geven en in te vullen. Hierbij moet worden gedacht aan het oprichten van een stichting en het vormgeven van een website voor registratie van leden die zich aan de gedragscode committeren.

De brancheorganisaties MODINT, INretail, VGT, VGS en VIVO en hebben op 20 februari 2014 bij notariële akte de Stichting Eerlijke Handelspraktijken Mode, Textiel en Schoeisel opgericht. Het bestuur van deze stichting bestaat uit vijf leden, afkomstig van de vijf brancheorganisaties die deelnemen aan de pilot. De stichting faciliteert de pilot eerlijke handelspraktijken in de sector mode, textiel en schoeisel, ontwikkelt en beheert een website waarop ondernemingen zich kunnen registeren, treft voorzieningen voor advisering over vermeende inbreuken op de gedragscode en geschillenbeslechting, schrijft procedurele verplichtingen voor aan deelnemers en evalueert jaarlijks het functioneren van de gedragscode en kaderregeling. Alle besluiten van de stichting worden genomen bij volledige meerderheid van stemmen De stichting is tevens belast met het opleggen van een sanctie bij het niet naleven van de procedurele verplichtingen van de kaderregeling van de gedragscode en het jaarlijks uitbrengen van een geanonimiseerd jaarverslag. De opzet van de website van de stichting bestaat uit een beslisboom met vragen over de specifieke kenmerken van vermeende oneerlijke handelspraktijken. Vervolgens volgt een advies over welke stappen een klager kan nemen om tot een oplossing te komen. Hiernaast heeft de website een pagina waar ondernemingen zich kunnen registreren en waar inzichtelijk is welke ondernemingen zich hebben geregistreerd.

Uw Kamer heeft de afgelopen periode aandacht gevraagd voor de berichtgeving over de leveranciersbijeenkomst die Hema op 17 maart 2014 organiseerde. Volgens berichten van de VIVO en MODINT ging het over het oprekken van betalingstermijnen, meer bijdragen van leveranciers voor marketinginspanningen van Hema en kortingen met terugwerkende kracht voor bepaalde leveranciers. VIVO en MODINT hebben contact opgenomen met de brancheorganisatie waar Hema lid van is, de VGT, en verwezen hierbij naar de gedragscode die deze brancheorganisaties met elkaar zijn overeengekomen. Hema heeft laten weten dat er naar haar mening geen sprake is van oneerlijke handelspraktijken. Volgens Hema gaat het om afzonderlijke voorstellen aan de vijftig grootste leveranciers, waarbij een investering van leveranciers wordt gevraagd en waar een commitment vanuit Hema tegenover staat. Het betreft volgens Hema geen aan leveranciers opgelegde besluiten. Het is aan gedupeerde bedrijven om via hun brancheorganisatie een klacht kenbaar te maken. Een aantal leveranciers heeft contact opgenomen met hun brancheorganisatie over deze gedraging van Hema. De betrokken brancheorganisaties gaan, samen met de overige leden van de stichting, met de directievoorzitter van Hema om tafel om de situatie te bespreken en langs de gedragscode eerlijke handelspraktijken te leggen. De brancheorganisaties zullen de leveranciers in het overleg vertegenwoordigen, zodat zij anoniem kunnen blijven.

Voorlopige conclusies

Over de hele breedte van de pilots is te zien dat de gedragscodes in beide sectoren serieus worden opgepakt. De afgelopen periode stond in het teken van het opstarten van de pilots. Alle betrokken brancheorganisaties hebben algemene informatie via websites en nieuwsbrieven verspreid, plaatsten artikelen in vakbladen, bespraken het in de bestuurs- en ledenvergaderingen, organiseerden bijeenkomsten voor hun leden, riepen hun leden op zich te conformeren aan de gedragscode, beantwoordden vragen van leden en maakten handleidingen om dit voor hun leden te vergemakkelijken. De bedrijven die zich hebben gecommitteerd aan de gedragscode, of een intentieverklaring hebben getekend om dit te gaan doen, hebben hun interne processen afgestemd op de gedragscode.

De bekendheid en het draagvlak nemen toe, aan de implementatie van de gedragscodes wordt gewerkt en betrokken bedrijven worden zich bewust van de mogelijkheden die de gedragscode biedt. In het geval van Plus Retail heeft geen klachtenbehandeling plaatsgevonden, omdat uiteindelijk de A-merkfabrikanten (leveranciers) niet op de betreffende brief zijn ingegaan. Dat partijen er onderling uitkomen, is het uitgangspunt van de pilots. Het is namelijk van belang dat leveranciers en afnemers aandacht hebben voor samenwerking op lange termijn en goede relaties met elkaar onderhouden. Strategisch partnerschap tussen industrie en retail met erkenning van wederzijdse afhankelijkheid kan leiden tot duurzame groei. Door de Gedragscode Eerlijke Handelspraktijken te onderschrijven houden leveranciers en afnemers hier in hun primaire processen al rekening mee. In het geval van Hema gaan de betrokken brancheorganisaties samen met de overige leden van de stichting, met de directievoorzitter van Hema om tafel om de situatie te bespreken en langs de gedragscode eerlijke handelspraktijken te leggen.

Tijdens het vragenuur op 1 april 2013 heeft het lid De Liefde aandacht gevraagd voor de bekendheid van de pilot gedragscode eerlijke handelspraktijken in de agrofoodsector (Kamerstukken II 2012/2013, nr 2014Z05885). Gelet op alle acties, die door de brancheorganisaties zijn en worden ondernomen, heb ik er vertrouwen in dat de pilots snel aan bekendheid winnen. Ik zal hier bij de deelnemende brancheorganisaties aandacht voor blijven vragen.

Vervolg

Gedurende dit jaar zal ik de vinger aan de pols blijven houden bij beide pilots. Ik zal de stuurgroepen van de pilots verzoeken eind 2014 een eindverslag uit te brengen over de toepassing van de gedragscode en ik zal vervolgens uw Kamer hierover informeren. Hierbij zal onder andere worden ingegaan op de volgende prestatie-indicatoren:

  • aantal ondernemingen dat zich heeft gebonden aan de gedragscode;

  • duidelijkheid van de normen voor eerlijke handelspraktijken uit de gedragscode;

  • mate waarin geschillen in goed overleg tussen ondernemingen worden opgelost;

  • effectiviteit van de geschillenbeslechting: tijdsduur van de afhandeling van klachten en beslissing van geschillen en de doeltreffendheid van sancties.

In Europees verband wordt ook gekeken naar de voortgang van het Supply Chain Initiative. Zo vindt in september de jaarlijkse enquête van de Europese Governance Group plaats, waarin de brancheorganisaties op Europees niveau zijn vertegenwoordigd. De resultaten van deze enquête worden in november verwacht. Daarnaast heeft de Europese Commissie budget beschikbaar gesteld voor de evaluatie van het Supply Chain Initiative. De start van deze evaluatie is voorzien voor het najaar van 2014 en een rapport zal in het najaar van 2015 gereed moeten zijn.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven