22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1789 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 februari 2014

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vier fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Aanpassing verordeningen voor de invoering van de aanlandingsverplichting

Fiche 2: Mededeling «Schone lucht voor Europa» (Kamerstuk 22 112, nr. 1790)

Fiche 3: Richtlijn reductie nationale emissies bepaalde luchtverontreinigende Stoffen (Kamerstuk 22 112, nr. 1791)

Fiche 4: Richtlijn beperking van de emissies naar de lucht door middelgrote Stookinstallaties (Kamerstuk 22 112, nr. 1792)

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Aanpassing verordeningen voor de invoering van de aanlandingsverplichting

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Aanpassing verordening Technische Maatregelen en Controleverordening in verband met de invoering van de aanlandingsverplichting

Datum ontvangst Commissiedocument

17 december 2013

Nr. Commissiedocument

COM(2013)889

Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board

Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad

Landbouw- en Visserijraad. Het voorstel hangt samen met de introductie van de aanlandingsverplichting uit Verordening (EU) Nr. 1380/2013 voor een nieuw gemeenschappelijk visserijbeleid.

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Economische Zaken

Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

  • a) Rechtsbasis

    Artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

  • b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement

    Gewone wetgevingsprocedure: gekwalificeerde meerderheid in de Raad, medebeslissing Europees Parlement.

  • c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

    • Het voorstel geeft de Commissie de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de systemen voor elektronische monitoring op afstand voor wat betreft de te registreren en te verwerken vangstgegevens, de verantwoordelijkheid van de kapiteins met betrekking tot deze systemen, de maatregelen die in het geval van niet functioneren van de systemen moeten worden genomen en de rapportageverplichtingen van de lidstaten met betrekking tot het gebruik van deze systemen. Deze bevoegdheid wordt verleend voor onbepaalde tijd.

    • Het voorstel geeft de Commissie de bevoegdheid om door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels te stellen aan de eisen waaraan systemen voor elektronische monitoring op afstand moeten voldoen, de specificaties van deze systemen, de door de vlaggenlidstaten te nemen controlemaatregelen en de toegang van de Commissie tot deze systemen.

2. Samenvatting BNC-fiche

In het kader van het nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid (GVB) wordt vanaf 1 januari 2015 geleidelijk een aanlandingsverplichting voor vangsten ingevoerd. In verband hiermee moet een aantal technische maatregelen in bestaande verordeningen die aan deze aanlandingsverplichting in de weg staan worden aangepast. Ook moeten de Controleverordening (1224/2009) op de aanlandingsverplichting worden toegesneden. Het gaat hierbij feitelijk om reparatiewetgeving, die noodzakelijk is voor de introductie van de aanlandingsverplichting.

Bevoegdheid: Het voorstel betreft de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, hetgeen ingevolge artikel 3, eerste lid, onderdeel d, VWEU valt onder de exclusieve bevoegdheid van de EU.

Subsidiariteit: Niet van toepassing gezien de exclusieve bevoegdheid van de EU.

Proportionaliteit: positief. De aanpassingen zijn noodzakelijk om de bestaande regelgeving in lijn te brengen met het nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid.

Het kabinet erkent de noodzaak van de aanpassing van de verordening. De inzet van Nederland is gericht op een uitvoerbare, controleerbare en handhaafbare aanlandingsverplichting. De bepalingen moeten naleefbaar zijn voor de sector. Nederland zet voorts in op een proportionele aanpak die ook voor de sector praktisch uitvoerbaar is en die een efficiënt en effectief toezicht op de aanlandingsverplichting borgt.

3. Samenvatting voorstel

De huidige technische maatregelen1 bevatten een aantal regels die strijdig zijn met de aanlandingsverplichting die in het kader van het nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid vanaf 2015 geleidelijk wordt ingevoerd voor alle gequoteerde vissoorten. Volgens de huidige regelgeving mag vis die niet aan de minimum aanlandingsmaten voldoet of niet past binnen de vangstsamenstellingsregels, niet aan boord worden gehouden. Voor de introductie van de aanlandingsverplichting is het nodig dat er een uitzondering komt op de verplichting deze vis weer overboord te gooien. Ook moeten de minimum aanlandingsmaten worden veranderd in minimum instandhoudingsreferentiegroottes (minimum conservation reference sizes, MCRS). Vis kleiner dan de MCRS moet worden aangeland, maar mag niet worden verkocht voor humane consumptie. De aanlandingsverplichting is bedoeld om vaartuigen te stimuleren selectiever te gaan vissen.

In het voorstel wordt tevens de Controleverordening (Vo. 1224/2009) gewijzigd om adequate controle, inspectie en naleving van de aanlandingsverplichting te verzekeren. Het voorstel bevat nadere regels met betrekking tot het verlenen van vismachtigingen, de registratie van visvangsten, elektronische monitoring op afstand alsmede regels ten aanzien van de (gescheiden) opslag van vis aan boord van vaartuigen en de voorwaarden waaronder controlewaarnemers kunnen worden ingezet. Eveneens wordt voorzien in de mogelijkheid overtreding van de aanlandingsverplichting als ernstige inbreuk aan te merken.

Het gaat om reparatiewetgeving. De Europese Commissie beperkt zich tot de aanpassingen die noodzakelijk zijn om vanaf 1 januari 2015 de aanlandingsverplichting in te voeren. Parallel aan dit traject start de Europese Commissie ook de discussie over een volledig herziening van de zogenoemde Verordening technische maatregelen (Vo. 850/98). Deze zal echter niet voor 1 januari 2015 gereed zijn. Daarnaast wordt de implementatie van de aanlandingsverplichting nader uitgewerkt in de in het kader van regionale samenwerking op te stellen meerjarenplannen, beheersplannen of discardplannen.

Impact assessment Commissie

Er is geen impact assessment uitgevoerd. De Europese Commissie heeft wel een impact assessment uitgevoerd voor het nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid (SEC(2011)891. Hieruit kwam naar voren dat het beperken van de teruggooi door de invoering van de aanlandingsverplichting op korte termijn een kostenverhoging betekende, maar op langere termijn zou leiden tot hogere opbrengst in de visserij door het positieve effect van het verbeteren van de selectiviteit op de visbestanden.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

  • a) Bevoegdheid

    Rechtsgrondslag is artikel 43 lid 2 VWEU. Op grond hiervan kan de Commissie voorstellen doen voor bepalingen die nodig zijn om de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid na te streven. Het kabinet kan instemmen met deze rechtsbasis. Het voorstel betreft de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, hetgeen ingevolge artikel 3, eerste lid, onder d, VWEU valt onder de exclusieve bevoegdheid van de EU.

  • b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

    • Subsidiariteit: Niet van toepassing. Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder d), van het VWEU.

    • Proportionaliteit: Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit positief omdat de aanpassingen noodzakelijk zijn om de bestaande regelgeving in lijn te brengen met het nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid. De voorgestelde aanpassingen gaan niet verder dan nodig.

  • c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

    Nederland is van mening dat gedelegeerde handelingen zich zouden moeten beperken tot de maatregelen die in het geval van niet functioneren van de systemen voor elektronische monitoring, moeten worden genomen. De overige onderdelen betreffen eenvormige uitvoering van dergelijke systemen waarvoor de uitvoeringshandeling het geëigende instrument is.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

  • a) Consequenties EU-begroting

    Geen.

  • b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

    De invoering van de aanlandingsverplichting brengt als zodanig een extra controlelast met zich. Dit vloeit echter voort uit de eerder aangenomen verordening over het nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid. De invoering van de aanlandingsverplichting biedt op termijn echter ook een kans om de bestaande regelgeving verregaand te vereenvoudigen, hetgeen naar verwachting een kostenbesparing oplevert.

  • c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

    Deze verordening geeft uitvoering aan de implementatie van de aanlandingsverplichting die als zodanig financiële consequenties heeft voor het bedrijfsleven. De omvang van de consequenties hangt af van de nadere uitwerking van de aanlandingsverplichting, zoals de aanpassing van de quota, de toegestane uitzonderingen, alsmede van de vraag in hoeverre de sector erin slaagt om met selectievere vangstmethoden de bijvangsten te beperken. Budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

  • d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

    De invoering van de aanlandingsverplichting brengt als zodanig extra administratieve lasten met zich door de verplichting de bijvangst te registreren en van de quota af te trekken, de verplichting deze te scheiden van de vangst die is bedoeld van humane consumptie en de toepassing van uitzonderingen zoals de interspecies flexibiliteit. Dit is echter het gevolg van het eerder genomen besluit over het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid.

6. Implicaties juridisch

  • a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

    Geen.

  • b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

    Deze verordening is noodzakelijk in verband met de inwerkingtreding van de aanlandingsverplichting per 1 januari 2015 voor de pelagische2 visserij. Evenwel heeft de verordening ook betrekking op de demersale3 soorten en daarmee ook op de gemengde visserij op de Noordzee, waarvoor de aanlandingsverplichting pas vanaf 1 januari 2016 gaat spelen. Nederland is van mening dat een noodreparatie voor deze soorten minder urgent is en dat daarvoor eventueel ook de algehele herziening van de technische maatregelenverordening afgewacht kan worden.

  • c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

    Niet van toepassing.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

  • a) Uitvoerbaarheid

    De invoering van de aanlandingsverplichting heeft consequenties voor de EU-regelgeving rond de vangstsamenstelling. Deze heeft feitelijk geen betekenis meer. De gehele vangst moet immers worden aangeland. Deze regels zijn echter sterk verweven met andere technische maatregelen, zoals de minimummaaswijdte van vistuig en gebiedsbeperkingen. De Europese Commissie wil deze bepalingen in stand houden. Dat maakt de aanpassingen technisch ingewikkeld. Voor de uitvoerbaarheid is het van belang dat de regelgeving zo eenvoudig mogelijk wordt opgesteld en dat overbodige regelgeving wordt geschrapt.

    In de GVB-verordening is vastgelegd dat alle vangst moet worden aangeland en van de quota moet worden afgetrokken. Vis kleiner dan de MCRS mag niet worden verkocht voor humane consumptie. Het voorstel omvat voorschriften voor de wijze waarop de maatse en ondermaatse vis moet worden gesorteerd en bewaard. In verband met de werklast aan boord vindt Nederland het van belang dat vaartuigen hierbij voldoende keuzemogelijkheid krijgen in de wijze waarop dit wordt ingevuld.

  • b) Handhaafbaarheid

    De NVWA is belast met het toezicht en de handhaving binnen Nederland. Wat betreft de handhavingstructuur en de mogelijke sancties wordt aangesloten bij het bestaande systeem in de Controleverordening.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen.

9. Nederlandse positie

Nederland erkent dat de reparatiewetgeving nodig is omdat voor een volledige herziening van de technische maatregelen veel tijd nodig is. Het voorstel van de Commissie leidt volgens het kabinet echter tot onnodig ingewikkelde uitvoering van de regelgeving. Nederland zet in op zo eenvoudig mogelijke regelgeving en het schrappen van regelgeving die door invoering van de aanlandingsverplichting geen betekenis meer heeft.

De inzet van Nederland is gericht op een uitvoerbare, controleerbare en handhaafbare aanlandingsverplichting. De bepalingen moeten naleefbaar zijn voor de sector. Nederland zet in op een proportionele aanpak die ook voor de sector praktisch uitvoerbaar is en die een efficiënt en effectief toezicht op de aanlandingsverplichting borgt.

Het huidige voorstel van Europese Commissie voor aanpassing van de technische maatregelen en de controleverordening zal worden besproken met andere lidstaten rond de Noordzee in de Scheveningen groep om indien mogelijk tot een gezamenlijke inzet te komen.


X Noot
1

Verordening 850/98, verordening 2187/2005, verordening 1967/2006, verordening 1098/2007, verordening 254/2002, verordeing 2347/2002 en verordening 1434/98.

X Noot
2

Scholenvormende soorten hoog in de waterkolom als makreel en haring

X Noot
3

Soorten die dichter bij de bodem leven schol, tong, kabeljauw

Naar boven