22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1760 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Wijziging Verordening Europese procedure voor geringe vorderingen (Kamerstuk 22 112, nr. 1758)

Fiche 2: Verordening wederzijdse bijstand douane (Kamerstuk 22 112, nr. 1759)

Fiche 3: Verordening voorlichting en afzetbevordering voor landbouwproducten

Fiche 4: Wijziging van de Moeder-Dochter Richtlijn (Kamerstuk 22 112, nr. 1761)

Fiche 5: Wijziging verordening afschaffing visumplicht Moldavië (Kamerstuk 22 112, nr. 1762)

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Verordening voorlichting en afzetbevordering voor landbouwproducten

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen

Datum ontvangst Commissiedocument

22 november 2013

Nr. Commissiedocument

(COM)2013 812

Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board

http://ec.europa.eu/governance/impact/ia_carried_out/cia_2013_en.htm#agri

Behandelingstraject Raad

Landbouw- en Visserijraad.

Tijdens de Raad van 16 december 2013 heeft de Commissie een presentatie gegeven.

Het is nog niet bekend wanneer besluitvorming in de Landbouw- en Visserijraad is voorzien.

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Economische Zaken

Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

a) Rechtsbasis

Artikel 42 en 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement

Gewone wetgevingsprocedure: gekwalificeerde meerderheid in de Raad, medebeslissing Europees Parlement.

c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

Het voorstel geeft de Commissie de bevoegdheid om zowel gedelegeerde als uitvoeringshandelingen vast te stellen. De gedelegeerde handelingen hebben betrekking op de zichtbaarheid van merken tijdens presentaties en op promotiemateriaal en de vermelding van de oorsprong van producten (artikel 6), de voorwaarden waaronder een programma kan worden ingediend, de voorwaarden waaronder een indienende organisatie zelf bepaalde onderdelen van een programma mag uitvoeren, de voorwaarden voor oproepen tot mededinging voor uitvoeringsinstanties en, specifiek voor monoprogramma’s, de voorwaarden inzake subsidiabiliteit van kosten (artikel 21). De uitvoeringshandelingen hebben betrekking op het vaststellen van een werkprogramma (artikel 8), de selectie van de monoprogramma’s (artikel 12) en op bepalingen inzake uitvoering, monitoring en controle en op de regels met betrekking tot het sluiten van contracten voor uitvoering van de programma’s (artikel 22).

2. Samenvatting BNC-fiche

– Korte inhoud voorstel

Het betreft een voorstel ter verbetering van het huidige beleid op het gebied van voorlichting en afzetbevordering van landbouwproducten op de interne markt en in derde landen. Doelstellingen zijn het verbeteren van het kennisniveau van de consument met betrekking tot de voordelen van Europese producten, het ontwikkelen en openstellen van nieuwe markten voor Europese landbouwproducten, het verhogen van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het beleid, en vereenvoudiging ten opzichte van de huidige regeling. Het streven van de Commissie is om uiteindelijk te komen tot een budgetverdeling van 25% voor acties op de interne markt en 75% voor acties in derde landen.

– Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Bevoegdheid: Het voorstel maakt deel uit van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Het betreft een gedeelde bevoegdheid.

Subsidiariteit: negatief

Afzetbevordering is een zaak van de sector zelf.

Proportionaliteit: Negatief.

Nederland is zeer kritisch op de voorgestelde verhoging van het budget.

– Implicaties/risico’s/kansen

Ruimte voor verhoging van het budget voor EU-promotie moet gevonden worden binnen het GLB-budget. Het voorstel leidt tot vermindering van administratieve en financiële lasten voor de nationale overheid, lasten voor het bedrijfsleven blijven gelijk. Er zijn geen juridische implicaties en mogelijk indirecte gevolgen voor ontwikkelingslanden. De regeling is naar verwachting uitvoerbaar en handhaafbaar.

– Nederlandse positie

Nederland vindt afzetbevordering een zaak van de sector zelf en vindt dat dit niet via (communautair) overheidsbeleid moet worden geregeld. Nederland is zeer kritisch op de voorgestelde verhoging van het budget.

Gelet op het EU-krachtenveld (een duidelijke meerderheid is positief over de subsidiariteit van het voorstel) ziet het er naar uit dat de regeling door de Raad zal worden aangenomen. Voor Nederland is dan van belang dat de regeling vooral wordt gebruikt om sturing te geven aan verantwoorde consumptie van producten, door middel van aandacht voor kwaliteitsproducten die milieu- en diervriendelijk en duurzaam worden geproduceerd en met aandacht voor gezondheid. Verder is het voor Nederland van belang dat programma’s de integriteit van de interne markt en het open internationaal handelssysteem volledig in acht nemen. Daarnaast zou de uitbreiding van het toepassingsgebied niet beperkt moeten blijven tot producentenorganisaties, maar zouden ook onafhankelijke instanties voor de regeling in aanmerking moeten kunnen komen. Ten slotte is vereenvoudiging van de regelgeving van belang.

3. Samenvatting voorstel

Sinds 2000 bestaat in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) de mogelijkheid om bij de Commissie programma’s in te dienen voor voorlichting en afzetbevordering van landbouwproducten op de interne markt en in derde landen. In het kader van deze regeling kunnen door beroepsorganisaties programma’s worden ingediend, die in aanmerking komen voor een communautaire financiering. Via hervorming van het GLB wordt gestreefd naar betere prestaties op het gebied van de productie, duurzaamheid en kwaliteit van landbouwproducten. Daarbij acht de Commissie het van belang consumenten, zowel binnen als buiten de EU, in te lichten over de goede kwaliteit van Europese landbouwproducten en om het gebruik van en de bekendheid met Europese kwaliteitssystemen te bevorderen. Het voorstel volgt op een Groenboek van de Commissie uit 2011 en een mededeling van de Commissie uit 2012.1

Met het voorstel wil de Commissie het huidige beleid op het gebied van voorlichting en afzetbevordering zodanig aanpassen dat een beter rendement wordt behaald. Doelstellingen zijn het verbeteren van het kennisniveau van de consument met betrekking tot de voordelen van Europese producten, het ontwikkelen en openstellen van nieuwe markten voor Europese landbouwproducten en het verhogen van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het beleid. Ook wordt de regeling vereenvoudigd. Selectie van de programma’s zal voortaan enkel door de Commissie worden gedaan en niet langer door zowel lidstaat als Commissie.

Het budget zal van ongeveer € 60 miljoen per jaar nu, oplopen naar € 200 miljoen in 2020, om de marktkansen te benutten die zich voordoen naar aanleiding van de groeiende vraag naar landbouwproducten in derde landen, zoals in Aziatische landen. Het streven van de Commissie is om uiteindelijk 75% van de beschikbare middelen te gebruiken voor acties gericht op derde landen.

Impact assessment Commissie

In de effectbeoordeling worden drie scenario’s beoordeeld en vergeleken. Het eerste scenario komt neer op een beperkte aanpassing van de huidige regeling door deze te versimpelen en breder toegankelijk te maken, het tweede scenario werkt met het opzetten van een strategie voor promotie op de interne markt en in derde landen en het derde scenario is enkel gericht op promotie in derde landen. Uit de analyse komt naar voren dat het tweede scenario het beste tegemoet komt aan de ideeën om de huidige regeling te verbeteren, omdat dit een goede balans biedt tussen verbetering van de marktpositie van Europese landbouwproducten in derde landen enerzijds en aandacht voor de kwaliteit van Europese landbouwproducten op de interne markt anderzijds.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

a) Bevoegdheid

De regeling maakt deel uit van het GLB. Het voorstel is gebaseerd op de artikelen 42 en 43 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het betreft een gedeelde bevoegdheid.

b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Nederland beoordeelt de subsidiariteit van het voorstel als negatief.

Hoewel voorlichtingsacties over kwalitatief hoogwaardige producten van Europese herkomst mogelijk het beste door de Europese Unie kunnen worden gecoördineerd, is afzetbevordering als zodanig vooral een zaak van de sector zelf.

Nederland beoordeelt de proportionaliteit van het voorstel als negatief.

Nederland heeft grote bedenkingen met betrekking tot de ophoging van het budget tot 200 miljoen euro in 2020.

c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

De gedelegeerde handelingen die betrekking hebben op de zichtbaarheid van merken tijdens presentaties en op promotiemateriaal en de vermelding van de oorsprong van producten (artikel 6), zouden als uitvoeringshandelingen moeten worden aangemerkt. Met vermelding van merken en oorsprong van producten moet voorzichtig worden omgegaan en het is van belang dat lidstaten op deze specifieke onderwerpen een vinger aan de pols kunnen houden. Voor het overige is de verdeling tussen gedelegeerde en uitvoeringshandelingen akkoord.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

De Commissie stelt een verhoging van het budget voor dit programma voor, van € 61,5 miljoen in 2013, oplopend naar € 200 miljoen in 2020 (gemiddeld ca. € 126 miljoen per jaar). Het totale budget voor het GLB is vastgesteld in het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020; de Commissie wil daarbinnen ruimte maken voor dit programma.

Nederland is zeer kritisch over de voorgestelde verhoging van het budget. Afzetbevordering wordt vooral gezien als een zaak van de sector zelf. Nederland zal daarom inzetten op een gelijkblijvend budget. Nederland is tevens van mening dat de middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

Het voorstel is om selectie van programma’s enkel op het niveau van de Commissie te laten plaatsvinden. Hierdoor worden de werkzaamheden voor de nationale overheid minder, hetgeen een gunstig effect zal hebben op de nationale overheidsfinanciën. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

De indienende organisaties dragen de helft van de kosten van de programma’s.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Administratieve lasten voor de overheid zullen verminderen, die voor het bedrijfsleven zullen naar verwachting gelijk blijven.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Geen

b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

Twintigste dag na die van bekendmaking in het Publicatieblad van de EU.

Dit is een gebruikelijke termijn voor dergelijke verordeningen. Deze termijn wordt haalbaar geacht.

c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Inwerkingtreding van de regeling wordt voorzien op 1 januari 2016. De regeling bevat een evaluatiebepaling. De aanbieding van het verslag is voorzien in 2020.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

a) Uitvoerbaarheid

Het voorstel is naar verwachting uitvoerbaar. (De opvolger van) Dienst Regelingen zal worden belast met de nationale uitvoering. Dat is nu ook het geval. Aangezien de selectieprocedure van nieuwe programma’s enkel op het niveau van de Commissie plaatsvindt, zal het voorstel leiden tot enige lastenverlichting voor Dienst Regelingen.

b) Handhaafbaarheid

Het voorstel is naar verwachting handhaafbaar. Monitoring en controle vindt plaats overeenkomstig de Verordening inzake financiering, beheer en monitoring van het GLB. Naar verwachting zal, net als nu het geval is, de NVWA hiervoor worden ingeschakeld.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Ontwikkelingslanden zijn uitgesloten van de lijst van derde landen waarop activiteiten mogen worden gericht. Indirecte effecten op ontwikkelingslanden zijn mogelijk indien dit voorstel leidt tot een groter marktaandeel van Europese landbouwproducten in andere markten en dit ten koste gaat van de afzetmarkten van ontwikkelingslanden.

9. Nederlandse positie

Nederland heeft grote reserves met betrekking tot de voorstellen van de Commissie voor hervorming van het promotiebeleid. Hoewel deze voorstellen inhoudelijk aansluiten bij nationale doelen op het gebied van onder meer productie en consumptie van duurzame en kwalitatief hoogwaardige producten, ziet Nederland afzetbevordering in beginsel als een zaak van de sector zelf. Nederland is zeer kritisch op de voorgestelde verhoging van het budget en zal inzetten op een gelijkblijvend budget.

Gelet op het krachtenveld in de Raad lijkt het zeer waarschijnlijk dat het voorstel aangenomen zal worden. Het is daarom wel van belang dat Nederland kan blijven meepraten over de nadere invulling van het voorstel.

Voor Nederland is van belang:

  • dat de regeling vooral wordt gebruikt om sturing te geven aan verantwoorde consumptie van producten. Bij de producten die in aanmerking komen voor promotieprogramma’s moet vooral gekeken worden naar kwaliteitsproducten die milieu- en diervriendelijk en duurzaam worden geproduceerd. Daarnaast dient gezondheid een van de criteria te zijn bij de toetsing van programma’s. Verder is het voor Nederland van belang dat programma’s het gebruik van en de bekendheid met Europese kwaliteitssystemen te bevorderen en de integriteit van de interne markt en het open internationaal handelssysteem volledig in acht nemen;

  • dat uitbreiding van het toepassingsgebied tot andere partijen niet beperkt blijft tot producentenorganisaties. In tijden van crises, zoals bij de EHEC het geval was, zou het mogelijk moeten zijn om een onafhankelijke instantie zoals het Voedingscentrum de mogelijkheid te geven voorlichtingsprogramma’s in te dienen. Voorlichting van een dergelijke onafhankelijke organisatie over de gezondheid en veiligheid van consumptie van producten kan een meerwaarde hebben;

  • dat de regelgeving ook daadwerkelijk wordt vereenvoudigd. Het feit dat de selectie van programma’s enkel is voorzien op het niveau van de Commissie is een goede aanzet daartoe.


X Noot
1

Het Kabinet heeft op 5 september 2011 zijn reactie op het Groenboek gestuurd aan de Kamer (Kamerstuk 28 625, nr. 133). Over de mededeling is in 2012 een BNC-fiche opgesteld (Kamerstuk 22 112, nr. 1413).

Naar boven